EFFECTEN TIJDENS DE VERHARDING VAN COMPOSIETEN Het belang van krimp en krimpspanning De basis van de meeste tandheelkundige composieten bestaat uit monomeren zoals bisfenol-A diglycidylether methacrylaat (Bis-GMA) en tri-ethyleenglycoldimethacrylaat (TEGDMA), gecombineerd met vuldeeltjes van verschillende grootte en samenstelling. Tijdens het verharden met de lamp worden de monomeren omgezet tot een polymeer, waarbij het materiaal zal gaan krimpen. Deze krimp leidt tot krimpspanning binnen het materiaal. Wat is het effect hiervan op de restauratie? door Cees J. Kleverlaan en Leontine A. Jongsma* D e krimp van een materiaal is een intrinsieke eigenschap van een composiet en wordt bepaald door het volume van de matrix en de vuldeeltjes en door het type monomeer en de omzettingsgraad hiervan tijdens de verhardingsreactie. De krimp veroorzaakt krimpspanning binnen het materiaal. Deze spanning leidt tot vloei van het materiaal vanaf het vrije composietoppervlak, waardoor de krimpspanning gedeeltelijk gecompenseerd wordt. Klinisch is een deel van het toegepaste vulmateriaal gebonden aan de caviteitswanden. Hierdoor wordt de vloei van het materiaal gehinderd, met een verhoogde spanning op het hechtvlak tussen composiet en tandweefsel als gevolg. Als Afb. 1 Vijf verschillende restauratieconfiguraties (bovenste rij) en de schematische weergave als kubussen (middelste rij) om een schatting te maken van hun C-factor (configuratiefactor). C-factor = gebonden oppervlak/vrij niet-gebonden oppervlak. De cilinders (onderste rij) tonen de composietmonsters met de overeenkomstige C-factoren voor meting van de krimpspanning in een trekbank (zie afb. 3 en 4). De boven- en onderkant van de cilinders zijn de gebonden oppervlakken (respectievelijk aan een stalen schijfje en aan glas). De mantel van de cilinder is het vrije, niet-gebonden oppervlak. 1 38 TANDARTSPRAKTIJK | SEPTEMBER 2015 Cees Kleverlaan en Leontine Jongsma zijn verbonden aan de Sectie Tandheelkundige Materiaalwetenschappen, ACTA, Universiteit van Amsterdam en Vrije Universiteit, Amsterdam. deze spanning groter is dan de hechtsterkte aan dit oppervlak zal het vulmateriaal (gedeeltelijk) loskomen, met een lagere hechtsterkte en eventueel meer lekkage als gevolg. Aangezien de mogelijkheid tot vloei van een composiet afhankelijk is van de relatieve hoeveelheid vrij oppervlak van een composietres- 2 3 Afb. 2 Schematische weergave van de kwikdilatometer voor metingen van de verhardingskrimp. Het composiet wordt onder het glasstopje geplaatst, dat aan de bovenkant open is, om de lichtgeleider van de lichtbron toegang te verschaffen tot zo dicht mogelijk bij het monster. De verhardingskrimp van het monster resulteert in het zakken van het kwikniveau in de rechter glasbuis. Deze neerwaartse beweging wordt gevolgd door het perspex vlottertje en de daarop rustende metaalkern van de LVDT (linear variable displacement transducer). Het signaal van de LVDT wordt continu (gedurende 30 minuten) door de computer geregistreerd. De middelste glasbuis met de schroefmicrometer dient voor de calibratie van de dilatometer. Afb. 3 Vereenvoudigde schematische weergave van de opstelling in de trekbank om krimpspanningen te meten. Het composiet bevindt zich tussen een glasplaat (vast verbonden met het onderste deel van de trekbank) en een stalen schijfje (parallel aan de glasplaat) en is verbonden met de krachtopnemer. Het composiet wordt vanaf de onderkant door het glas belicht. De ontwikkeling van de krimpspanning wordt continu vanaf de start van de belichting door de computer (gedurende 30 minuten) geregistreerd. De C-factor van het composietcilindertje tussen het glas en het staal is C=2. tauratie, wordt de invloed van de krimp en krimpspanning