Boezemfibrilleren - Wilhelmina Ziekenhuis Assen

advertisement
Wilhelmina Ziekenhuis Assen
Vertrouwd en dichtbij
Informatie voor patiënten
Boezemfibrilleren
zz
Boezemfibrilleren is een hartritmestoornis waarbij in de hartboezems
sprake is van een snelle en onregelmatige elektrische prikkeling. Veel
van deze elektrische prikkels bereiken de hartkamers. Meestal is hierdoor de hartslag tijdens boezemfibrilleren te snel (soms ook te langzaam)
en onregelmatig. Boezemfibrilleren is een van de meest voorkomende
hartritmestoornissen. Boezemfibrilleren is op zich niet gevaarlijk maar
moet wel behandeld worden. In deze folder leest u welke behandelmogelijkheden er zijn.
Normaal hartritme
Het hart heeft een rechter- en een linkerhelft die allebei bestaan uit een boezem en een kamer. Bij een normale hartslag trekken eerst de boezems samen,
waarbij het bloed naar de hartkamers wordt gepompt. De hartkamers trekken
vervolgens ook samen, zodat het bloed over het hele lichaam verdeeld wordt.
Het samentrekken van de boezems en de kamers wordt geregeld door het elektrische systeem van het hart. Elke hartslag wordt namelijk opgewekt door een
elektrische prikkel, een soort stroomstootje, dat ontstaat in de sinusknoop, een
plek in de rechterboezem (zie figuur).
2
Deze elektrische prikkel verspreidt zich over de boezems en zorgt ervoor
dat de boezems samentrekken. Vervolgens pauzeert de elektrische prikkel
in de AV-knoop, een soort tussenstation tussen de boezems en de kamers
(zie figuur). De AV-knoop houdt de stroom even vast en zorgt er daarna voor
dat de elektrische prikkel precies op het goede moment via de Bundel van
His en de Purkinjevezels (zie figuur) wordt doorgegeven aan de hartkamers.
De kamers trekken daardoor samen en pompen het bloed door het lichaam.
Bij een normaal hartritme wordt de hartslag in een regelmatig tempo opgewekt
door een elektrische prikkel vanuit de sinusknoop.
Boezemfibrilleren
Bij boezemfibrilleren is de normale, ordelijke werking van de boezems verstoord. Dat komt doordat zich tegelijkertijd verschillende elektrische prikkels
door de boezems verspreiden. Deze verdringen zich op hetzelfde moment voor
de AV-knoop om doorgelaten te worden naar de hartkamers. Gelukkig beperkt
de AV-knoop het aantal prikkels dat doorgelaten wordt naar de kamers, zodat
de hartslag meestal toch nog lager is dan 150 per minuut (normaal maakt het
hart in rust ongeveer zestig tot zeventig slagen per minuut). Het hartritme is
door het boezemfibrilleren echter wel onregelmatig. Dit kan ten koste gaan van
de pompfunctie van het hart.
Oorzaak
Boezemfibrilleren komt het meest voor bij mensen met een hoge bloeddruk of
een hartklepafwijking. Ook kan boezemfibrilleren optreden als gevolg van een
afwijking aan de kransslagaders, een chronische longziekte, een hartspierziekte,
een aangeboren hartafwijking of longembolie. Soms wordt boezemfibrilleren
veroorzaakt door een te hard werkende schildklier of een ontsteking van het
hartzakje. Vaak ook wordt bij iemand met boezemfibrilleren geen enkele
hartafwijking gevonden. Zo kunnen mensen met een gezond hart last hebben
van boezemfibrilleren onder invloed van stress, drugs, cafeïne, stoornissen in de
water- en zout huishouding, stofwisselingsstoornissen en infecties. Verder kan
boezemfibrilleren zich voordoen tijdens en na een operatie.
Naarmate u ouder bent, neemt de neemt de kans op boezemfibrilleren toe; met
name na het zestigste jaar komt boezemfibrilleren vaker voor.
3
Klachten
Niet iedereen met boezemfibrilleren heeft dezelfde klachten. Sommige mensen
merken er zelfs jarenlang niets van. Mogelijke klachten bij boezemfibrilleren
zijn:
 hartkloppingen (een plotseling bonzend, fladderend of rammelend gevoel in
de borst);
 vermoeidheid, gebrek aan energie;
 duizeligheid (een licht gevoel in het hoofd);
 een naar gevoel op de borst ( pijn, druk of gewoon een vervelend gevoel);
 kortademigheid (snel lucht tekort komen bij een betrekkelijk geringe
inspanning).
