MEDEDELING De draagkracht van de secundaire school

advertisement
Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs
Guimardstraat 1, 1040 Brussel
MEDEDELING
referentienr.
datum
gewijzigd
contact
: M-VVKSO-2006-032
: 2006-03-10
:—
: Dienst Leerlingen en schoolorganisatie, [email protected]
Jackie Denis, [email protected], 02 507 07 42
Jan Schokkaert, [email protected], 02 507 06 48
De draagkracht van de secundaire school
Een evenwicht tussen draagvlak en draaglast
Deze tekst wil ‘bouwstenen’ aanreiken om:
•
een visie op ‘draagkracht’ in het secundair onderwijs te kunnen formuleren;
•
scholen en scholengemeenschappen– in het kader van hun zorgbeleid 1 – toe te laten te evalueren wat hun
‘draagkracht’ is, en hoe ze deze eventueel, o.a. door samenwerking binnen de scholengemeenschap, kunnen
vergroten;
•
scholen – in het kader van de herwerkte regelgeving inzake gelijke onderwijskansen 2 – instrumenten te bezorgen om de grenzen van hun ‘draagkracht’ vast te stellen.
De bedoeling van de instrumenten in deel 3 van deze Mededeling kan er nooit in bestaan te zoeken hoe men leerlingen kan weigeren. Wij gaan ervan uit dat de ‘draagwens’ van onze scholen niet het probleem is, maar dat zij op een
realistische wijze, dus ook met erkenning van de limieten van de ‘draagkracht’ van de school, hun zorgbeleid zo
breed mogelijk willen maken. De aangereikte kijkwijzers kunnen in diverse contexten gebruikt worden: zorgwerkgroep binnen de school of scholengemeenschap, begeleidende klassenraad, raad van directeurs in een scholengemeenschap (al dan niet in voorbereiding op besprekingen in het LOP), ondersteuning bij de intake van leerlingen met
een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs, enz.…
‘Draagkracht’ heeft als begrip al een hele geschiedenis meegemaakt. Daarom past vooraf, ter verantwoording van
onze visie en van de aangereikte instrumenten, een bondig overzicht van de betekenisverschuivingen in de loop van
de laatste jaren.
1
‘Draagkracht’, een hot item: situering
Vanaf het midden van de jaren ‘90 duikt het begrip ‘draagkracht’ steeds vaker op in onderwijspublicaties of teksten in
verband met leermoeilijkheden, zorgbeleid, de stijgende aanwezigheid van leerbedreigde kinderen in scholen, samenwerking gewoon – buitengewoon onderwijs… Sinds het kabinet Vanderpoorten bereikte het te pas en te onpas
hanteren van ‘draagkracht’ een piek in de discussies voorafgaand aan en volgend op het Decreet Gelijke Onderwijs-
1
Mededeling van 20 oktober 2004 over “Visie op zorg” (M-VVKSO-2004-109).
2
Decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I.
http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > officieuze codificatie van de wetgeving > niveau-overschrijdend deel > gelijke onderwijskansen.
2
2006-03-10 – M-VVKSO-2006-032
kansen en in het debat rond inclusief onderwijs. ‘Draagkracht’ heeft in de loop van de laatste 10 jaar echter zeer
duidelijk niet altijd dezelfde betekenis.
1.1
Jaren negentig: een brede definitie
In 1996 is Prof. Verhaeghe (RUG)· op zoek gegaan naar het verschil tussen ‘scholen met draagkracht‘ en de andere.
Vanuit het uitgangspunt dat zorg dragen voor alle leerlingen, de sterke en de zwakke, de kracht is van de echt goede
school definieert hij ‘draagkracht’ als “de mate waarin een school blijkt een adequate opvang te realiseren voor een
brede verscheidenheid van kinderen, al dan niet in samenwerking met het buitengewoon onderwijs”. In een onderzoek bij 12 scholen uit het buitengewoon basisonderwijs en 14 zo verschillend mogelijke gewone basisscholen, leidt
hij een aantal indicatoren of eigenschappen af waaraan je een ‘school met draagkracht’ kan herkennen:
•
soepele aanwending van de toegekende middelen;
•
doorbreken van de klasgrenzen;
•
teamoverleg;
•
multidisciplinair overleg;
•
een stimulerende directie;
•
kadering van de activiteiten in de bredere visie van het schoolwerkplan;
•
de missie van de school is zorg voor de zwakken.
De beleidscontext van deze studie was op dat ogenblik duidelijk. Men sprak er ook toen al over om zo veel mogelijk
kinderen op te vangen in het gewoon onderwijs. De expertise van het buitengewoon onderwijs kon daarbij gewone
scholen helpen om leerproblemen meer professioneel aan te pakken en een middel daartoe was het stimuleren van
de samenwerking gewoon en buitengewoon onderwijs. Onder meer via deze samenwerking kan men een ‘school
met draagkracht’ worden. Opvallend is dan wel dat de opgesomde indicatoren / eigenschappen van dergelijke school
moeilijk objectiveerbaar zijn.
1.2
Het decreet Gelijke Onderwijskansen – I (2002): een verengde en vervaagde definitie van
‘draagkracht’
Minister Vanderpoorten had bij haar aantreden de bedoeling om in één doorlopende beweging via decreten:
•
én een geïntegreerd gelijkekansenbeleid te realiseren, gefocust op het bestrijden van kansarmoede en dualisering;
•
én een zorgbeleid op te starten in het basisonderwijs;
•
én de problematiek van de inclusie te regelen.
Dit bleek echter gemakkelijker gezegd dan gedaan. Het Decreet Gelijke Onderwijskansen kwam er wel in juni 2002,
maar het was nog onaf (vandaar GOK I) en gefaseerd 3 Bovendien moest het eigenlijke debat over de hervorming
van het buitengewoon onderwijs en over inclusie, o.a. op basis van de visietekst van Minister Vanderpoorten Maatwerk in samenspraak, feitelijk nog beginnen.
Om het inschrijvingsrecht te garanderen van leerlingen die blijkens een inschrijvingsverslag georiënteerd worden
naar een type van het buitengewoon onderwijs, maar zich toch aanbieden in het gewoon onderwijs, werd “in afwachting van het geplande Decreet GOK-III 4 ” over inclusie een overgangsmaatregel 5 ingebouwd, die scholen toelaat onder bepaalde voorwaarden dergelijke leerlingen niet in te schrijven, maar “door (te) verwijzen, wanneer de draag3
Het inschrijvingsrecht en de extra uren voor zorg in het basisonderwijs traden pas in werking met ingang van het schooljaar
2003/’04.
