Natuur en Techniek Les 5 Vanavond Les 20 Ecosystemen Les 21 Fasen Les 22 Eigenschappen van materiaal Pauze Les 23 Energie Les 24 Elektriciteit Les 25 Licht en kleur Bouw van stoffen Een stof bestaat uit moleculen moleculen bestaan uit atomen Atomen kunnen aan elkaar zitten door bindingen (aantrekkingskrachten) Alle moleculen en atomen worden met afkortingen aangegeven Water bestaat uit: 2 atomen waterstof H 1 atoom zuurstof O Samen molecuul H2O De stof water 1 atoom koolstof C 2 atomen zuurstof O Samen molecuul CO2 De stof koolstofdioxide Fasen van stoffen Stoffen kunnen er anders uitzien, maar hetzelfde zijn. Ze kunnen in andere fasen voorkomen, toch bestaan ze dan uit dezelfde moleculen. De beweging van de moleculen is afhankelijk van de temperatuur. Hoe hoger de temperatuur, hoe sneller de moleculen trillen. Fasen en faseovergangen Gasvormig (g) Vloeibaar (l) Vaste stof (s) Elke stof heeft zijn eigen smeltpunt en kookpunt, dit is zijn stofeigenschap Bij het veranderen van de fase van een stof komt energie vrij om het kost energie in de vorm van warmte. Fase en faseovergangen bij water Gasvormig water wordt aangegeven als H2O (g) en is dus waterdamp. Waterdamp ontstaat als de stof boven het kookpunt zit. Bij water is dat 100 ᵒC Vloeibaar water wordt aangegeven als H2O (l) en noemen we water Vast water wordt aangegeven als H2O (s) en noemen we ijs. Ijs ontstaat bij het een temperatuur lager dan het smeltpunt. Bij water is dat 0 ᵒC Stoffen Stoffen bestaan uit moleculen. Moleculen bestaan uit atomen (zowel dezelfde als verschillende atomen kunnen één molecuul vormen) Bijvoorbeeld koolstofdioxide (CO2) Of zuurstofgas (O2) Zuivere stof bestaat uit één moleculensoort. Een mengsel is een stof die bestaat uit verschillende zuivere stoffen. Bijvoorbeeld zout, dit bestaat uit Natrium (Na) en Chloride (Cl) en vormt Natriumchloride NaCl (s) Verschillende mengsels Suspensie Oplossing Een mengsel van een vloeibare stof met een vaste stof welke niet mengen. Een troebele stof Een mengsel van een vloeibare stof met een vaste stof die wel met elkaar mengen. Een doorzichtige stof ontstaat als het opgelost wordt in water. Verschillende mengsels Legering Gasmengsel Mengsel van twee vaste stoffen waarvan minimaal één een metaal is. Bijvoorbeeld brons is een mengsel van koper en tin. Mengsel van twee gassen. Bijvoorbeeld biogas bestaat uit methaan en koolstofdioxide. Scheidingstechnieken Bezinken en afschenken Filteren / zeven Bij een suspensie zakken de vaste deeltjes naar onder (bezinking). De vloeistof kun je dan afschenken. Om het bezinken te versnellen kan een centrifuge worden gebruikt. Bij een mengsel kun je de zuivere stof eruit filteren door de oplossing door een filtreerpapier te laten stromen. Het residu (de vaste stof) blijft achter op het filtreerpapier. Scheidingstechnieken Indampen Destilleren Bij een oplossing kun je de vloeistof verwarmen en laten verdampen. Je houdt dan de vaste stof over, het residu. Doordat de één stof eerder verdampt dan de ander, kun je de stoffen scheiden door de waterdamp op te vangen. Dichtheid Dichtheid is het belangrijkste kenmerk van een stof. Dichtheid vertelt hoeveel moleculen (in gewicht) er in een bepaalt volume zitten. - hoeveel gram per cm³ - hoeveel kilogram per m³ Bijvoorbeeld water weeg 1 kilo per dm³ dus 1kg/dm³ Om de dichtheid te kunnen berekenen heb je het gewicht en volume nodig. (volume is de grote of omvang) Dichtheid = gewicht / volume Eigenschappen materialen Naast de dichtheid kun je materialen ook ordenen aan de hand van zichtbare eigenschappen zoals: Geur kleur Welke fase bij kamertemperatuur Magnetische Oplosbaar in water (bij troebele oplossing) Brandbaarheid (bij welke temperatuur) Elektrische geleiding Warmte geleiding Kookpunt/smeltpunt Verschillende materialen Natuurlijke materialen Deze materialen zijn direct uit de natuur te gebruiken, bijvoorbeeld steen en hout. Chemische materialen Deze materialen worden gemaakt door chemische reactie en zijn daar door te vormen. De materialen om chemische materialen samen te stellen zijn wel afkomstig van de natuur, bijvoorbeeld glas wordt gemaakt van zand. Bewerkte