Spellingkaart

advertisement
Spellingkaart
Lees eerst dit!
 In het Nederlands spel je vele woorden zoals je ze uitspreekt (bv. boom).
 De spelling van sommige woorden moet je opzoeken en onthouden (bv. interview).
 Voor de spelling van andere woorden volg je een spellingregel (bv. bomen).
Hieronder vind je enkele van die regels die je helpen bij het correct spellen.
1. Enkel of dubbel?
Wanneer schrijf je ‘o’ of ‘oo’? Wanneer schrijf je na een klinker een dubbele medeklinker?
Volg dit schema en je vindt het juiste antwoord.
Je hoort een woord dat bestaat uit minstens twee lettergrepen.
De tweede lettergreep heeft een doffe klinker.
Je hoort een korte klinker.
(bv. o, a, i, e, u)
Je hoort na
de korte
klinker
1 medeklinker
Je hoort na
de korte
klinker
2 of meer
medeklin-
Je schrijft de
medeklinker
dubbel.
bommen
Je hoort een andere klinker.
(bv. oe, ie, eu, ui, ei, ij, ...)
Je hoort een lange klinker.
(bv. aa, oo, uu, ee)
Je hoort na
de lange
klinker 2 of
meer medeklinkers
Je schrijft de
lange klinker
enkel.
Je schrijft wat je hoort of wat je weet.
korte
boeren
Je hoort na
de lange
klinker
1 medeklinker
kaarten
bomen
2. Eindigt een woord op een ‘t’ of op een ‘d’? Eindigt het op een ‘p’ of op een ‘b’?
Op het einde van een woord hoor je een ‘t’, maar je schrijft een ‘d’.
Of je hoort een ‘p’, maar je schrijft een ‘b’. Hoe weet je dat?
Een gouden regel:
Maak het woord langer!
Enkele voorbeelden:
paard: Je hoort ‘paart’, maar je schrijft ‘paard’ omdat je de ‘d’ hoort in paarden.
web: Je hoort ‘wep’, maar je schrijft ‘web’ omdat je de ‘b’ hoort in webben.
3. Nog enkele spellingtips!





Schrijf niet zoals je chat of sms’t!
bv. Luister is effe! moet worden: Luister eens even!
Schrijf hoofdletters waar het moet!
bv. Nederlands, Frans, België, Jan Peeters, ...
Gebruik leestekens waar het moet!
Lees je tekst grondig na en zoek naar spelfouten!
Als je twijfelt aan de schrijfwijze van een woord, gebruik dan:
 het Groene Boekje
 een woordenboek
 www.woordenlijst.org
Werkwoorden spellen
Lees eerst dit!
 Om werkwoorden te kunnen spellen moet je dit kennen!
 infinitief: de werkwoordsvorm die je in het woordenboek vindt (bv. lopen, springen, …)
 stam: komt in de meeste gevallen overeen met de ik-vorm in de ott (bv. werken - (ik) werk)
 persoonsvorm (pv): het werkwoord dat vervoegd in de zin is m.a.w.
- het werkwoord dat verandert als het onderwerp verandert (van enkelvoud naar meervoud),
- het werkwoord dat verandert als de tijd verandert (bv. van tegenwoordige naar verleden tijd).
Je vindt de pv door een ja-neenvraag te stellen. (bv. Is dit een ja-neenvraag?)
 onderwerp (o): het zinsdeel waarover of over wie in de zin iets wordt gezegd. (Bv. Mijn buur
probeert te spieken). Niet alle zinnen hebben een onderwerp. Bevelen of sommige wensen hebben dat niet. We noemen het werkwoord van die zinnen de imperatief. (Bv. Doe de deur open.)
Werkwoorden spellen is niet zo moeilijk. Meestal schrijf je zoals je het hoort of weet.
Je moet alleen heel goed opletten als

je op het einde van een werkwoord een ‘t’ hoort.

je (bij de verleden tijd) ‘te(n)’ of ‘de(n)’ hoort.
Om werkwoorden goed te spellen volg je onderstaand schema. Je komt zo bij de juiste schrijfwijze.
Is het werkwoord een persoonsvorm (pv)?
neen
ja
1. Voltooid deelwoord (vd)
 eindigt op -d of -t (gewerkt, geopend)
Schrijf de uitgang -d of -t. Luister naar de vt of
maak het woord langer (gewerkte, geopende).
 eindigt op -en (gevonden, gelezen, gebakken)
 is een bijvoeglijk naamwoord (bn)
Schrijf het vd + de uitgang van het bn als het
nodig is. (de vergrote foto, de gewitte muur)
Let op!
Hier gelden de regels voor verenkeling en verdubbeling (zie 1. op de keerzijde)
1. Tegenwoordige tijd
STAM + ZELFDE UITGANG ALS ‘WERKEN’
(ik werk, jij werkt, hij werkt, wij werken, …)
Opgelet!
JIJ/JE ALS ONDERWERP NA DE PV: ALLEEN STAM
(Werk jij? Word je elektricien? Maar:
Wordt je broer elektricien?)
2. Onvoltooid deelwoord (od) = infinitief + d
Bv. werkend, lezend, de werkende man, de lezende leraar, ...
3. Verleden tijd
 zelfde klank als de infinitief
(hij werkte, wij openden)
STAM + DE(N) of
STAM + TE(N)
Geheugensteuntje!
Als de laatste letter van de stam behoort tot het
woord ‘t ex-kofschip (ook de ‘sh’ of ‘sj’ hoort
hierbij) kies je voor stam + te(n)
2. Imperatief (gebiedende wijs)
STAM
(Werk! Word elektricien!)
 andere klank dan de infinitief
(vinden - hij vond, lopen - wij liepen)
SCHRIJF WAT JE HOORT OF WAT JE WEET.
Download