4
Decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I, art. III.7.- Memorie van Toelichting.
5
Decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I, art. III.7, § 2.
3
2006-03-10 – M-VVKSO-2006-032
kracht van de school onvoldoende is om tegemoet te komen aan de specifieke noden van de leerling inzake onderwijs, therapie en verzorging. De inrichtende macht beslist in overleg met de ouders en met inachtneming van (1) de
beschikbare ondersteunende maatregelen, (2) een overleg binnen de participatieraad of schoolraad, (3) een advies
van het CLB, waardoor de school begeleid wordt. Deze doorverwijzingsgrond geldt niet ten aanzien van leerlingen
die blijkens een inschrijvingsverslag georiënteerd worden naar het type 8 van het buitengewoon onderwijs.”
‘Draagkracht’ verschijnt voor het eerst in een onderwijsdecreet, maar in een veel engere betekenis dan in de definitie
Verhaeghe van 1996 (zie punt 1.1). Met elementen uit het decreet zou men ‘draagkracht’ van een school’ kunnen
omschrijven als het vermogen van de school om tegemoet te komen aan de specifieke noden inzake onderwijs, therapie en verzorging van leerlingen met een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs, behalve voor type 8.
In het secundair onderwijs was in feite het toepassingsgebied van deze ‘draagkracht’ nog smaller. In gevolge de
bevoegdheden van de toelatingsklassenraad is de doorverwijzing alleen van toepassing op inschrijvingen op basis
van leeftijd (12 jaar) in het eerste leerjaar B, of bij leerlingen die zich aanbieden vanuit een andere school voor gewoon secundair onderwijs, die zelf de betrokken leerling eigenlijk wilde oriënteren naar het buitengewoon onderwijs.
In de praktijk werd het secundair onderwijs dus niet veel geconfronteerd met deze invulling van “draagkracht”. Toch
bleek al vlug bij de toepassing van het decreet dat ‘draagkracht’ van GOK-I in feite een veel te vaag en niet hanteerbaar begrip is, dat geen rechtszekerheid biedt 6 aan de betrokken leerlingen, hun ouders en de betrokken scholen:
•
geen eigenlijke definitie van ‘draagkracht” in het decreet;
•
geen indicatoren van draagkracht of vermelding van de elementen die minimaal in overweging moeten genomen
worden bij de afweging van draagkracht tegenover draaglast;
•
geen duidelijke vormvereisten voor het overleg en de besluitvorming.
Het onvolmaakte karakter van deze definitie en deze regelgeving werd echter op verschillende wijze zichtbaar in het
basis- en in het secundair onderwijs:
In het basisonderwijs wordt men geconfronteerd met een potentieel grotere groep leerlingen met een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs waarbij de school een afweging zou kunnen maken inzake ‘draagkracht’. Scholen
kunnen hun tekort aan ‘draagkracht‘ echter niet objectiveren en moeten in de praktijk alle leerlingen met bijzondere
noden opvangen, zonder dat zij daarvoor extra ondersteuning of met het buitengewoon onderwijs vergelijkbare omkadering krijgen.
In het secundair onderwijs voelt men de noodzaak om ‘draagkracht’ te kunnen hanteren m.b.t. probleemleerlingen
zonder inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs (schoolmoe, gedragsproblemen, problematische schoolloopbaan, elders uitgesloten leerlingen die dreigen terecht te komen in problematische klassen…)
1.3
Onder minister Vandenbroucke herziening van het GOK-decreet, met terug een bredere definitie
van draagkracht.
1.3.1
De beleidsnota
In enkele toespraken 7 waarin minister Vandenbroucke zijn beleidsnota toelichtte en toepaste op de geplande herziening van het Decreet GOK-I, formuleerde hij de intentie om het begrip ‘draagkracht’ te verruimen en meer af te
stemmen op de noden van scholen en op een ruimere groep leerlingen. Vooral op 11 januari 2005 in Antwerpen ging
hij daarin veel verder dan het oorspronkelijke Decreet GOK-I:
“Ik geef een voorbeeld: zo klagen scholen die het goed menen terecht over de strikte invulling van het begrip 'overschrijding van draagkracht'. Een school kan vandaag op basis daarvan enkel leerlingen doorverwijzen die met een
inschrijvingsverslag georiënteerd worden naar het buitengewoon onderwijs. Maar leerlingen met een problematische
6
Cf. Commissie inzake leerlingenrechten, verslag inzake de werkzaamheden 2003.
7
Gelijke onderwijskansen, meer dan een GOK-decreet, Studiedag Steunpunt Associatie, Aalst 24 november 2004; Onderwijskansen écht gelijk maken. Vlaams beleid heeft lokale hefbomen nodig, Universiteit Antwerpen, Leerstoel Onderwijsvernieuwing en samenwerking, 11 januari 2005.
4
2006-03-10 – M-VVKSO-2006-032
schoolsituatie zonder een dergelijk verslag, hebben het absolute recht om zich in de school van hun keuze in te
schrijven. Dat kan nefast zijn voor een school die al heel wat doelgroepleerlingen opvangt. Het kan de draagkracht
van die school overstijgen. Vandaar dat we moeten nadenken over een uitbreiding van deze maatregel naar andere
leerlingen, dan die met een oriëntering naar het buitengewoon onderwijs. Elke school moet immers op een normale
manier haar pedagogische activiteiten kunnen vervullen en de eindtermen bij haar leerlingen realiseren.
Scholen met veel kansarmen moeten daarom beschermd worden tegen inschrijvingen die hun pedagogische draagkracht te boven gaan.”
1.3.2
Het decreet houdende wijziging van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I
In feite heeft de minister in de nieuwe bepalingen m.b.t. inschrijvingsrecht, die voor het eerst toegepast worden voor
de inschrijvingen van het schooljaar 2005/’06, zijn ambitie van de beleidsnota maar gedeeltelijk waargemaakt.
•
Problematische inschrijvingen van leerlingen met een inschrijvingsverslag BuO kunnen op grond van een afweging van de draagkracht aanleiding geven tot weigering i.p.v. tot doorverwijzing. Tevens is er een aanzet van
verduidelijking van de criteria en van de procedure om deze draagkracht te bepalen (1.3.2.1).