materialen Deze materialen zijn afkomstig uit de natuur maar kunnen niet direct gebruikt worden. De stof wordt eerst bewerkt, bijvoorbeeld katoen. Materialen Steen Hout Sterk maar niet goed te bewerken, daardoor worden er vooral grote dingen van gemaakt zoals huizen. Hebben verschillende dichtheden hebben maar ze zijn zwaar dus de dichtheid is vaak hoog. Kan soms energie of warmte geleiden maar dit gaat niet snel. Niet brandbaar. De chemische eigenschappen verschillende per houtsoort. De dichtheid is kleiner dan metaal dus is de stof lichter. Hout is brandbaar. Daarnaast geleidt het geen warmte of energie. Hout is sterk en wel heel goed te bewerken waardoor het in alle vormen voorkomt en erg geschikt is voor meubels. Materialen Metaal Glas Kunnen heel verschillend zijn en worden voor vele producten gebruikt. Zijn te herkennen aan: hard, sterk, glanzend, goed vervormbaar en geleiden warmte en energie. Worden vaak gemengd als legering om de eigenschappen te verbeteren. Alle verschillende metalen hebben een andere dichtheid, smeltpunt en kookpunt. De dichtheid is meestal groot. Het smeltpunt ligt ook altijd hoog . Niet snel brandbaar. Hard en sterk maar tegelijkertijd breekbaar, vooral als het hol en dun is. Gemaakt uit zand en is alleen bij hele hoge temperaturen buigzaam. Niet brandbaar. De dichtheid van glas licht tussen metaal en hout in. Dus glas is zwaarder als hout en lichter dan metaal. Materialen Kunststof Textiel In allerlei soorten en maten, kleuren en hardheid Gemaakt van koolstof(C) en waterstof(H) en daardoor erg brandbaar. Hebben een lage dichtheid maar de dichtheid verschilt per stof. Kunnen oplosbaar zijn in water (thermoplasten) of juist niet oplosbaar (thermoharders). Kunnen geen warmte of energie geleiden en zijn dus geschikt als isolatiemateriaal. Kan zowel uit de natuur afkomstig zijn, als kunstmatig worden geproduceerd. Heel buigzaam en ‘breekt’ eigenlijk niet. Heeft een lage dichtheid, is dus heel licht maar is ook erg brandbaar. Wet van behoud van energie Energie gaat nooit verloren Energie kan wel worden overgebracht naar andere objecten Energie kan worden omgezet in andere vormen van energie Vormen van energie Bewegingsenergie bijvoorbeeld in een rijdend voertuig Potentiële energie. Energie ten opzichte van de ruimte, bijvoorbeeld hoog op een berg. Kernenergie zoals straling Elektrische energie Chemische energie Warmte-energie Energie omzetting Chemische energie warmte-energie Warmte-energie bewegings-energie Bewegingsenergie elektrische energie Elektrische energie bewegingsenergie (electromotor) Chemische energie elektrische energie (accu, batterij) Energie verplaatsing Warmte energie is de energie stroom die door warmte veroorzaakt wordt. Warmte wil altijd van heet naar koud waardoor er een beweging ontstaat wat energie oplevert. Deze beweging noemen we warmte-transsport. Warmte transport Op verschillende manieren: Straling, bv zonnestralen Stroming, stroming door verplaatsing moleculen Warmteoverdracht zonder tussen stof Stoffen kunnen de straling (warmte) absorberen (opnemen) Stoffen kunnen de straling weerkaatsen Dit kan alleen plaatsvinden in gassen of vloeistoffen. Daar kunnen de moleculen vrij bewegen. Geleiding, moleculen geven de warmte aan elkaar door. Dit gebeurt in vaste materialen. Sommige stoffen geleiden de warmte goed, zoals metalen. Anderen geleiden de warmte slecht, zoals kunststof. Warmte isolatie Veel energie gaat verloren aan warmte. Bijvoorbeeld bij motoren, verbranding, wrijving Tegen gaan van : Warmtegeleiding door een slechte geleider te gebruiken zoals lucht in een thermosfles Warmte stroming door ons huis te isoleren. Warmte straling door broeikassen die weerkaatsing tegenhouden. Energiebron (Fossiele) Brandstoffen: kolen, olie, gas, hout, biomassa Waterkracht en windkracht: Door bewegingsenergie wordt elektrische energie opgewekt in wind molens of waterkrachtcentrales of stuwmeren. Zon Door verbranding ontstaat er energie maar veel energie gaat verloren in warmte. Door zonnestaling wordt warmte in zonnepanelen omgezet in elektrische energie. Duurzame energie wordt gehaald uit energiebronnen die