Risico’s
Boezemfibrilleren is op zich niet zo gevaarlijk. Met name echter als de ritmestoornis langer dan 24 uur aanhoudt, kunnen zich in de boezem bloedstolsels
vormen. Doordat de boezems niet geordend samentrekken, stroomt het bloed
er namelijk niet zo snel doorheen als normaal en krijgt het op die manier de
kans een stolsel te vormen. Als zo'n stolsel losschiet, kan dit terechtkomen in
de hersenen, wat een beroerte tot gevolg kan hebben. Ook komt het voor dat
stolsels wegschieten naar andere organen of naar armen of benen. De kans op
een beroerte is bij patiënten met boezemfibrilleren ongeveer vijf maal zo groot
als bij iemand zonder boezemfibrilleren. Jonge mensen met boezemfibrilleren
zonder bijkomende hartziekten of risicofactoren voor stolselvorming lopen een
minder groot risico om op deze manier een beroerte te krijgen.
Als iemand langdurig last heeft van boezemfibrilleren en er is sprake van een
snelle hartslag, kan de hartspier verzwakken waardoor het bloed niet meer goed
kan worden rondgepompt. Ten gevolge van het boezemfibrilleren kan hartfalen
ontstaan.
Diagnose
Een gemakkelijke en betrouwbare methode om boezemfibrilleren vast te stellen
is het maken van een ECG (elektrocardiogram). Als het boezemfibrilleren alleen
aanvalsgewijs optreedt, is het echter mogelijk dat u een normaal ECG hebt.
Soms is het zinvol een 24-uurs ECG te maken om uw hartritme gedurende een
langere periode te kunnen registreren.
4
Antistolling en vertraging hartslag
Er zijn verschillende manieren om hartritmestoornissen te behandelen. Meestal
krijgt u eerst een medicijnbehandeling die erop gericht is uw hartslag tijdens
een aanval van boezemfibrilleren te vertragen en de vorming van bloedstolsels
te voorkomen.
Antistollingsmedicijnen
Het risico van een beroerte bij boezemfibrilleren neemt af als u bloedverdunnende medicijnen gebruikt. Cumarines (Sintrommitis of Marcoumar) zijn
antistollingsmiddelen die de kans op een beroerte met 60 tot 80 % verminderen. Bij het gebruik van deze medicijnen moet uw bloed regelmatig worden
gecontroleerd door de trombosedienst om de juiste mate van bloedverdunning
te garanderen. In sommige gevallen is een behandeling met Aspirine mogelijk.
De cardioloog adviseert welke bloedverdunner voor u het beste is.
Medicijnen om de hartslag te vertragen
Om de hartslag te vertragen wordt meestal gebruik gemaakt van medicijnen
als digoxine, bèta-blokkers (bijvoorbeeld bisoprolol, atenolol) of calciumantagonisten (bijvoorbeeld verapamil). Deze medicijnen vertragen de geleiding van
elektrische prikkels door de AV-knoop. Hoewel vertraagd, blijft het hartritme
vaak wel onregelmatig.
Als u met deze medicijnen geen klachten meer heeft, is verdere behandeling niet
nodig. Houden uw klachten aan, dan wordt geprobeerd om het hartritme weer
regelmatig te krijgen. Hiervoor bestaan verschillende methodes.
5
Anti-aritmische medicijnen
Om de geleiding van elektrische prikkels in het hart te beïnvloeden, kan
gebruik worden gemaakt van zgn. anti-aritmische medicijnen. Er zijn verschillende middelen beschikbaar, zoals kinidine, disopyramide, flecaïnide,
propafenon, sotalol en amiodaron. Om vast te kunnen stellen hoeveel u van
een bepaald medicijn nodig hebt, is het soms nodig dat u voor korte tijd in het
ziekenhuis wordt opgenomen op de afdeling hartbewaking. Sommige anti-aritmische medicijnen die gebruikt worden om boezemfibrilleren tegen te gaan,
kunnen namelijk ernstige andere ritmestoornissen opwekken. Rekening houdend met uw klachten bepaalt de cardioloog welk medicijn in uw geval waarschijnlijk het beste is. Omdat een medicijn niet altijd het gewenste effect heeft,
kan het nodig zijn om verschillende medicijnen uit te proberen.
Bij bijna de helft van alle nieuwe patiënten met boezemfibrilleren is het mogelijk
om met alleen medicijnen weer een normaal hartritme te bewerkstelligen. Met
name geldt dat voor patiënten die nog maar kort (minder dan 24 uur) last hebben
van boezemfibrilleren. Soms lukt het echter niet met medicijnen alleen. In dat
geval zijn er verschillende andere behandelmogelijkheden.
