GROTE DINGEN ZIEN - oudejaarsavondpreek over Johannes 1:52 (Statenvertaling) – Aanwijzingen voor de liturgie: Orde van Dienst B, middagdienst Votum en vrede-/zegengroet Zingen: Psalm 90:1,4 en 5 Gebed Lezen: Genesis 28:10-22 Zingen: Psalm 91:5 en 6 Lezen: Johannes 1:35-51 Tekst: Johannes 1:52 (Statenvertaling) Preek Zingen: Psalm 91:7 en 8 Belijdenis van het geloof Zingen: Gezang 139:1,2 en 6 (Gereformeerd Kerkboek) Dankgebed en voorbede Collecte Zingen: Lied 444 (Liedboek voor de Kerken) Zegen GROTE DINGEN ZIEN - oudejaarsavondpreek over Johannes 1:52 (Statenvertaling) – Gemeente van onze Here Jezus Christus! Het ziet er niet best uit, voor Jakob! Want hij is op de vlucht. Door eigen schuld, nog wel. Want op aanraden van zijn moeder Rebekka, had hij niet op God vertrouwd. Maar zijn toevlucht genomen, tot list en bedrog. Om de grote zegen, maar te pakken te krijgen! En toegegeven: daar was hij ook in gesláágd. Maar hij had er wel de woede van zijn broer Esau mee op de hals gehaald. Zodat er niks anders meer had opgezeten, dan te vluchten. En ja, dus is hij nu onderweg naar Haran. Waar hij nog familie heeft wonen. Zijn oom Laban, om precies te zijn. Maar daar is hij nog niet, nog lang niet. En nu wordt het nacht, en heeft hij geen plek om te slapen. Er zit niks anders op, dan een steen te pakken – om die als kussen te gebruiken. Maar als hij zo in slaap valt, onderweg naar Haran. Laat de HERE Jakob op een hele duidelijke, en indrukwekkende manier. Zijn gunst en zijn liefde zien. Want de ‘hielenlichter’ Jakob. Die er zó’n bende van heeft gemaakt, in zijn leven. Krijgt een heel bijzondere droom. Hij ziet een ladder, die op de aarde staat. En helemaal, tot in de hemel reikt. Maar ook ziet hij engelen, die langs die ladder omhoog gaan en afdalen. En de HERE, die hem bemoedigend toespreekt. En geen wonder daarom ook, dat als Jakob wakker wordt. Hij diep onder de indruk is, en eerbied hem vervult. Hoe zou het ánders? Maar gemeente, wat dóet het u dan? Als u op deze oudejaarsavond, leest van die bijzondere droom van Jakob? Vervult het u óók, met eerbied? Of moet u toegeven, als u eerlijk bent. Dat u ook nog wel wat ánders voelt? Te weten: jaloezie? Omdat Jakob, ondanks zijn zonde en ongeloof. Van de HERE zo’n bijzondere droom kreeg? Maar u zo’n teken nooit krijgt? Terwijl u, in alle eerlijkheid – soms óók wel wat bemoediging gebruiken kunt? Immers, wij zijn ook onderweg. En vanavond, op deze láátste avond van het jaar. Kijken we terug, met elkaar. Op een stukje van de reis, die we samen hebben afgelegd. Als gemeenten van Christus, in het jaar des Heren 2012. En misschien, dat als u terug kijkt. U óók wel, moeilijke momenten ziet. Al dan niet, door eigen schuld en zonde. Momenten, waarop u óók wel wat bemoediging had kunnen gebruiken. Maar zonder die te hebben gekregen. En tóch, gemeente. Hoop ik u, in de preek van vanavond. Duidelijk te maken, dat de HERE ook ons niet vergeten heeft. Net zo min, als dat Hij Jakob eens vergeten heeft. Ook al was die nóg zo zeer, door eigen schuld in de problemen gekomen. Ja, sterker nog: ik hoop u duidelijk te maken, vanavond. Dat de HERE ons, in het afgelopen jaar – zelfs nog méér gegeven heeft, dan Jakob eens in Betel. Ik wil de preek als volgt voor u samenvatten: WIE OP CHRISTUS ZIET, ZIET GROTE DINGEN! Die ziet 1. Gods hemel