[Naam database] Naam student1 studentnummer 1 Naam student2 studentnummer 2 Naam student3 studentnummer 3 1. Beschrijving van de informatiesituatie – week 1 ....................................................... 1 2. Conceptuele model – week 2 en 3 ............................................................................. 1 3. Logische en fysieke model (RDBMS) – week 4 ....................................................... 1 4. Queries – week 5 en 7 ................................................................................................ 2 5. Databaseapplicatie – week 8 ...................................................................................... 2 Toevoegen ...................................................................................................................... 2 1. Beschrijving van de informatiesituatie – week 1 Aandachtspunten: 1. Waarop hebben de data betrekking? 2. Wie zijn de gebruikers? 3. Wat is de informatiebehoefte? 4. Voorbeelddata (input, output) 5. Omvang dataverzameling 6. Hardware en software waarop de database moet worden gebruikt 7. Bijzonderheden: specifieke omstandigheden waaronder de database wordt geraadpleegd, kennisniveau van de gebruikers, frequentie waarmee de database wordt geupdate, etc. 2. Conceptuele model – week 2 en 3 Aandachtspunten: 8. E-R-diagram, let op: a. weak entity types b. multivalued attributes c. derived attributes d. cardinaliteit van relaties e. subtypes en supertypes 9. Omschrijving van de afzonderlijke entity types 10. Omschrijving van de attributen 11. Eventuele business-rules 12. Eventuele maatregelen om de kwaliteit van data te bewaken 3. Logische en fysieke model (RDBMS) – week 4 Aandachtspunten: 13. Primary keys en foreign keys 14. Referentiële integriteit 15. Normalisatie-check (tenminste 3NF) 16. Multivalued attrbutes, associatieve relaties 17. Behandeling van supertypes en subtypes 18. Datatypes voor databasevelden 19. Restricties veldwaarden 20. Eventuele denormalisatie 1 4. Queries – week 5 en 7 Aandachtspunten: 21. Database vullen met representatieve proefdata 22. Invoer-interface: a. Default database-interface? b. Bewaking integriteit data bij invoer? c. Invoerapplicatie? 23. Informatiebehoefte vertalen in SQL-queries 24. Het gebruik van views en tijdelijke tabellen t.b.v. complexe queries (dynamic en materialized views) 25. Query-interface 5. Databaseapplicatie – week 8 Aandachtspunten: 26. Hoe wordt de database geïmplementeerd in de infrastructuur van de werkomgeving? 27. Speelt XML enige rol? 28. Hoe worden back-ups gemaakt van de data? 29. Hoe wordt de database geëvalueerd? 30. Onderhoud aan de database. Toevoegen A. Url indien de database online geraadpleegd wordt B. Tabellen met data etc. als de database alleen offline beschikbaar is. 2