Assendorperstraat 29 | 8012 DE ZWOLLE | 038 425 44 00 | [email protected] PINKSTEREN Overweging 4 juni 2017 Erik Borgman en René Dinklo o.p. Eerste lezing: Handelingen 2, 1-11 Evangelie: Johannes 20, 19-23, bij het slot 1 Korinte 12,4-13 OVERWEGING 1. Volgens het Johannes-evangelie geeft Jezus twee keer de Geest. De eerste keer is als Hij sterft. ‘Hij boog zijn hoofd’, staat er dan, ‘en gaf de Geest’’(Johannes 19,30). Aan het begin van het eerste Bijbelboek wordt ons verteld dat de aarde nog woest en leeg is, maar Gods Geest over de wateren ligt van het geweld en de chaos. Jezus ademde tijdens zijn leven deze Geest die licht en leven geeft en blaast haar bij zijn dood vernieuwd en vernieuwend uit over onze gebroken, over onze voortdurend en steeds weer mensen brekende geschiedenis. Over ons leven zweeft voortaan zijn Geest van genade en waarheid. Wat er ook gebeurt. En wat er gebeurt is vaak niet gering. ‘Er staat geschreven: Ik zal de herder doden en de schapen van zijn kudde zullen uiteengedreven worden’, zegt Jezus volgens de evangelies van Matteüs (26,31) en Marcus (14,27). Het is een citaat uit de profeet Zacharia (13,7), een verbeelding van wat het zou betekenen als God zich werkelijk zou afkeren van onze wereld die zich steeds maar weer van hem lijkt te willen afkeren. Bij Matteüs en Marcus kondigt Jezus met deze woorden aan wat er na zijn lijden en dood met zijn leerlingen gebeurt. Zij zullen het geloof verliezen in waar Hij voor stond en de moed die Hij hen gaf. Zij zullen van de levensweg afdwalen die zij dankzij hem gevonden hadden, zij zullen het zicht kwijtraken op de zin en de samenhang waarvan zij dankzij hem hadden geleefd. In het Johannesevangelie tegen zijn leerlingen: ‘Er komt een tijd, en die tijd is er al, dat ieder zijn eigen weg gaat en mij alleen achterlaat’ (Joh. 16,32). Het perspectief verliezen, overspoeld worden door willekeur: het betekent eenzaamheid, pijnlijk op jezelf teruggeworpen worden. Het overkomt in onze tijd heel veel mensen. Velen voelen zich beroofd van alles wat het leven substantie kan geven, waardoor ze van betekenis kunnen zijn. In deze situatie delen Jezus’ leerlingen na diens lijden en dood en over deze situatie heeft Jezus toen Hij stierf zijn Geest uitgeblazen. In de ruimte van deze Geest kan perspectief oplichten. In het licht van deze Geest zien enkele van zijn leerlingen niet slechts dat het graf waarin Jezus is neergelegd leeg is, maar komen tot geloof dat Hij de Levende is en daarom niet bij de doden gezocht moet worden. Deze Geest brengt hen in herinnering wat zij van hem hebben ontvangen en leert het hen begrijpen (vgl. Joh. 14,26). 2. Maar Jezus heeft zijn leerlingen niet een gedachtengoed nagelaten waarmee zij, en wij in hun spoor, het in het vervolg maar moeten zien te rooien. Wat ons van hem rest is geen verzameling van zijn wijste uitspraken, zijn meest aansprekende leefregels en zijn belangrijkste daden. In gemeenschap met de God die voor hem een Vader is, zendt Jezus zijn leerlingen een Helper zoals Hij zelf een helper is geweest, een voorspreker en een verdediger, een voorganger en een wegwijzer, een alle grenzen overschrijdende verbinder en een verlosser uit wat gevangen zet en gevangen houdt. De God die Jezus belichaamde komt in de Geest in een nieuwe gestalte aanwezig, een gestalte die het leven van binnenuit doorzichtig maakt en die wat zich voordoet als pijn en onverslaanbare tegenstand onthult als barensweeën van de ware wereld. ‘Een vrouw die baart heeft het zwaar als haar tijd gekomen is’, zegt Jezus, ‘maar wanneer haar kind geboren is, herinnert zij zich de pijn niet meer omdat zij blij is dat er een mens ter wereld is gekomen’ (Joh. 16,20-21). De Helper die Jezus belooft, de Geest, neemt ons rouwkleed weg en hult ons in vreugde, verandert onze klacht in een dans, zoals de Psalm zegt (30,12). Zij brengt Gods toekomst in het heden en vormt ons om tot deelgenoten van deze toekomst die zich onweerstaanbaar baan breekt. Wij worden met Pinksteren geoogst als de eerstelingen van Gods rijk en dat betekent dat we direct weer worden uitgezaaid om dit rijk te doen wortelen waar wij zijn, van zich te laten spreken in de taal waarin wij ons uitdrukken, op te laaien in het verlangen dat ons op weg zet en ons gaande houdt. Dit is wat ér gebeurt wanneer Jezus volgens het Johannesevangelie voor de tweede keer de Geest geeft, nu niet als een woord dat alles wat is in Gods glans zet, maar als een opdracht aan de zijnen om deze glans een woonplaats te verschaffen: ontvang de heilige Geest; wat jullie in deze Geest weten te helen en opnieuw te verbinden blijft voortaan geheeld en verbonden met de goedheid die het draagt en waaruit het voortkomt. Zijn adem wordt hun adem. Zijn vermogen de aarde in het licht van Gods aanwezigheid te zien, niettegenstaande alle duisternis, zijn vermogen om in alles Gods ware licht waaruit het ontstaan is en waarvan het leeft te wekken en te doen opstaan, wordt hun