groter naarmate er minder vrij (ongebonden) composietoppervlak aanwezig is. De ratio tussen vrij en gebonden oppervlak van een composietrestauratie wordt uitgedrukt in de C-factor. Dit is een van de meest belangrijke factoren in de bepaling van de spanningsontwikkeling.1,2 Hoe hoger de C-factor, hoe meer de vloei wordt gehinderd en hoe hoger de spanning zal zijn. Afbeelding 1 toont hoe voor een aantal restauraties een schatting gemaakt kan worden van de waarde van de C-factor. Krimp- en krimpspanningwaarden uit het laboratorium Twee situaties Er zijn ruwweg twee verschillende soorten restauraties te onderscheiden: de situatie waar de omgeving relatief flexibel is en kan meegeven, en die waarbij het tandweefsel niet kan meegeven en er sprake is van een rigide omgeving. Voorbeelden van de eerste situatie zijn MOD-restauraties met een lage C-factor van ongeveer 1. Het andere uiterste is een diepe klasse V-restauratie, waar de C-factor een hoogte kan bereiken van 5. Hierbij zal de combinatie van de krimpspanning en de kwaliteit van het adhesief een belangrijke oorzaak zijn voor het loskomen van de hechting. Voor lagere C-factoren in de orde van 1-2, zoals in MO-, DO- of MOD-restauraties, kan de omringende tandstructuur wel meegeven. Kleine trekkrachten kunnen flexibele knobbels al doorbuigen. Hierdoor zullen composieten die veel krimp vertonen de knobbels meer doorbuigen dan composieten met weinig krimp. Uiteindelijk kan dit resulteren in horizontale glazuurbarsten ter hoogte van de bodem van de caviteit. Daarom is het aan te raden in deze gevallen composieten met lage krimpwaarden te gebruiken. Idealiter zou de kwaliteit van vullingen klinisch geëvalueerd moeten worden. Dit wordt echter niet vaak gedaan. In plaats daarvan wordt uitgeweken naar laboratoriumtesten. Deze kunnen vaak wel goed onderlinge verschillen in kaart brengen, maar zijn veelal niet voorspellend voor het klinisch gedrag. Voor veel composieten is de krimp gemeten door de fabrikant. Door een gebrek aan standaardisatie van de testmethodes zijn deze waarden echter vaak onderling niet te vergelijken. Eén van de meest gebruikte methode is de Archimedes-methode, waarmee de dichtheid voor en na het uitharden bepaald wordt. Op deze manier kan de volumeverandering, de krimp dus, vastgesteld worden. Daarnaast bestaan er nog een aantal methodes om de krimp te bepalen. De uitkomsten van deze methodes vertonen onderling kleine, maar wel relevante verschillen. In dit onderzoek is gebruikgemaakt van een kwikdilatometer3 waarbij direct de volumeverandering bepaald wordt (zie afbeelding 2 en 4). Het meten van de krimpspanning is minder eenvoudig. Dit wordt meestal gedaan in een trekbank of een vergelijkbare opstelling, waarbij de kracht wordt gemeten die ontstaat bij de verhardingsreactie van het composiet. De gevonden waarden in de literatuur kunnen onderling enorm verschillen, omdat bepaalde opstellingen heel flexibel zijn en andere volkomen rigide. Bij de flexibele opstellingen zie je lage spanningswaarden (1-5 MPa) en bij totaal rigide opstellingen zijn de waarden hoog (>20 MPa). In dit onderzoek wordt gebruik- SEPTEMBER 2015 | TANDARTSPRAKTIJK 39 u 4a 4b Afb. 4a/4b Werkelijke opstelling van de de kwikdilatometer voor metingen van de verhardingskrimp en de opstelling in de trekbank om krimpspanningen te meten. u TABEL 1 Composietnaam Krimp (in vol%) Krimpspanning (in MPa) Grandio Filtek A110 Premise Clearfil APX Filtek Z250 Quixfil Filtek Supreme Ceram-X mono Glacier Prodigy Condensable Tetric Ceram Herculite XR Spectrum TPH Ice Charisma Point 4 Micro Hybrid Composite Heliomolar Flow Tetric Flow Revolution Formula 2 UltraSeal XT Plus 1,9 (0,2) 2,2 (0,1) 2,3 (0,1) 2,3 (0,1) 2,3 (0,0) 2,4 (0,1) 2,5 (0,0) 2,8 (0,1) 