Art Nouveau - Hermitage Amsterdam

advertisement
Art Nouveau
Achtergrond
In Europa ontstond vanaf 1890 in de architectuur en toegepaste kunst een
nieuwe stijl, die in internationaal verband de Franse benaming art
nouveau kreeg. De stijl is ook bekend geworden onder de Duitse term
Jugendstil. In Oostenrijk spreekt men van Wiener Sezession
(‘afscheiding’), in Spanje van Modernismo, in Italië van Stile Liberty en
in Rusland van stil modern.
In de verschillende termen wordt duidelijk gemaakt dat art nouveau zich wilde
onderscheiden van de oudere stijlen. Ondanks de verschillen in benaming en
verschijningsvormen zijn er sterke overeenkomsten, die voortkwam uit de behoefte
van een aantal kunstenaars en architecten om de ambachten een rol van betekenis te
laten spelen in de industriële kunst en architectuur. Een belangrijke sleutelfiguur in
deze was de Engelsman William Morris (1834-1896). Hij meende dat industrieel
vervaardigde producten doorgaans zielloos en te uniform waren. Hij richtte zich
bovendien op de volksgerichte kunst, veelal de toegepaste kunst. Ook was hij van
mening dat alles in een leefomgeving goed ontworpen moest zijn, en zag bij een huis
exterieur en interieur als één geheel. Morris was een van de oprichters van de Engelse
Arts en Crafts-beweging die heldere vormen introduceerde in de toegepaste kunst en
architectuur, aanvankelijk geïnspireerd op de natuur. De beweging was van grote
invloed op de moderne toegepaste kunst in heel Europa, ook op de art nouveau.
De belangrijkste inspiratiebron is de natuur. De motieven en decoraties zijn vaak
langstelige, gracieus gestileerde, gedeformeerde planten en bloemen (lelies, kelken,
irissen, papavers, rozenknop), vogels (zwanen, pauwen), libellen, de eivorm, wolkenwater- en rotspartijen, vaak gecombineerd met slanke vrouwengestalten.
Art nouveau van de Hermitage
De art nouveau van het Staatsmuseum de Hermitage is een bijzondere verzameling.
Zij bestaat in wezen uit twee delen: de art nouveau-objecten uit het bezit van de laatste
tsaren Alexander III en Nicolaas II en de voorwerpen die later in de Sovjetperiode
bijeen zijn gebracht in het museum. Vooral de eerste collectie bevat heel bijzondere
stukken. De meeste objecten werden als diplomatieke geschenken aan de tsaren
aangeboden en waren van de hoogste kwaliteit. Bijzonder veel geschenken kwamen
uit Frankrijk. Dit had een politieke achtergrond: als gevolg van de Frans-Duitse
Oorlog van 1870-1871 die Frankrijk verloor, werd een groot deel van Lotharingen
(opnieuw) Duits grondgebied, tot groot ongenoegen van de Lotharingers en de
Fransen. Frankrijk ging op zoek naar een sterke bondgenoot en vond een kandidaat in
het machtige Rusland. In de jaren die volgden probeerde Frankrijk de tsaren aan zich
te binden door ze te overladen met kostbare diplomatieke geschenken gemaakt door
de beste kunstenaars die Frankrijk in huis had, en in de stijl van de hypermoderne art
nouveau.
Alexander III (1845-1894, tsaar van 1881 tot 1894)
Tot de meest opvallende diplomatieke geschenken behoort de tafel Flore de Lorraine
(‘Flora van Lotharingen’), aangeboden door de Franse regering aan tsaar Alexander
III tijdens een bezoek van Russische mariniers aan Toulon in 1893 (afbeelding nr. 01).
Dat bezoek werd gebracht als voorbode van een te vormen unie tussen Frankrijk en
Rusland tegen Duitsland. Lotharingen, waarvan het lot afhing van deze unie, had meer
dan anderen belang bij een gunstige houding van Rusland. Mogelijk werd juist
daarom aan Lotharingen de eer geschonken een cadeau voor het Russische hof te
maken. Dat werd een kunstige tafel, gemaakt naar het ontwerp van Émile Gallé (18461904) in samenwerking met andere kunstenaars van de École de Nancy. De Flore de
Lorraine vertelt op allegorische wijze over het tragische lot van de streek die zich
wilde bevrijden van de invloed van de Duitse macht. Samen met de tafel werd het
Livre d’Or de la Lorraine geschonken, een boek in een kostbare leren band, met
daarin werk van meer dan tachtig kunstenaars uit Lotharingen (afbeelding nr. 08). Aan
de band van het ‘Gouden Boek’ werkten kunstenaars uit Nancy als René Wiener en
Victor Prouvé mee. Op het titelblad staat de maagd van Lotharingen afgebeeld die
haar hand uitstrekt naar Rusland; boven haar staat de tekst: ‘La Lorraine à la Russie,
1893’. De unie werd in 1894 inderdaad gesloten.
