EUROPEES PARLEMENT 2009 - 2014 Commissie verzoekschriften 24.06.2010 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: 1. Verzoekschrift 0600/2009, ingediend door Karen & David Hill (Britse nationaliteit), over ontoereikende en verkeerde voorlichting door SOLVIT VK en Spanje, en pesterij en bangmakerij door Spaanse douane-instanties Samenvatting van verzoekschrift Indieners dienen een klacht in tegen SOLVIT VK en Spanje en tegen de Spaanse douaneautoriteiten. Zij hebben een kleine onderneming die eigenaars van tweede huizen op de Canarische eilanden helpt met het vervoer van hun persoonlijke have (voertuigen, bezittingen, huisdieren). In het najaar van 2008 werd, na talrijke probleemloze reizen, één van hun transportvoertuigen in beslag genomen omdat het te vaak de Canarische eilanden was binnengekomen en dat het daarom thans moest worden ingevoerd en dat er douanerechten moesten worden voldaan. Vervolgens ontvingen indieners van SOLVIT VK en Spanje en van de Spaanse douaneautoriteiten tegenstrijdige informatie. Ook werden zij door de Spaanse douaneautoriteiten bedreigd en bang gemaakt. Na zes maanden en één dag is hun voertuig vrijgegeven. Intussen is hun zaak bankroet. 2. Ontvankelijkheid Ontvankelijk verklaard op 9 september 2009. De Commissie is om inlichtingen verzocht (artikel 202, lid 6, van het Reglement). 3. Antwoord van de Commissie, ontvangen op 20 november 2009. Het verzoekschrift Indieners dienen een klacht in tegen SOLVIT VK en Spanje en tegen de Spaanse douaneautoriteiten. Zij hebben een kleine onderneming die eigenaars van tweede huizen op de Canarische eilanden helpt met het vervoer van hun persoonlijke have (voertuigen, bezittingen, CM\822690NL.doc NL PE430.800v03-00 In verscheidenheid verenigd NL huisdieren). In het najaar van 2008 werd, na talrijke probleemloze reizen, één van hun transportvoertuigen in beslag genomen omdat het te vaak de Canarische eilanden was binnengekomen en dat het daarom thans moest worden ingevoerd en dat er douanerechten moesten worden voldaan. Vervolgens ontvingen indieners van SOLVIT VK en Spanje en van de Spaanse douaneautoriteiten tegenstrijdige informatie. Ook werden zij door de Spaanse douaneautoriteiten bedreigd en bang gemaakt. Na zes maanden en één dag is hun voertuig vrijgegeven. Intussen is hun zaak bankroet. In 1988 en 1993 hebben zich reeds twee gevallen van pesterij door ambtenaren van de Spaanse douane voorgedaan. Commentaar van de Commissie Indieners dienen een klacht in tegen SOLVIT en tegen de manier waarop de Spaanse douaneautoriteiten hen hebben behandeld. Inzake de klacht tegen SOLVIT De klacht van Blue Flag Transport werd op 20 oktober 2008 door SOLVIT VK geregistreerd in de databank van SOLVIT en doorgestuurd naar het SOLVIT-centrum in Spanje, waar het probleem zich had voorgedaan. Op basis van de door indiener van de klacht verschafte informatie gaf SOLVIT VK een juridische beoordeling van de zaak en men vroeg SOLVIT Spanje te onderzoeken waarom het transportvoertuig en de goederen door de Spaanse douaneautoriteiten in beslag waren genomen en om een oplossing te vinden voor het probleem. Het Spaanse SOLVIT-centrum nam contact op met de douaneautoriteiten en vernam dat de inbeslagname van het transportvoertuig en zijn inhoud gerechtvaardigd was wegens een valse douaneaangifte die indiener zou hebben gedaan. SOLVIT Spanje kwam daarom tot de conclusie dat er geen sprake was van onjuiste toepassing van de Europese regels en men legde uit wat indieners moesten doen om de goederen en het transportvoertuig terug te krijgen. SOLVIT VK stelde de cliënten op de hoogte van de uitkomst en de stappen die volgens het Spaanse SOLVIT-centrum dienden te worden ondernomen. Indieners bestreden echter de informatie die door de Spaanse douaneautoriteiten was verschaft en waren het oneens met de uitkomst van de SOLVIT-procedure. Verdere contacten tussen SOLVIT VK en SOLVIT Spanje leverden geen resultaten op, aangezien SOLVIT een informeel netwerk is en als zodanig de macht noch de middelen heeft om onderzoek te verrichten wanneer partijen het niet eens zijn over de feiten in een zaak, zoals hier het geval was. Dit is uitgelegd aan indiener, en op 3 december 2008 is deze zaak bij SOLVIT gesloten. Benadrukt dient te worden dat SOLVIT geen Europese instelling is met formele bevoegdheden om een oordeel te vellen over Europese wetgeving. Het is een vrijwillig samenwerkingsnetwerk opgezet tussen nationale overheden dat op informele wijze voor burgers en bedrijven problemen oplost die ontstaan wanneer overheidsinstanties