File

advertisement
Rhesus D
Behalve het AB0-bloedgroepsysteem, is er nog een ander systeem bekend, het rhesussysteem.
De resusfactor of het rhesusantigeen bestaat uit drie componenten, die gepaard voorkomen: Cc,
Do en Ee. (Het kleine d-antigeen bestaat niet en wordt daarom met een o aangegeven). Het Dantigeen is daarvan het meest immunogeen, dat wil zeggen dat die het vaakst antistoffen
opwekt.1 Wanneer iemand drager is van het RhD-antigeen op zijn of haar erytrocyten (= rode
bloedlichamen) wordt deze Rhesus D-positief genoemd. Iemand die Rhesus-D-negatief is heeft
dit RhD-antigeen niet.2 Dit is in Nederland bij 16% van de zwangeren het geval. Bij een
zwangerschap zijn ook de non-RhD irregulaire erytrocytenantistoffen van belang (Rhesus c,
Rhesus E, Rhesus C, Kell en Duffy).
Bij zwangere vrouwen die Rhesus D-positief zijn is verder geen vervolgonderzoek/beleid nodig,
want zij hebben het RhD-antigeen en kunnen daar dus geen antistoffen tegen aanmaken.
RhD-negatieve zwangeren lopen het risico op het aanmaken van RhD-antistoffen als zij zwanger
zijn van een RhD-positief kind. Dit wordt resusimmumisatie genoemd en dit valt onder
erytrocytenimmunisatie.
Bij erytrocytenimmunisatie bevat het bloed antistoffen tegen niet-lichaamseigen rode
bloedcellen. Afgezien van de antigenen behorend tot het ABO-bloedgroepensysteem is het RhDantigeen het meest immunogeen. Rhesus D-negatieven vormen gemakkelijk antistoffen tegen dit
antigeen, de zogenaamde Rhd irregulaire erytrocytenantistoffen (RhD-IEA).3
Deze antistoffen leveren problemen op bij een volgende zwangerschap van een RhD-positief
kind.4
Resusimmunisatie kan ontstaan doordat foetale erytrocyten met het D-antigeen in de circulatie
van de resusnegatieve zwangere overgaan, of ook door een transfusie van resuspositief bloed
aan een resusnegatieve ontvanger. 5 Bij deze resusimmunisatie heeft de resusnegatieve RhD-IEA
Rhesus D irregulaire erytrocytenantistoffen gevormd.
De moeder heeft zelf geen last van de IEA. Wel kunnen IEA problemen veroorzaken voor de
(volgende) zwangerschap als zij de placenta passeren. Als IEA gericht zijn tegen een
bloedgroepantigeen van het kind, kan dit een abnormaal sterke afbraak van foetale/neonatale
erytrocyten bij het kind veroorzaken. Dit leidt tot hemolytische ziekte van de foetus en
pasgeborene (HZFP). HZFP geeft in de zwangerschap vrijwel nooit symptomen die bij de
standaardcontroles worden opgemerkt. Alleen screening op IEA kan zwangeren van wie het
kind risico loopt op HZFP identificeren. Bij de foetus zijn de belangrijkste verschijnselen van
HZFP anemie, decompensatio cordis (hartfalen) en hydrops foetalis (hydrops foetalis wordt
gekenmerkt door ernstige bloedarmoede, een vergrote lever, opzwelling van het hele lichaam als
gevolg van sterke ophoping van vloeistoffen, hartproblemen, waardoor het hart van de baby het
bloed niet goed kan rondpompen, en ademhalingsproblemen), soms resulterend in intra-uteriene
vruchtdood. Na de geboorte ontstaat bij deze aandoening versterkte geelzucht die onbehandeld
kan leiden tot kernicterus, met als mogelijke gevolgen hersenbeschadiging, doofheid en
overlijden.
Bloedgroepantistoffen kunnen gevormd zijn naar aanleiding van bloedtransfusies,
transplantaties of eerdere zwangerschappen. In het laatste geval zijn foetale erytrocyten in de
moederlijke circulatie terechtgekomen (foetomaternale transfusie FMT), een verschijnsel dat
vooral optreedt in het laatste trimester van de zwangerschap en bij de bevalling. Meestal gaat
het om kleine hoeveelheden foetale erytrocyten.