Nicolaas II (1868-1918, tsaar van 1894 tot 1917)
Het staatsbezoek dat tsaar Nicolaas II in oktober 1896 aan Parijs bracht, is de
geschiedenis ingegaan als de ‘Russische week’. In aanwezigheid van de tsaar en de
Franse president Félix Faure werd de eerste steen gelegd van de Pont Alexandre III,
een brug vernoemd naar de vorige tsaar als een geschenk van Rusland aan de Franse
hoofdstad. Door dit bezoek van 1896 aan Parijs kwamen vele officiële geschenken in
het Winterpaleis in St.-Petersburg terecht. De meeste daarvan waren gemaakt door de
beste meesters van Frankrijk. Een zilveren beeld dat de vrede verpersoonlijkt is een
werk van Lucien Falize. Tijdens een ander bezoek van Nicolaas II aan Parijs, in 1901,
schonk de Franse regering de tafelversiering La danse de l’écharpe, gemaakt door
Agathon Léonard van Weydeveldt (afbeelding nr. 07) en uitgevoerd door de beroemde
Franse Sèvres-porseleinfabriek. De tafelversiering, bestaand uit vijftien
biscuitporseleinen
beelden,
was
oorspronkelijk
gemaakt
voor
de
Wereldtentoonstelling van 1900 in Parijs. De beelden zijn ware topstukken binnen de
art nouveau. De danseressen stellen Loïe Fuller (1862-1928) voor, een beroemde
Amerikaanse sluierdanseres uit die tijd. Zij was een muze voor veel kunstenaars rond
1900, onder wie Toulouse-Lautrec. In 1914 ontving Nicolaas II vier art nouveaugobelins uit de serie De vier jaargetijden bij het bezoek aan St.-Petersburg van de
Franse president Raymond Poincaré (afbeelding nr. 09). De ontwerpen waren van
Jules Chéret. Wellicht is dit cadeau ingegeven door de op handen zijnde Eerste
Wereldoorlog. Rusland streed toen met de Fransen tegen de Duitse keizer.
Onder de diplomatieke geschenken waren die uit het oeuvre van Émile Gallé de
topstukken. De krant Illustration publiceerde op 22 mei 1902 twaalf glasobjecten van
hem, die aan Rusland waren geschonken tijdens het bezoek van de Franse president
Émile Loubert. Daaronder was de hoge vaas Passiflora (afbeelding 03 en 04).
De tsaren waren onder de indruk van de geschenken die ze kregen. Ondanks dat de art
nouveau nooit een paleisstijl werd - de stijl leende zich niet zo voor een combinatie
met de overheersende neoclassicistische en neobarokke interieurs - verzamelden zij
voor hun privé-vertrekken en privé-residenties kunstvoorwerpen in deze stijl. Ook
bestelden zij bij de Keizerlijke Porseleinfabriek en de Keizerlijke Glasfabriek in St.Petersburg objecten in de Russische versie van art nouveau, stil modern. Art nouveau
werd een reflectie van de tsarenresidenties nabij St.-Petersburg, zoals het
Alexanderpaleis in Tsarskoje Selo of de Cottage in Peterhof, van waaruit na de
Oktoberrevolutie een deel van de voorwerpen in de collectie van de Hermitage
terechtkwam. De weduwe van Alexander III, tsarina Maria Fjodorovna (1847-1928),
een Deense van geboorte, kocht art nouveau-voorwerpen van de Koninklijke
Porseleinfabriek van Kopenhagen; tsarina Alexandra (1872-1918), de vrouw van
Nicolaas II, kocht zelf vazen van Gallé en zette deze in haar slaapkamer (afbeelding
nr. 11).