•
Er wordt een opening gemaakt om de grenzen aan de draagkracht van bepaalde scholen ook te kunnen inroepen om deze scholen te beschermen tegen de instroom van elders uitgesloten leerlingen in de loop van het
schooljaar (1.3.2.2).
•
In het vooruitzicht gestelde wijzigingen aan de toelatingsvoorwaarden tot het 2de leerjaar van de tweede graad
en tot het 1ste leerjaar van de 3de graad SO voor alle scholen kunnen niet alleen belangrijk zijn voor een betere
oriëntering van de betrokken leerlingen, maar kunnen indirect ook de draagkracht van overvraagde scholen of
klasgroepen beschermen (1.3.2.3).
1.3.2.1
De beperkte definitie van draagkracht blijft, maar wordt verduidelijkt: art. III.10, §1
‘Draagkracht’ blijft in het herwerkte decreet zijn beperkte betekenis behouden m.b.t. leerlingen met een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs. In de Memorie van Toelichting werd dit met verwijzing naar het regeerakkoord en
de beleidsnota nog voorgesteld als een overgangsmaatregel, niet meer in afwachting van “GOK-III”, maar “ in afwachting van de verdere uitbouw van een zorgcontinuüm”. In de uiteindelijke goedgekeurde decretale tekst is de
verwijzing naar een overgangsmaatregel echter niet meer opgenomen:
§1. Het in artikel III.1§1 bedoelde recht op inschrijving geldt onverkort voor leerlingen die blijkens een inschrijvingsverslag georiënteerd worden naar een type van het buitengewoon onderwijs.
§2. Leerlingen die blijkens een inschrijvingsverslag georiënteerd worden naar een type van buitengewoon onderwijs,
type 8 uitgezonderd, worden door een schoolbestuur of inrichtende macht van een school voor gewoon basisonderwijs en gewoon secundair onderwijs ingeschreven onder de opschortende voorwaarde van de vaststelling van onvoldoende draagkracht in de school om tegemoet te komen aan de noden op het vlak van onderwijs, therapie en
verzorging van de betreffende leerling.
§3. Het schoolbestuur of inrichtende macht beslist tot weigering na overleg met de ouders en met het centrum voor
leerlingenbegeleiding dat de school begeleidt. Zij houdt daarbij ten minste rekening met de volgende elementen:
1. de verwachtingen van de ouders ten aanzien van het kind en ten aanzien van de school;
2. de concrete ondersteuningsnoden van de leerling op het vlak van de leergebieden, sociaal functioneren,
communicatie, mobiliteit.
3. een inschatting van het regulier aanwezige draagvlak in de school inzake zorg. Het schoolteam concretiseert
de mogelijkheden waarover ze beschikt om tegemoet te komen aan de noden van de betreffende leerling;
4. de beschikbare ondersteunende maatregelen binnen én buiten het onderwijs.
5. het intensief betrekken van de ouders bij de verschillende fasen van het overleg- en beslissingsproces.
5
2006-03-10 – M-VVKSO-2006-032
1.3.2.2
Op weg naar een ruimere definitie van draagkracht m.b.t. de opvang van elders uitgesloten leerlingen
(art. III.9, §2)
Een nieuwe weigeringsgrond geeft aan dat ’de draagkracht” van bepaalde secundaire scholen ‘ook onder druk kan
staan’ door de verplichte inschrijving van in de loop van het schooljaar elders uitgesloten leerlingen. De criteria om
deze ‘druk’ te bepalen worden gedeeltelijk centraal (decretale minimumvereisten) en gedeeltelijk lokaal, op grond
van consensus binnen het LOP, bepaald:
§ 2. Een inrichtende macht van een school voor gewoon secundair onderwijs waarvan de draagkracht onder druk
staat kan slechts na overleg en goedkeuring binnen het lokaal overlegplatform de inschrijving weigeren van een leerling die omwille van een definitieve uitsluiting in de loop van het schooljaar van school verandert. Deze weigering
moet gebaseerd zijn op en conform zijn aan vooraf door het lokaal overlegplatform bepaalde criteria.
Voor het bepalen van deze criteria wordt ten minste rekening gehouden met de volgende elementen:
1. het aantal leerlingen die voldoen aan de gelijke kansenindicatoren, zoals bedoeld in artikel VI.2, §1 en artikel
VI.11, §1;
2. het aantal leerlingen met een begeleidingsdossier in het kader van problematische afwezigheden;
3. het aantal eerder in de loop van het schooljaar ingeschreven leerlingen die in het hetzelfde schooljaar elders
werden uitgesloten.
De Memorie van Toelichting verwijst hierbij ook naar de mogelijke complementaire en voorafgaandelijke rol van de
scholengemeenschap: “Deze regeling sluit niet uit dat, vooraleer een definitief uitgesloten leerling zich aanmeldt met
de intentie tot inschrijven in een andere school, er binnen de scholengemeenschap naar een oplossing gezocht
wordt. “ Scholen die niet in een LOP-regio gelegen zijn, kunnen zich evenwel niet beschermen tegen deze ‘druk op
hun draagkracht’. De memorie van Toelichting stelt, zonder verdere argumentatie of verduidelijking: “ Er mag verondersteld worden dat deze scholen niet zo belast worden en dat hun draagkracht niet overschreden zal worden.”
1.3.2.3
Verdere (indirecte) verruiming van het toepassingsgebied van draagkracht? Verstrenging van bepaalde toelatingsvoorwaarden kunnen minder druk leggen op scholen bij ondoordachte studiekeuze van
jongeren
In de Memorie van Toelichting bij artikel IV.4 over de bevoegdheid van het LOP wordt een wijziging aan de toelatingsvoorwaarden tot het 2de leerjaar van de tweede graad en tot het 1ste leerjaar van de 3de graad SO of bij scholen
met een zeer specifiek artistiek aanbod in het vooruitzicht gesteld. Zo wil men ondoelmatige overgangen voorkomen,
die de schoolloopbaan van bepaalde leerlingen problematiseren. In feite worden scholen die in een LOP zetelen,
hierdoor mogelijk ook gevrijwaard van de verplichte inschrijving van “probleemleerlingen” die hun pedagogische
draagkracht te boven gaan.
“De Vlaamse regering kan de lokale overlegplatforms met bijkomende opdrachten belasten.