2,9 (0,0) 3,1 (0,0) 3,2 (0,1) 3,2 (0,1) 3,2 (0,1) 3,3 (0,1) 3,3 (0,1) 3,4 (0,0) 3,7 (0,1) 4,2 (0,1) 4,4(0,0) 5,0 (0,1) 5,6 (0,1) 20,0 (1,2) 17,4 (0,8) 13,3 (0,3) 20,4 (0,9) 13,9 (1,0) 15,8 (2,9) 15,1 (1,3) 14,2 (0,6) 14,3 (1,0) 16,1 (1,1) 12,8 (0,7) 14,9 (1,0) 15,6 (0,7) 15,4 (1,2) 15,3 (0,9) 11,9 (2,1) 12,5 (0,7) 8,4 (1,0) 7,6 (1,3) 6,8 (0,7) 3,3 (0,3) Heliomolar Tetric Evo Ceram Gradia Direct In Ten-S ELS Flow SDR Venus Diamond Filtek Silorane ELS New Formula 2,0 (0,1) 2,0 (0,1) 2,4 (0,0) 2,7 (0,1) 3,2 (0,1) 3,3 (0,1) 2,0 (0,1) 2,1 (0,1) 2,3 (0,1) 8,4 (0,8) 10,6 (0,2) 10,4 (0,9) 8,8 (1,1) 3,0 (0,2) 5,6 (0,6) 10,5 (0,8) 4,2 (0,9) 2,6 (0,9) Aelite Flo Flow-it Filtek Z100 4,8 (0,1) 5,3 (0,1) 2,6 (0,1) 16,0 (1,2) 15,4 (0,8) 23,5 (0,4) gemaakt van een bijna totaal rigide opstelling, omdat de trekbank de lengte van het composiet tot op de 0,1 μm nauwkeurig gelijkhoudt tijdens de meting. Ook heeft de C-factor een effect op de krimpspanning. Hoe hoger de C-factor, hoe hoger de krimpspanning. Deze metingen zijn alle bij dezelfde C-factor (C=2), in een trekbank4 en continu gedurende 30 minuten, uitgevoerd (zie afbeelding 3 en 4). Literatuur A B C Tabel 1 Krimp en krimpspanningwaarden van 33 verschillende composieten. A: Materialen met een hoge correlatie tussen krimp en krimpspanning. B: Materialen onder de correlatielijn, met relatief weinig krimpspanning in verhouding met de krimp. C: Materialen boven de correlatielijn, waarbij relatief veel krimpspanning bestaat in verhouding met de krimp. In een publicatie uit 20054 is de krimp en krimpspanning van 17 composieten onderzocht. Hierbij werd een hoge correlatiecoëfficiënt van r2=0,88 gevonden voor de krimp en krimpspanning. De verhardingskrimp van een composiet is gerelateerd aan de hoeveelheid vulstofdeeltjes. Als de vulstofgraad toeneemt, zal minder krimp optreden omdat een kleiner deel reageerbaar monomeer beschikbaar is voor de verhardingsreactie. Echter, wanneer de vulstofgraad toeneemt, zal dit leiden tot stijvere materialen waardoor verwacht mag worden dat de krimpspanning zal toenemen. Dit betekent dat er een inverse relatie bestaat tussen krimp en krimpspanning: hoe kleiner de krimp hoe hoger de krimpspanning, en omgekeerd. Vier van de 17 composieten vormden een uitzondering en vielen buiten de correlatielijn. Filtek Z100, Aelite Flo en Flow-It, vertoonden een significant hogere krimpspanning dan verwacht op grond van hun krimpwaarde. Eén composiet, Heliomolar, had een significant lagere krimpspanning dan verwacht. De eerdergenoemde studies4,5, waarin krimp en krimpspanning van diverse composieten werden geëvalueerd, zijn nu uitgebreid tot een studie waarbij 33 composieten zijn onderzocht. Tabel 1 en afbeelding 5 tonen de krimp en krimpspanningswaarden van 33 composieten uit dit onderzoek en het eerder uitgevoerde onderzoek.4,5 Het eerste deel van de Tabel 1 bevat 21 composieten, bij welke krimp en krimpspanning correleren met r2 = 0,81. Het tweede deel van Tabel 1 bevat twaalf uitzonderingen, die relatief ver boven of onder de correlatielijn liggen. Behalve Aelite Flo, Flow-it en Filtek Z100 zijn er geen mateSEPTEMBER 2015 | TANDARTSPRAKTIJK 41 u after30minutes 25 CJKleverlaanAJdeGeeand AJFeilzerPolymerizationshrinkage andcontractionstressofdentalresincomposites. DentalMaterials 2005;11;50andnewdata(2014) FiltekZ100 Co ontraction nstress(M MPa) 20 Grandio ClearfilAPX FiltekA110 ProdigyCondensable A li Fl AeliteFlo SpectrumTPH FiltekSurpeme FlowͲit Glacier Ice;Charisma QuiXfil HerculiteXR FiltekZ250 Ceram.XMono PremiseDentine MicroHybridComposite Tetric Ceram TetricCeram TetricEvoCeram Point4 GradiaDirect VenusDiamond 15 10 Heliomolar InTenͲS HeliomolarFlow Tetric Flow TetricFlow R l i F2 RevolutionF2 SDR 5 FiltekSilorane els newformula new formula elsflow UltraSeal XT Plus UltraSealXTPlus 0 1 2 5 3 4 Shrinkage(vol%) 5 6 Afb. 5 Correlatie tussen krimp en krimpspanning. 