Na de tsaren
Behalve deze geschenken zijn er ook voorwerpen die na de Oktoberrevolutie van 1917
terecht zijn gekomen in de Hermitage, ooit bezit van privé-personen of privéverzamelaars en door het Sovjetregime in beslag genomen. Zo kwam uit het paleis van
grootvorst Vladimir een kast, afkomstig van het Franse handelshuis Escalier de
Crystal. De kast, een voorbeeld van proto-art nouveau, toont van hoe groot belang de
Japanse kunst was bij de ontwikkeling van de art nouveau in het laatste kwart van de
negentiende eeuw. Ook een tafeltje uit bezit van de Petersburgse privé-verzamelaar
Gortsjakov, versierd met libellenpoten, staat nu in de Hermitage. Ook veel bijzondere
art nouveau-kunstnijverheid uit een voormalig Petersburgs privé museum, het Stieglitz
Museum voor Decoratieve en Toegepaste Kunst, werd aan de Hermitage toebedeeld.
Zelfs een vaas van Gallé uit de jaren twintig uit voormalig bezit van Stalin kwam
uiteindelijk in het museum.
De art nouveau-verzameling van de Hermitage wordt nog altijd aangevuld. In de
laatste decennia zijn veel aankopen gedaan door de Aankoopcommissie van het
Petersburgse museum. In de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw was op de
Russische antiekmarkt vrij regelmatig Europese toegepaste kunst uit de art nouveauperiode te koop, afkomstig uit Petersburgse huizen. In die tijd zijn er ook vele
glasobjecten van Gallé en de gebroeders Daum verworven.
De Franse scheppers van de art nouveau in de Hermitage
Naast Parijs was Nancy, de hoofdstad van de provincie Elzas-Lotharingen, een
belangrijk centrum van art nouveau. De glaskunstenaars uit Nancy waren aan het
einde van de negentiende eeuw de grote vernieuwers en de grondleggers van het art
nouveau-glas. Lotharingen was van oudsher beroemd om zijn glaskunst. Door de
Frans-Duitse Oorlog van 1870-1871 en de annexatie van de Elzas en een deel van
Lotharingen door Duitsland werd Nancy tijdelijk de hoofdstad van de Franse
provincie Lotharingen. Uit de bezette gebieden kwamen veel getalenteerde
kunstenaars naar deze streek.
Émile Gallé (1846-1904)
Uit Nancy kwam ook de kunstenaar die van beslissende invloed was op de
ontwikkeling van het art nouveau-glas, Émile Gallé. Hij kwam uit een geslacht van
glaskunstenaars. Hij kon goed tekenen en hield zich bezig met plantkunde, literatuur,
filosofie en politiek. Die interesses kwamen terug in zijn werk. In de jaren tachtig
zocht Gallé naar een eigen stijl. Hij gebruikte de ervaring van de Venetiaanse
glaskunstenaars en de experimenten van François-Eugène Rousseau, en werd
beïnvloed door het Engelse dubbelgelaagd glas en de Chinese en Japanse kunst. Zijn
grootste succes behaalde hij met zijn werk van veelgelaagd glas met uiterst fijne
kleurovergangen. Hij produceerde dit glas in een chemisch proces waarmee hij reliëf
in het oppervlak kreeg. Uit de vazen van Gallé blijkt zijn kennis van de plantkunde.
Zijn plantenversieringen hebben vaak ook een symbolische betekenis: de distel staat
voor Nancy; de varen voor stilte en rust; de roos voor de schoonheid van het leven.
De virtuoze glaskunstenaar Gallé is van groot belang gebleken voor het Europese glas.
Talloos zijn de imitaties van zijn werk, zowel in techniek als in decoratieschema’s. De
Parijse Wereldtentoonstelling van 1889, waar hij voor het eerst uitgebreid zijn vazen
van veelgelaagd glas presenteerde, bracht Gallé algemene erkenning en de roem van
maître in de Franse glaskunst. Helaas brak zijn vroege dood in 1904 de verdere
ontwikkeling van Gallés kunst af.
De gebroeders Daum
Gallés directe navolgers waren de gebroeders Auguste (1853-1909) en Antonin (18641930) Daum. Zij produceerden in eerste instantie vazen en tafelglas in de stijl van het
historisme, vaak versierd met Lotharingse heraldiek. Onder invloed van Gallés succes
op de Wereldtentoonstelling van 1889 begonnen de gebroeders Daum ook voorwerpen
te blazen van veelgelaagd glas, versierd met afbeeldingen van bloemen en
landschappen, uitgevoerd met etswerk over vele vlakken. Aanvankelijk waren Gallé
en Daum concurrenten, maar in 1899 startten ze een samenwerking, met behoud van
de eigen stijl. Het werk van de gebroeders Daum is vaak decoratiever, maar ontbeert
de filosofische en symbolistische lading van het werk van Gallé. In de twintigste eeuw
bleef de fabriek van de gebroeders Daum met succes produceren omdat ze
vernieuwden: de sierlijke art nouveau maakte plaats voor de geometrische art deco.
