Eierstokkanker Gids voor Patiënten

advertisement
Eierstokkanker
Wat is
eierstokkanker?
We leggen het u
graag uit.
www.antikankerfonds.org
www.esmo.org
ESMO/AKF Patient Guide Series
Gebaseerd op de medische
praktijk aanbevelingen van ESMO
EIERSTOKKANKER: GIDS VOOR PATIËNTEN
PATIËNTENINFORMATIE OP BASIS VAN ESMO-RICHTLIJNEN
Deze gids voor patiënten werd voorbereid door het Antikankerfonds om patiënten en hun familie te
helpen een beter inzicht te krijgen in de aard van eierstokkanker en in de beste beschikbare
behandelingsopties afhankelijk van het subtype eierstokkanker. Wij raden de patiënten aan om hun
artsen te vragen welke onderzoeken of behandelingen nodig zijn voor hun ziekte en ziektestadium.
De medische informatie in dit document is gebaseerd op de medische praktijkaanbevelingen van de
European Society for Medical Oncology (ESMO) voor de behandeling van eierstokkanker. Deze gids
voor patiënten is opgesteld in samenwerking met ESMO en wordt met toestemming van ESMO
verspreid. Het is geschreven door een arts en beoordeeld door twee oncologen van ESMO,
waaronder de verantwoordelijke voor de overeenkomstige clinical practice guidelines voor
professionals. Het is ook nagelezen door patiëntvertegenwoordigers van de ‘Cancer Patient Working
Group’ van ESMO.
Meer informatie over het Antikankerfonds: www.antikankerfonds.org
Meer informatie over de European Society for Medical Oncology: www.esmo.org
Woorden die met een sterretje zijn aangeduid, worden achteraan dit document uitgelegd.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 1
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
Inhoudsopgave
Definitie van eierstokkanker ................................................................................................................... 3
Komt eierstokkanker vaak voor? ............................................................................................................. 4
Wat veroorzaakt eierstokkanker? ........................................................................................................... 5
Hoe wordt de diagnose van eierstokkanker gesteld? ............................................................................. 8
Wat moet geweten zijn om een optimale behandeling te kunnen krijgen?......................................... 12
Wat zijn de behandelingsopties? .......................................................................................................... 20
Wat zijn de mogelijke bijwerkingen van de behandelingen?................................................................ 26
Wat gebeurt er na de behandeling? ..................................................................................................... 30
Woordenlijst .......................................................................................................................................... 34
Deze tekst werd geschreven door dr. An Billiau, Celsus Medical Writing LLC (voor het Antikankerfonds) en nagelezen door Dr.
Svetlana Jezdic (ESMO), dr. Nicoletta Colombo (ESMO), prof. Cristiana Sessa (ESMO) en Ruth Payne (Ovacome UK).
Dit is de derde versie van deze gids. De versies geven de achtereenvolgende wijzigingen weer in de laatste versies van de
richtlijnen van ESMO voor medische praktijk. Deze versie werd geactualiseerd door Dr. Gauthier Bouche (het
Antikankerfonds) en werd nagelezen oor dr. Svetlana Jezdic (ESMO), prof. Cristiana Sessa (ESMO en Ruth Payne (Ovacome
VS).
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 2
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
DEFINITIE VAN EIERSTOKKANKER
Eierstokkanker is kanker die ontstaat in de weefsels van de eierstokken. De eierstokken zijn de
vrouwelijke voortplantingsorganen waarin de eicellen (ova) worden gevormd en vrouwelijke
hormonen worden geproduceerd. Eierstokkanker ontstaat uit de cellen van het oppervlak van de
eierstok (epitheel* van de eierstokken), een vorm die epitheliale eierstokkanker (hierin ook als
ovariumcarcinoom aangeduid), of van andere weefsels in de eierstokken (niet-epitheliale
eierstokkanker). Beide termen verwijzen naar een zeer diverse groep van verschillende subtypen
eierstokkanker.
De meest voorkomende vorm van kanker van de eierstokken is epitheliaal, goed voor ongeveer 90%
van de primaire ovariële tumoren. In de groep van weinig frequente niet-epitheliale kanker lijken
twee subtypen vaker voor te komen, namelijk kwaadaardige* kiemceltumoren en stromaceltumoren.
Anatomie van het vrouwelijke voortplantingsstelsel met een overzicht van de eierstokken, de eileiders, de baarmoeder en
de vagina. De eierstokken zijn de organen waarin de eicellen worden gevormd en vrouwelijke hormonen worden
geproduceerd. Eicellen reizen door de eileiders naar de baarmoeder, waar de foetus zich ontwikkelt tijdens de
zwangerschap.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 3
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
KOMT EIERSTOKKANKER VAAK VOOR?
Eierstokkanker is de zevende meest voorkomende vorm van kanker en oorzaak van sterfgevallen
door kanker bij vrouwen in de wereld.
De wereldwijde incidentie* van eierstokkanker laat een sterke geografische variatie zien.
Ontwikkelingslanden hebben de laagste incidentie. In 2008 werden naar schatting 45.300 vrouwen in
de Europese Unie gediagnosticeerd met eierstokkanker. De algemene waarschijnlijkheid dat een
vrouw in de Europese Unie tijdens haar leven eierstokkanker ontwikkelt, ligt tussen 0,64% en 1,6%.
Ongeveer de helft van de vrouwen gediagnosticeerd met eierstokkanker is 60 jaar of ouder. De
mogelijkheid bestaat echter ook dat het bij jongere vrouwen voorkomt. Het gaat dan hoofdzakelijk
over twee zeldzame types van niet-epitheliale eierstokkanker, namelijk kiemcel- en sex cord stromale
tumoren. Kiemceltumoren worden voornamelijk gediagnosticeerd in de eerste twee decennia van
het leven, terwijl sex cord stromale tumoren komen vaker voor bij volwassen vrouwen (granulosa
volwassen type heeft een gemiddelde leeftijd bij diagnose van 50 jaar, 90% van het jonge type komt
voor bij pre-puberale meisjes en Sertoli*-Leydig* komt vooral voor bij vrouwen jonger dan 40 jaar).
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 4
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
WAT VEROORZAAKT EIERSTOKKANKER?
Tot op heden heeft men nog geen goed inzicht in de oorzaak van eierstokkanker. Belangrijk is dat de
term eierstokkanker verwijst naar een zeer diverse groep van verschillende kwaadaardige*
ovariumtumoren, en de oorzaak van de verschillende tumortypen is misschien niet dezelfde. Er zijn
een aantal risicofactoren gekend. Sommige van deze risicofactoren zijn specifiek voor bepaalde
subtypen van eierstokkanker.
In veel gevallen zijn geen van de risicofactoren duidelijk aanwezig. Een risicofactor verhoogt de kans
dat een tumor zich ontwikkelt, maar volstaat niet en is niet noodzakelijk om kanker te veroorzaken.
Een risicofactor is geen oorzaak op zich.
Sommige vrouwen met deze risicofactoren zullen nooit eierstokkanker ontwikkelen en andere
zonder deze risicofactoren wel.
Tot 90 % van eierstokkankergevallen is sporadische eierstokkanker. Dit betekent dat ze niet
geassocieerd worden met erfelijke genetische mutaties*.
Het risico op het ontwikkelen van een sporadische vorm van eierstokkanker heeft voornamelijk
betrekking op het totale aantal ovulatiecycli die hebben plaatsgevonden in de eierstokken tijdens de
vruchtbare jaren van een vrouw. Een ovulatiecyclus is de maandelijkse stimulatie van de eierstokken
die leidt tot het vrijkomen van een eicel (ovulatie). Het totale aantal ovulatiecycli dat plaatsvindt in
de eierstokken van een vrouw tussen menarche* en menopauze* (de zogenaamde vruchtbare jaren)
vormt het ‘aantal ovulatiecycli in de loop van het leven’. De herhaalde stimulatie van het
eierstokweefsel tijdens ovulatiecycli zou het risico van schade aan het DNA* van de cellen vergroten,
wat tot kanker kan leiden.
Volgens dit inzicht zijn risicofactoren voor deze vorm van eierstokkanker:
-
Leeftijd. Er wordt gedacht dat als een vrouw ouder wordt,
veranderingen in het DNA* in het eierstokweefsel zich kunnen
opstapelen, waardoor het risico op het ontwikkelen van
eierstokkanker groter wordt. In het algemeen stijgt de
incidentie* van eierstokkanker per leeftijdsgroep van tien jaar.
De gemiddelde leeftijd van vrouwen gediagnosticeerd met
eierstokkanker is ongeveer 60 jaar. De incidentie daalt licht na
de leeftijd van 80 jaar.
-
Familiale voorgeschiedenis van eierstok- of borstkanker is een andere belangrijke
risicofactor voor het ontwikkelen van eierstokkanker. Dit wordt verklaard door het feit dat
10% van de patiënten met eierstokkanker een genetische mutatie* heeft geërfd, dat kanker
in de eierstok kan veroorzaken.
Een genetische mutatie is een variatie van de normale DNA*-structuur van een gen.
Bepaalde mutaties leiden tot een gendefect dat kanker kan veroorzaken. Mutaties in cellen
die bestemd zijn om eicellen of zaadcellen te worden (deze cellen worden kiemcellen
genoemd), worden overgebracht door een ouder aan zijn of haar nakomelingen. Wat betreft
epitheliale* eierstokkanker worden bepaalde subtypen geassocieerd met bekende mutaties,
bijvoorbeeld mutaties die BRCA1 en BRCA2 worden genoemd. Deze mutaties gaan ook
gepaard met een verhoogd risico op borstkanker.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 5
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
In het algemeen wordt aangenomen dat een vrouw die een eerstegraadsverwante (moeder,
dochter of zus) met eierstokkanker heeft, een driemaal hoger risico loopt op het ontwikkelen
van eierstokkanker. Het risico verhoogt nog verder als er meer dan één
eerstegraadsverwante zijn met een voorgeschiedenis van eierstokkanker.
Joodse vrouwen van Asjkenazische afkomst lopen een bijzonder hoog risico op het dragen
van een erfelijke mutatie die het ontstaan van eierstokkanker predisponeert: onder alle
patiënten met eierstokkanker, heeft tot 40% van de Joodse vrouwen van Asjkenazische
afkomst de BRCA1- of BRCA2-mutatie, terwijl dit bij de totale bevolking van vrouwen met
eierstokkanker slechts 10% is.
Doorgaans ligt voor vrouwen met de BRCA1-mutatie, het geschatte risico in de loop van het
leven op het ontwikkelen van eierstokkanker tussen 26 en 54%, en voor degenen met de
BRCA2-mutatie ligt dit risico tussen de 10 en 23 %.
-
Persoonlijke voorgeschiedenis van borstkanker vóór de leeftijd van 50 jaar, of een positieve
familieanamnese (breder dan eerstegraadsverwanten) van eierstok-, borst-, endometriumen darmkanker worden ook geassocieerd met een hoger risico op het ontwikkelen van
eierstokkanker.
-
Het aantal kinderen dat een vrouw gebaard heeft, ook pariteit genoemd. Vrouwen die nooit
kinderen hebben gehad, lopen een risico dat tweemaal groter is op het ontwikkelen van
eierstokkanker dan degenen die al een keer bevallen zijn. Het risico op het ontwikkelen van
eierstokkanker daalt met elk levend geboren kind; na 5 levendgeborenen echter daalt het
risico niet verder. Tijdens de zwangerschap wordt de ovulatie tijdelijk gestopt en de daaruit
voortvloeiende vermindering van het aantal ovulatiecycli in de loop van het leven wordt
verondersteld het risico op eierstokkanker te verminderen. Daarnaast wordt gedacht dat de
zwangerschap de eierstokken kan helpen premaligne* cellen uit te scheiden.
-
Ras. Kaukasische vrouwen lopen een 30 tot 40% hoger risico op het ontwikkelen van
eierstokkanker dan zwarte of latino vrouwen. Dit raciale verschil kan niet worden uitgelegd.
Er wordt gedacht dat verschillen in pariteit (zie hieronder) en de frequentie van
gynaecologische operatieve ingrepen (zie hieronder) tussen rassen een rol kunnen spelen.
Factoren die worden geassocieerd met een verlaagd risico op het ontwikkelen van eierstokkanker:
-
-
-
Sterke reproductieve voorgeschiedenis. Zoals hierboven uiteengezet, neemt het risico op
eierstokkanker af met het aantal keren dat een vrouw een levend kind heeft gebaard,
waarbij het effect maximaal is na 5 geboorten. Aangenomen wordt dat de vermindering van
het aantal ovulatiecycli, en de versterkte afstoting van premaligne* cellen het verminderd
risico verklaren.
Borstvoeding heeft een beschermend effect op de ontwikkeling van eierstokkanker. Dit
wordt verondersteld verband te houden met het feit dat borstvoeding de ovulatie
onderdrukt, waardoor het aantal ovulatiecycli in de loop van het
leven vermindert.
Orale anticonceptiva onderdrukken ovulatie en oefenen daarom
een beschermend effect uit. Langdurig gebruik van orale
anticonceptiva vermindert het risico op het ontwikkelen van
eierstokkanker tot wel 50%. Bovendien duurt de bescherming
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 6
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
-
-
meer dan 30 jaar na het laatste gebruik van het anticonceptivum.
Gynaecologische operatieve ingreep. Zowel het afbinden van de eileiders* en
hysterectomie* worden geassocieerd met een verlaging van het risico op het ontwikkelen
van eierstokkanker. De reden hiervoor is niet duidelijk, maar men denkt dat deze
chirurgische procedures de bloedtoevoer naar de eierstokken verstoren, waardoor ook hun
functie (ovulatie) verstoord wordt en het aantal ovulatiecycli in de loop van het leven en het
risico op het ontwikkelen van eierstokkanker verkleinen.
Ovariëctomie. De chirurgische verwijdering van de eierstokken vermindert aanzienlijk het
risico op het ontwikkelen van eierstokkanker.
Sommige factoren worden geassocieerd met een verhoogd risico op eierstokkanker, maar het bewijs
hiervoor is onsamenhangend:
-
-
Bepaalde vruchtbaarheidsmedicatie* zou een rol spelen bij het ontstaan van eierstokkanker,
maar het bewijs is tegenstrijdig.
Studies hebben laten uitschijnen/gesuggereerd dat hormoonvervangingstherapie* met
oestrogenen* bij postmenopauzale vrouwen toegediend voor een periode langer dan 10
jaar, gepaard kan gaan met een hoger risico op eierstokkanker. Dit bewijs moet echter
worden bevestigd. Het verhoogde risico wordt gedacht af te nemen wanneer de
hormoonvervangingstherapie wordt onderbroken.
Ook wordt beweerd dat het gebruik van talkpoeder bij de geslachtsorganen verband houdt
met de ontwikkeling van eierstokkanker. Talk kan zich verplaatsen naar de eierstokken via de
voortplantingsorganen en kan het ovariële epitheel* irriteren. Echter, het bewijs van de
relatie tussen het gebruik van talkpoeder en eierstokkanker is tegenstrijdig.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 7
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
HOE WORDT DE DIAGNOSE VAN EIERSTOKKANKER GESTELD?
Eierstokkanker kan worden vermoed tijdens een routinematig uitgevoerde lichamelijke controle, als
bij een klinisch onderzoek een massa in het bekken* wordt opgemerkt, of op basis van specifieke
symptomen.
De belangrijkste symptomen van eierstokkanker zijn verbonden aan de aanwezigheid van een massa
in de buik en kunnen bestaan uit:






Ongemak, druk of pijn in het bekken of de buik
Opgeblazen gevoel of zwelling van de buik
Eetproblemen: snel een verzadigd gevoel (snel vol zitten), dyspepsie*
(maagklachten)
Veranderde stoelgang, bijvoorbeeld constipatie
Veranderingen in het plaspatroon, bijvoorbeeld vaker moeten plassen
Pijn tijdens geslachtsgemeenschap
Wanneer de ziekte gevorderd is, kunnen bovengenoemde symptomen ernstiger zijn en kan er ook
sprake zijn van:




Misselijkheid en anorexia (verminderde eetlust)
Opgezette buik als gevolg van vochtophoping in de buikholte (ascites*)
Darmobstructie als gevolg van een massa in de buik
Kortademigheid als gevolg van vochtophoping rond de longen (pleurale effusie*)
Deze symptomen zijn echter niet specifiek voor eierstokkanker en kunnen ook optreden bij diverse
niet-kwaadaardige* aandoeningen.
Kwaadaardige* eierstoktumoren kunnen hormonale stoffen produceren die specifieke symptomen
of klachten veroorzaken. Dergelijke tumoren worden functionele tumoren genoemd. Dit komt vooral
voor bij stromaceltumoren. Overmatige productie van estradiol* en/of androgenen* kan leiden tot
seksuele vroegrijpheid (voortijdig begin van de puberteit) bij prepuberale meisjes. Te veel estradiol
kan onregelmatige menstruatiecycli (ongesteldheid) veroorzaken bij een premenopauzale patiënt, of
postmenopauzaal bloedverlies uit de baarmoeder bij een postmenopauzale vrouw. Overmatige
productie van testosteron*, een mannelijk hormoon, kan leiden tot virilisatie*. Overmatige productie
van cortisol* kan leiden tot het syndroom van Cushing*, een aandoening die wordt gekenmerkt door
gewichtstoename, dunnere huid en overtollige haargroei.
Naast vragen over de bovengenoemde symptomen, zal de arts een
algemeen lichamelijk onderzoek uitvoeren aangevuld met een
bloedonderzoek om het aantal bloedcellen te bepalen, met inbegrip
van onderzoek naar de lever- en nierfunctie.
Prepuberale jonge meisjes die een eierstoktumor ontwikkelen, kunnen
last hebben van dysgenetische gonaden*, waardoor ze een aangeboren
groeistoornis hebben van de eierstokken door een variatie in de
chromosomen*. Bij deze patiënten wordt een bloedtest uitgevoerd om
het aantal en de grootte van de chromosomen te identificeren, ook wel
karyotype* genoemd.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 8
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
Als een postmenopauzale patiënt symptomen vertoont van een eierstoktumor en postmenopauzale
bloedingen, kan een hysteroscopie* (onderzoek van de binnenkant van de baarmoeder met een
kleine camera) worden aanbevolen om endometriumhyperplasie* te documenteren.
Endometriumhyperplasie verwijst naar overmatige groei van de binnenbekleding van de baarmoeder
(het endometrium), wat aanleiding zou kunnen zijn voor abnormale bloedingen in de baarmoeder.
De diagnose van eierstokkanker is gebaseerd op de volgende specifieke onderzoeken:
o
Klinisch onderzoek
Klinisch onderzoek van het bekken*
Als onderdeel van het algemene gynaecologische onderzoek
zal de arts met twee handen een bekkenonderzoek*
uitvoeren, om de aanwezigheid van massa te beoordelen,
evenals de omvang en de mogelijke vergroeiing/vasthechting
aan omringend weefsel. Tijdens dit onderzoek zal de
gynaecoloog de eierstokken tegelijkertijd via de buik en de
vagina met de handen aanraken.
Algemeen lichamelijk onderzoek
In gevorderde stadia van de ziekte zullen artsen op zoek gaan naar sporen van de aanwezigheid
van ascites*, darmobstructie, pleurale effusie*, en vergrote lymfeklieren* of harde organen
(bijvoorbeeld de lever) als gevolg van metastasen*.
 Radiologisch onderzoek
o
Transvaginale echografie*
De arts maakt een echo van de organen in het bekken* met behulp van een sonde die vaginaal
is ingebracht. Dit onderzoek wordt goed verdragen. Het
doel van de echo is het opsporen van de aanwezigheid van
een tumor in de eierstokken en eileiders (ook wel
adnexiële massa genoemd). Het doel is ook om op basis
van hoe de adnexiële massa er uitziet, goedaardige* letsels
te onderscheiden van letsels die verder op maligniteit*
onderzocht moeten worden (histopathologie). Met een
transvaginale echo kunnen de adnexiële structuren goed in
beeld worden gebracht.
Een massa in het bekken wordt verdacht op maligniteit* als er een vaste component (en niet
enkel vloeistof), onregelmatige randen en de aanwezigheid van veel bloedvaten te zien is. In
dat geval moet de patiënt naar een ervaren onderzoeker worden doorverwezen die een echo
kan maken. Een transvaginale echo kan ook ascites* (vochtophoping in de buikholte) of
peritoneale* metastasen* (metastasen op het buikvlies*, het weefsel langs de buikholte)
aantonen, die ook indicatief zijn voor maligniteit.
Andere beeldvormingstechnieken kunnen extra informatie opleveren, maar zijn niet
routinematig noodzakelijk in de preoperatieve beoordeling. Het doel van beeldvorming bij de
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 9
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
opsporing van eierstokkanker is het onderscheiden van de goedaardige* adnexiële massa van
massa die verder histopathologisch moet worden onderzocht op maligniteit*.
o
Magnetische resonantiebeeldvorming* (MRI)
Een MRI-onderzoek van het bekken* kan aanvullende informatie verschaffen over de aard van
een ovariële massa, vooral als een echo niet kon aantonen of het goedaardig* of kwaadaardig*
is. Het is nuttig voor het organiseren en plannen van de behandeling.
o
Computertomografie* (CT)
CT-kenmerken kunnen de verdenking op bepaalde vormen van eierstokkanker verhogen. Het is
nuttig voor het organiseren en plannen van de behandeling.
o
Positronemissie tomografie*- computertomografie * (PET - CT)
PET -CT is een beeldvormingstechniek die de anatomie van een weefsel en de metabole
activiteit van de cellen in dat weefsel in beeld brengt. PET-CT wordt niet aanbevolen voor de
primaire detectie van kanker. Het kan nuttig zijn bij het in kaart brengen van tumoren die
metabolisch actief zijn, wat betekent dat de tumor stoffen produceert die veranderingen in de
chemische samenstelling van de vloeistoffen in het lichaam van de patiënt opwekken. Het
kleincellig carcinoom van de eierstokken is een voorbeeld van een tumor die metabolisch actief
kan zijn.
 Tumormarkers*
Bepaalde vormen van eierstokkanker produceren stoffen die kunnen worden gemeten met behulp
van een bloedtest. Deze zogenaamde tumormarkers kunnen helpen bij het vaststellen van de
diagnose van ovariumcarcinoom. Het is belangrijk om op te merken dat eierstoktumoren niet vaak
worden herkend tenzij ze stoffen produceren die specifieke symptomen of tekenen van de ziekte
veroorzaken. Daarom is het kankerantigen 125 (CA125) een tumormarker die meestal wordt
gemeten in de eerste beoordeling van een verdachte adnexiële massa en andere tumormarkers
worden gebruikt als er een vermoeden bestaat van een bepaald type niet-epitheliale eierstokkanker.
Sommige tumormarkers kunnen ook gebruikt worden tijdens of na de behandeling om de respons op
de behandeling te controleren en/of om recidief* van de tumorziekte in de gaten te houden (zie
hoofdstuk ‘Wat gebeurt er na de behandeling’). Of de tumormarker klinisch bruikbaar is, is
afhankelijk van veel tumor- en patiëntspecifieke factoren, en moet zorgvuldig worden bepaald voor
elke individuele patiënt.
Hoewel tumormarkers nuttig kunnen zijn, wordt de diagnose van eierstokkanker hoofdzakelijk op
basis van beeldvorming en histopathologie vastgesteld.
CA125 - De arts vraagt meestal om de bloedspiegel van het eiwit* CA125 te bepalen. De meeste
eierstokkankercellen produceren CA125 op hogere niveaus dan niet-kwaadaardige cellen. Het
combineren van de resultaten van een echografie* en het CA125-niveau is accurater bij het stellen
van de diagnose van primaire eierstokkanker dan enkel een transvaginale echo. Let wel op dat
hoewel een hoog niveau van CA125 de diagnose kan bevestigen, het geen diagnose op zichzelf is.
Verhoogde CA125-niveaus kunnen ook worden aangetroffen bij verschillende goedaardige*
aandoeningen, zoals menstruatie, goedaardige* cysten*, vleesbomen*, ontsteking in het kleine
bekken (PID)*, adenomyose*, endometriose* en peritoneale* ontsteking.
Niet- epitheliale eierstokkanker is zeldzaam en het is soms heel moeilijk om deze diagnose te stellen.
Beoordeling van tumormarkers* en klinische bevindingen kunnen leiden naar sommige van deze
tumoren.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 10
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
Als jonge vrouwen symptomen van een bekkenmassa vertonen, moet er vanwege hun leeftijd
gedacht worden aan kiemceltumoren. Verhoogde niveaus van eiwitten*, humaan
choriongonadotrofine* (hCG), α -fetoproteïne* (AFP) en lactaatdehydrogenase* (LDH), kunnen bij
patiënten met deze tumoren worden aangetroffen. Deze markers* worden in het bloed gemeten als
een diagnose van een dergelijke tumor reeds gesteld is.
Bij eierstoktumoren die androgeen* en cortisol* afscheiden en tekenen vertonen van virilisatie* of
het syndroom van Cushing*, kunnen deze stoffen worden gemeten en nuttig zijn vooral in de followup.
Estradiol* en testosteron* zijn geslachtshormonen die kunnen worden gemeten en nuttig kunnen
zijn in de follow-up van granulosaceltumoren* (estradiol) en Sertoli*- Leydig*-celtumoren
(testosteron).
Inhibine* is een hormoon dat wordt uitgescheiden door granulosaceltumoren* en kan worden
gemeten als een marker* voor de ziekte.
Neuronspecifieke enolase (afgekort als NSE) is een eiwit* dat kan verhoogd worden bij sommige
ovariële neuro-endocriene* tumoren.
 Histopathologisch onderzoek
Dit is het laboratoriumonderzoek van de tumorcellen en wordt
uitgevoerd op weefsel uit de eierstoktumor. De
histopathologische informatie bevestigt de diagnose van
eierstokkanker en zal de specifieke kenmerken van de tumor
onthullen, waardoor de arts het histologische type* van de
eierstokkanker kan bepalen op basis van de vastgestelde criteria
van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO).
Histopathologisch onderzoek wordt ook uitgevoerd op weefsels van andere organen, zoals van het
bekken* of de buik, waar de eierstoktumor zich naartoe heeft verspreid, of kan hebben verspreid. Dit
is onderdeel van een proces dat operatieve stadiëring wordt genoemd. Stadiëring betekent dat de
arts vaststelt in hoeverre de eierstoktumor is binnengedrongen in andere organen. Bij eierstokkanker
vindt stadiëring plaats met behulp van een laparotomie*. Dit is een operatieve procedure waarbij de
chirurg een insnijding maakt in de buikwand om de buikholte en organen te inspecteren en om een
verwijdering uit te voeren of een biopsie* te nemen van (mogelijk) aangetaste organen.
Het histologische type* van de tumor en het stadium van de ziekte verschaffen belangrijke
informatie over de kanker. De histologische typen worden beschreven in het hoofdstuk ‘Wat moet
geweten zijn om de optimale behandeling te krijgen’ van dit document.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 11
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
WAT MOET GEWETEN ZIJN OM EEN OPTIMALE BEHANDELING TE
KUNNEN KRIJGEN?
Om de beste behandeling te kunnen bepalen moeten artsen verschillende
eigenschappen van zowel de patiënt als de kanker afwegen. Bij sommige
patiënten kan deze informatie worden gebruikt om de kans op recidief* van de
kanker te voorspellen.
Relevante informatie over de patiënt