Vb. Om problemen op te vangen van ondoordachte studiekeuze van jongeren zal een bijkomende toelatingsvoorwaarde ingeschreven worden in het besluit van de Vlaamse regering van 19 juli 2002. Zo kunnen leerlingen secundair onderwijs geweigerd worden die bij de overgang naar het tweede jaar van de tweede graad of naar het eerste
jaar van de derde graad van studiegebied veranderen. De toelatingsklassenraad kan hierbij een dwingend advies
formuleren en de LOP’s kunnen hierin een toezichtfunctie hebben.
Vb. Sommige secundaire scholen met een uniek en zeer specifiek aanbod (vb. muziek of ballet), waar talent en aanleg van primordiaal belang zijn doen boven op de decretale toelatingsvoorwaarden een indicatief ingangsexamen of
motivatieproef. Ook hier kan het LOP een toezichtfunctie hebben om willekeur te vermijden”
1.3.3
Een tussentijdse balans
‘Draagkracht’ is blijkbaar zeer moeilijk te definiëren en te objectiveren. Het gevaar voor begripsverwarring en onduidelijkheid blijft ook bij deze herziening van het GOK-decreet bestaan. Op een rijtje enkele begrippen, die in het herwerkte GOK I - decreet gehanteerd worden:
•
Draagkracht m.b.t. leerlingen met een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs en van toepassing op alle
scholen op basis van centraal bepaalde elementen van afweging
6
2006-03-10 – M-VVKSO-2006-032
•
Het regulier aanwezige draagvlak in scholen voor gewoon onderwijs en daarnaast de beschikbare ondersteuning binnen en buiten het onderwijs m.b.t. de opvang van leerlingen met een inschrijvingsverslag buitengewoon
onderwijs
•
Draagkracht van bepaalde scholen onder druk m.b.t. de opvang van elders uitgesloten leerlingen en lokaal afgesproken criteria om deze scholen te beschermen. Bij de verduidelijking van de voorafgaandelijke deliberatie in
het LOP om deze criteria vast te leggen, duiken in de Memorie van Toelichting nieuwe termen in het betekenisveld ‘draagkracht’: belasting van een school en lasten die over alle scholen moeten verdeeld worden
Alles laat voorzien dat het debat over ‘draagkracht’ nog maar begonnen is.
In de ontwerpteksten van de regering over ‘leerzorg’ of over ‘de uitbouw van een onderwijscontinuüm, duikt nu ook al
de vraag op welke het reguliere draagvlak is van een gewone school, welke bijkomende middelen nodig zijn om in
het kader van de diverse zorgniveaus het draagvlak van de school te vergroten, enz.…
Ongetwijfeld zullen afwegingen over ‘draagkracht’ ook gemaakt worden in de besprekingen en ontwerpteksten over
het nieuwe financieringssysteem, wanneer men het zal hebben over school- en leerlingenkenmerken.
In wat volgt willen wij niet vooruitlopen op deze discussies maar vind je een poging om in het licht van het gewijzigde
Decreet GOK – I een en ander wat duidelijker te maken en zo mogelijk te operationaliseren.
2
‘Draagkracht’ gekaderd in een brede visie op zorg 8
Hoewel wij bij het uitwerken van deze visietekst en de erin opgenomen instrumenten duidelijk refereren aan de twee
categorieën van leerlingen die eventueel op grond van ‘draagkracht’ in aanmerking komen om geweigerd te worden,
is het maken van een weigeringsinstrument zeker niet de eerste bedoeling.
Voor scholen van gewoon secundair onderwijs is het een uitdaging om na te gaan wat zij kunnen doen om maximaal
tegemoet te komen aan de specifieke onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van zo veel mogelijk leerlingen, inclusief deze twee categorieën.
2.1
Terug naar de definitie van Prof. Verhaeghe
Voor Verhaeghe was een school met draagkracht synoniem van een goede school, d.w.z. een school die blijkt in
voldoende mate een adequate opvang te kunnen realiseren voor een brede verscheidenheid van kinderen.
Elementen uit deze definitie zijn perfect inpasbaar in een brede visie op zorg, zoals die geformuleerd werd in de visietekst van het VVKSO 9 : “Onder zorg op school verstaan we alle initiatieven die het welbevinden van alle schoolbetrokkenen verhogen en maximale ontwikkelingskansen creëren voor alle leerlingen.” Het zal erop aan komen via
‘draagkracht’ de mogelijkheden en limieten van de school inzake zorgbreedte duidelijker te omschrijven. Maar daarvoor moeten wij enkele andere aan ‘draagkracht’ verwante begrippen als ’draagvlak’ en draaglast, die in het debat
opduiken niet alleen introduceren, maar ook verduidelijken.
8
Mededeling van 20 oktober 2004 over “Visie op zorg” (M-VVKSO-2004-109).
Er werd in deze Mededeling over draagkracht ook vaak geput uit het artikel “Een zorgbeleid in de secundaire school als antwoord op de vraag naar inclusie” / JAN SCHOKKAERT. // In: Zorgbreed. - 3 (2005-2006) nr. 9, p. 2-9 (tekst van een toespraak
voor pedagogisch begeleiders buitengewoon onderwijs, gehouden in Mechelen op 16 juni 2005).
9
Mededeling van 20 oktober 2004 over “Visie op zorg” (M-VVKSO-2004-109), 2 Definitie en criteria.
7
2006-03-10 – M-VVKSO-2006-032
2.2
Van bouwkunde over geestelijke gezondheidszorg tot training voor managers… Verduidelijking
van de gehanteerde terminologie.
Men moet zich realiseren dat ‘draagkracht’ net als ‘stress’ afkomstig zijn uit de bouwkunde. Het begrip stress geeft
aan hoe groot de druk is die bruggen en viaducten kunnen verdragen zonder dat er brokken van komen. 10 De inplanting van de fundamenten, het ‘draagvlak’ van het bouwwerk moet voldoende groot zijn om de berekende, de verwachte of voorziene ‘draaglast’ (van het verkeer) te trotseren. Beide moeten in een gezonde verhouding tegenover
elkaar staan. Zo niet, komt de draagkracht onder te hoge druk te staan.