21 composieten (u) vertoonden een hoge correlatie (r2 = 0,81) tussen krimp en krimpspanning, wat betekent dat voor de meeste composieten een lage krimp gepaard gaat met een hoge krimpspanning en omgekeerd. Twaalf composieten ( en ) vielen buiten de correlatie. Materialen ver onder de correlatielijn () hebben een relatief lage krimpspanning uitgaande van de volumetrische krimp in vergelijking met materialen op of dicht bij de lijn (u) en ver boven de lijn (). rialen getest die een ongunstige verhouding tussen krimp en krimpspanning hebben. Aan de andere kant hebben fabrikanten veel energie gestoken in het ontwikkelen van materialen die ver onder de correlatielijn liggen. Deze materialen hebben een gunstige verhouding tussen krimp en krimpspanning in vergelijking met materialen die op of dichtbij de lijn, of ver boven de lijn liggen. Naast Heliomolar zijn dat Tetric Evo Ceram, Gradia Direct, In Ten-S, Venus Diamond, Filtek Silorane en Els New Formula. Voor de flowables zijn dat Els Flow en SDR. Deze materialen hebben over het algemeen relatief lage waarden voor zowel de krimp als de krimpspanning. Dit zou de spanning op de hechting tussen tandweefsel en composiet moeten reduceren waardoor problemen als gevolg van krimp en krimpspanning voorkomen zouden kunnen worden. Men kan zich afvragen wat de keerzijde is van deze ontwikkelingen. Over het algemeen zien we dat materialen die gunstige krimp en/of krimpspanningseigenschappen hebben wat moeilijke verwerkingseigenschappen hebben. De meeste van deze materialen voelen stug aan en zijn lastig te verwerken. Om de verwerkingseigenschappen te verbeteren wordt het composiet vaak verwarmd voordat het aangebracht wordt. Verder kunnen eigenschappen zoals slijtage en weerstand tegen vermoeingsbelasting negatief beïnvloed worden. Conclusie Het grootste deel van de onderzochte composieten (21 van de 33) voldoet aan de regel dat een lage krimp gepaard gaat met een hoge krimpspanning en omgekeerd. Negen composieten 42 TANDARTSPRAKTIJK | SEPTEMBER 2015 vormden daarop een positieve uitzondering. Composieten met zowel een lage krimpspanning als een lage krimp zullen de minste problemen opleveren met betrekking tot problemen als randspleetvorming en knobbeldoorbuiging. Het klinisch succes van restauratiematerialen is echter ook grotendeels afhankelijk van andere factoren dan de krimp- en krimpspanning – deze zijn slechts twee factoren op weg naar klinisch succes. De resultaten van dit onderzoek en vorige onderzoeken4,5 pleiten dus tegen de toepassing van universele ‘multipurpose’ composieten – composieten waarvan wordt gepropageerd dat zij in alle indicaties kunnen worden toegepast. u * Dit artikel verscheen eerder als ‘Het belang van krimp en krimpspanning tijdens de verharding van composieten’ in VVT Magazine, maart 2015, nr. 3. Referenties 1 Feilzer AJ, de Gee AJ, Davidson CL. Setting stress in composite resin in relation to configuration of the restoration. J Dent Res 1987;66:1636–9. 2 Ferracane JL. Developing a more complete understanding of stresses produced in dental composites during polymerization. Dent Mater 2005;21:36-42. 3 De Gee AJ, Davidson CL, Smith A. A modified dilatometer for continuous recording of volumetric polymerization shrinkage of composite restorative materials. J Dent 1981;9:36–42. 4 Kleverlaan CJ, Feilzer AJ. Polymerization shrinkage and contraction stress of dental resin composites. Dent Mater 2005;21:1150-7. 5 De Gee AJ, Kleverlaan CJ, Feilzer AJ. Krimp en krimpspanning; welk composiet voor welke caviteitsvorm? Nederlands Tandartsenblad, 2007;62:26-29.