Leeftijd
Voortplantingsgeschiedenis en menopauzale* status bij volwassen vrouwen
Puberale status bij jongvolwassen meisjes
Familiale voorgeschiedenis van eierstokkanker, borstkanker of andere kanker
Persoonlijke medische voorgeschiedenis, eerdere ziekten en behandelingen
Algemeen welzijn en de specifieke lichamelijke klachten
Resultaten van het klinisch onderzoek
Resultaten van laboratoriumtests op het bloedbeeld, nier- en leverfunctie
Resultaten van eventuele andere specifieke laboratoriumonderzoeken, zoals de beginwaarde
van tumormarkers* die mogelijk belangrijk zijn voor het controleren van de reactie op de
behandeling.
Relevante informatie over de kanker
Informatie over de kanker die belangrijk is voor het opstellen van de behandeling, zoals het stadium
van de kanker, het histologische type* en de graad van de tumor. Bij bepaalde tumortypen kan het
genexpressieprofiel van de tumorcellen relevant zijn.
STADIËRING
Het stadium is de mate waarin de kanker in het lichaam is uitgezaaid. Artsen gebruiken stadiëring om
de prognose* van de patiënt te beoordelen. Hoe vroeger het stadium, hoe beter de prognose. De
omvang van de tumor en de invasie* in het omringend weefsel , de betrokkenheid van lymfeklieren*
en de aan-of afwezigheid van metastasering* worden in acht genomen bij het bepalen van het
stadium van de ziekte. Het stadium is essentieel om de juiste behandelingsbeslissing te nemen.
Bij eierstokkanker is stadiëring compleet als de volgende onderzoeken zijn uitgevoerd: klinisch
onderzoek, radiologisch onderzoek, een kijkoperatie van de buik (de zogenaamde operatieve
stadiëring), en het histopathologisch onderzoek van weefsel van de primaire tumor en van biopten*
van mogelijk betrokken andere organen.
Een cruciaal element van de stadiëringsprocedure bij eierstokkanker
is het uitvoeren van laparotomie* onder algemene verdoving*.
Door deze zogenaamde ‘operatieve stadiëringsprocedure’ kan de
chirurg visueel de aanwezigheid en de uitzaaiing van de
eierstokkanker bepalen en weefsels verkrijgen van de tumor (en
andere mogelijk betrokken buikorganen) voor histopathologisch
onderzoek. Naast het gebruik voor stadiëring, is de laparotomie*
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 12
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
ook de eerste stap (en in sommige gevallen de laatste stap) in de behandeling, aangezien de chirurg
de primaire tumor en zichtbaar aangetaste organen kan verwijderen.
Operatieve stadiëring wordt uitgevoerd volgens richtlijnen van de Internationale Federatie van
Gynaecologen en Verloskundigen (afgekort: FIGO). De chirurg maakt een snede in de buikwand en
onderzoekt zorgvuldig de buikholte en alle buikorganen op de aanwezigheid van een primaire tumor
en de mogelijke verspreiding van de tumor naar andere organen. Met behulp van de bevindingen van
de klinische en radiologische onderzoeken, kan de chirurg het stadium van de ziekte vaststellen.
De chirurg verwijdert de tumor en geselecteerde organen, en voert een biopsie* uit (operatieve
verwijdering van kleine stukjes weefsel voor histopathologisch onderzoek) van andere organen
waarin de kanker kan zijn uitgezaaid. Het exacte protocol voor de noodzakelijke ingrepen is
afhankelijk van het stadium van de ziekte zoals gediagnosticeerd tijdens de procedure. Door
histopathologisch onderzoek van weefsels en biopsies kan de verspreiding van de ziekte worden
beoordeeld en aangetaste weefsels kunnen worden verwijderd. De ingrepen tijdens operatieve
stadiëring zijn onder andere:
- Een totale abdominale hysterectomie* (verwijderen van de baarmoeder) en bilaterale
salpingo-ovariëctomie* (verwijderen van de eierstokken en eileiders), een volledige of
geselecteerde lymfadenectomie* (verwijderen van lymfeklieren in het bekken* en de
lymfeklieren langs de aorta), en gedeeltelijke of volledige omentectomie (verwijdering van
het omentum*, een grote plooi van het buikvlies* aan de binnenkant van de buikwand) en
verwijdering van andere organen die door de tumor zijn aangetast.
- Biopsie* van het buikvlies (weefsel aan de binnenkant van de buikholte) van het middenrif,
het bekken* en de ruimten tussen de buik en de dikke darm (de zogenaamde paracolische
groeven*)
- Wassen van de buikholte met zout water om de aanwezigheid van kwaadaardige* cellen op
te sporen (ook wel peritoneale* spoeling* genoemd)
- Voor bepaalde soorten tumoren, verwijdering van de appendix* (blindedarmoperatie)
In bepaalde gevallen kan de operatieve stadiëringprocedure worden uitgevoerd met een
laparoscopie* in plaats van met een laparotomie*. Of dit mogelijk is moet voor elke patiënt apart
worden bekeken.
De onderstaande tabel toont de verschillende stadia van eierstokkanker volgens de richtlijnen van de
Internationale Federatie van Gynaecologen en Verloskundigen (FIGO)1. Omdat de definities zeer
technisch zijn, is het aangeraden artsen om meer uitleg te vragen.
1
Het is belangrijk op te merken dat een nieuwe FIGO-classificatie, met slechts enkele kleine wijzigingen, werd
voorgesteld om vanaf januari 2014 te gebruiken. Beslissingen aangaande behandelingen hangen echter nog
steeds af van de vorige classificatie. Dit zal geleidelijk aan veranderen in de komende jaren, maar zal geen
invloed hebben op de aanbevelingen aangaande behandelingen die in deze gids worden besproken.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 13
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
STADIUM
DEFINITIE
Stadium I
Stadium IA
De tumor is beperkt tot de eierstokken
De tumor blijft beperkt tot het binnenste/de binnenkant van één
eierstok: er is geen tumor aan de buitenzijde van de eierstokken en
het kapsel rond de eierstok is intact. Er zijn geen ascites* met
kwaadaardige* cellen.
Er is sprake van tumorgroei in beide eierstokken maar de tumoren
blijven beperkt tot het binnenste/de binnenkant van de eierstokken.
Er is geen tumor aan de buitenzijde van de eierstokken en het kapsel
rond de eierstokken is intact. Er zijn geen ascites* met
kwaadaardige* cellen.
Er is sprake van tumorgroei in een of beide eierstokken (stadium IA
of stadium IB) en een of meer van de volgende elementen zijn
vastgesteld:
- tumorgroei aan de buitenzijde van een of beide eierstokken
- tumorgroei door het kapsel van een of beide eierstokken of
breuk van het kapsel tijdens de operatie
- ascites* met kwaadaardige* cellen
- vloeistof van peritoneale* spoeling* laat de aanwezigheid
zien van kwaadaardige cellen
De tumor is aanwezig in een of beide eierstokken en is
doorgegroeid buiten de eierstokken in de bekkenorganen
De tumor is aanwezig in een of beide eierstokken en is doorgegroeid
naar de baarmoeder en/of de eileiders.
De tumor is aanwezig in een of beide eierstokken en is doorgegroeid
naar bekkenweefsels, met uitzondering van de baarmoeder en
eileiders.
De tumor is aanwezig in een of beide eierstokken en is doorgegroeid
naar de baarmoeder of de eileiders (stadium IIA) of andere
bekkenorganen (stadium IIB). Daarnaast zijn een of meer van de
onderstaande elementen aanwezig:
- tumorgroei aan de buitenzijde van een of beide eierstokken
- tumorgroei door het kapsel van een of beide eierstokken
- ascites* met kwaadaardige* cellen
- vloeistof van peritoneale* spoeling* laat de aanwezigheid
zien van kwaadaardige cellen.
Stadium IB
Stadium IC
Stadium II
Stadium IIA
Stadium IIB
Stadium IIC
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
CATEGORIE
Vroeg
stadium
Gevorderd
stadium
Pagina 14
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
Stadium
III
Stadium
IIIA
Stadium
IIIB
Stadium
IIIC
Stadium
IV
De tumor is aanwezig in een of beide eierstokken. Met het blote oog lijkt
de tumorgroei beperkt tot het bekken*, maar histopathologisch
onderzoek laat zien dat de tumor is doorgegroeid voorbij het bekken
naar een of meer van onderstaande:
- het buikvlies* buiten het bekken
- de lymfeklieren* in het gebied van het bekken
- de oppervlaktelagen van de lever
- dunne darm of omentum*.
De tumor is aanwezig in een of beide eierstokken. Met het blote oog lijkt
de tumorgroei beperkt tot het bekken*, maar histopathologisch onderzoek
laat tumorgroei zien - op microscopisch niveau - in de dunne darm of het
mesenterium* of in de peritoneale* membranen buiten het bekken
(inclusief omentum*). De tumor is niet uitgezaaid naar de lymfeklieren*.
De tumor is aanwezig in een of beide eierstokken. Histopathologisch
onderzoek van biopsies* uit de peritoneale* membranen buiten het
bekken* laat metastasen* zien die kleiner dan 2 cm in diameter zijn. De
tumor is niet uitgezaaid in de lymfeklieren*.
De tumor is aanwezig in een of beide eierstokken. De tumorgroei
veroorzaakt metastase* in de peritoneale* membranen groter dan 2 cm in
diameter en/of is uitgezaaid in de lymfeklieren* van het bekken*.
De tumor is aanwezig in een of beide eierstokken en heeft geleid tot
- levermetastasen* in de diepe leverweefsels (parenchymale metastase)
- metastase in organen op afstand van het bekken*
- vocht rond de longen (pleurale effusie*) met kwaadaardige* cellen
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Gevorderd
stadium
Pagina 15
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
RESULTATEN VAN DE BIOPSIE
Het chirurgische monster van de tumor wordt onderzocht in het
laboratorium door een patholoog*. Dit onderzoek heet
histopathologie en levert informatie over het histologische type*
en de graad van de tumor.
Het histopathologische onderzoek van het tumorweefsel biedt
belangrijke informatie over de kanker. De resultaten van het
onderzoek van het tumorweefsel omvatten derhalve het histologische type en de graad.
Sommige tumoren produceren specifieke eiwitten* die in tumorweefsel geïdentificeerd kunnen
worden met behulp van een speciale laboratoriummethode die immunohistochemie* heet. Bij
bepaalde vormen van eierstokkanker, kan dit extra onderzoek op het chirurgische monster van de
tumor helpen bij het identificeren van het histologische type van de tumor.
 Histologisch type*
Het histologische type van een tumor verwijst naar het type cellen die de tumor vormen. Het
histologische type wordt gedefinieerd volgens de vastgestelde criteria van de
Wereldgezondheidsorganisatie (WHO).
Ongeveer 90% van kwaadaardige* eierstoktumoren ontstaat uit het epitheel* van de eierstokken of
het epitheel van het uiteinde van de eileider. Deze tumoren worden ‘epitheliale eierstokkanker’ of
‘ovariumcarcinomen’ genoemd.
Ongeveer 10% van eierstokkanker komt voort uit andere ovariëel weefsel dan het epitheel. Deze
tumoren worden aangeduid als ‘niet-epitheliale eierstokkanker’.
Zowel epitheliale eierstokkanker als niet-epitheliale eierstokkanker vormen een heterogene groep
van verschillende typen tumoren. Deze twee groepen worden hieronder afzonderlijk beschreven.
Als een kwaadaardige tumor van de eierstokken wordt gevonden in het buikvlies*, dan wordt dit
beschouwd als een primaire eierstoktumor.
OVARIUMCARCINOOM of EPITHELIALE EIERSTOKKANKER
Onder ovariumcarcinomen worden verschillende histologische typen* erkend, die elk afzonderlijke
entiteiten vertegenwoordigen met een verschillend ontwikkelingsproces (carcinogenese). Elk
histologische type is ingedeeld in een van de drie categorieën die de prognose* weergeven:
- Goedaardige* tumoren zijn samengesteld uit niet-kwaadaardige cellen. Goedaardige tumoren
kunnen groter groeien, maar zaaien niet uit naar andere delen van het lichaam.
- Kwaadaardige* tumoren zijn samengesteld uit kankercellen. Kwaadaardige tumoren groeien
onbeperkt door en kunnen het omringende weefsel binnendringen en vernietigen. Zij kunnen
ook uitzaaien naar andere delen van het lichaam (metastasen*).
- Intermediaire tumoren bestaan uit cellen die niet worden beschouwd als goedaardig* en niet
als kwaadaardig*, maar die een kwaadaardig potentieel vertonen. Deze letsels zijn ook bekend
als tumoren met gemiddelde maligniteit*, tumoren met laag kwaadaardig potentieel en
atypische proliferatieve tumoren. Borderline tumoren zijn meestal sereuze carcinomen, minder
vaak mucineuze carcinomen en zelden/uitzonderlijk endometrioïde carcinomen.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 16
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
De zes belangrijkste histologische typen* van epitheliale eierstokkanker worden hieronder
beschreven. De definitie van deze tumoren en hun verschillende subtypen is heel gespecialiseerd en
technisch. Het is daarom aan te raden om uw arts te raadplegen voor meer informatie.
-
Sereuze carcinomen zijn goed voor ongeveer 80-85% van alle gevallen van ovariumcarcinomen
in westerse landen. De meeste sereuze carcinomen zijn hooggradig. Laaggradige sereuze
carcinomen komen zelden voor. Tot 95% van de patiënten met FIGO stadium III-IV ziekte heeft
sereuze carcinomen, terwijl sereuze carcinomen van FIGO stadium I zeer weinig voorkomen.
Laaggradige en hooggradige sereuze carcinomen worden beschouwd als aparte typen tumoren.
-
Endometrioïde carcinomen zijn goed voor ongeveer 10% van alle gevallen van
ovariumcarcinomen. De meeste carcinomen van dit type zijn FIGO stadium I of II.
-
Heldercellige carcinomen zijn goed voor ongeveer 5% van alle gevallen van ovariumcarcinomen.
Ze komen enkel voor bij Japanse vrouwen. De meeste carcinomen van dit type zijn FIGO stadium
I of II, en het is de meest voorkomende tumor onder de FIGO stadium I tumoren.
-
Mucineuze carcinomen bestaan uit twee subgroepen. De intestinale mucineuze tumor is de
meest voorkomende. De endocervicale (seromucineus of Mullerse) mucineuze tumor is
meestal een borderline tumor*, en is vergelijkbaar met de borderline sereuze tumoren.
-
Transitionele celcarcinomen/Overgangsepitheelcarcinomen komen vaak voor, en de meeste
zijn hooggradige tumoren met histologische kenmerken vergelijkbaar met die van de sereuze
carcinomen.
-
Plaveiselcelcarcinomen
Naast deze zes belangrijkste histologische typen*, zijn andere ovariumcarcinomen onder andere:
-
Ongedifferentieerde carcinomen die zich op dezelfde manier gedragen als hooggradige sereuze
carcinomen.
NIET-EPITHELIALE EIERSTOKKANKER
Niet-epitheliale eierstokkanker bestaat ook uit een gemengde groep van kwaadaardige* tumoren.
Kenmerkend is dat dit allemaal weinig voorkomende tumoren zijn. Er worden zes belangrijke
histopathologische typen, vaak met een aantal verschillende subtypen, erkend. Een uitgebreid
overzicht van de indeling wordt hieronder gegeven. De definitie van deze tumoren en dan met name
van hun verschillende subtypen, is heel gespecialiseerd en technisch. Het is daarom aan te raden om
uw arts te raadplegen voor meer informatie.
-
Kiemceltumoren ontstaan uit de eicellen in de eierstok. Kiemceltumoren vormen slechts 5% van
alle eierstoktumoren, maar ze vormen meer dan 75% van alle kwaadaardige* eierstoktumoren
die worden gediagnosticeerd bij pre-adolescente meisjes. Er zijn verschillende typen
kiemceltumoren. Aangezien het onderscheid tussen deze subtypen heel technisch is, wordt u
aangeraden meer uitleg te vragen aan uw artsen.
De zogenaamde dermoïdcyste* (of gerijpt cystisch teratoom*) is een subtype van
kiemceltumoren en goed voor 20% van alle eierstoktumoren, en is meestal goedaardig*.
-
Stromaceltumoren ontstaan uit het ovariële stroma (het zachte weefsel dat de ondersteunende
structuur van de eierstok vormt) of uit de structuren die tijdens de ontwikkeling van de
voortplantingsorganen aanleiding geven tot specifieke celtypen zoals Leydigcellen*,
Sertolicellen*, granulosacellen* en thecacellen*.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 17
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
Stromaceltumoren vormen 5% van alle eierstoktumoren en 7% van alle ovariële kwaadaardige*
tumoren. Ze komen vooral voor bij vrouwen van de volwassen leeftijd. Deze tumoren
produceren meestal hormonale stoffen, die duidelijke klinische symptomen met zich
meebrengen, zoals virilisatie*, of endometriumhyperplasie*, wat kan leiden tot onregelmatige
menstruatie of postmenopauzaal bloedverlies.
-
Er zijn verschillende soorten Stromaceltumoren. Aangezien het onderscheid tussen deze
subtypen heel technisch is, wordt u aangeraden meer uitleg te vragen aan uw artsen.
De meest voorkomende vorm van kwaadaardige tumoren* in de groep van sex cord stromale
tumoren is de granulosaceltumor*. Deze tumoren kunnen voorkomen bij volwassenen maar zijn
het meest frequent bij jongvolwassenen, met name vrouwen jonger dan 20 jaar. In deze
leeftijdsgroep presenteren ze zich met tekenen van seksuele vroegrijpheid (voortijdig begin van
de puberteit).
Immunohistochemie* kan helpen bij het onderscheiden van deze tumoren van andere soorten
eierstokkanker, omdat deze tumoren doorgaans weefselexpressie vertonen van de eiwitten*
CD99* en MelanA* (in de volwassen vorm) en α-inhibine* en calretinine* (in de volwassen en
juveniele vormen).
De Sertoli*, Leydig* en Sertoli-Leydig celtumoren vormen een subtype van stromaceltumoren
die doorgaans mannelijke hormonen produceren. De Leydig celtumor (ook wel hilusceltumor
genoemd) is altijd goedaardig* en vertoont doorgaans virilisatie* door afscheiding van
androgeen*. De Sertoli-Leydig celtumor komt ook voor bij jongere patiënten en kan ook
hormonen produceren.
Ook bij deze tumoren kan immunohistochemie* helpen bij de identificatie, aangezien ze
meestal specifieke eiwitten* α- inhibine en laagmoleculaire gewicht cytokeratine laten zien.
-
Carcinosarcomen* vormen 2 tot 4% van alle eierstoktumoren. Deze tumoren bestaan doorgaans
uit kwaadaardige* cellen die uit het eierstokepitheel* en uit het ovariële stroma ontstaan.
-
Kleincellige en neuro-endocriene* tumoren van het ovarium bestaan doorgaans uit cellen die
kleiner zijn dan normale cellen. Neuro- endocriene tumoren van de eierstok bestaan uit cellen
die typisch voorkomen in de endocriene en de zenuwstelsels*.
Deze categorie tumoren, die ook uit verschillende subtypen bestaat, vormt ongeveer 1% van alle
soorten eierstokkanker en elk subtype heeft specifieke klinische kenmerken. Deze tumoren zijn
zeldzaam, maar de meeste zijn zeer agressief, in het bijzonder wanneer zij worden
gediagnosticeerd voorbij FIGO stadium I. Aangezien het onderscheid tussen deze subtypen heel
technisch is, kunt u beter meer uitleg vragen aan uw artsen.
-
Plaveiselcelcarcinoom dat ontstaat in een dermoïdcyste*/teratoom* is een kwaadaardige
tumor die ontstaat* binnenin een dermoïdcyste: deze zogenaamde ‘kwaadaardige
transformatie’ is zeldzaam en komt voor in slechts 1 tot 2% van de dermoïdcysten. Deze
tumoren komen met name voor bij postmenopauzale vrouwen en worden meestal
gediagnosticeerd in een laat stadium, wanneer de grote omvang van de tumor ongemak
veroorzaakt of wanneer het verdraaien van de tumor (zogenaamde torsie) pijn veroorzaakt. De
diagnose wordt ook vaak gesteld wanneer een patiënt een operatie ondergaat voor een
veronderstelde dermoïdcyste.
-
Struma ovarii malignum (of strumaal carcinoïd) is een kwaadaardige* tumor die ontstaat in een
teratoom* en die uit meer dan 50% weefsel bestaat dat typisch wordt aangetroffen in de
schildklier*. Struma ovarii malignum komt zelden voor en wordt meestal toevallig
gediagnosticeerd bij 50- tot 60- jarige vrouwen. Het zorgt zelden voor metastasen*. Zeer zelden
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 18
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
is de tumor van de eierstokken een metastase van een primaire kwaadaardige schildkliertumor,
en deze mogelijkheid moet dan ook worden onderzocht bij patiënten met strumaal carcinoïd.
 Graad
De zogenaamde graad van een kwaadaardige* tumor geeft de aanwezigheid aan van atypische
kenmerken van de cellen en/of atypische architectuur van de tumor. De graad verschaft informatie
over de groeisnelheid en de mate waarin hij invasief* zal zijn.
Voor eierstokkanker kunnen tal van graderingsystemen worden gebruikt. Het graderingsysteem kan
verschillen, afhankelijk van het histologische type* van de tumor. Er wordt een cijfer (meestal van 1
tot 3) of een bijvoeglijk naamwoord (hoog of laag) toegeschreven aan de graad. Een algemene regel
is dat hoe lager de graad, hoe beter de prognose*.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 19
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
WAT ZIJN DE BEHANDELINGSOPTIES?
De behandeling wordt gepland door een multidisciplinair team* van artsen. Dit
gebeurt meestal in een vergadering van verschillende specialisten, het
zogenaamde multidisciplinaire advies* of tijdens een tumorboard-review.
Tijdens deze vergadering wordt de behandelingsplanning besproken op basis van
de relevante informatie die eerder werd genoemd.
De behandeling zal meestal bestaan uit een combinatie van een operatie en systemische
chemotherapie*, die inwerkt op de kankercellen waar dan ook in het lichaam.
De omvang van de behandeling zal afhangen van het stadium van de kanker, de kenmerken van de
tumor en de risico's voor de patiënt. De behandelingen die hieronder staan vermeld, hebben
allemaal hun voordelen, risico's en hun contra-indicaties*. Patiënten wordt aangeraden hun arts te
vragen naar de verwachte voordelen en risico's van elke behandeling om volledig op de hoogte te
zijn van de gevolgen van de behandeling. Voor sommige behandelingen zijn meerdere mogelijkheden
beschikbaar en de keuze moet worden besproken op basis van de voordeel-risicoverhouding.
In het algemeen volgt de behandeling van eierstokkanker een standaard behandelingsplan. Dit wordt
hieronder weergegeven. Eierstokkanker vertegenwoordigt een zeer diverse groep van tumoren en
voor bepaalde subtypen van niet-epitheliale eierstokkanker, varieert de aanbevolen behandeling.
Let wel, de meeste vormen van niet-epitheliale kanker zijn zeer zeldzame tumoren en de
behandelingsmogelijkheden die hieronder staan zijn gebaseerd op de huidige klinische ervaring in
een beperkt aantal gevallen.
Naast de standaard behandeling is het in alle stadia van de ziekte mogelijk om deel te nemen aan
een klinische studie* die nieuwe behandelingen of strategieën onderzoekt met de bedoeling om
meer informatie over de mogelijke voordelen en risico's te verzamelen. Als een patiënt aan een
klinische studie wil deelnemen, is het aanbevolen om lopende klinische studies te bespreken met de
arts.
STANDAARD BEHANDELINGSPLAN VOOR EIERSTOKKANKER
Behandelingsplan voor de ziekte in een vroeg stadium (FIGO stadium I en IIA)
In deze stadia is de tumor beperkt tot de eierstokken (stadium I) of tot de eierstokken, de baarmoeder
en/of de eileiders (stadium IIA).
Aangezien er geen uitzaaiing is buiten het bekken*, is het hoofddoel van de behandeling het operatief
verwijderen van de tumor en de organen waarin de tumor is uitgezaaid is, indien van toepassing.
Voor patiënten met bepaalde risicoprofielen echter, wordt een aanvullende behandeling (de
zogenaamde adjuvante* chemotherapie*) aanbevolen omdat dat het risico verkleint dat de tumor
verder groeit of terugkeert.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 20
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
Operatieve verwijdering van de tumor en de aangetaste organen tijdens operatieve
stadiëring
Operatieve verwijdering van de tumor en de organen die door de tumor
zijn aangetast, vormen de eerste (en in bepaalde gevallen de definitieve)
stap in de behandeling van eierstokkanker in een vroeg stadium. De
chirurgische verwijdering vindt plaats tijdens de operatieve
stadiëringsprocedure, een belangrijke stap voor de diagnose van
eierstokkanker (zie de paragraaf over 'Stadiëring'). De chirurg bepaalt met
behulp van een laparotomie* onder algemene anesthesie* visueel de
aanwezigheid en de verspreiding van de eierstokkanker. Met andere
woorden, de chirurg bepaalt het ‘stadium’ van de kanker. Afhankelijk van
het stadium, zal de chirurg vervolgens een gestandaardiseerd protocol
uitvoeren van het verwijderen en het nemen van monsters met behulp van een biopsie*. Dit
levert niet alleen weefsels op voor histopathologisch onderzoek, maar het vormt dus ook de
lokale behandeling van de tumor.
In het geval dat operatieve stadiëring een vroeg stadium van eierstokkanker aantoont, zal de
chirurg een van onderstaande uitvoeren:



een totale abdominale hysterectomie* (verwijdering van de baarmoeder)
bilaterale salpingo- ovariëctomie* (verwijdering van de eierstokken en eileiders aan beide
zijden)
omentectomie (verwijdering van een groot vlies van het weefsel dat de darm bekleedt)
Daarnaast wordt als onderdeel van de stadiëringsprocedure de gehele buikholte onderzocht. Dit
bestaat onder andere uit:



beoordeling van het bekken en para-aortale* retroperitoneum (de ruimte achter het weefsel
dat de buikholte in het gebied van het bekken* en de aorta bekleedt)
biopsiemonster* van het buikvlies* (het weefsel aan de binnenzijde van de buikholte)
peritoneale* spoeling* (zout water wordt gebruikt om de buikholte te wassen en dit wordt
vervolgens onderzocht op de aanwezigheid van kwaadaardige cellen*)
Bij bepaalde patiënten kan een zogenaamde vruchtbaarheidsparende operatie worden uitgevoerd
waarbij een eierstok en eileider en de baarmoeder behouden blijven. Een
vruchtbaarheidsparende operatie kan worden overwogen bij patiënten die de mogelijkheid willen
behouden om zwanger te raken en kinderen te baren, op voorwaarde dat uitgebreide operatieve
stadiëring wordt uitgevoerd, de behouden organen gezond zijn, en de patiënt op de juiste wijze is
voorgelicht. Vruchtbaarheidsparende operatie kan worden overwogen als de enige behandeling
voor bepaalde soorten eierstokkanker, zoals kiemceltumoren.
Adjuvante* chemotherapie*
Bij patiënten met stadium I eierstokkanker is de graad (de mate van
tumorceldifferentiatie) de sterkste indicator voor het risico of
recidief*.
 Laag risico: stadium IA en IB, graad 1
 Medium risico: stadium IA en IB, graad 2
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 21
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
 Hoog risico: stadium IA graad 3, stadium IC alle graden 1, 2 of 3; stadium IB graad 2 of 3,
en heldercelhistologie
Andere klinische factoren die het risico van terugval bepalen zijn:



het optreden van tumorruptuur vóór of tijdens de operatie
de aanwezigheid van een tumor op beide eierstokken
leeftijd op het moment waarop de tumor zich voordoet.
Daarom wordt voor die patiënten bij wie operatieve stadiëring en histopathologisch onderzoek
van het tumorweefsel de aanwezigheid aantonen van een beginnende ziekte met intermediair
risico of hoog risico, aangeraden om 6 cycli chemotherapie* te geven met carboplatine*,
intraveneus toegediend. Adjuvante* chemotherapie kan het risico op recidief en/of progressie
verkleinen.
Behandelingsplan voor de ziekte in een gevorderd stadium (FIGO stadium IIB tot
IIIC)
In deze stadia is de tumor doorgegroeid naar het bekkenweefsel, behalve de baarmoeder en eileiders.
De tumor is uitgezaaid naar het bovenbuikweefsel en/of heeft metastasen*(uitzaaiingen) op afstand
veroorzaakt.
De tumor is aanzienlijk uitgezaaid en het is moeilijk of zelfs onmogelijk om alle tumorgroei operatief
te verwijderen. Daarom is het doel van de aanvankelijke behandeling van deze patiënten het
tumorweefsel maximaal operatief te verwijderen en vervolgens de resterende tumorcellen aan te
pakken met chemotherapie*. Chemotherapie wordt via een ader toegediend en werkt daardoor
systemisch op de tumorcellen. Het gebeurt meer en meer dat een deel van de chemotherapie
toegediend wordt voor de operatie om zo de omvang van de ziekte te beperken, waardoor de tumor
maximaal verwijderd kan worden tijdens de operatie.
Maximale debulkingoperatie*
Zoals bij alle patiënten met verdenking van eierstokkanker, wordt een laparotomie* uitgevoerd
voor uitgebreide operatieve stadiëring (zie het hoofdstuk over ’Stadiëring’). Als operatieve
stadiëring een gevorderde ziekte aantoont/bevestigt, is het doel van de eerste operatieve ingreep
het operatief verwijderen van al het zichtbare tumorweefsel. Deze procedure wordt ook wel
cytoreductie genoemd.
De omvang van de operatieve ingrepen in deze procedure en de waarschijnlijkheid dat de chirurg
optimale cytoreductie kan bereiken, is afhankelijk van het stadium van de individuele patiënt. Het
doel van deze procedure is om zo veel mogelijk van de primaire tumormassa te verwijderen, en
de term optimale cytoreductie verwijst naar de afwezigheid van residuele ziekte (geen
tumorresten).
Standaardelementen van de procedure zijn een totale abdominale hysterectomie*, bilaterale
salpingo-ovariëctomie*, omentectomie, lymfadenectomie* en peritoneale* spoeling*. De
procedure kan verder bestaan uit (gedeeltelijke) verwijdering van peritoneum*, lever, milt, maag,
galblaas, alvleesklier, darm en de urineblaas.
Als optimale cytoreductie niet mogelijk is en de patiënt vervolgens reageert op of een stabiele
ziekte laat zien met chemotherapie*, moet de zogenaamde ‘interval debulkingoperatie*’ worden
overwogen. Dit betekent dat patiënten na drie cycli van chemotherapie een debulkingoperatie
ondergaan, gevolgd door nog eens drie cycli van chemotherapie. Deze strategie wordt steeds
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 22
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
meer geaccepteerd en vaker aangeboden aan patiënten, vooral wanneer er sprake is van ernstige
tumorverspreiding.
Chemotherapie*
Na de eerste operatieve tumorverkleining, is de standaard behandeling voor patiënten met
gevorderde eierstokkanker een behandeling op basis van platina*, in het bijzonder een
combinatie van carboplatine* en paclitaxel*, in zes cycli intraveneus* toegediend. Sommige
patiënten met ernstige tumorverspreiding kunnen 3 cycli krijgen voor de operatie om de omvang
van de tumor te verminderen, om daarna de operatie te ondergaan en achteraf de 3 overige
chemotherapie-cycli te krijgen. Voor patiënten die een allergie ontwikkelen of paclitaxel niet
verdragen, kunnen de combinaties van docetaxel en carboplatine enerzijds, of gepegyleerde
liposomale doxorubicine* en carboplatine anderzijds, als mogelijke alternatieven overwogen
worden.
In de VSA heeft men gesuggereerd dat intra-peritoneale chemotherapie – d.w.z. de toediening
van chemotherapie via een chirurgisch ingebrachte flexibele tube die de doorstroom van
vloeistoffen toelaat in de buik – aangeboden zou moeten worden aan patiënten waarbij erg
weinig tot geen overblijfselen van de ziekte te vinden zijn na de operatie. Een combinatie van
intra-peritoneale en intraveneuze chemotherapie kan evenwel niet overwogen worden als
standaardtherapie in Europa.
Gerichte therapie*
Bevacizumab* is een monoklonaal antilichaam* dat bindt aan de vasculaire endotheliale
groeifactor* (VEGF), een groeifactor voor bloedvaten. Eierstokkankercellen produceren hoge
waarden van deze VEGF, hetgeen de vorming van nieuwe bloedvaten in en rondom de tumor
stimuleert. Daarom kan het afremmen van VEGF door middel van bevacizumab dit helpen te
voorkomen.
Het toevoegen van bevacizumab aan chemotherapie kan als initiële behandeling voor patiënten
met ofwel stadium III kanker en een resterende tumor van meer dan 1 cm na operatieve
debulking* ofwel met kanker in stadium IV. Het dient gedurende 1 jaar gegeven worden in
combinatie met paclitaxel en carboplatine.
Behandelingsplan voor gemetastaseerde* ziekte (FIGO stadium IV)
Ongeveer 15 % van de patiënten met eierstokkanker wordt gediagnosticeerd in stadium IV
(gemetastaseerd). Zoals reeds uitgelegd in de paragraaf over de behandeling van de gevorderde
ziekte, hangt het behandelingsresultaat in dit stadium ook af van de residuele ziekte na de
operatieve verwijdering van de primaire tumormassa, gevolgd door chemotherapie* bestaande
uit zes cycli met platina-paclitaxel*. Voor patiënten die een allergie ontwikkelen of die paclitaxel
niet verdragen kunnen de combinaties van docetaxel en carboplatine enerzijds, of gepegyleerde
liposomeale doxorubicine* en carboplatine anderzijds, als mogelijke alternatieven overwogen
worden. Het geneesmiddel bevacizumab* kan bij de chemotherapie toegevoegd worden zoals
beschreven in het vorige deel over gevorderde ziekte.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 23
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
SPECIFIEKE ASPECTEN BIJ DE BEHANDELING VAN BEPAALDE TYPEN NIET- EPITHELIALE
EIERSTOKKANKER
Kiemceltumoren
Ongeveer twee derde van kiemceltumoren wordt gediagnosticeerd in stadium I: bij deze patiënten
wordt doorgaans een vruchtbaarheidsparende operatie aanbevolen en de volledige procedure van
chirurgische stadiëring is niet aanbevolen. De hoge werkzaamheid van de behandelingen die later
kan worden gebruikt wanneer een kiemceltumor terugkomt, is de belangrijkste reden voor dergelijke
praktijken. Adjuvante* behandeling voor stadium I tumoren met laag risico wordt niet aanbevolen.
Bij ziekte in een gevorderd stadium, wordt een debulkingoperatie* uitgevoerd, gevolgd door
Bleomycine*, Etoposide* en cisPlatinechemotherapie* (BEP). Deze chemotherapie wordt gedurende
een periode van 3 weken toegediend (een zogenaamde cyclus). De optimale duur is niet duidelijk
omschreven, maar meestal worden 3 cycli van BEP gebruikt voor patiënten bij wie de ziekte volledig
operatief is verwijderd. Voor patiënten bij wie de ziekte niet volledig operatief verwijderd werd, lijkt
een kuur van 4 tot 5 cycli van BEP (vanaf de vierde cyclus zonder bleomycine om het risico op
longtoxiciteit te verminderen) wenselijk. Omdat kiemceltumoren gevoelig zijn voor chemotherapie,
kan een operatie vruchtbaarheidsparend zijn, ook bij gevorderde ziekte. Bij oudere,
postmenopauzale vrouwen echter volgt de behandeling het standaard behandelingsplan.
Voor endodermale sinustumoren, een specifiek subtype van de kiemceltumor die veel agressiever
groeit, wordt adjuvante* chemotherapie* aanbevolen, behalve voor stadium IA patiënten, bij wie de
behandeling kan worden gevolgd door het controleren van de α-fetoproteïne*-niveaus (AFP) in het
bloed.
Stromaceltumoren
Bij jonge patiënten met een stromaceltumor en bij wie de ziekte gelokaliseerd lijkt, kan een
vruchtbaarheidsparende operatie worden overwogen en wordt volledige stadiëring niet aanbevolen.
De meeste van deze tumoren worden gediagnosticeerd in stadium I en voor deze patiënten wordt
adjuvante* behandeling niet aanbevolen. Sommige artsen suggereren adjuvante therapie met een
chemotherapie op basis van platina bij patiënten met hooggradig (graad 3) stadium IC kanker. De
meest gebruikte kuur is de BEP-combinatie (Bleomycine*, Etoposide* en cisPlatinechemotherapie*),
maar er kunnen ook verschillende andere combinaties van geneesmiddelen worden gebruikt.
Voor granulosaceltumoren* met een hoger risico, is adjuvante chemotherapie* met bleomycine*,
etoposide en cisplatine of met carboplatine en paclitaxel aangewezen.
Voor Sertoli-Leydig celtumoren wordt adjuvante chemotherapie overwogen bij patiënten met
stadium I en hooggradig (graad 3) kanker of met heterologe elementen door de patholoog bevonden.
De behandeling van een gevorderde ziekte volgt de algemene behandelingsrichtlijnen van
eierstokkanker. Debulkingoperatie*, waar mogelijk, blijft de meest effectieve behandeling van
gemetastaseerde of gerecidiveerde granulosaceltumoren. Chemotherapie op basis van platina wordt
momenteel gebruikt voor patiënten met kanker in een gevorderd stadium.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 24
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
Carcinosarcoom*
Alle carcinosarcomen zijn hooggradig, zelfs als de diagnose wordt gesteld in stadium 1. Daarom is
adjuvante* chemotherapie* met carboplatine* en paclitaxel* aangewezen. Bij oudere patiënten met
een slechte algemene gezondheid, kan monotherapie met carboplatine worden overwogen.
Kleincellige en neuro-endocriene* tumoren
Standaard operatieve principes zijn van toepassing. Echter, voor jonge patiënten met een geïsoleerde
eierstoktumor, kan de vruchtbaarheidsparende operatie worden overwogen in combinatie met
adjuvante* chemotherapie*. Chemotherapie bestaat meestal uit platina en etoposide*.
Struma ovarii malignum
Operatieve behandeling met hysterectomie* en bilaterale salpingo- ovariëctomie* wordt aanbevolen
bij postmenopauzale vrouwen en bij premenopauzale vrouwen die niet langer de wens hebben om
zwanger te worden en kinderen te baren. Voor jongere vrouwen die hun vruchtbaarheid willen
behouden, kan de vruchtbaarheidsparende operatie worden overwogen op voorwaarde dat er geen
uitzaaiing van de tumor is door het kapsel van de eierstokken heen, en dat er geen sprake is van een
geassocieerd gerijpt cystisch teratoom*. Een uitgebreidere operatie is aangewezen voor patiënten
met een uitgezaide tumor. Adjuvante* therapie wordt niet aanbevolen.
Wanneer de operatie voor struma ovarii malignum is voltooid, moet een complete lichaamsscan met
radioactief jodium* worden overwogen. Dit is een beeldvormende techniek waarmee het
visualiseren van de aanwezigheid van schildklierweefsel* overal in het lichaam mogelijk wordt
gemaakt. Radioactief jodium*, dat intraveneus* wordt toegediend, wordt opgenomen door
functioneel schildklierweefsel. Deze procedure kan derhalve worden gebruikt om resttumorweefsel
postoperatief en tijdens follow- up op te sporen. Voorafgaand aan de scan, wordt de schildklier*
operatief verwijderd (thyroïdectomie), om te voorkomen dat het grootste deel (of alles) van de
jodium wordt opgenomen door de schildklier in plaats van door het tumorweefsel.
Plaveiselcelcarcinoom dat ontstaat in een dermoïdcyste*/teratoom*
Als de tumor beperkt is tot de eierstok en niet door het kapsel heen van de eierstok is gebroken, blijft
de behandeling beperkt en kan een salpingo-ovariëctomie* volstaan. Bij gevorderde ziekte moet
standaard operatieve stadiëring worden uitgevoerd. Als de tumor niet volledig wordt verwijderd
door de primaire operatie, wordt een tweede operatie afgeraden. Adjuvante* chemotherapie*
wordt aangewezen met behandelingen op basis van platina*; combinatietherapie met bleomycine*,
etoposide* en cisplatine*, of met carboplatine* en paclitaxel*.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 25
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
WAT ZIJN DE MOGELIJKE BIJWERKINGEN VAN DE BEHANDELINGEN?
Operatie
Algemene risico's en bijwerkingen
Sommige risico's zijn gemeenschappelijk aan alle chirurgische ingrepen die onder algemene
anesthesie* worden uitgevoerd. Deze complicaties zijn zeldzaam en omvatten diep veneuze
trombose*, hart- of ademhalingsproblemen, bloedingen, infectie of reactie op de anesthesie. Deze
worden voorkomen door een grondige medische evaluatie vóór de operatie en een passende
behandeling.
De eierstokken, eileiders en de baarmoeder bevinden zich in het bekken*, samen met de
lymfeklieren*, de blaas, grote bloedvaten en delen van de darm. Het is niet uitgesloten dat,
afhankelijk van de omvang van tumorverspreiding, deze structuren worden beschadigd tijdens de
heelkundige ingreep. Nauwkeurige preoperatieve stadiëring en beeldvorming helpen om dergelijke
risico's te beperken.
Wanneer lymfeklieren* in het bekken en langs de aorta worden verwijderd, kan dit het lymfestelsel
beschadigen of blokkeren, met lymfoedeem als gevolg, een aandoening waarbij zich lymfevocht
opstapelt in de benen en ze doet zwellen. Dit kan gebeuren onmiddellijk na de ingreep, maar ook
later.
Verlies van de voortplantingsfunctie
Het standaard behandelingsplan voor eierstokkanker omvat de heelkundige verwijdering van beide
eierstokken, eileiders en de baarmoeder. Het verlies van deze voortplantingsorganen zal leiden tot
het onvermogen om kinderen te verwekken en baren. Patiënten zullen op passende wijze worden
begeleid en doorverwezen naar gespecialiseerde steunverleners.
Bij bepaalde patiënten kan een vruchtbaarheidsparende operatie worden uitgevoerd, waardoor één
eierstok en eileider, en de baarmoeder behouden blijven. Een vruchtbaarheidsparende operatie kan
worden overwogen bij patiënten die de mogelijkheid willen behouden om zwanger te raken en
kinderen te baren, op voorwaarde dat uitgebreide operatieve stadiëring wordt uitgevoerd, de
behouden organen gezond zijn, en de patiënt op de juiste wijze is voorgelicht.
Het verlies van de ovariële functie na verwijdering van beide
eierstokken leidt ook tot het verlies van de productie van
vrouwelijke hormonen. Bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd,
zal dit leiden tot het stoppen van de menstruatie en het
optreden van symptomen van de menopauze*. Er moet goed
worden onderzocht of een hormoonsubstitutietherapie* wordt
voorgeschreven of juist niet, afhankelijk van het type
eierstokkanker, de medische toestand en de voorkeur van de
patiënt.
Verlies van buikorganen
Bij patiënten met gevorderde eierstokkanker, kan een debulkingoperatie* bestaan uit de operatieve
verwijdering van verschillende buikorganen die zijn aangetast door de tumor.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 26
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
Het verlies van delen van de darm en lever en verlies van de galblaas kan leiden tot gastro-intestinale
problemen. Chirurgische omleiding* van de darm (ileostomie* of colostomie*) is soms nodig voor
het opvangen en/of afvoeren van de ontlasting.
Het verwijderen van de milt leidt tot een verhoogde gevoeligheid voor bepaalde infecties en na de
operatie moet vaccinatie en preventieve behandeling met antibiotica worden overwogen.
Het verlies van de blaasfunctie (opslag en afvoer van urine) komt minder vaak voor en de noodzaak
voor chirurgische omleiding* is heel zeldzaam.
Chemotherapie*
De bijwerkingen van chemotherapie zijn zeer frequent. Ze zijn afhankelijk van het/de toegediende
geneesmiddel(en), de dosissen en ze verschillen voor elke patiënt in aard en omvang. Voor patiënten
die in het verleden al te maken hebben gehad met andere medische problemen, moeten
voorzorgsmaatregelen genomen worden en/of moet de behandeling aangepast worden.
Combinaties van verschillende geneesmiddelen leiden meestal tot meer bijwerkingen dan het
gebruik van één geneesmiddel. Sommige bijwerkingen kunnen worden voorkomen of beperkt, en dit
moet vooraf worden besproken met de artsen en verpleegkundigen.
De frequentste bijwerkingen die optreden bij de courant gebruikte chemotherapie voor de
behandeling van eierstokkanker worden hieronder beschreven. De aard, frequentie en ernst van de
bijwerkingen verschillen volgens het gebruikte middel.
De meest voorkomende bijwerkingen zijn:




Haaruitval of -verdunning (bij carboplatine* komt dit zelden
voor)
Verlaagde aantallen bloedcellen, wat kan leiden tot
bloedarmoede of anemie*, bloeding en bloeduitstorting en
infecties
Vermoeidheid
Misselijkheid of braken
Andere bijwerkingen die vaak optreden zijn:








Blaasjes of zweren in de mond
Smaakverlies of -veranderingen (metaalsmaak)
Diarree
Gevoelloosheid of tintelingen in vingers en tenen (perifere neuropathie*)
Pijn in gewrichten en spieren
Milde allergische reacties met huiduitslag, rood gezicht, koorts of koude rillingen
Ontsteking van de huid rond de plaats van het infuus
Huidreacties met roodheid, donkere plekken of verdikking
Soms voorkomende bijwerkingen zijn onder meer:

Veranderingen in de leverfunctie
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 27
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.








Ontsteking van de longen wat leidt tot hoesten, kortademigheid, en pijn op de borst
(bleomycine*)
Constipatie
Wazig zien
Ernstige allergische reactie
Lage bloeddruk (wat kan leiden tot duizeligheid)
Trage hartslag
Buikpijn
Hoofdpijn
Voor vrouwen die een vruchtbaarheidsparende operatie hebben ondergaan, kunnen bepaalde
chemotherapeutische* geneesmiddelen de achtergebleven eierstok beïnvloeden en
onvruchtbaarheid veroorzaken. Er zijn ook chemotherapeutische geneesmiddelen die schade kunnen
toebrengen aan een baby in de baarmoeder, en/of een schadelijk effect kunnen hebben op een baby
die borstvoeding krijgt. Deze geneesmiddelen kunnen overgaan in de moedermelk.
Elk geneesmiddel kan verschillende ongewenste effecten hebben. De meest voorkomende worden
hieronder vermeld, hoewel niet iedereen dezelfde bijwerkingen krijgt of niet in dezelfde mate.
Afhankelijk van de toegediende dosis, de duur van het infuus en het toedieningsschema kan paclitaxel*
perifere neuropathie* veroorzaken. Symptomen die zich kunnen voordoen zijn gevoelloosheid,
paresthesie* en brandende pijn in de handen en benen, alsof men brandende handschoenen of kousen
draagt. De symptomen zijn vaak symmetrisch en ontstaan gewoonlijk in de voeten en benen. Patiënten
melden vaak het gelijktijdige ontstaan van de symptomen in tenen en vingers, maar asymmetrische
voorvallen werden ook wel beschreven. Betrokkenheid van het gelaat komt minder vaak voor. Hoewel
gemeld is dat lichte symptomen verbeteren of volledig verdwijnen binnen enkele maanden na stopzetting
van de behandeling, blijken de symptomen en stoornissen langer aan te houden bij patiënten die ernstige
neuropathie ontwikkelen.
Carboplatine* toegediend in combinatie met paclitaxel* verhoogt het risico op neuropathie*.
Cisplatine* kan leiden tot gehoorverlies en nierbeschadiging. De nierfunctie wordt onderzocht met
behulp van een bloedafname voordat de behandeling begint. Om schade te voorkomen is het
belangrijk om veel water te drinken tijdens de behandeling.
Ernstige bijwerkingen die kunnen optreden tijdens het gebruik van topotecan* zijn ernstige
allergische reacties, blauwe of ongewoon bleke huid of nagels, koorts, rillingen, of aanhoudende
keelpijn, pijn of branderig gevoel bij het plassen, aanhoudende of ernstige hoest, aanhoudende of
ernstige pijn, roodheid of zwelling op de injectieplaats, aanhoudende of ernstige maagpijn of
krampen, aanhoudende of ernstige vermoeidheid of zwakte, kortademigheid, ongewone of
onverklaarbare blauwe plekken of bloeden, en geelverkleuring van de ogen of de huid.
Veel voorkomende bijwerkingen van bleomycine* zijn koude rillingen, verwardheid, donkere
randen/lijnen op de nagels, haaruitval, jeuk, verlies van eetlust, roodheid, donkere plekken, of
gevoeligheid van de huid, mondzweren, vermoeidheid en gewichtsverlies. De dosis bleomycine die
kan worden toegediend is beperkt vanwege de mogelijkheid van het ontwikkelen van longfibrose,
waardoor kortademigheid kan ontstaan. Dit moet u altijd melden aan uw arts. Overgevoeligheid voor
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 28
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
bleomycine wordt ook erkend, maar dit is niet dosisafhankelijk en treedt meestal binnen enkele uren
na toediening op.
Toediening van het geneesmiddel ifosfamide* moet gepaard gaan met een geneesmiddel ter
bescherming van de urinewegen. Medisch advies moet worden gevraagd als er bloed in de urine
wordt aangetroffen, of als de urine donker is, als coma of verwarring optreden of als er minder urine
wordt geproduceerd. Het geneesmiddel kan ook leiden tot vergeling van de huid of ogen.
Bevacizumab*
De meest voorkomende neveneffecten van bevacizumab* zijn hypertensie, algemene zwakte, pijn,
buikpijn, misselijkheid en overgeven, slechte appetijt, constipatie, infectie aan de bovenste
luchtwegen, lage waarden van witte bloedcellen (hetgeen het risico op infectie kan verhogen),
proteïnurie, bloedneus, diarree, haarverlies, wondjes in de mond en hoofdpijn.
Er zijn ook enkele zeldzame serieuze complicaties van een therapie met bevacizumab* waaronder
-
Gastro-intestinale perforatie;
-
Fistelvorming;
-
Complicaties bij de wondgenezing;
-
Ernstige bloedingen;
-
Hypertensie-crisis (ernstige hoge bloeddruk);
-
Nefrotisch syndroom – een toestand die gekenmerkt wordt door erg hoge
proteïne-waarden in de urine (proteïnurie), lage proteïne-waarden in het bloed,
opzwellingen, voornamelijk rond de ogen, voeten en handen; dit syndroom
wordt veroorzaakt door schade aan de kleine bloedvaatjes in de lever die afval
en overtollig water filteren uit het bloed en naar de blaas sturen in de vorm van
urine.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 29
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
WAT GEBEURT ER NA DE BEHANDELING?
Het
is
niet
ongebruikelijk
dat
kankerpatiënten
behandelingsgerelateerde
symptomen
ervaren
na
de
behandeling.