In de geestelijke gezondheidszorg en ook in trainingen van managers met het oog op het voorkomen van stress11 en
burn-out 12 werden analoge begrippen ingevoerd. Willen mensen goed en gezond kunnen functioneren overeenkomstig hun ‘draagkracht’, dan moeten hun ‘draaglast’ en ‘draagvlak’ in evenwicht zijn. ‘Draaglast’ kan in deze context
worden samengevat als verplichtingen (van werk, gezin, vrije tijd), levensgebeurtenissen en problemen. Deze draaglast verschilt van mens tot mens. Daarbij is de objectieve zwaarte soms minder belangrijk dan de manier waarop
mensen tegen hun verplichtingen levensgebeurtenissen of problemen kunnen aankijken. Immers, het individuele
‘draagvlak’ waarop mensen kunnen steunen, verschilt afhankelijk van diverse componenten: psychische kracht,
fysische sterkte en sociale steun. Wanneer het draagvlak niet voldoende stevig is, zal de draagkracht ontoereikend
zijn en gebukt gaan onder een ‘te grote last’. Wanneer de draaglast continu groter wordt en er een wanverhouding
ontstaat met het beschikbare draagvlak, wordt de draagkracht steeds verder ondermijnd.
Wij gaan nu deze begrippen ‘draaglast’, draagvlak’ en de uit de verhouding tussen beide resulterende ‘draagkracht’
proberen toe te passen op secundaire scholen.
2.3
Een breed gedragen zorgbeleid, werken aan draagkracht
De kracht van een goede school is dat ze zorg draagt voor elke leerling in al zijn persoonlijkheidsaspecten. ‘Draagkracht’ is dus de mate waarin een school tegemoet kan komen aan deze verscheidenheid van vragen.
2.3.1
Valkuilen
Het begrip draagkracht kan echter dubbelzinnig worden gehanteerd. Om leerlingen met een inschrijvingsverslag
buitengewoon onderwijs te kunnen weigeren (zie punt 1.3.2.1), is een school verplicht om na te gaan op welke zorgvragen zij niet kan ingaan. Objectiveren van ‘draagkracht’ wordt dan al vlug de vraag naar een instrument om leerlingen te weigeren en naar andere scholen te verwijzen. Deze invulling komt ons als negatief over. Het lijkt ons een
slecht uitgangspunt te zijn om na te denken over dit begrip.
Bovendien valt het nog af te wachten of de elementen om dit gebrek aan draagkracht te bepalen – zelfs na de wijzigingen van het decreet – wel voldoende objectiveerbaar zijn. In het verleden kon de Commissie Leerlingenrechten in
geval van klacht de school alleen maar in het ongelijk stellen. Zal dat in de toekomst anders zijn? Scholen worstelen
hier met rechtsonzekerheid. Ouders kunnen weliswaar hun juridische gelijk halen, maar voelen zich daar ook niet
gelukkig bij. Resultaat van dit alles is dan ‘schijninclusie’. De overheid vaart er vanuit budgettair oogpunt echter wel
bij: een leerling met inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs met minder omkadering “in zijn rugzakje” moet
opgevangen worden in het gewoon onderwijs…
2.3.2
Uitbouw van een zorgbreed onderwijs als uitdaging
Draagkracht kan echter ook worden bekeken om na te gaan aan welke punten moet worden gewerkt om beter tegemoet te komen aan diversiteit. Positief geformuleerd gaat het dan om de uitbouw van een zorgbreed onderwijs. Voor
ons is dàt de uitdaging van het debat over inclusief onderwijs.
10
Navorming PDCL 2004-2005 (Katholieke Hogeschool Leuven, departement lerarenopleiding): http://www.pdcl.be/draaglast.html
11
B.v. T. Compernolle, Stress, vriend en vijand. Vitaal stressmanagement op het werk en in het gezin, Uitgeverij Scriptum, 1999.
12
B.v. A. Van Bergen, De lessen van burn-out, Uitgeverij Spectrum, 2005.
8
2006-03-10 – M-VVKSO-2006-032
Duidelijk is echter dat scholen hier een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben. Het kan niet dat scholen het
slachtoffer worden van hun eigen sterk uitgebouwd zorgbeleid (‘draagvlak’) doordat ze een onevenredig aantal
“zorgleerlingen” aanzuigen (‘draaglast’). Hun ‘draagkracht’ komt dan steeds opnieuw onder druk te staan. Als men
niet terug kan vallen op onderlinge solidariteit tussen scholen van eenzelfde regio, komt het begrip draagkracht automatisch terecht in een negatieve spiraal.
2.3.3
Welke factoren bepalen de draaglast van de school?
Voor het optimaliseren van het eigen zorgbeleid – eerder dan voor het uitwerken van een instrument om te weigeren
– is het nuttig dat scholen hun draaglast in kaart proberen te brengen. Vooral voor besprekingen in begeleidende
klassenraden kan het opmaken van een “zorgklasportret” zeer verrijkend zijn. Het maakt afspraken binnen het lerarenteam mogelijk over een gezamenlijke begeleidingsaanpak, over aandachtspunten en werkpunten…
Denkend aan de draaglast van verkeer dat van een brug gebruik maakt, zal de draaglast van een school / klas groter
zijn naarmate de leerlingenpopulatie die ze opvangt, kwetsbaarder is. Scholen die veel kinderen uit kansarme gezinnen opvangen, of veel leerlingen met bepaalde leerstoornissen, kinderen met weinig gezinsondersteuning, anderstaligen, leerlingen met een problematische schoolloopbaan, hoogbegaafden, leerlingen met gedrags- en emotionele
problemen, elders uitgesloten leerlingen … hebben een grotere draaglast dan scholen die minder dergelijke leerlingen opvangen.
De draaglast zal nog groter zijn als dergelijke jongeren terecht komen in grote klasgroepen. Om die reden tracht men
de klassen in de b-stroom van de eerste graad – waar bij uitstek leerzwakke en leervertraagde leerlingen zitten – zo
klein mogelijk te houden.
Ook de regelgeving heeft (neven)effecten die de draaglast kunnen verhogen. Zo kan men wel pleiten om aan diversiteit binnen een leerlingenpopulatie tegemoet te komen door te differentiëren op het gebied van leerinhouden, doelstellingen, didactische werkvormen, groeperingsvormen en evaluatie, maar dit soort van curriculumdifferentiatie
spoort niet (altijd) met het begrip “regelmatige leerling” (want dit impliceert dat de leerling alle vakken, oefeningen,
proeven … moet volgen van het leerjaar en het structuuronderdeel waar hij is ingeschreven). Scholen worden trouwens ook afgemeten op het behalen van eindtermen als minimumdoelstellingen.