Beleid
Bij RhD-negatieve zwangeren wordt in week 27 opnieuw bloed afgenomen. Dit bloed wordt
onderzocht op antistoffen tegen het RhD-antigeen, de RhD irregulaire erytrocytenantistoffen
(RhD-IEA) en andere antigenen, de non-RhD-IEA. Ook wordt door middel van een foetale RhDtypering de RhD-bloedgroep van het kind bepaalt aan de hand van erfelijk foetaal materiaal dat
circuleert in het bloed van de moeder. Als het kind RhD-positief is, krijgt de vrouw zowel in
week 30 als binnen 48 uur na de bevalling anti-RhD-immunoglobuline (anti-RhD-Ig) toegediend
door de verloskundige. 6
Het bloed van de moeder wordt voor 13 weken geprikt, onder andere voor rhesus-D en D-IEA.
Wanneer de moeder Rhesus-D-negatief is, wordt haar bloed opnieuw gecontroleerd op deze DIEA (en andere IEA) en wordt de Rhesus-D van de foetus bepaald. Dit kan in haar bloedplasma
gezien worden en wordt geprikt bij 27 weken.
Alleen de Rhesus-D-negatieve vrouwen die zwanger zijn van een rhesus-D-positief kind (dit
komt dus naar voren bij de bloeduitslag) krijgen antenataal anti-RhD-immunoglobuline
toegediend. Deze anti-D wordt toegediend om de vorming van D-IEA te voorkomen.
De rhesusimmunisatie gebeurt meestal pas na de bevalling, daarom is een afweerreactie tijdens
de zwangerschap klein. Na de bevalling wordt binnen 48 uur nogmaals deze anti-RhDimmunoglobine toegediend. In deze prik zitten afweerstoffen die de binnengedrongen
rhesuspositieve bloedcellen van de baby snel opruimen. Zo maakt de moeder geen blijvende
antistoffen aan en kan het bij een volgende zwangerschap geen kwaad.
Bloedonderzoek
PSIE (voor week
13)
Moeder: Rhesus
D pos
Moeder: Rhesus
D neg
Geen
vervolgonderzoek
nodig
Onderzoek RhDkind (week 27)
Kind RhD pos
(±60%)
Kind RhD neg
Antenataal week
30 anti-RhD-IG
Geen
vervolgonderzoek
nodig
Postnataal antiRhD-IG (binnen
48 uur)
http://www.rivm.nl/pns/bloedonderzoek/
http://nhg.artsennet.nl/kenniscentrum/k_voorlichting/NHGPatientenbrieven/NHGPatientenbri
ef/PBU7h.htm
http://www.rivm.nl/zwangerschapsscreening/bloedonderzoek/aandoeningen/bloedgroepen_r
hesus_c_en_d/#tcm:97-74192
http://www.sanquin.nl/moederenkind
http://www.rivm.nl/pns/Images/Draaiboek%20PSIE_tcm95-74187.pdf
Als de moeder IgG-antistoffen maakt tegen de antigenen van de erytrocyten van de foetus, dan
spreekt men van bloedgroepimmunisatie. IgG-antistoffen kunnen door de placenta naar de
circulatie van het kind gaan en dan de erytrocyten afbreken. Dit kan ook gebeuren als er IgGantistoffen gemaakt worden tegen de bloedplaatjes bij de foetus. Van bloedgroepimmunisatie
spreken we als de bloedgroepen verschillen. Hierbij is nog geen sprake van antistoffen. 7
1
Praktische verloskunde
RIVM. Zwangerschapsscreening bloedonderzoek rhesus c en d. 2011. Beschikbaar via:
http://www.rivm.nl/zwangerschapsscreening/bloedonderzoek/aandoeningen/bloedgroepen_rhesus_c_en_d/.
3
RIVM bestand prenatale screening ofzo?
4
Praktische verloskunde3
5
Praktische verloskunde
6
http://www.rivm.nl/pns/Images/Draaiboek%20PSIE_tcm95-74187.pdf
7
Praktische verloskunde
2
Download