Patiënten kunnen last hebben van angst, slaapproblemen
of depressie, en hebben soms psychologische ondersteuning nodig.
Tijdens en na de behandeling wordt eten soms problematisch, als gevolg van verminderde
eetlust, misselijkheid en algehele malaise.
Moeilijkheden met concentratie en geheugen zijn voorkomende bijwerkingen van
intraveneuze* chemotherapie*.
Follow-up door artsen
Na de behandeling zal de arts een follow-up voorstellen om:
 bijwerkingen van de behandeling op te sporen en te voorkomen
 mogelijk recidief* op te sporen en de gepaste behandeling in te stellen
 Psychologische ondersteuning te bieden, medische informatie te verstrekken en de patiënt
door te verwijzen naar gespecialiseerde steunverleners om de terugkeer naar een normaal
leven te versnellen
Door de heterogeniteit van de verschillende soorten eierstokkanker, is er geen enkel en/of algemeen
aanvaard follow-upprotocol voor patiënten.
Het follow-upprotocol voor epitheliale eierstokkanker omvat het opnemen van de voorgeschiedenis
van de algemene lichamelijke gezondheid van de patiënten en de symptomen die verband houden
met de ziekte. Daarnaast vindt een lichamelijk onderzoek plaats, inclusief een bimanueel onderzoek
van het bekken*. Dit gebeurt in de eerste 2 jaar om de 3 maanden, het derde jaar om de 4 maanden
en het vierde en vijfde jaar om de 6 maanden. Meting van CA125 is nuttig in de follow-up na de
chemotherapie*, omdat dit voorspellend kan zijn voor eventueel eierstokkankerrecidief. Progressie
of recidief* van de ziekte op basis van serum CA125 wordt bepaald op basis van geleidelijke seriële
verhoging van serum CA125. Verhoogde waarden moeten worden bevestigd door twee afzonderlijke
metingen die minstens 1 week uit elkaar liggen. Als CA125 stijgt, kan chemotherapie worden
uitgesteld totdat tekenen of symptomen van terugkeer van de tumor voorkomen. Toch is het
belangrijk op te merken dat een mogelijk operabel recidief kan worden gesignaleerd door een
stijging van CA125, daarom moeten weloverwogen keuzes worden aangeboden.
Een CT*-scan moet worden uitgevoerd als er klinisch of CA125-bewijs is voor progressieve ziekte.
PET*-CT lijkt superieur te zijn aan CT bij het opsporen van meer tumorplekken, met name in de
lymfklieren, peritoneale* en subcapsulaire* leverziekte.
Specifieke kenmerken in de follow-up van patiënten met niet-epitheliale eierstokkanker
De follow-up is doorgaans hetzelfde als voor epitheliale eierstokkanker, hoewel het in sommige
gevallen wel kan verschillen. Follow-upbezoeken moeten bestaan uit het opnemen van de
voorgeschiedenis van de algemene lichamelijke gezondheid van de patiënt en symptomen die
verband houden met de ziekte. Daarnaast vindt een lichamelijk onderzoek plaats, inclusief een
onderzoek van het bekken* en tumormarkers. Dit gebeurt de eerste 2 jaar om de 3 maanden, het
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 30
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
derde, vierde en vijfde jaar om de 6 maanden. Elke 6 maanden moet een echografie* van het
bekken* worden gemaakt bij patiënten die een vruchtbaarheidsparende operatie hebben
ondergaan. Een CT*-scan van de buik en het bekken wordt meestal op klinische indicatie uitgevoerd.
Ongeveer 75% van de kiemceltumorrecidieven treedt binnen het eerste jaar na de eerste
behandeling op. Omgekeerd vereist de indolente aard van stromaceltumoren met de tendens voor
laat recidief (de gemiddelde tijd tot recidief is ongeveer 4 tot 6 jaar) een langetermijn follow-up.
Verschillende rapporten beschrijven recidieven die voorkomen na 20 jaar (soms tot wel 37 jaar) na
de eerste diagnose.
Veel granulosaceltumoren* zijn langzaam groeiende tumoren, en kunnen na vele jaren terugkeren,
vaak tot 20 jaar na de diagnose. Meting van estradiol*, luteïniserend hormoon (LH),
follikelstimulerend hormoon (FSH) en inhibine* wordt gebruikt, maar deze zijn het meest
betrouwbaar bij postmenopauzale patiënten en patiënten bij wie beide eierstokken zijn verwijderd.
Bij patiënten met ovariële neuro-endocriene tumoren*, wordt een scan met octreotide (octreoscan)
uitgevoerd na de operatie, om tumorcellen die elders in het lichaam kunnen blijven bestaan (zie ook
het hoofdstuk ‘Hoe wordt de diagnose van eierstokkanker gesteld’) op te sporen. Een radioactief
gemerkt medicijn, octreotide, wordt intraveneus* toegediend. Het geneesmiddel hecht aan de
neuro-endocriene* tumorcellen in het lichaam van de patiënt en deze techniek maakt dus het testen
en met name visualiseren van neuro-endocriene tumorcellen overal in het lichaam mogelijk.
Standaardprocedure bevat ook een GUT hormoonanalyse*.
Bij patiënten die worden behandeld voor een kiemceltumor, kan meting van hCG*, AFP* en LDH*
helpen bij het opsporen van terugkeer van de ziekte. MRI* wordt vaker gebruikt dan CT, dit om
straling bij deze meestal jonge groep patiënten te voorkomen.
Bij patiënten met struma ovarii malignum is klinisch onderzoek en vervanging van het
schildklierhormoon in doseringen die het schildklierstimulerend hormoon (TSH) onderdrukken,
nodig. Seriële meting van het thyreoglobulineniveau* (Tg) vervangt de radioactieve* scintigrafie van
het hele lichaam. De follow-up duurt levenslang, met name om de schildklierfunctie en Tg op te
volgen.
De aanbevolen follow-up voor patiënten die behandeld werden voor een plaveiselcelcarcinoom
ontstaan in een dermoïdcyste*, duurt 5 jaar, met klinische en beeldvormende onderzoeken.
Terugkeren naar een normaal leven
Het kan moeilijk zijn om te leven met de gedachte dat de kanker kan terugkomen.
Follow-upbezoeken bij de arts zijn voor de patiënt een gelegenheid om medische informatie en
psychologische ondersteuning te krijgen en om te worden doorverwezen naar gespecialiseerde
steunverleners. Bijkomend gespecialiseerd psychologisch advies kan waardevol zijn en sommige
patiënten kunnen steun vinden bij patiëntenverenigingen of informatiemedia voor patiënten.
Diëtisten kunnen advies geven over gepaste voeding. Welzijnswerkers kunnen helpen om
hulpmiddelen voor een geslaagd herstel te vinden.
Soms zijn er zorgen over een mogelijk risico voor de familieleden van de patiënt. In de meeste
gevallen is het risico zeer laag voor familieleden, omdat 90% van de gevallen van eierstokkanker niet
gekoppeld is aan een erfelijke genmutatie*. Patiënten met kanker die kan worden gekoppeld aan een
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 31
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
erfelijke mutatie en patiënten die bezorgd zijn over deze mogelijkheid moeten met hun arts
bespreken wat wordt aanbevolen voor hun familieleden.
Wat als de kanker terugkomt?
Kanker die terugkomt, wordt recidief* genoemd. De behandeling hangt af van het type
eierstokkanker, de timing en de aard van het recidief, de mate waarin de patiënt eerdere
chemotherapie* kreeg en hoe hierop gereageerd werd, en de algemene gezondheidstoestand van de
patiënt. Deze factoren moeten zorgvuldig worden nagekeken voor elke patiënt.
Daarnaast dient bijzondere aandacht te worden besteed aan de bijwerkingen van de behandeling,
die belangrijker/meer uitgesproken kunnen worden wanneer de behandeling intensiever wordt.
Vooral patiënten die een herbehandeling met platina/paclitaxel* combinatiechemotherapie
ondergaan, binnen een jaar na afronding van de eerste behandeling, lopen een groot risico op het
ontwikkelen van toxische bijwerkingen binnen het zenuwstelsel*.
Als onderdeel van een gepersonaliseerd behandelingsplan, zal de arts te allen tijde de realistische
behandelingsopties bespreken voor de individuele patiënt. Waar mogelijk moet de voorkeur van de
patiënt worden gerespecteerd in de keuze van een behandeling.

Afhankelijk van de individuele situatie kan de behandeling voor terugkerende epitheliale
eierstokkanker onder meer bestaan uit de volgende benaderingen: Operatieve verwijdering
van de terugkerende tumor.
Dit kan worden overwogen bij patiënten die goed reageerden op eerdere
behandeling met chemotherapie, met name degenen die een geïsoleerd recidief
ontwikkelden, lang nadat de behandeling werd beëindigd, en ook in een goede
algemene gezondheid zijn. Een chirurgische ingreep kan nodig zijn om symptomen
zoals bijvoorbeeld darmobstructie veroorzaakt door de tumor, te verlichten.

Chemotherapie
De keuze van het type chemotherapie hangt af van de tijd die er zit tussen de laatste dosis platinabevattende chemotherapie die de eerste keer werd toegediend en het tijdstip waarop de ziekte
teruggekeerd is. De vier categorieën die op basis van deze tijdsintervallen gedefinieerd worden,
worden hieronder beschreven, samen met de behandelingsopties voor elke situatie.
De ziekte wordt beschouwd als platina-ongevoelig wanneer de tumor verder gegroeid is tijdens de
chemotherapiebehandeling of binnen de 4 weken na de laatste dosis, en platina-resistent wanneer
er zich een herval voordoet minder dan 6 maanden na de laatste dosis. Het behandelingsplan voor
deze patiënten zou zich moeten richten op het aanbieden van geïndividualiseerde ondersteunende
zorg die zou moeten trachten de levenskwaliteit te behouden en/of te verbeteren en de symptomen
onder controle te houden. Chemotherapeutica die gebruikt kunnen worden, zijn paclitaxel,
topotecan, gepegyleerde liposomale doxorubicine* en gemcitabine. Aangezien geen enkele
behandeling beter blijkt te zijn dan de andere, dient de behandelingskeuze gebaseerd te worden op
de behoeften van de patiënt na bespreking van de verwachte neveneffecten en het gemak van
medicatie-toediening. Het combineren van verschillende geneesmiddelen op hetzelfde moment
biedt geen voordeel.
De ziekte wordt als gedeeltelijk platina-gevoelig beschouwd wanneer zich een terugkeer voordoet
tussen de 6 en 12 maanden na de laatste dosis, en als platina-gevoelig wanneer er zich een
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 32
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
terugkeer voordoet meer dan 12 maanden na de laatste dosis. Deze patiënten zullen naar alle
waarschijnlijkheid terug op platina-bevattende* chemotherapie reageren. De combinatie van
carboplatine met paclitaxel draagt de voorkeur maar andere combinaties kunnen voorgesteld
worden na het bespreken van de verwachte neveneffecten en het gemak van toediening. De
combinatie van carboplatine en gepegyleerde liposomale doxorubicine* in het bijzonder vertoonde
minder langdurige neveneffecten. Patiënten met gedeeltelijke platina-gevoelige ziekte kunnen ook
voordeel halen uit een behandeling met een combinatie van trabectedine* en gepegyleerde
liposomale doxorubicine*.