Ook de aanwezige accommodatie en infrastructuur kunnen beperkingen inhouden voor leerlingen met specifieke
onderwijs- en ondersteuningsbehoeften. Zijn die niet direct verbeterbaar, dan bepalen ze in hoge mate de draaglast
van een school.
2.3.4
Hoe kan een school haar draagvlak in beeld brengen en vergroten?
In wat voorafging introduceerden wij ‘draagkracht’ als een metafoor uit de bouwkunde (zie punt 2.2). Analoog zouden
wij de school als organisatie kunnen voorstellen als een bouwwerk, in casu een huis met vele kamers. 13
2.3.4.1
De fundamenten
Denkend aan de inplanting en de fundamenten van het bouwwerk, zal het draagvlak steviger zijn naarmate we ons
onderwijs kunnen bouwen op stevige fundamenten.
Het zorgbeleid van een school moet steunen op een ruim maatschappelijk draagvlak en ingebed zijn in een breed
netwerk. Ondersteunende elementen kunnen onder meer zijn:
•
Participatie en overlegstructuren (leerlingen, ouders, schoolteam). Een zorgbeleid moet breed gedragen zijn.
Ruimte om aan een zorgbeleid te werken en het bij te sturen wordt gecreëerd door dialoog en inspraak. Iedere
leerling en medewerker voelt zich goed op school en is bereid om de zorgcultuur mee te dragen. Iedereen voelt
zich medeverantwoordelijk voor het algemeen welbevinden.
13
Wij inspireerden ons hier vooral aan ‘Het huis van de veerkracht’, een pedagogisch model dat uit Zuid-Amerika afkomstig is
(“Casita de la resiliencia”) en naar Vlaanderen toe vertaald werd door o.a. dr. Jan Van Gils (vzw Kind en Samenleving). Hoewel
initieel bedoeld om de veerkracht van een kind te optimaliseren, is het model o.i. ook perfect toepasbaar op organisaties.
9
2006-03-10 – M-VVKSO-2006-032
•
Goede afspraken met externe deskundigen: CLB, de pedagogische begeleiding, interculturele bemiddelaars,
bijzondere jeugdzorg, met het buitengewoon onderwijs in het kader van geïntegreerd onderwijs (GON).
•
Een zorgbeleid gedragen door de scholengemeenschap. Indien elke school de middelen zou krijgen om een
vertrouwensleerkracht, een zorgcoördinator, een preventieadviseur en andere aan te stellen, zou haar draagvlak
groot genoeg zijn om een eigen zorgbeleid uit te bouwen. Dit is echter niet het geval. Een school kan niet overleven als een eiland. De budgettaire situatie in Vlaanderen noopt ons tot enige zin voor realiteit. Scholen moeten
de krachten dus bundelen, ze moeten samenwerken met andere scholen. In deze samenwerking ontstaat een
klimaat waarbij scholen en schoolbesturen zich gezamenlijk verantwoordelijk voelen voor het onderwijs in een
bepaalde onderwijsregio. Doorheen deze samenwerking zullen de scholen hun draagvlak vergroten. Onderlinge
afspraken kunnen leiden tot een verdelen van de draaglast. De lokale inbedding blijft van belang om de affiniteit
met de school zo groot mogelijk te houden. Vanuit de eigenheid van elke scholengemeenschap kunnen meer of
minder intensieve vormen van samenwerking op het vlak van het zorgbeleid worden ontwikkeld:
–
Scholen van eenzelfde scholengemeenschap die hun zorgbeleid op elkaar afstemmen en afspraken maken over de intake en het inschrijvingsbeleid, over de schoolloopbaanbegeleiding, studieloopbaanroosters,
over criteria die gehanteerd worden voor toelatings- en delibererende klassenraden, over een nascholingsbeleid voor alle personeelsleden die binnen de verschillende scholen een zorgtaak op zich nemen,
werken aan de versterking van hun draagvlak.
–
Afspraken over het onderling afstemmen van de orde- en tuchtprocedures en over het aanbieden van een
alternatief voor een leerling die in één van de scholen van de scholengemeenschap uitgesloten werd, indien het studieaanbod van de scholengemeenschap dit mogelijk maakt.
•
Samenwerking met scholen voor buitengewoon onderwijs. Intensifiëren van de zorg voor leerlingen die specifieke ondersteuning voor hun ontwikkeling nodig hebben veronderstelt een continue en grondige evaluatie van de
bestaande onderwijsvoorzieningen op het niveau van de klas en de school voor zowel het gewoon als het buitengewoon onderwijs. Hoe kan het vigerende aanbod verbeterd worden? Een antwoord hierop ligt dan precies
in de scholengemeenschap. Er kunnen maatregelen worden genomen die de afstanden tussen scholen verkleinen, of onduidelijkheden of overlappingen wegwerken. Zeer in het bijzonder dienen scholen voor gewoon en
voor buitengewoon onderwijs samen te onderzoeken hoe ze hun onderwijsaanbod in het belang van leerlingen
met specifieke onderwijsbehoeften beter op elkaar kunnen afstemmen. Buitengewoon secundair onderwijs – opleidingsvorm 3 - moet worden gesitueerd t.a.v. deel- en voltijds BSO. En als scholengemeenschappen verplicht
zijn in een evenredig studieaanbod te voorzien voor ASO, TSO en BSO, waarom plaatsen we op termijn het buitengewoon onderwijs niet in datzelfde rijtje? Ook wij vinden immers dat inclusie best gedijt in deze lokale, regionale context.
•
Goede samenwerking binnen de bemiddelingscel van het LOP, vooral voor leerlingen waarvoor binnen het eigen net geen oplossing kan gevonden worden. Uiteraard veronderstelt dit ook een bereidheid om vice versa
voor leerlingen waarvoor binnen een ander net geen alternatief is, open te staan, op voorwaarde dat de ouders
of de meerderjarige leerling instemmen met het pedagogisch project en het schoolreglement.
•
Samenwerking en goede contacten met lokale overheid en organisaties, bijvoorbeeld in het kader van het LOP
of van lokale onderwijsraden.
2.3.4.2
•
Wat hebben wij als school in huis?
