Ludwig Wittgenstein (1889-1951) 1 Wittgenstein I: het logisch atomisme Tractatus Logico Philosophicus (1921) - Tekst - 7 stellingen - Grenzen van de taal aangeven Zo problemen leren uitdrukken Inzicht krijgen in de wetten van de taal Inspiratie in het logisch atomisme Bertrand Russel (1872-1970) Herformulering van de traditionele correspondentietheorie van de waarheid o Waarheid = correspondentie tussen ideeën en werkelijkheid zelf o Waarheid hangt af van de overeenstemming tussen de werkelijkheid en de structuur van de logische uitspraken (proposities) waarin die werkelijkheid uitdrukking krijgt structuur van logische taal = ideale taal Ideale taal o Elke term slechts 1 betekenis o Logische samenhang o Proposities = dezelfde betekenis van verschillende zinnen VB: het regent, il pleut 1 zin kan meerdere proposities voorstellen o Gewone omgangstaal = logische taal o Werkelijkheid = logica o Atomaire feiten = atomaire (meest elementaire) proposities - Picture theory of meaning (= afbeeldingstheorie) Taal Wereld Namen voorwerpen Elementaire proposities standen van zaken Vb: de kat ligt op de mat Complexe proposities feiten Vb: de zwarte kat ligt op de bruine mat Dankzij een betekenis komen we tot logische relaties tussen termen. 1 - - Die termen hebben ook een betekenis. Zo komen we een stand van zaken te weten afbeelding = analogie in logische structuur Propositie is een afbeelding van een stand van zaken in de werkelijkheid. Zoals een partituur voor muziek Meaning is reference (betekenis is af te leiden) Om betekenis te hebben moet een zin logisch gestructureerd zijn en bestaan uit empirische componenten. Alleen empirische wetenschappen doen zinvolle uitspraken o VB: het gras is groen Wiskunde ligt tussen zinvol en onzin in = zinledig o Telkens geformuleerd in een tautologie (linkerlid = rechterlid) o Of in contradicties (x tegenover y) o Onafhankelijk van de structuur van de werkelijkheid Filosofie, ethiek, religie, kunst = onzin o Niet terug te brengen op logica “Van dat waarover niet kan worden gesproken moet men zwijgen” o = het onuitsprekelijke Ethiek, esthetica, religie Gaat niet over de wereld zelf maar over DE ZIN van de wereld. Hoe de werkelijkheid hoort ze zijn Scheiding tussen feiten en waarden (niet zomaar herleiden) Over waarden is geen zinvolle communicatie mogelijk Ethiek + afspraken om samen te leven o = datgene dat de wereld overstijgt Daar kan niet over gesproken worden o = Het mystieke dat zich toont VB: je bent verliefd op iemand omdat die slim en mooi is. Daarom ga je niet plots verliefd worden op een ander die nog slimmer en mooier is. mysterie risico = ethiek verliest rationele gehalte taal is essentieel voor het beschrijven van de werkelijkheid 2 Wittgenstein II Philosophische Untersuchungen (1953) - - Er is niet 1 taal, maar vele “taalspelen” (tegenovergestelde van “ideale taal”) o = specifiek gebruik van taal in een welbepaalde context o Is regelgebonden activiteit o Heterogeen kan niet worden teruggevoerd tot een enkele gelijkblijvende essentie die gemeenschappelijk is aan alle mogelijke soorten taalspelen o Er zijn wel familiegelijkenissen onderling verwantschap van taalspelen Meaning is use (tegenovergestelde van “meaning is reference”) o Uit het gebruik van een term in een bepaalde context kan je een betekenis afleiden 2 - Taalspel is ingebed in de “levensvorm” o = geheel van talige en niet-talige praktijken die leden van een bepaalde gemeenschap delen o We leven in een andere realiteit naarmate aan welke levensvorm we participeren 3