onuitputtelijk zijn. Elektriciteit Elektriciteit is het verschijnsel in de natuur dat stoffen hun elektron (elektrisch deeltje) kunnen doorgeven = elektronoverdracht De energie kan dan van het ene naar het andere voorwerp worden overgedragen. Er worden twee vormen elektriciteit onderscheiden: Statische elektriciteit (stilstaand) Dynamische elektriciteit (rond stromend) Statische elektriciteit Statische elektriciteit stroomt niet. Het ontstaat tussen twee voorwerpen die een tegengestelde lading bevatten, bijvoorbeeld door wrijving. Het ene voorwerp heeft heel veel elektronen (positief) en het andere heel weinig (negatief). Voorwerpen streven ernaar om energieneutraal te zijn Door de tegengestelde lading ontstaat aantrekkingskracht. Bij teveel lading kan er ontlading in de vorm van licht of geluid ontstaan, bijvoorbeeld een bliksem. Dynamische elektriciteit Dit is elektriciteit wat door een stof kan stromen, bijvoorbeeld in een stroomdraad. Bij deze vorm stromen elektronen rond in een stroomkring als deze gesloten is. Het stoppen van zo’n stroomkring kan door de stroomkring te onderbreken lichtschakelaar. Twee vormen van een stroomkring Parallel schakeling Serie schakeling Stroomkring Een stroomkring is een gesloten kring waar elektronen doorheen kunnen stromen. Begint altijd met spanningsbron: accu, batterij Er kunnen zich apparaten in bevinden die de stroom omzetten in licht of geluid. Vaak bevat een stroomkring een schakelaar. Meten van stroom Spanning: het verschil tussen het begin en het eind van de stroomkring. De spanning gaat over het Voltage van de spanningsbron, dus hoeveel spanning deze bevat. Spanning wordt gemeten in Volt met een Voltmeter die in de stroomkring kan worden geplaatst. Stroomsterkte: de hoeveelheid stroom (elektronen) die er voor de stroomkring verplaats. Stroomsterkte wordt gemeten in Ampère met een Ampèremeter in de stroomkring. Weerstand Het doorgeven van elektronen in een stroomkring kost energie. Er gaat altijd iets verloren. Sommige stoffen geleiden heel goed – de weerstand is klein. Bijvoorbeeld koper. Isolatoren zijn stoffen waarbij de weerstand groot is om te geleiden. Bijvoorbeeld rubber. Magnetisme Alle elektrostatische voorwerpen (magneten) hebben een noord- en zuidpool. Het ene magnetisch velt trekt elektronen(tekort) aan en de andere heeft teveel elektronen. Dezelfde polen stoten elkaar af. Ook de aarde is elektrostatisch geladen en heeft een noord- en zuidpool, dit noemen we aardmagnetisme. Licht Licht is het vermogen van een voorwerp om de oogzenuw te prikkel. De hersenen registreren dit als licht. Lichtbronnen zijn bijvoorbeeld: zon, ster (natuurlijke lichtbron) of lamp, kaars(kunstmatige lichtbron). Waarnemen doen we doormiddel van licht. Licht van de zon reflecteert op voorwerpen en vervolgens komen de stralen ons ook binnen. Licht en kleur Licht van de zon bestaat uit een lichtstraal met alle kleuren, lichtbundel. Als de lichtbundel breekt door water kunnen we dat zien aan de regenboog. Het licht van de zon wordt weerkaatst door voorwerpen. Afhankelijk van de kleur van het voorwerp worden kleuren geabsorbeerd of weerkaatst. Een blauw voorwerp weerkaatst de blauwe lichtstraal waardoor je oog blauw waarneemt. Kleuren Alle kleuren die wij zien bestaan uit een mengeling van kleurenlicht die voorwerpen weerkaatsen. Primaire lichtkleuren: rood, groen, blauw. De primaire kleuren vormen alle kleuren die we kunnen waarnemen. Alle kleuren gemengd wordt wit licht. Verf Licht Licht en schaduw Lichtstralen zijn altijd rechtlijnig. Door heb absorberen van licht door ruwe en donkere materialen ontstaan plekken waar weinig of geen licht kan komen. We kennen drie verschillende vormen van schaduw; Kernschaduw: daar waar helemaal geen licht doordringt. Halfschaduw: daar waar nog wel licht komt, meestal aan de buitenkant van de schaduw. Schaduw tekenen Let altijd op de rechtlijnigheid van de lichtstralen. Lichtstralen tekenen vanuit de lichtbron. Spiegelbeeld Een spiegel werkt ook met lichtstralen. Lichtstralen worden door een spiegel weerkaatst in tegengestelde richting. Hoek van inval = hoek van uitval (terugkaatsing). Spiegelbeeld