Elektrische cardioversie
Als medicijnen niet voldoende effect hebben, kan iemand baat hebben bij
elektrische cardioversie.
Cardioversie houdt in dat er kortdurend elektrische stroom door de borst wordt
geleid. De patiënt krijgt als het ware een schok. Door de schok houdt het boezemfibrilleren op en kan het hart zelf het ritme weer overnemen. Voorafgaand
aan de behandeling krijgt de patiënt een kortwerkend slaapmiddel.
Bij sommige patiënten wordt voorafgaand aan de cardioversie een slokdarmechocardiogram gemaakt om te beoordelen of er stolsels in de hartboezems
aanwezig zijn.
6
Pacemaker
Bij een aantal patiënten met boezemfibrilleren klopt het hart te langzaam, soms
afgewisseld met een snelle hartslag. Ook kunnen medicijnen die nodig zijn om
een te snelle hartslag te voorkomen, van tijd tot tijd een te trage hartslag veroorzaken, met bijbehorende klachten zoals duizeligheid en neiging tot flauwvallen. Om een te traag hartritme te voorkomen, kan het nodig zijn om een
pacemaker te implanteren.
Ablatie en chirurgische behandeling
Er zijn patiënten die veel last hebben van aanvallen van boezemfibrilleren. In
bepaalde gevallen kan dan geableerd worden (methode van Papone). Ablatie
is het wegbranden van cellen in de hartwand om een afwijking in het prikkelgeleidingssysteem te behandelen. Een ablatie is een ingreep die soms deel uitmaakt van een elektrofysiologisch onderzoek. Het wegbranden van het weefsel
gebeurt met een kleine elektrode op de punt van een katheter. Via de bloedvaten in de lies wordt deze in het hart gebracht.
Ablatie is een betrekkelijk nieuwe behandelmethode van hartritmestoornissen
en vindt in gespecialiseerde ziekenhuizen plaats. De behandeling heeft in de
meeste gevallen succes en wordt steeds meer toegepast.
Bij patiënten die een hartoperatie moeten ondergaan en ook last hebben van
boezemfibrilleren, kan een hartchirurg aanvullend het boezemfibrilleren
behandelen. Er zijn verschillende methodes, zoals de Maza-procedure’ en
de ‘longvenenisolatie’.
Ablatie van de AV-knoop
Als het niet lukt om een te snelle hartslag met medicijnen onder controle te
krijgen en er is continu boezenfibrilleren, dan is het mogelijk om de klachten
te verhelpen door middel van zgn. ablatie van de AV-knoop. Dat houdt in dat
er een katheter (een dun slangetje) wordt ingebracht vlakbij de AV-knoop,
waardoor elektrische energie wordt aangevoerd met als gevolg dat de AV-knoop
geen elektrische prikkels meer doorgeeft. Ten minste veertien dagen voorafgaand aan de ablatie wordt een pacemaker geïmplanteerd. Na de ablatie zorgt
de pacemaker ervoor dat de hartslag weer regelmatig is.
Vragen?
Waarschijnlijk heeft de cardioloog met u besproken welke behandeling in uw
geval van toepassing is. Mocht u toch nog vragen hebben, dan kunt u contact
opnemen met de polikliniek Cardiologie. Men is bereikbaar op werkdagen van
8.30 tot 16.30 uur op telefoonnummer (0592) 32 52 05.
Hebt u een opmerking of een klacht?
De medewerkers en specialisten van het Wilhelmina Ziekenhuis Assen doen hun best u
de juiste (medische) zorg te geven. Mocht er toch iets gebeuren waarover u niet tevreden
bent, dan verzoeken wij u om dat door te geven. U kunt dat doen aan degene die direct
verantwoordelijk is of aan de ombudsfunctionaris van het ziekenhuis. Deze is bereikbaar
via:
 e-mailadres: [email protected]
 telefoonnummer: (0592) 32 56 24/32 55 55 (maandag t/m donderdag)
 postadres: WZA t.a.v. ombudsfunctionaris, postbus 30.001, 9400 RA Assen
cardi07 - september 2014
Meer informatie over de klachtenprocedure vindt u op www.wza.nl/patienten/een-klacht
Wilhelmina Ziekenhuis Assen
Europaweg-Zuid 1
Postbus 30.001
9400 RA Assen
Telefoon (0592) 32 55 55
www.wza.nl
© 2014 WZA
Download