de regels voor de interne markt onjuist toepassen. Het is in 2002 opgericht op basis van een aanbeveling van de Commissie (2001/893/EG). De SOLVIT-centra hebben geen formele bevoegdheden. De SOLVIT-centra maken deel uit van de nationale overheden en vallen onder de rechtstreekse verantwoordelijkheid van de nationale regeringen. De rol van de Europese Commissie is om het functioneren van het netwerk te faciliteren. PE430.800v03-00 NL 2/5 CM\822690NL.doc In de meeste gevallen leidt deze informele samenwerking tussen SOLVIT-centra tot een snelle oplossing van het probleem, terwijl een formele procedure wellicht aanzienlijk langer had geduurd. Helaas zijn er ook zaken die niet informeel kunnen worden opgelost, wat bijvoorbeeld het geval is wanneer reeds een gerechtelijke procedure in gang is gezet, wanneer een nationale autoriteit weigert samen te werken met het nationale SOLVIT-centrum, of wanneer blijkt dat partijen het niet eens zijn over de feiten in een zaak, zoals bij deze zaak het geval is. Op de website van SOLVIT worden deze beperkingen uitgelegd en wordt verklaard dat gezien dit informele karakter van SOLVIT de indiener van een klacht niet verplicht is de voorgestelde oplossing te aanvaarden en niet de mogelijkheid heeft via SOLVIT de voorgestelde oplossing aan te vechten. Als het voorstel voor de cliënt onaanvaardbaar is, staat het hem of haar te allen tijde vrij het probleem langs gerechtelijke weg op te lossen via een nationale rechterlijke instantie dan wel een formele klacht in te dienen bij de Europese Commissie. Indiener van de klacht was door SOLVIT VK van deze opties op de hoogte gesteld. Betreffende de gegrondheid van de klacht De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met SOLVIT Spanje om informatie te verkrijgen over de gegrondheid van deze zaak. De van SOLVIT ontvangen informatie was weliswaar waardevol, maar het lijkt erop dat verdere contacten met de Spaanse douane- en belastingautoriteiten nodig zijn om het standpunt van deze autoriteiten betreffende de gegrondheid van deze zaak volledig vast te stellen. 4. Aanvullend antwoord van de Commissie, ontvangen op 25 maart 2010 Op 15 februari 2010 heeft de Commissie in het EU-pilootsysteem een verzoek ingediend voor meer informatie gericht aan de Spaanse autoriteiten over de specifieke zaak van de indiener teneinde vast te stellen wat er in deze zaak precies is gebeurd. De autoriteiten dienen binnen een termijn van tien weken te antwoorden. 5. Aanvullend antwoord van de Commissie, ontvangen op 24 juni 2010. Zoals vermeld in haar vorige mededeling, heeft de Commissie contact opgenomen met de Spaanse autoriteiten door middel van de EU Pilot. De Spaanse autoriteiten leggen uit dat de controle van "Blue Flag" (het vervoersbedrijf van indieners) moet worden bezien in het kader van een aantal controles die door de autoriteiten van de Canarische Eilanden zijn uitgevoerd naar aanleiding van een door een Brits vervoersbedrijf ingediende klacht met daarin een beschuldiging van oneerlijke mededinging door andere bedrijven die dezelfde diensten aanbieden. De laatstgenoemde bedrijven zouden volgens de indiener van de klacht in staat zijn om lagere prijzen en een snellere dienstverlening te bieden, omdat ze niet voldeden aan de administratieve en fiscale verplichtingen die uit hun bedrijfsvoering voortvloeien. Zoals hierboven vermeld, zijn een aantal controles uitgevoerd naar aanleiding van deze klacht om vast te stellen in hoeverre deze gerechtvaardigd was en een van de voertuigen die hierbij werden gecontroleerd, was het voertuig waarin indienster (hierna mevrouw H. genoemd) reed. Volgens het antwoord van de Spaanse autoriteiten verklaarde mevrouw H. vervolgens dat de CM\822690NL.doc 3/5 PE430.800v03-00 NL bezittingen die in het voertuig vervoerd werden bestemd waren voor haar privé-huishouden. Echter, later werd vastgesteld dat de bezittingen in kwestie bestemd waren voor twee andere ontvangers, die een commissionair hadden gebruikt om de benodigde documenten in te vullen voor de invoer van de goederen naar de Canarische eilanden. Daarnaast delen de Spaanse autoriteiten wat betreft de vermeende verplichting om het voertuig in Spanje te registreren mede dat krachtens nationale wetgeving1 alleen Spaanse ingezetenen hiertoe verplicht zijn. Zij leggen verder uit dat zij, om deze reden, nooit van mevrouw H. hebben geëist dat haar voertuig in Spanje geregistreerd zou worden, noch hebben zij gedreigd met vernietiging van het voertuig in geval het voertuig niet in die lidstaat geregistreerd