Ook het werk van de gebroeders Daum werd overal in Europa geïmiteerd.
Andere glaskunstenaars uit Europa en de Verenigde Staten
In de tentoonstelling komen nog enkele andere art nouveau-kunstenaars aan bod:
Tiffany, Lalique en Fabergé. In Europa had Louis Comfort Tiffany (1848-1933) zijn
succes vooral te danken aan zijn originele vazen van geïriseerd glas. Op de Parijse
Wereldtentoonstelling in 1889 stelde Tiffany meubels, tapijten en glas in lood tentoon.
In 1894 verkreeg Tiffany in Amerika een patent op zijn beroemde geïriseerde glas. Hij
experimenteerde voortdurend met de vorm. Zijn objecten zijn asymmetrisch; hun
vloeiende oppervlakken scheppen een decoratief effect, dat wordt versterkt door
bruine, goudkleurige, groene, witte en lichtblauwe tinten. In het begin van de
twintigste eeuw namen vele Europese fabrieken zijn stijl over.
Binnen de art nouveau kwam een andere kunstenaar naar voren die een grote invloed
kreeg op de ontwikkeling van de glaskunst in de daaropvolgende periode: René
Lalique (1860-1945). Uit zijn werk blijkt de invloed van zijn voorgangers: Rousseau,
Gallé en Henri Cros. Tegen het fin de siècle was Lalique één van de beroemde en
toonaangevende Parijse edelsmeden (afb. nr. 19). Daarnaast raakte hij geïnteresseerd
in glas (afb. nr. 05). Het eerste glazen object dat hij maakte, was een parfumflesje,
gedateerd 1893. Hij gebruikte daarvoor de verloren was-techniek, een techniek uit de
bronsgieterij. In 1902 opende Lalique in de Parijse voorstad Clairfontaine een
experimentele glasfabriek. De fabriek maakte serieproductie, maar van hoog artistiek
niveau. In 1906 startte een succesvolle samenwerking van Lalique met het Parijse
parfumhuis Coty, die duurde tot aan de jaren dertig van de twintigste eeuw. Tijdens
die periode maakte Lalique zestien modellen voor parfumflesjes, voor onder anderen
Nina Ricci (Caprice en L’Air du Temps) en D’Orsay (Élégance). De glazen
kunstwerken die Lalique maakte in de periode 1910 tot 1920, verenigen twee
stijlkenmerken in zich: die van de art nouveau en die van de volgende belangrijke
kunststroming, de art deco.
Russische art nouveau: stil modern
In Rusland werd de art nouveau stil modern genoemd. Deze onderscheidt zich licht
van de internationale art nouveau door verwijzingen naar Russische volkskunst. Het
meest nadrukkelijk waren die in twee kunstenaarskolonies die eind negentiende eeuw
werden gesticht, Ambramtsevo bij Moskou en Talasjkino bij Smolensk. Hier werd
vernieuwende toegepaste kunst geproduceerd, geënt op middeleeuwse Russische
architectuur, kunst en volkskunst. Bij de uitvoering werd gebruik gemaakt van de
ambachtelijke vaardigheid van plattelandbewoners. Op de Wereldtentoonstelling in
Parijs in 1900, waar de Europese landen voor het eerst hun art nouveau toonden,
bestond de Russische inzending uit werk uit Abramtsevo en Talasjkino. De paviljoens,
gebouwd in een stijl die leek op die van oude Russische plattelandhuizen met veel
snijwerk (teremok), werden ingericht met meubels en voorwerpen uit de twee
kunstenaarskolonies. Die trokken veel internationale aandacht, vooral vanuit landen
waar de Arts and Crafts-beweging was aangeslagen.
Er ontstond ook een stroming in de stil modern die de Russische elementen subtieler
combineerde met de internationale art nouveau. Kunst hiervan was te zien op de
tentoonstelling Architectuur en Artistieke toegepaste kunst die in 1902-1903 in
Moskou werd gehouden. Deze tentoonstelling werd gevolgd door één in St.Petersburg in 1904, onder de titel Hedendaagse kunst. De kamers en meubels op deze
tentoonstellingen waren vooral geïnspireerd op het werk van buitenlandse ontwerpers.