Gerichte therapie
Op het tijdstip van herval kan bevacizumab* aangeraden worden bij patiënten met een platinagevoelige ziekte indien zij in het verleden nog geen bevacizumab* toegediend kregen. Het
voordeel van de toediening van bevacizumab op het moment van herval voor patiënten met een
platina-ongevoelige ziekte is onduidelijk.
De behandeling van recidief van niet-epitheliale tumoren moet voor elk afzonderlijk subtype worden
geëvalueerd. Aanbevelingen voor specifieke situaties zijn onder meer:
 Voor kleincellige kankersoorten is de behandeling voor recidief op basis van ifosfamide*
(vincristine*, ifosfamide, carboplatine* en etoposide* of VICE). Bij patiënten met een slechte
algemene gezondheidstoestand is chemotherapie* met cyclofosfamide, doxorubicine*,
vincristine* en etoposide (CAVE) een optie.
 Patiënten met kiemceltumor die eerder werden behandeld met platina en bij wie de kanker
meer dan 6 maanden na afloop van de chemotherapie terugkeerde, moet ifosfamide/platina
(IP) met of zonder paclitaxel worden overwogen. Andere werkzame chemotherapiekuren
zijn: vinblastine, ifosfamide en cisplatine (VeIP), of cisplatine, vinblastine en bleomycine
(PVB). Patiënten bij wie de kanker minder dan 6 maanden na afloop van de platinagebaseerde chemotherapie terugkeerde, krijgen vincristine, actinomycine D en
cyclofosfamide (VAC) of paclitaxel en gemcitabine. Het is onduidelijk of een nieuwe
debulkingoperatie* gunstig zal uitpakken. Het kan een aantal voordelen opleveren voor
sommige patiënten, vooral bij diegenen met onrijpe teratoom en een groeiend
teratoomsyndroom.
 Bij patiënten met carcinosarcoom* van de eierstokken, blijkt ifosfamide* actief bij terugkeer
van de ziekte.
 Bij patiënten met stromaceltumoren, toonden carboplatine* en paclitaxel* hun
werkzaamheid als tweedelijns chemotherapie. Het nut van chemotherapie bij patiënten met
persisterende Sertoli-Leydig tumoren is niet duidelijk, maar bij sommige patiënten werden
verbeteringen gemeld. Omdat granulosaceltumoren steroïdhormoonreceptoren uitdrukken,
is hormoontherapie overwogen. Sterker nog, sommige patiënten die werden behandeld met
gonadotrofine-releasing
hormoonagonisten,
tamoxifen,
progestagenen
of
aromataseremmers, hebben aantoonbaar geprofiteerd van deze therapieën.
 Bij patiënten met plaveiselcelcarcinoom dat ontstaat binnenin een dermoïdcyste*/teratoom,
wordt bestraling van het bekken gebruikt in het geval van geïsoleerd bekkenrecidief.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 33
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
WOORDENLIJST
α-foetoproteïne (AFP)
Een eiwit dat normaal gesproken door een foetus wordt aangemaakt. AFP-niveaus zijn meestal niet
detecteerbaar in het bloed van gezonde volwassen mannen of vrouwen (die niet zwanger zijn). Een
verhoogd AFP-niveau suggereert de aanwezigheid van primaire leverkanker of kiemceltumor.
Adenomyose
Medische aandoening waarbij endometriumweefsel dat normaal gesproken het slijmvlies van de
baarmoeder vormt en alleen daar te vinden is, ook aangetroffen wordt in de spier van de
baarmoeder. Dit veroorzaakt pijn en ongemak en soms overmatig bloeden tijdens de menstruatie.
Adjuvante behandeling
Een adjuvante behandeling helpt een andere behandeling om haar doel te bereiken, of versterkt het
effect ervan. Zo kunnen bestraling of chemotherapie een operatie helpen om een kwaadaardige
tumor volledig uit te roeien. In een andere context dan de oncologie kan het ook een middel
betekenen dat een een vaccin wordt toegevoegd om de reactie van het afweersysteem tegen het
antigen te versterken.
Afbinden van eileiders
Een operatie om de eileiders af te binden. Deze procedure voorkomt zwangerschap door de
doorgang van eitjes van de eierstokken naar de baarmoeder te blokkeren.
Androgeen
Een hormoon dat de ontwikkeling en de instandhouding van de mannelijke geslachtskenmerken
bevordert.
Anemie
Een aandoening waarbij het aantal rode bloedcellen of de hemoglobineconcentratie lager is dan de
normaalwaarde. Hemoglobine zorgt voor het transport van zuurstof vanaf de longen naar de rest van
het lichaam. Dit gebeurt dan ook minder efficiënt bij anemie.
Anesthesie
Een omkeerbare staat van verminderde gewaarwording waarin de patiënt geen pijn voelt, geen
normale reflexen heeft en minder reageert op stress. Deze toestand wordt kunstmatig veroorzaakt
door bepaalde middelen die men anesthetica noemt. Anesthesie kan volledig of gedeeltelijk zijn en
maakt mogelijk dat patiënten geopereerd kunnen worden of procedures kunnen ondergaan zoals
een beenmergpunctie.
Appendix
Een klein, vingervormig zakje dat uitsteekt uit de blindedarm (het eerste deel van de dikke darm ter
hoogte van het einde van de dunne darm).
Ascites
Abnormale ophoping van vocht in de buik, die kan leiden tot zwelling. Bij kanker in een gevorderd
stadium kunnen tumorcellen worden aangetroffen in het vocht in de buik. Ascites komt ook voor bij
patiënten met een leverziekte.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 34
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
Bekken
Het onderste deel van de buik, tussen de heupbotten.
Bekken / Gynaecologische onderzoek
Een lichamelijk onderzoek, waarbij de arts voelt of er knobbeltjes of veranderingen zijn in de vorm
van de vagina, baarmoederhals, baarmoeder, eileiders, eierstokken en het rectum. De arts of
verpleegkundige zal ook gebruik maken van een speculum* om de vagina te openen om te kijken
naar de baarmoederhals en om monsters voor een uitstrijkje* te nemen.
Bevacizumab
Bevacizumab is een monoklonaal antilichaam* dat een specifieke structuur in het lichaam (een
antigen) op bepaalde cellen of in de bloedstroom kan herkennen en daarop bindt. Bevacizumab is
zodanig ontwikkeld dat het +kan binden aan de vasculaire endotheliale groeifactor (VEGF*), een
eiwit dat in het bloed circuleert en verantwoordelijk is voor de groei van de bloedvaten. Door zich
aan VEGF te hechten, belemmert bevacizumab de werking hiervan. De kankercellen kunnen daarom
geen eigen bloedvaten meer aanmaken en krijgen geen zuurstof en voedingsstoffen meer. Hierdoor
kan de groei van tumoren worden vertraagd.
Bilaterale salpingo-ovariëctomie
Operatieve verwijdering van beide eierstokken en beide eileiders.
Biopsie
Verwijdering van cellen of weefsels voor onderzoek door een patholoog. De patholoog kan het
weefsel onderzoeken onder een microscoop of op de cellen of op het weefsel andere tests uitvoeren.
Er bestaan veel verschillende biopsieprocedures. De belangrijkste zijn: (1) een incisiebiopsie, waarbij
alleen een weefselmonster wordt genomen; (2) een excisiebiopsie waarbij een volledig gezwel of een
verdacht gebied wordt verwijderd; en (3) een naaldbiopsie, waarbij een weefsel- of vloeistofmonster
wordt genomen met behulp van een naald. Wanneer een dikke naald wordt gebruikt, noemt men
deze procedure een corebiopsie. Wanneer een dunne naald wordt gebruikt, noemt men deze
procedure een dunnenaaldpunctie.
Bleomycine
De actieve stof in een geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de behandeling van verschillende
soorten kanker en dat ook wordt bestudeerd voor de behandeling van nog andere kankers. De stof is
afkomstig van de bacterie Streptomyces verticillus. Bleomycine beschadigt DNA en kan
snelgroeiende kankercellen doden. Het is een soort antineoplastisch antibioticum.
Borderline tumor/ovariële borderline maligne tumor
Een aandoening waarbij cellen die kwaadaardig kunnen worden, een dunne laag weefsel vormen
over een eierstok. Bij deze aandoening verspreiden tumorcellen zich zelden buiten de eierstok.
Wordt ook wel ovariële maligne tumor met laag potentieel genoemd.
Calretinine-eiwitten
Calciumbindende eiwitten die afhankelijk zijn van vitamine D. Ze komen veelvuldig voor in neuronen.
Calretinine is ook aanwezig in steroïd-producerende cellen, zoals sommige eierstokcellen. Het meten
van het expressieniveau in het eierstokweefsel kan helpen de exacte diagnose te stellen van
sommige eierstoktumoren.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 35
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
Carboplatin
Een geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de behandeling van nog niet behandelde gevorderde
eierstokkanker of symptomen van eierstokkanker die teruggekomen zijn na een therapie met andere
kankermedicijnen. Het wordt ook samen met andere geneesmiddelen gebruikt voor de behandeling
van gevorderd, gemetastaseerd of recidiverend niet-kleincellig longcarcinoom. Het wordt bestudeerd
bij de behandeling van andere soorten kanker. Carboplatine is een vorm van cisplatine, een
kankermedicijn, en veroorzaakt minder bijwerkingen. Het hecht zich aan DNA in cellen en kan
kankercellen doden. Het is een platinaverbinding. Wordt ook Paraplatine genoemd.
Carcinosarcoom
Een maligne tumor die bestaat uit een carcinoom (kanker van het epitheliaal weefsel, zoals huid en
weefsel dat de inwendige organen bedenkt) en sarcoma (kanker van het bindweefsel, zoals bot,
kraakbeen en vet).
CD99-eiwitten
Eiwitten die aanwezig zijn in bijna alle weefsels en sterk tot expressie komen bij sommige soorten
kanker. Het meten van het expressieniveau in het eierstokweefsel, kan helpen de exacte diagnose te
stellen van sommige eierstoktumoren.
Chemotherapie
Een type kankerbehandeling die cellen doodt en/of hun groei beperkt. Deze medicijnen worden
meestal toegediend door middel van een traag infuus, maar kunnen ook oraal worden ingenomen of
rechtstreeks worden toegediend in een ledemaat of de lever afhankelijk van de locatie van de
kanker.
Chirurgische / Operatieve omleiding (spijsverterings en urine)
Chirurgische omleiding van de urinewegen of het spijsverteringskanaal. Er wordt een opening
gemaakt in de buik, waarna de urine of ontlasting wordt opgevangen in een zak buiten het lichaam.
Chromosoom
Een chromosoom is een georganiseerde structuur van genen, opgebouwd uit DNA. Genen zijn de
code die het lichaam gebruikt voor eigenschappen zoals haarkleur of geslacht. Menselijke cellen
hebben 23 paar chromosomen (in totaal dus 46 chromosomen). Kanker- of leukemiecellen vertonen
vaak een chromosomale afwijking, zoals een chromosomale duplicatie (een extra chromosoom of
dus in totaal 47 chromosomen) of een chromosomale deletie (verlies van een chromosoom of dus in
totaal 45 chromosomen). We spreken van een chromosomale of genetische inversie, wanneer er
geen chromosomen werden toegevoegd of verwijderd, maar wanneer er wel een gedeelte werd
omgekeerd. In het woord "om'reekeg'd" werd het gedeelte tussen aanhalingstekens geïnverteerd.
Cisplatin
Een geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de behandeling van vele soorten kanker. Cisplatine bevat
het metaal platina. Het doodt kankercellen door hun DNA te beschadigen en hun deling te stoppen.
Cisplatine is een alkylerend middel.
Colostomie
Een opening in de darm vanaf de buitenkant van het lichaam. Met een colostomie wordt een nieuwe
weg gemaakt waardoor afvalmateriaal het lichaam kan verlaten nadat een deel van de darm is
verwijderd.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 36
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
Computertomografie (CT-scan)
Meestal afgekort tot CT-scan, is een methode van onderzoek van het menselijk lichaam met behulp
van röntgenstraling. De doorlaatbaarheid van het onderzochte lichaamsdeel voor de gebruikte
straling wordt vanuit een groot aantal hoeken rondom de patiënt opgenomen, waarna een computer
uit de resultaten een driedimensionale weergave van het onderzochte lichaamsdeel opbouwt.
Contraindicatie
Situatie of symptoom dat belet dat een gegeven behandeling of procedure aan de patiënt kan
worden toegediend. Contra-indicaties kunnen ‘absoluut’ zijn, wat betekent dat de behandeling nooit
mag gegeven worden aan patiënten in die situatie of met dat symptoom. Zij kunnen ook ‘relatief’
zijn, wat betekent dat het risico tegenover de voordelen kan afgewogen worden bij sommige
patiënten in die situatie of met dat symptoom.
Cortisol
Een hormoon gemaakt door de bijnierschors (de buitenste laag van de bijnier). Het helpt het lichaam
glucose, eiwitten en vetten te gebruiken. Cortisol dat in het laboratorium wordt gemaakt, heet
hydrocortison. Het wordt gebruikt voor de behandeling van veel aandoeningen, waaronder
ontstekingen, allergieën en sommige vormen van kanker. Cortisol is een soort glucocorticoïde
hormoon.
Cyste
Een blaas of een kapsel in het lichaam die/dat gevuld kan zijn met vloeistof of een ander materiaal.
Debulkingoperatie
De chirurgische verwijdering van zoveel mogelijk van de tumor. Debulking kan de kans dat
chemotherapie of bestralingstherapie alle tumorcellen zal doden, mogelijk verhogen. Het kan ook
gedaan worden om symptomen te verlichten of het leven van patiënten te verlengen. Wordt ook
operatieve debulking genoemd.
Dermoïdcyste
Een type goedaardige (geen kanker) kiemceltumor (type tumor dat begint in de cellen waarin sperma
of eicellen ontstaan) die vaak verschillende soorten weefsels bevat, zoals haren, spieren en bot. Ook
wel gerijpt teratoom* genoemd.
Diep veneuze trombose
De vorming van een bloedklonter in een diepe ader of het onderbekken. Mogelijke symptomen zijn
pijn, zwelling, warmte en roodheid in het getroffen gebied. Wordt ook DVT genoemd.
DNA
Afkorting voor desoxynucleïnezuur (acid). DNA is de drager van genetische informatie.
Docetaxel
Docetaxel behoort tot de groep van middelen tegen kanker die taxanen worden genoemd. Docetaxel
blokkeert het vermogen van cellen om het inwendige ‘skelet’ af te breken, dat ze nodig hebben om
zich te kunnen delen en vermenigvuldigen. Als dit skelet intact blijft, kunnen de cellen zich niet delen
en sterven ze uiteindelijk af. Ook gezonde cellen, zoals bloedcellen, worden door docetaxel aangetast
en dit kan bijwerkingen tot gevolg hebben.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 37
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
Doxorubicin
Een geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de behandeling van vele soorten kanker en wordt
bestudeerd bij de behandeling van andere soorten kanker. Doxorubicine is geïsoleerd uit de bacterie
Streptomyces peucetius. Het beschadigt DNA en kan kankercellen doden. Het is een
antracyclineantibioticum met oncolytische werking. Wordt ook Adriamycine PFS, Adriamycine RDF,
doxorubicinehydrochloride, hydroxydaunorubicine en Rubex genoemd.
Dysgenetische gonade/gonadale dysgenesie
Abnormale ontwikkeling van de gonaden (eierstok of testikel). Mannen met gonadale dysgenesie
hebben een groter risico op het ontwikkelen van zaadbalkanker. Gonadale dysgenesie is meestal
onderdeel van een genetisch syndroom.
Dyspepsie
Dyspepsie wordt ook opgeblazen gevoel genoemd. Het is een aandoening die vooral gekenmerkt
wordt door chronische of weerkerende buikpijn, samen met onder andere misselijkheid en buikpijn.
Dyspepsie is een veelvoorkomend probleem, maar in zeldzame gevallen kan het één van de eerste
symptomen van kanker zijn.
Endometriose
Een goedaardige toestand waarbij weefsel dat op endometriumweefsel lijkt op abnormale plaatsen
groeit in de buik.
Echografie
Een procedure waarbij geluidsgolven met een hoge frequentie op inwendige weefsels of organen
terugkaatsen en een echo produceren. De echopatronen worden weergegeven op het scherm van
een echograaf en vormen een beeld van de lichaamsweefsels, een sonogram genoemd. Wordt ook
ultrasonografie genoemd.
Eiwit
Belangrijke voedingsstoffen die zijn gemaakt van aminozuren. Zij zijn essentieel voor de werking van
vele organismen waaronder het menselijk lichaam. Zij zijn verantwoordelijk voor transport en
communicatie tussen cellen, chemische veranderingen en ze behouden ook de structuur van cellen.
Epitheel
De term "epitheel" verwijst naar cellen die holle organen, klieren en de huid bekleden. Epitheelcellen
helpen organen te beschermen of te omhullen. De meeste epitheelcellen produceren slijm of andere
secreties.
Estradiol
Estradiol is een geslachtshormoon. Over het algemeen wordt het gezien als een vrouwelijk
geslachtshormoon, maar ook mannen maken estradiol aan. Estradiol heeft veel functies, zo is het
bijvoorbeeld belangrijk voor borstontwikkeling en de groei van de vrouwelijke
voortplantingsorganen.
Etoposide
Een geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de behandeling van zaadbalkanker en kleincellige
longkanker. Het wordt ook bestudeerd voor de behandeling van verschillende andere soorten
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 38
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
kanker. Etoposide blokkeert bepaalde enzymen die nodig zijn voor celdeling en DNA-herstel en kan
kankercellen doden. Het is een vorm van podofyllotoxinederivaat en een type
topoisomeraseremmer.
Gemcitabine
Het werkzame bestanddeel van een geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de behandeling van
gevorderde of uitgezaaide pancreaskanker. Het wordt ook samen met andere geneesmiddelen
gebruikt voor de behandeling van uitgezaaide borstkanker, gevorderde eierstokkanker en gevorderd
of uitgezaaid niet-kleincellig longcarcinoom. Het wordt ook bestudeerd bij de behandeling van
andere soorten kanker. Gemcitabine stopt de aanmaak van DNA door de cellen en kan kankercellen
doden. Het is een antimetaboliet.
Gerichte therapie of targeted therapy
Een type behandeling met medicijnen of andere stoffen, zoals monoklonale antilichamen*, specifiek
ontworpen om kankercellen te identificeren en aan te vallen. Gerichte therapie kan minder
bijwerkingen geven dan andere types van kankerbehandeling.
Gepegyleerde liposomale doxorubicine
Een bepaalde vorm van het kankermedicijn doxorubicine dat zich in zeer kleine, vetachtige deeltjes
bevindt. Het heeft mogelijk minder neveneffecten en werkt beter dan doxorubicine. Het wordt ook
liposomale doxorubicine hydrochloride genoemd. Het wordt gebruikt om eierstokkanker, aidsgerelateerd Kaposisarcoom, en multipel myeloom te behandelen bij patiënten wiens ziekte niet
verbeterd is na behandeling met andere kanker-werende geneesmiddelen. Het wordt ook
onderzocht voor de behandeling van andere kankertypes. Liposomale doxorubicine hydrochloride is
een type anthracycline antitumor-antibioticum.
Goedaardig
Goedaardige (benigne) tumoren kunnen groter worden, maar zaaien niet uit naar andere delen van
het lichaam. Wordt ook 'niet-maligne' genoemd.
Granulosacellen
Oestrogeenafscheidende cellen die deel uitmaken van het weefsel van de follikels van de
eierstokken. Zij leveren voedingsstoffen aan de eicel (ovocyt) die betrokken is bij de voortplanting.
GUT (hormoonanalyse)
Groep hormonen die wordt geproduceerd in de maag, alvleesklier en darmen, ook wel GUThormonen genoemd.
Histologisch type
De categorie waarin de tumor is ingedeeld, rekening houdend met de kenmerken van zijn cellen en
andere structuren onder de microscoop.
Hormoonvervangingstherapie
Een therapie waarbij hormonen worden toegediend om bepaalde symptomen te verlichten,
bijvoorbeeld bij menopauze. Wordt ook hormonale substitutietherapie genoemd.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 39
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
Humaan choriongonadotrofine (hCG)
Een hormoon dat in het bloed en de urine wordt aangetroffen tijdens de zwangerschap. Het kan ook
in hogere dan normale hoeveelheden worden aangetroffen bij patiënten met sommige vormen van
kanker, inclusief zaadbal-, eierstok-, lever-, maag-, en longkanker, en andere aandoeningen. Het
meten van de hoeveelheid betahumaan choriongonadotrofine in bloed of urine van kankerpatiënten,
kan helpen om kanker te diagnosticeren en te weten hoe goed de behandeling van kanker werkt.
Betahumaan choriongonadotrofine is een type tumormarker. Ook wel beta-hCG genoemd.
Hyperplasie
Een abnormale toename van het aantal normale cellen in een orgaan of weefsel.