De visie op een zorgbeleid
De Visie van het VVKSO op zorg 14 beklemtoont het belang van een liefst uitgeschreven en in overleg tot stand gekomen basistekst, waarbij de school aangeeft, vertrekkende van de actuele situatie welke school men wil zijn en
welke weg daarvoor moet afgelegd worden de eerstkomende jaren (zie punt 2.3.4.1). Een dergelijke visietekst biedt
een kader waaraan deelaspecten getoetst worden (zoals o.a. leerlingenbegeleiding, taalbeleid, gelijkekansenbeleid,
aanpak leerstoornissen, kostenfactuur voor financieel zwakkeren, spijbelen…). Leren leren, leren kiezen en leren
leven vinden er een plaats in.
14
Mededeling van 20 oktober 2004 over “Visie op zorg” (M-VVKSO-2004-109), punt 4.
10
2006-03-10 – M-VVKSO-2006-032
•
Een doelbewust personeelsbeleid
Welke expertise is er op school aanwezig? Kunnen leerkrachten omgaan met leerproblemen, met grensoverschrijdend gedrag? Hebben ze voldoende interculturele vaardigheden naar allochtone leerlingen toe? Zijn ze in staat tot
binnenklasdifferentiatie?
Naast een bewust aanwervingsbeleid, kan men het aanwezige lerarenpotentieel verder professionaliseren via nascholing, coaching en begeleiding. De directeur zal de leerkrachten ook inzetten op een plaats waar hun competenties en expertise het best renderen. Heel belangrijk is dat de schoolbetrokkenheid en het welbevinden van het
schoolteam worden geoptimaliseerd door een participatief klimaat. We zagen het eerder al als een van de criteria
voor een goed zorgbeleid.
•
Schoolorganisatie
Draagvlakvergrotende maatregelen kunnen ook van schoolorganisatorische aard zijn. Een goede intake bij de inschrijving, georganiseerd teamoverleg (klassenraden, vakvergaderingen), planmatig werken, enz….
2.3.4.3
De overheid moet haar ‘steentje’ bijdragen
Als de overheid meer lasten op de schouders van scholen legt, moet zij logischerwijze mee instaan voor draagvlakvergrotende maatregelen. De draaglast van gewone secundaire scholen mag niet verhoogd worden zonder dat de
overheid hun draagvlak vergroot.
Hoeveel middelen (lesuren, ondersteunend personeel, werkingsmiddelen…) stelt zij ter beschikking? De vraag rijst
hoe het engagement en de tijdsinvestering die men van een schoolteam moet kunnen verwachten, mogelijk zullen
blijven nu in het secundair onderwijs bespaard wordt op het aantal leraars en op de enveloppe van het ondersteunend personeel. In die zin is de vrees voor ‘schijninclusiviteit’ zeker ernstig te nemen. Inclusie mag geen besparingsoperatie worden…
2.3.5
Samengevat: een zorgbeleid op verschillende niveaus
Draagkracht is dus de resultante van draaglast en draagvlak. Draagvlakvergrotende maatregelen op micro- en mesoniveau impliceren de organisatie van het zorgbeleid van leerling over school tot scholengemeenschap. Hier liggen
uitdagingen voor het opvangen van leerlingen met specifieke onderwijs- en ondersteuningsbehoeften.
Ons inspirerend aan de VVKSO visietekst Visie op zorg 15 zullen wij in deel 3 van deze mededeling voor het werken
aan het draagvlak onderscheid maken tussen maatregelen:
•
op niveau van de individuele leerling
•
op klasniveau
•
op schoolniveau
•
op niveau scholengemeenschap
•
andere externe samenwerkingsverbanden
3
Instrumenten
In deze drie checklists of kijkwijzers worden achtereenvolgens in beeld gebracht:
•
Draaglast van een school, klas, graad, studiegebied (3.1)
–
15
als klassenportret in het kader van een begeleidende klassenraad of
Mededeling van 20 oktober 2004 over “Visie op zorg” (M-VVKSO-2004-109), punt 3
11
2006-03-10 – M-VVKSO-2006-032
–
als werkdocument binnen de school/scholengemeenschap in voorbereiding op besprekingen in het LOP
om de criteria te bepalen om bepaalde scholen zo veel mogelijk te vrijwaren van de instroom van elders
uitgesloten leerlingen in de loop van het jaar (= “draagkracht onder druk”)
•
Draagvlak ( van een school, klas, graad studiegebied) met het oog op het optimaliseren van het eigen zorgbeleid (3.2) van de school of om tot meer afstemming te komen binnen de scholengemeenschap.
•
Draagkracht van de school “om tegemoet te komen aan de noden op het vlak van onderwijs, therapie en verzorging van een leerling.” (3.3) als instrument bij de (opvolging van de) vraag tot inschrijving van een leerling
met inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs.
12
2006-03-10 – M-VVKSO-2006-032
3.1
Draaglast
INDICATOREN
GOK – indicatoren
•
Het gezin leeft van een vervangingsinkomen
•
De leerling is thuisloos
•
De moeder niet in het bezit van een diploma SO of gelijkwaardig
•
De thuistaal binnen het gezin is niet het Nederlands
•
Gezin behoort tot de trekkende bevolking
•
Neveninstromer met B- of C-attest in 2e / 3e gr. TSO-BSO vanuit andere school
•
1 jaar na OKAN
•
Leerachterstand 2j
•
Leerachterstand 3j
•
Leerachterstand meer dan 3 j.