De stil modern heeft dus twee kanten. De ene is gericht op de internationale art
nouveau, de andere mede op inheemse traditionele motieven. St.-Petersburg was passend bij haar traditie - meer internationaal gericht. Goed voorbeeld is architect
Roman Meltzer, die veel opdrachten kreeg voor de bouw van keizerlijke villa’s en
appartementen voor de hogere burgerij.
Stil modern kreeg ook een impuls door opdrachten van de tsaren. Dat gold vooral de
Keizerlijke Porselein- en Glasfabriek in St.-Petersburg. De uit 1744 stammende
Keizerlijke Porseleinfabriek in St.-Petersburg was een persoonlijk bezit van de tsaar
en werkte uitsluitend voor het hof. Door het huwelijk van Alexander III met prinses
Dagmar van Denemarken, de latere tsarina Maria Fjodorovna, kwam ook de
Koninklijke Porseleinfabriek in Kopenhagen in beeld. Vooral de op Japanse
prentkunst geïnspireerde decors onder glazuur van deze fabriek spraken het keizerlijke
paar zeer aan. Vanaf 1892 werden deze decors ook door de Keizerlijke Fabriek in St.-
Petersburg toegepast. Die heette sinds de fusie met de ook uit de achttiende eeuw
stammende Keizerlijke Glasfabriek in 1890 Keizerlijke Glas- en Porseleinfabriek.
Vanaf 1893 werden door de glastak van de fabriek ook vazen in Gallé-stijl
geproduceerd, zij het uitsluitend in de techniek met veelgelaagd glas. Deze werd in de
fabriek hoog gewaardeerd. Aanvankelijk beperkte men zich tot snijwerk - een
handelsmerk van de Petersburgse fabriek. Chemisch etswerk werd pas na 1900 voor
het eerst toegepast. De chemicaliën werden met een kwast in verschillende stadia
aangebracht, zodat de tinten vloeiend in elkaar overliepen. Behalve met het werk van
Gallé, vertoont het type glas dat werd geproduceerd ook veel verwantschap met dat
van de gebroeders Daum . In het westen komt het glas van de Keizerlijke Glas- en
Porseleinfabriek weinig voor en is daardoor vrij onbekend.
Carl Fabergé (1846-1920) was de zoon van de juwelier van Franse afkomst Gustav
Fabergé die in 1842 een zaak opende in St.-Petersburg. Carl kwam in 1872 in de zaak
en wilde zich gaan onderscheiden van de andere juweliers in de stad. Niet langer
waren alleen de gebruikte materialen belangrijk, nu ook het vakmanschap en de tijd
die erin gestoken was. Tegen het einde van de negentiende eeuw begon Carl
siervoorwerpen in art nouveau-stijl te vervaardigen (o.a. afbeelding nr. 13). Met zijn
werk vertegenwoordigde hij Rusland op de Parijse Wereldtentoonstelling van 1900.
Nicolaas II en zijn vrouw Alexandra waren erg gecharmeerd van zijn werk. Vooral
Alexandra kocht vele objecten voor haar privé-vertrekken. Ook voorzag Carl Fabergé
diverse Gallé-vazen van een zilveren montuur (afbeelding nr. 20). De combinatie van
Gallé en Fabergé maakt ze tot unieke stukken, die in het westen niet voorkomen.
De groep die de tentoonstelling voorbereidt, bestaat uit Tamara Rappe
(hoofd West-Europese Decoratieve en Toegepaste Kunst van
Staatsmuseum de Hermitage in St.-Petersburg), Jelena Anisimova
(conservator West-Europees glas, Staatsmuseum de Hermitage), Vincent
Boele (conservator Hermitage Amsterdam) en Frans Leidelmeijer (extern
adviseur voor de Hermitage Amsterdam).
Frans Leidelmeijer is specialist op het gebied van de Nederlandse
toegepaste kunst van de twintigste eeuw. Hij heeft meer dan 25 jaar een
galerie op dit gebied gehad. Daarnaast is hij één van de specialisten in het
populaire antiekprogramma van de AVRO ‘Tussen Kunst & Kitsch’.
Voor de tentoonstelling ‘Art Nouveau tijdens de laatste tsaren’ is hij
adviseur en schreef hij een inleiding voor de tentoonstellingscatalogus.
Voor meer informatie:
HERMITAGE AMSTERDAM
Communicatie, Educatie & Marketing
Noepy Testa, Charlotte Oster
Postbus 11675
1001 GR Amsterdam
T : 020-530 87 55
F : 020-530 87 50
E : [email protected]
I: www.hermitage.nl
Download