Hysterectomie
Een chirurgische ingreep om de baarmoeder en soms ook de baarmoederhals te verwijderen.
Wanneer zowel de baarmoeder als de baarmoederhals verwijderd worden, wordt dit totale of simple
hysterectomie genoemd. Wanneer alleen de baarmoeder verwijderd wordt, wort het gedeeltelijke of
supracervicale hysterectomie genoemd. Radicale hysterectomie is de verwijdering van de
baarmoeder, baarmoederhals en een gedeelte van de vagina. De eierstokken, eileiders en nabije
lymfeklieren* kunnen ook verwijderd worden.
Hysteroscopie
Onderzoek van de baarmoederholte door de baarmoederhals met een dunne buis die endoscoop
wordt genoemd. Deze procedure kan worden gebruikt bij de diagnose van aandoeningen van de
baarmoederholte en als ondersteuning bij een chirurgische ingreep.
Ifosfamide
Een geneesmiddel dat samen met andere geneesmiddelen wordt gebruikt voor de behandeling van
kiemceltestiskanker die niet reageerde op een eerdere behandeling met andere geneesmiddelen.
Het wordt ook bestudeerd bij de behandeling van andere soorten kanker. Ifosfamide hecht zich aan
DNA in cellen en kan kankercellen doden. Het is een alkylerend middel en een antimetaboliet.
Ileostomie
Een opening in het ileum, een deel van de dunne darm, vanaf de buitenkant van het lichaam. Met
ileostomie wordt een nieuwe weg gemaakt waardoor afvalmateriaal het lichaam kan verlaten nadat
een deel van de darm is verwijderd.
Immunohistochemie (IHC)
In de immunohistochemie gebruikt men antilichamen die zich specifiek binden aan antigenen (een
soort eiwitten*) om zo deze antigenen op te sporen in de cellen van bepaalde weefsels. Op deze
manier worden de antigenen zichtbaar gemaakt onder een microscoop, door middel van een
fluorescerende kleurstof, een enzyme of colloïdaal goud. Kleuring door immunohistochemie wordt
vaak gebruikt in de diagnose van abnormale cellen, zoals in een kwaadaardige tumor.
Incidentie
Het aantal nieuwe gevallen van een ziekte die elk jaar worden gediagnosticeerd.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 40
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
Inhibine
Hormoon dat behoort tot de familie van transformerende groeifactor betahormonen (TGFb), dat
voornamelijk wordt geproduceerd door de eierstokken. Het verlaagt FSH-synthese, remt FSHafscheiding en heeft tumorbestrijdende eigenschappen.
Inhibine bestaat uit twee subeenheden, alfa en beta A of beta B (inhibine A en B). Inhibine en vrije
alfasubeenheid zijn bekende producten van twee ovariumtumoren, dus deze kunnen worden
gebruikt als markers* van de ziekte.
Intraveneus
In of binnen een ader. Intraveneus verwijst meestal naar het toedienen van een geneesmiddel of een
andere stof via een naald of een buisje die in de ader ingebracht worden.
Invasief
Kanker die van de weefsellaag waarin hij ontstond, is uitgezaaid naar omliggende, gezonde weefsels.
Karyotype
Dit is de afbeelding (aantal en uiterlijk) van de chromosomen of het genetisch materiaal van een cel.
Kiemcel
Cellen die verantwoordelijk zijn voor de voortplanting; eicellen en spermacellen.
Klinische studie
Een onderzoeksstudie die test hoe goed een nieuwe medische aanpak bij de mens werkt. Deze
studies testen nieuwe screening-, preventie-, diagnose- of behandelingsmethoden van een ziekte.
Kwaadaardig/ Maligne
Maligne wordt gebruikt om een ernstige en progressieve ziekte te beschrijven. Maligne is een
synoniem voor kwaadaardig. Een maligne tumor betekent kanker.
Lactaatdehydrogenase (LDH)
Eén van een groep enzymen die wordt aangetroffen in het bloed en ander lichaamsweefsel en dat
betrokken is bij de energieproductie in cellen. Een verhoging van de hoeveelheid
lactaatdehydrogenase in het bloed kan een teken zijn van weefselschade en bepaalde soorten kanker
of andere aandoeningen. Ook wel melkzuurdehydrogenase en LDH genoemd.
Laparoscopie
Een operatie waarbij chirurgische instrumenten in de buik of het bekken* worden gebracht door een
kleine incisie en met behulp van een camera. Het is een soort kijkoperatie.
Laparotomie
Een operatieve insnijding gemaakt in de buikwand.
Leydigcellen
Type cellen die deel uitmaken van de structuur van de zaadleiders van de testikels. Zij produceren
testosteron in aanwezigheid van luteïniserend hormoon (LH).
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 41
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
Lymfadenectomie
Een chirurgische procedure waarbij de lymfeklieren worden verwijderd en een weefselstaal onder
een microscoop wordt onderzocht op tekenen van kanker. Voor een regionale lymfadenectomie
worden enkele lymfeklieren in het tumorgebied verwijderd; voor een radicale lymfadenectomie
worden de meeste of alle lymfeklieren in het tumorgebied verwijderd. Wordt ook lymfeklierdissectie
genoemd.
Lymfeklier
Een klein ovaal orgaantje bestaande uit lymfatisch weefsel, omcirkeld door een kapsel van
bindweefsel. Lymfeklieren filteren lymfevocht en slaan lymfocyten op (witte bloedcellen). Ze
bevinden zich aan lymfevaten. Worden ook lymfeknopen genoemd.
Magnetische resonanitebeeldvorming (MRI)
Een beeldvormingstechniek die gebruikt wordt in geneeskunde. Het maakt gebruik van magnetische
golven. Soms wordt een stof ingespoten die het contrast tussen verschillende weefsel vergoot, om
bepaalde structuren beter zichtbaat te maken.
Marker
Een diagnostische indicatie dat een ziekte kan ontstaan.
MelanA-eiwitten
Een eiwit dat op normale melanocyten (cellen die het pigment melanine maken) in de huid en in de
retina worden aangetroffen. Het zit ook op de meeste melanomen (kankersoorten die beginnen in
melanocyten). Vaccins die stukjes van het MelanA-eiwit gebruiken, worden onderzocht op hun
vermogen om de immuunrespons tegen kankercellen bij patiënten met melanoom te verhogen. Ook
wel MART-1 antigeen en melanoomantigeen herkend door T-cellen 1 genoemd.
Menarche
Eerste menstruatiecyclus in het leven van een vrouw. Gebeurt meestal tijdens de puberteit.
Menopauze
Periode waarin de eierstokken van een vrouw stoppen met de aanmaak van hormonen en de
menstruatie stopt. De natuurlijke menopauze treedt gewoonlijk op rond de leeftijd van 50 jaar. Een
vrouw is in de menopauze wanneer ze 12 opeenvolgende maanden niet meer heeft gemenstrueerd.
Symptomen van de menopauze zijn opvliegers, stemmingswisselingen, nachtelijk zweten, vaginale
droogte, concentratieproblemen en onvruchtbaarheid.
Mesenterium/mesenteriaal membraan
Het peritoneale* membraan dat de darmen hecht aan de buikwand aan de kant van de rug.
Metastase
De uitzaaiing van kanker naar andere lichaamsdelen. Een tumor gevormd door uitgezaaide cellen
wordt een metastatische tumor of een metastase genoemd. De metastatische tumor bevat cellen die
gelijkaardig zijn aan die van de oorspronkelijke tumor. Het meervoud van metastase is metastasen.
Monoklonaal antilichaam
Monoklonale antilichamen zijn antilichamen die exact hetzelfde zijn omdat ze gekloond zijn van
dezelfde cel.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 42
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
Multidisciplinair(e) team/ advies
Een behandelingsplanning waarbij een aantal artsen met verschillende specialismen (disciplines) de
medische aandoening en de behandelingsopties van een patiënt beoordelen en bespreken. Bij de
behandeling van kanker kan dit het advies betreffen van een medisch oncoloog (die kanker met
geneesmiddelen behandelt), een chirurgisch oncoloog (die kanker operatief behandelt) en een
bestralingsoncoloog (die kanker behandelt met bestraling). Wordt ook tumor board review
genoemd.
Mutatie
Een verandering in de opeenvolging van baseparen in het DNA, waaruit een gen bestaat. Mutaties in
een gen hebben niet noodzakelijk permanente gevolgen.
Neuroendocrien
Heeft betrekking op de interacties tussen het zenuwstelsel en het endocriene stelsel.
Neuro‐endocrien beschrijft bepaalde cellen die hormonen afscheiden in het bloed ten gevolge
vanstimulatie van het zenuwstelsel.
Oestrogeen
Een groep hormonen die in het lichaam aangemaakt worden en een belangrijke rol spelen bij de
ontwikkeling van de vrouwelijke geslachtskenmerken, waaronder de borsten, baarmoeder en vagina.
Ze regelen ook de menstruatiecyclus en de zwangerschap. Daarom worden ze ook vrouwelijke
hormonen genoemd.
Omentum
Een plooi van het buikvlies of peritoneum (het dunne weefsel dat de buikholte bekleedt) dat de maag
en andere organen in de buikholte omgeeft.
Ontsteking in het bekken
Een aandoening waarbij de vrouwelijke voortplantingsorganen ontstoken zijn. Het kan de
baarmoeder, eileiders , eierstokken en bepaalde ligamenten aantasten. Een ontsteking in het bekken
wordt meestal veroorzaakt door een bacteriële infectie. Dit kan leiden tot onvruchtbaarheid en een
verhoogde kans op een buitenbaarmoederlijke zwangerschap (zwangerschap in de eileiders).
Paclitaxel
Een geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de behandeling van borst- en eierstokkanker en aan aids
gerelateerd Kaposisarcoom. Het wordt ook samen met een ander geneesmiddel gebruikt voor de
behandeling van niet-kleincellig longcarcinoom. Paclitaxel wordt ook bestudeerd bij de behandeling
van andere soorten kanker. Het verhindert de celgroei door de celdeling te stoppen en kan
kankercellen doden. Het is een antimitoticum.
Palliatieve therapie
Behandeling om de symptomen en de pijn van kanker en andere levensbedreigende ziekten te
verminderen. Palliatieve kankertherapieën kunnen samen met andere kankerbehandelingen
toegediend worden bij de diagnose, tijdens het beloop van de behandeling, de overleving, bij
recidief* of bij gevorderde ziekte en aan het levenseinde.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 43
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
Para-aortale lymfeklieren
Lymfekliergroep die recht tegenover de lumbale wervels ligt in de buurt van de aorta.
Paracolische groeven
De ruimten tussen de stijgende en dalende darm (laterale delen van de darm) en de buikwand.
Paresthesie
Een abnormale gevoelsgewaarwording, zoals een brandend of prikkelend gevoel, die plaatsvindt
zonder een stimulans van buitenaf.
Patholoog
Een dokter die gespecialiseerd is in de histopathologie. Dit is de studie van cellen en weefsels door
middel van een microscoop.
Perifere neuropathie
Een zenuwprobleem dat pijn, gevoelloosheid, tintelen, zwellen of spierzwakte op verschillende
plaatsen in het lichaam veroorzaakt. Het begint meestal in de handen of voeten en wordt na verloop
van tijd steeds erger. Perifere neuropathie kan worden veroorzaakt door letsel, infectie, giftige
stoffen, ziekte (zoals kanker, diabetes, nierfalen of ondervoeding) of geneesmiddelen, waaronder
geneesmiddelen tegen kanker. Ook wel neuropathie genoemd.
Peritoneaal
Van of met betrekking tot het peritoneum*. Intra-peritoneale chemotherapie is een behandeling die
binnenin het peritoneum wordt toegediend.
Peritoneale spoeling
Procedure tijdens een operatie waarbij een zoutoplossing in de peritoneale holte wordt gebracht en
daarna wordt afgezogen. De verwijderde vloeistof wordt vervolgens in het laboratorium onderzocht
op kankercellen.
Peritoneum
Het weefsel (soort dun vlies) dat de buikwand en de meeste organen in de buik bedekt.
Pleurale effusie
Een abnormale ophoping van vocht tussen de dunne weefsellagen (pleura) die de longen en de
borstholtewand bekleden.
Positronemissie tomografie (PET)
Een procedure waarbij een kleine hoeveelheid radioactieve glucose (suiker) wordt ingespoten in een
ader en een scanner wordt gebruikt om gedetailleerde, geautomatiseerde beelden te maken van
delen van het lichaam waarvoor glucose gebruikt wordt. Omdat kankercellen vaak meer glucose
gebruiken dan normale cellen, kunnen de beelden worden gebruikt om kankercellen in het lichaam
te vinden. Ook wel PET-scan genoemd.
Premaligne
Een term die wordt gebruikt om een aandoening te beschrijven die tot kanker kan uitgroeien. Ook
wel voorstadium van kanker genoemd.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 44
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
Prognose
Het waarschijnlijke resultaat of verloop van een ziekte; de kans op herstel of recidief*.
Radioactief jodium
Een radioactieve vorm van jodium, vaak gebruikt voor beeldvormende onderzoeken of voor de
behandeling van een overactieve schildklier*, schildklierkanker en bepaalde andere vormen van
kanker. Voor beeldvormende onderzoeken neemt de patiënt een kleine dosis radioactief jodium in,
dat zich verzamelt in schildkliercellen en bepaalde soorten tumoren kunnen dan worden opgespoord
door een scanner. Voor de behandeling van schildklierkanker neemt de patiënt een grote dosis
radioactief jodium, dat doodt de schildkliercellen. Radioactief jodium wordt ook gebruikt bij interne
bestraling voor prostaatkanker, intra-oculaire (oog) melanoom en carcinoïde tumoren. Radioactief
jodium wordt oraal toegediend als vloeistof of in capsules, met een infuus of verzegeld in zaden, die
in of vlakbij de tumor worden ingebracht om kankercellen te doden.
Recidief
Kanker die recidiveert (terugkomt), gewoonlijk na een periode waarin ze afwezig was of niet meer
kon worden waargenomen. De kanker kan op dezelfde plaats terugkomen als de oorspronkelijke
(primaire) tumor, of op een andere plaats in het lichaam. Wordt ook recidiverende kanker genoemd.
Schildklier/schildklierweefsel
Een klier onder de larynx (strottenhoofd), die het schildklierhormoon en calcitonine aanmaakt. De
schildklier helpt bij het reguleren van groei en spijsvertering.
Sertolicellen
Ondersteunende cellen die zich bevinden in de teelballen. Sertolicellen vloeien voort uit de gonaden
laag, dat is de embryonale structuur die zich nadien ontwikkelt in teelballen bij mannen en
eierstokken bij vrouwen.
Subcapsulair (leverziekte)
Gebied onder het externe membraan dat de lever bedekt. Het verwijst naar de pathologieën die in
dat gebied ontwikkeld zijn.
Syndroom van Cushing
Een aandoening waarbij sprake is van teveel cortisol* in het lichaam. Het syndroom van Cushing kan
worden veroorzaakt door het innemen van teveel corticosteroïden of bepaalde typen tumoren.
Tumoren die het adrenocorticotroop hormoon (ACTH) aanmaken, zorgen ervoor dat de bijnier te
veel cortisol* aanmaakt. Symptomen van het syndroom van Cushing zijn onder andere een rond
gelaat, dunne armen en benen, ernstige vermoeidheid en spierzwakte, hoge bloeddruk, hoge
bloedsuikerspiegel, paars of roze striae op de huid, en gewichtstoename, met name in de buik.
Teratoom
Een type kiemceltumor die verschillende soorten weefsel kan bevatten, zoals haren, spieren en bot.
Teratomen komen het vaakst voor in de eierstokken bij vrouwen, de testikels bij mannen, en het
stuitje bij kinderen. Niet alle teratomen zijn kwaadaardig.
Testosteron
Een hormoon dat hoofdzakelijk in de testikels wordt aangemaakt. Testosteron is noodzakelijk om de
mannelijke geslachtskenmerken te ontwikkelen en in stand te houden zoals baardgroei, een diepe
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 45
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
stem en spierontwikkeling. Testosteron kan ook synthetisch worden vervaardigd en wordt gebruikt
om sommige medische aandoeningen te behandelen.
Thecacellen
Cellen die een buitenste laag vormen van de zich ontwikkelende ovariële follikel (een ovariële follikel
bevat een ei of eicel, fundamenteel voor vrouwelijke voortplanting). Thecacellen dragen bij aan de
hormoonproductie die verband houdt met de voortplanting.
Therapie/behandeling op basis van platina
Behandeling die geneesmiddelen gebruikt die afkomstig zijn van het element platina. Dit zijn onder
andere cisplatine*, carboplatine en oxaliplatine.
Thyroglobuline (Tg)
De vorm die het schildklierhormoon aanneemt wanneer het is opgeslagen in de cellen van de
schildklier*. Als de schildklier is verwijderd, mag thyroglobuline niet te zien zijn in een bloedtest. De
arts meet de thyroglobuline in het bloed om schildklierkankercellen die in het lichaam achterblijven
na behandeling op te sporen.
Topotecan
Topotecan is een antikankermiddel en behoort tot de groep van de zogenoemde topoïsomeraseremmers. Het blokkeert een enzym, topoïsomerase-I, dat een rol speelt bij de deling van DNA.
Wanneer het enzym wordt geblokkeerd, breken de DNA-strengen af. Als gevolg hiervan wordt
voorkomen dat de kankercellen zich delen (en dus vermenigvuldigen) en sterven ze tenslotte af. Ook
gezonde cellen worden door Hycamtin® aangetast en dit leidt tot bijwerkingen.
Trabectedine
Een geneesmiddel dat gebruikt wordt voor de behandeling van patiënten met terugkerende
eierstokkanker en gevoelig is voor platinabevattende medicatie. Het wordt gebruikt in combinatie
met gepegyleerde liposomale doxorubicine* (een ander kankerwerend medicijn). Het wordt ook
gebruikt voor de behandeling van patiënten met gevorderd wekedelensarcoom, een type kanker dat
zich ontwikkelt in het zachte, ondersteunende weefsel van het lichaam, wanneer een behandeling
met antracyclines en ifosfamide (een andere kankerwerend medicijn) gestopt is met werken, of in
patiënten die deze medicatie niet toegediend mogen krijgen.
Vasculaire endotheliale groeifactor (VEGF)
Een stof samengesteld uit cellen die de vorming van nieuwe bloedvaten stimuleert. Wordt ook VEGF
genoemd.
Vincristine
Het werkzame bestanddeel van een geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de behandeling van acute
leukemie. Het wordt samen met andere geneesmiddelen gebruikt voor de behandeling van de ziekte
van Hodgkin, non-Hodgkin-lymfoom, rhabdomyosarcoom, neuroblastoom en Wilmstumor.
Vincristine wordt ook bestudeerd bij de behandeling van andere soorten kanker. Het verhindert de
celgroei door de celdeling te stoppen. Het is een vinca-alkaloïde en een mitoseremmer.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 46
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
Virilisatie
Ontwikkeling van mannelijke secundaire geslachtskenmerken bij vrouwen, zoals zwaardere stem,
toename van lichaams- en gezichtsbeharing, afname van de grootte van de borsten, vergroting van
de clitoris, en kaalheid met een ‘mannelijk patroon’.
Vleesboom
Fibromen of vleesbomen zijn goedaardige gezwellen in de baarmoederwand.
Vruchtbaarheidsmedicatie
Medicatie die wordt gebruikt om het vermogen van voortplanting te bevorderen. Bij vrouwen
stimuleren deze geneesmiddelen de ovulatie.
Zenuwstelsel
Het georganiseerde netwerk van zenuwweefsel in het lichaam. Het omvat het centrale zenuwstelsel,
d.i. de hersenen en het ruggenmerg, het perifere zenuwstelsel, d.i. de zenuwen die lopen van het
ruggenmerg naar de rest van het lichaam en ander zenuwweefsel.
Eierstokkanker: gids voor patiënten – Gebaseerd op de ESMO-richtlijnen - v.2014.1
Pagina 47
Dit document wordt verstrekt door het Antikankerfonds met de toestemming van ESMO.
De informatie in dit document vervangt geen medische consultatie. Het document is enkel bestemd voor persoonlijk gebruik
en mag op geen enkele manier worden aangepast, gereproduceerd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van ESMO
en het Antikankerfonds.
De ESMO / Antikankerfonds Gidsen voor Patiënten werden ontwikkeld
om patiënten, hun familieleden en zorgverleners bij te staan in het
begrijpen van verschillende kankertypes en in het evalueren van de
beste behandelinsopties die beschikbaar zijn. De medische informatie
die in de Gidsen voor Patiënten wordt beschreven is gebaseerd op
de ESMO richtlijnen die opgesteld zijn om medische oncologen te
begeleiden bij het bepalen van de diagnose, de opvolging en de
behandeling van verschillende kankertypes. Deze gidsen worden
ontwikkeld door het Antikankerfonds in nauwe samenwerking met de
ESMO richtlijnen Werkgroep en de ESMO Kankerpatiënten Werkgroep.
Voor meer informatie bezoek www.esmo.org en
www.antikankerfonds.org
www.antikankerfonds.org
www.esmo.org
Download