vermogen. Zijn inzet om elke taal en elk woord en alle mensen en alle zijnden te laten getuigen van de overvloed aan goddelijke goedheid, zijn opdracht om trouw te zijn aan de waarheid die dan aan het licht komt en die uit te spreken, wordt de hunne. Wordt de onze, is de suggestie. Het kan onze opdracht worden, onze inzet en ons vermogen, onze levensadem – als wij ons erdoor in bezit laten nemen. Hebben wij daartoe het lef? Hebben wij het lef om ons uit onze comfort zone en onze veilige bubbel te laten verdrijven, het lef om onze macht over en beheersing van de situatie los te laten het lef om te midden van de turbulentie die dan aan het licht komt dat onwaarschijnlijke, maar broodnodige woord te verwachten: vrede voor jullie (Joh. 20,19)? Vrede in de plaats van onze angst. 3. Paus Franciscus zei onlangs met een aansprekend beeld dat de hoop het zeil is waar we de wind van de Geest mee opvangen om ons op haar adem voort te laten stuwen. Zijn wij in staat tot deze hoop? Volgens de Handelingen van de apostelen gaf de verrezen Jezus zijn leerlingen de opdracht in Jeruzalem te blijven wachten tot zij zouden worden overspoeld door de kracht van de Geest die Hij hen beloofde. De ruimte waarin zij bij elkaar zaten fungeerde als een zeil van hoop en toen de wind van de Geest kwam, we hebben het gehoord, werd het hele huis ermee vervuld. Het vuur van de Geest laaide op in ieder van hen, zoals het ooit was opgelaaid in de doornstruik van waaruit Mozes werd geroepen zijn volk uit de slavernij naar de vrijheid te leiden. ‘Ik heb de ellende van mijn volk gezien,’ zo klonk het, ‘de jammerklachten over hun onderdrukkers gehoord’ (Ex. 3,7-8). Met Pinksteren brandt Gods compassie niet langer op één plaats, maar in de harten en de monden van allen die zich in hoop verzamelen, en vervolgens in de oren en de harten van degenen die de boodschap die in hen opklinkt, horen en verstaan. Zo wordt in het heden Gods toekomst geboren en worden wij herboren in de ruimte van die toekomst. Als de apostel Petrus zich door de Geest naar buiten heeft laten drijven, herinnert hij aan het beeld waarmee de profeet Joël de ultieme doorbraak van Gods aanwezigheid aanduidt: ‘Jongeren zullen visioenen zien en oude mensen droomgezichten; ja, over al mijn dienaren en dienaressen zal Ik in die tijd mijn Geest uitgieten’ (Hnd. 2,17-18; Joël 3,1-2). Dit is wat jullie horen en zien gebeuren, zegt Petrus: iedereen en alles wordt in de beweging van de Geest opgenomen. Mohamed Al Bachiri een uit Marokaanse voorouders geboren en in België wonende trambestuurder en moslim verloor zijn vrouw Loubna bij de aanslag op de metro in het Brusselse Maalbeek van 22 maart vorige jaar. Hij bleef achter met drie jonge kinderen. Hij weet zich vaak geen raak en heeft zijn handen vol om niet weg te zakken in moedeloosheid en niet overspoeld te worden door de haat die hij overal ziet oprukken. Om overeind te blijven voert Al Bachiri wat hij noemt ‘een jihad van liefde’. In het boekje met deze titel, dat inmiddels een bestseller is, schrijft Al Bachiri hoe hij, als hij verlamd door angst en verdriet niet kan slapen, in zichzelf een stem ziet en hoort. ‘Vrede zij met jou en de mensheid. Hou van je naaste, ook al is hij slecht. […] Eenieder die ijvert voor het goede heeft het aanzien van een held’. ‘Jullie zoons en dochters zullen profeteren’, zegt de Ene. 4. De Bijbelse verkondiging dat God een Moeder en een Vader is, dat Jezus de Gezalfde is in wie Hij onder ons heeft gewoond en dat Hij ons door de Geest als zijn levensadem blijft bezielen en doet leven: het is geen boodschap die alle andere boodschappen probeert te overstemmen, en alle culturen en godsdiensten en visies en overtuigingen het zwijgen op wil leggen. De Geest van God is de ruimte waarin deze stemmen ten volle kunnen klinken, als uitdrukking van de onverbrekelijke band van alles met alles en daarin en daaronder en daar bovenuit met God die schept en verbindt, die herstelt en heelt, die tot heil en voltooiing voert, zoals Jezus het aan het licht heeft gebracht. Het is onze roeping, als gemeenschap van de Gezalfde Jezus en als gemeenschap in het spoor van Dominicus, het is onze roeping deze ruimte van de Geest van elkaar te ontvangen en aan elkaar te gunnen, aan elkaar te verkondigen en door elkaar aan ons te laten verkondigen. Om zo steeds opnieuw geboren te worden. Deze Pinksterdagen is dit huis gevuld met het Feest van de Geest en brengen velen het hopelijk op vele manieren tot spreken, laten zich door dit huis tot spreken brengen. Uiteindelijk om te horen en te zien, om hoorbaar en zichtbaar te maken dat onze wereld, dat alles wat bestaat inclusief wijzelf bezig is waarachtig geboren te worden. Wat ons ook overkomt, het zijn barensweeën die de geboorte van Gods toekomst markeren waar alles van alles de ruimte ontvangt en alles aan alles de ruimte geeft om te zijn zoals het is bedoeld: waarachtig en ten volle genadig en goed. – Dat het zo mag zijn. Erik Borgman