Aan GOK verwante indicatoren
•
Minstens één van de ouders of van de grootouders is niet in België of Nederland
geboren
•
> 1 jaar na OKAN
•
Leerling uit een éénoudergezin
Schoolloopbaanindicatoren
•
geen getuigschrift BaO
•
overgang op leeftijd naar 1B
•
overgang op leeftijd naar BVL
•
overgang op leeftijd naar 1ste leerjaar 2de graad BSO
•
problematische afwezigheden (code B)
•
elders uitgesloten leerling
•
uit Time out
Zorgindicatoren
•
inschrijvingsverslag BuO
•
instroom uit BuO
•
geattesteerde ontwikkelingsstoornis
•
geattesteerde leerstoornis
•
fysische handicap
•
langdurig zieke leerling
•
…
AANTAL LLN
(OF NAMENLIJST)
13
2006-03-10 – M-VVKSO-2006-032
3.2
Draagvlak bepalen en optimaliseren
WERKPUNTEN PER NIVEAU
De individuele leerling
•
(Dossier) studieloopbaanbegeleiding
–
vroegere schoolloopbaan
–
oriënteringsadviezen
•
(Dossier) studie- of leerprocesbegeleiding
–
leervaardigheden,
–
interesses
–
attitudes
–
motivatie
–
leermoeilijkheden of -stoornissen
•
(Dossier) socio-emotionele ontwikkeling
–
thuissituatie
–
culturele achtergrond
–
vroegere schoolervaringen
–
welbevinden
•
(Vlotte) procedure voor
–
remediëren
–
contact met ouders
Klas
•
Rol van de klassenleraar
•
Werking begeleidende klassenraad
–
Handelingsplan
–
Hulp via interne leerlingenbegeleiding
–
Hulp via CLB
School
•
Rol directeur
–
Participatieve schoolcultuur
–
Uitgeschreven schoolinterne visie op
zorg
–
Prioriteiten bij de opdrachtenverdeling
–
Uitbouw middenkader
–
Prioriteiten bij verdeling beschikbare
urenpakket
–
Prioriteiten bij verdeling GOK-uren
–
Prioriteiten bij besteding budget
–
Zorg voor beheersing kostenfactuur voor
de ouders
•
Rol Zorgwerkgroep
•
Andere zorgstructuren
–
Vertrouwensleerlingen
–
Preventieve projecten (pesten, spijbelen,
drugs …)
–
…
COMMENTAAR
.
.
Realisaties
Werkpunten
14
2006-03-10 – M-VVKSO-2006-032
•
Infrastructuur i.f.v. zorg
–
Ruimte voor individueel gesprek
–
Ontmoetingsruimte voor de leerlingen
–
Veiligheid en prettige aankleding lokalen
en speelplaatsen
–
Zorg voor sanitair en hygiëne
–
Rolstoelfaciliteiten
–
Lift
Scholengemeenschap
•
Leren van elkaars sterke punten qua zorg
•
Gezamenlijk prioritair thema
•
Afstemming zorgbeleid: afspraken over
–
Intake en inschrijvingsbeleid
–
Schoolloopbaanbegeleiding en studieloopbaanroosters
–
Criteria toelatingsklassenraden en delibererende klassenraden
–
Nascholingsbeleid op het gebied van
zorg
•
Beleidscontract CLB: bijzondere bepalingen
op niveau SG
•
Samenwerking met buitengewoon onderwijs
Externe samenwerkingsverbanden
•
Pedagogische begeleiding
•
GOK-begeleiding
•
GON-begeleiding
•
CLB: bijzondere bepalingen op niveau school
•
Deelname aan werkgroepen in het LOP
•
Contacten met politie
•
Contacten met lokale organisaties of voorzieningen in de sfeer van zorg en welzijn
–
Schoolopbouwwerk
–
JoJo-medewerkers
–
Jongerencoaches
–
JAC
–
Integratiediensten
–
Time-outprojecten
–
…….
15
2006-03-10 – M-VVKSO-2006-032
3.3
Draagkracht van de school om tegemoet te komen aan de noden op het vlak van onderwijs,
therapie en verzorging van een leerling 16
ELEMENTEN WAARMEE REKENING
TE HOUDEN
COMMENTAAR - UITWERKING
De Ouders
•
Wat is de concrete vraag?
–
Preciseren vraag tot inschrijving
–
Voorgeschiedenis van de leerling
–
Nakijken toelatingsvoorwaarden
–
Haalbaarheid eindtermen of specifieke
vereisten studierichting
•
Bijkomende verwachtingen van de ouders
–
Studieloopbaanbegeleiding
–
Studie- of leerprocesbegeleiding
–
Socio-emotionele begeleiding
–
Apparatuur
–
Materiële of infrastructurele voorzieningen
•
Verdere afspraken met de ouders aangaande
het vervolg van de procedure van inschrijving
onder opschortende voorwaarde / weigering
Overleg met CLB
•
Concretisering Ondersteuningsnoden van de
leerling op het vlak van
–
Leren
–
Sociaal functioneren
–
Communicatie
–
Mobiliteit
–
Medische zorgen
•
Afspraken
–
Vervolg van de procedure
–
Mogelijkheden tot extra ondersteuning
vanuit het CLB
16
Wij maakten hier ook dankbaar gebruik van de ‘kijkwijzer’ van het VVKBaO:
http://ond.vsko.be > basisonderwijs > admin.-juridisch > GOK/LOP > 2005-03-12 > Kijkwijzer om de draagkracht. Werkmodel
16
2006-03-10 – M-VVKSO-2006-032
Inschatting van het regulier aanwezige
interne draagvlak op het gebied van zorg
•
Directie
•
Klassenleraar
•
Begeleidende klassenraad
•
Schoolinterne leerlingenbegeleiders
•
Leraar LO
•
Administratief personeel en opvoeders
•
ICT- verantwoordelijke om individueel werk op
computer uit te werken
•
Extra taken voor MVD-personeel?
•
…
•
•
•
•
Wat is de specifieke expertise?
Hoeveel uren zijn hiervoor beschikbaar?
Hoe kunnen deze uren ingevuld worden
Hoe verloopt de communicatie hierrond?
•
•
aangepast
(niet) aanpasbaar
Externe ondersteuning
•
CLB medewerker
•
Ouders
•
GON-begeleiding
•
Inclusief onderwijs (ION)
•
Samenwerking met school buitengewoon onderwijs
•
Persoonlijk-Assistentie-Budget 17 (PAB)
•
Privé therapeuten
•
Doventolk – schrijftolk -gebarentolk
•
Vrijwilligers (stagiairs, familieleden, …)
•
Vervoer
•
….
•
…..
Accommodatie – infrastructuur
•
Schoolpoort
•
Speelplaats
•
Gangen
•
Trappen - lift
•
Klaslokaal
17
PAB is bedoeld voor personen met een handicap die mits redelijke assistentie in hun thuissituatie kunnen blijven. Met dit budget kunnen persoonlijke assistenten vergoed worden om te helpen bij allerlei taken in het dagelijks leven in verband met schoollopen. Info bij www.vlafo.be en via de budgethoudersvereniging BOL (tel. 09/324 38 77 – [email protected])
17
2006-03-10 – M-VVKSO-2006-032
•
Vaklokalen
•
Sanitaire voorzieningen
•
Refter
•
…………
Vereiste extra apparatuur of didactisch materiaal
•
•
Download