zou worden. Echter, in verband met de kwestie van de registratie stellen de Spaanse autoriteiten verder vast dat mevrouw H. bij haar aankomst in de Canarische eilanden verklaarde dat zij in Spanje2 woonachtig was en dat de bezittingen die in het voertuig werden vervoerd haar toebehoorden. Dit gegeven, samen met het feit dat het voertuig aan de buitenzijde geen enkel teken had dat erop zou kunnen wijzen dat het als bedrijfsvoertuig werd gebruikt, zou (zo suggereren de Spaanse autoriteiten) de douanecommissionair van mevrouw H. hebben kunnen misleid, die, denkende dat mevrouw H. in Spanje woonachtig was, haar geïnformeerd zou kunnen hebben over de verplichting om haar voertuig in Spanje te registreren. Dit misverstand zou (volgens de Spaanse autoriteiten) niet hebben plaatsgevonden, indien mevrouw H. vanaf het begin had verklaard dat het voertuig eigendom was van een Brits vervoersbedrijf en dat de goederen die erin werden vervoerd bestemd waren voor klanten van dat bedrijf. Afgezien daarvan leggen de Spaanse autoriteiten uit dat douanecommissionairs een particuliere beroepsgroep vormen en geen deel uitmaken van de Spaanse overheid3. De relatie tussen mevrouw H. en haar douanecommissionair valt daarmee onder het privaatrecht en de Spaanse douaneautoriteiten zijn hierbij niet betrokken. Wat betreft boetes maken de Spaanse autoriteiten duidelijk dat aan mevrouw H. generlei boete is opgelegd. De invoer van goederen naar de Canarische eilanden vereist indiening van het administratief geleidedocument4 door de ontvanger van de goederen (dat wil zeggen, de klanten van mevrouw H.), maar niet door mevrouw H. zelf. Ook de aansprakelijkheid voor enige heffingen zou bij die ontvanger berusten en niet bij mevrouw H. Derhalve is de betaling van EUR 250 waarvan mevrouw H. gewag maakt, niet verbonden aan enige boete, noch is dit bedrag aan de Spaanse overheid betaald. De Spaanse autoriteiten zijn van mening dat het bedrag waarschijnlijk door mevrouw H. aan haar douanecommissionair is betaald, ofwel om de geleverde diensten te vergoeden ofwel om het particuliere bedrijf te betalen waar het voertuig gestald stond, terwijl de controle werd uitgevoerd. Tot slot roepen de Spaanse autoriteiten in herinnering dat de Canarische eilanden deel uitmaken van het douanegebied van de EU en er derhalve geen douanerechten worden geheven bij binnenkomst van EU-goederen in de Canarische eilanden. Bovendien zou er geen Artikel 65.1 en Disposición Adicional Primera van wet 38/1992, van 28 december, inzake invoerrechten. De Spaanse autoriteiten delen mede dat deze aan mevrouw Hill toegeschreven verklaringen zijn vastgelegd in de "acta de intervención" (dat wil zeggen, het document waarin verslag wordt gelegd van de administratieve controle die bij "Blue Flag" is uitgevoerd). 3 De douanecommissionair is een beroepsbeoefenaar die zijn/haar cliënten (importeurs en/of exporteurs) helpt om documenten in te vullen en belastingen en douanerechten te betalen in verband met de klaring van goederen door douanebarrières en die de communicatie tussen de cliënt en de douaneautoriteiten faciliteert. 4 Krachtens artikel 206.3 van Verordening (EEG) nr. 2454/1993 van de Commissie van 2 juli 1993. 1 2 PE430.800v03-00 NL 4/5 CM\822690NL.doc registratieheffing worden opgelegd op een dergelijk voertuig als dat van indienster, aangezien deze soort voertuigen niet onderworpen zijn aan deze heffing1. Gezien het bovenstaande is het verzoekschrift (en de daaropvolgende door indieners bij de Commissie ingediende klacht), naar het zich laat aanzien, geen reden voor de Commissie om eventuele rechtsmiddelen tegen Spanje in te zetten. Deze zaak heeft een specifieke aard en moet worden behandeld door de nationale rechtbanken, die zullen moeten vaststellen of de relevante wetgevingsbepalingen al dan niet in acht zijn genomen door de nationale douane- en belastingautoriteiten en die ook bevoegd zullen zijn om eventuele kwesties in behandeling te nemen die voortkomen uit de relatie tussen indieners en hun douanecommissionair. Ook de nationale ombudsman zou benaderd kunnen worden, in het geval dat indieners zich door de Spaanse autoriteiten mishandeld en bedreigd hebben gevoeld. Om deze reden heeft de Commissie indienster reeds geïnformeerd over haar voornemen om voor te stellen dat indiensters klacht wordt afgesloten. 1 Dit is in aanvulling op het reeds in deze mededeling vermelde feit dat in dit geval geen registratie geëist mag worden, aangezien mevrouw Hill niet in Spanje woonachtig is. CM\822690NL.doc 5/5 PE430.800v03-00 NL