open 2. Gods knechten lopen 1. Wie op Christus ziet, ziet de hemel open. Gemeente, het moge duidelijk zijn: Jakob heeft iets bijzonders meegemaakt, op zijn weg naar Betel. Een droom, die hem duidelijk maakte – dat God ‘met hem’ was, en engelen hem dienden. Maar toch, gemeente: hoe lang kun je ‘toe’, met een bijzondere ervaring als deze? Want de eerlijkheid gebiedt te zeggen, dat Jakobs droom eenmalig is geweest. En dat, terwijl hij nog een lange reis. En ook: een zware en moeilijke tijd. Voor de boeg had. Want hij kon wel denken, dat als hij eenmaal in Haran zou zijn. Bij oom Laban. Dan de problemen voorbij zouden zijn. Maar wij, weten wel béter! Want oom Laban, zo zal blijken – in de hoofdstukken na Genesis 28. Heeft bepaald niet het goede voor, met neef Jakob. Integendeel zelfs, hij zal hem vooral gebruiken. Of, liever: misbruiken. In dienst van zijn eigenbelang. En daarom: zal Jakob genoeg hebben gehad, aan die ene droom? Je kunt je dat afvragen. Want of je dat nu wilt of niet: op de lange duur, gaat de herinnering eraan vervagen. En als tegelijk de zorgen zich dan opstapelen. Kun je je af gaan vragen – of ook díe droom, geen ‘bedrog’ is geweest. En zelfs: of de HERE misschien vergeten is, wat Hij je gezegd had. Maar alleen dáárom al, gemeente – mogen we zeggen, dat de belofte die Natanaël krijgt. In Johannes 1. Méér houvast geeft, dan de droom van Jakob. Alleen: dat moeten we wel gaan begrijpen. Door, allereerst – heel precies te lezen, wat de Here Jezus nu eigenlijk zégt. Tegen Natanaël, en zijn andere volgelingen. En daarom heb ik dat vanavond, óók met u gelezen – in de Statenvertaling. Want die heeft iets extra’s - dat in de Nieuwe Bijbelvertaling mist, maar er tegelijk wel helemaal bij hoort. En ook rijke troost biedt. Méér nog zelfs, dan die droom van Jakob. Want hoor maar, wat er staat. ‘Voorwaar, voorwaar, zeg ik ulieden’, horen we de Here Jezus in de Statenvertaling zeggen. ‘Van nu aan zult gij den hemel zien geopend.’ Met andere woorden: waar Jakob dat één keer had mogen zien, in zijn droom op weg naar Haran. Mogen Natanaël en de andere discipelen, dat voortdurend zien. Nóg anders gezegd: waar de hemel bij Jakob weer was dicht gegaan, na die ene bijzondere nacht. Blijft die bij Natanaël en de zijnen, ópen. En ja, goed beschouwd – is dat natuurlijk best bijzonder! Méér dan Jakob, ontvangen Natanaël en de andere discipelen. Alleen: hoe mooi ook, en hoe bemoedigend ook. Deze belofte uit Johannes 1:51. De vraag dringt zich ook op, hoe en waar dat alles dan in vervulling is gegaan. Hè, wanneer en hoe – hebben de discipelen dan precies de hemel open gezien? Want om heel eerlijk te zijn, lezen we daar in de evangeliën hoegenaamd niks van. Maar gemeente, als die vraag gesteld wordt. Kan het thema van de preek van vanavond, ons verder helpen. ‘Wie op Christus ziet, ziet grote dingen.’ Want ja, voor wie is de belofte van ons tekstvers precies bedoeld? Nu, niet voor de eerste de beste! Want de Heiland richt zich, in zijn tekstvers. Tot Natanaël, en – via hem. Ook tot de andere mannen, die het besluit hadden genomen, Hem te volgen. Omdat ze wisten, wie of Hij was. Hè, Natanaël was daar heel duidelijk in geweest. Toen hij tegen de Here Jezus gezegd had: ‘Rabbi, u bent de Zoon van God, u bent de koning van Israël!’ Maar woorden van gelijke strekking, waren ook door de anderen gesproken. En allemaal hadden ze ook het belangrijke besluit genomen – om Jezus, die ze als ‘de Messias’ hadden leren kennen. Te volgen. Nu, en hun belooft de Heiland dan – dat ze grotere dingen zullen zien, dan Jakob. Maar het één is dan niet los te maken, van het ander. Pas als je ‘op Christus’ ziet. Dat is: Hem hebt leren belijden, als de Messias. Kun en zul je ook de open hemel zien, die Hij Natanaël beloofd heeft. En hoe dan? Nu, dat wordt duidelijk – in de eerste plaats. Als we verder lezen, in het Johannesevangelie. Want wat gebeurt er, als de Heiland zijn leerlingen gevonden heeft? Nu, dat zullen we morgen lezen. Dan begint Hij, met zijn werk. En denk erom, gemeente: dat is ook een goed begin geweest! Want zijn werk op aarde, begint met een wonderteken. Dat Hij doet, op de bruiloft in Kana. Waar Hij water, in wijn verandert. Nu, en dan zie je – om zo te zeggen. De hemel, al open gaan! Hè, de discipelen – die Jezus volgen. Zien meteen al, goddelijke glans en glorie. En, dat zal ook zo blijven! Want grote tekenen en wonderen, heeft de Heiland in hun midden mogen doen! Nu, en nogmaals: zo is ‘de hemel opengegaan’. En de belofte van ons tekstvers, heerlijk vervuld! Alleen, als we zo de Schrift verstaan. Dringt wel de vraag zich op, wat wij daar nog aan hebben. Op deze laatste avond, en in deze laatste dienst – van het jaar des Heren 2012. Want zeiden we niet, tegen elkaar – aan het begin van de preek. Dat wij, maar al te graag. En: net als Jakob. De hemel hadden zien open gaan, toen het moeilijk was? Maar ja, als de belofte van onze tekst – dan inderdaad in vervulling is gegaan, toen Jezus nog op aarde was. Dan komen wij daar nog steeds, weinig verder mee. Want de Here Jezus, Hij is nu niet meer op aarde. Maar bij zijn Vader, in de hemel. Nu, en moet je ergens dan niet zeggen. Dat toen die wolk Hem aan de ogen van zijn discipelen heeft onttrokken. Op hemelvaartsdag. Ook voor ons, net als eens voor Jakob. De hemel is dicht gegaan? En toch, gemeente – zou het een grote vergissing zijn, om zo te denken! En bevat ons tekstvers méér troost, ook voor ons. Dan het op het eerste gezicht, misschien wel lijkt. Want er is maar één moment geweest, na Johannes 1:51. Waarop de hemel wérkelijk, weer even dicht is gegaan. En dat was, op Golgotha. Toen het daar, drie uur donker werd. En de Here Jezus in het donker uitriep: ‘mijn God, mijn God! Waarom hebt Gij Mij verlaten?’ Want u wéét toch, gemeente – wat het avondmaalsformulier daarvan zegt? ‘Toen riep Hij uit: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? opdat wij door God aangenomen en nooit meer door Hem verlaten zouden worden.’ Met andere woorden: omdat toen, voor Hem – de hemel is dicht gegaan. In onze plaats. Is die vervolgens, toen het licht werd. Weer opengegaan, om nooit wéér dicht te gaan. Tenminste, voor wie op Christus ziet! En gemeente, dat te mogen weten. Te mogen ‘zien’, met de ogen van het geloof. Vormt een bijzondere troost, op een avond als deze. Want zeker, het is waar. Als we terugkijken, op het jaar dat bijna achter ons ligt. Zien we misschien momenten, waarop het donker voor ons was. En we een droom, als die van Jakob op de weg naar Haran. Als bemoediging, góed hadden kunnen gebruiken. Maar kijk dan ‘ns, met de ogen van het geloof! Want dan, als u zó kijkt. Mag u ook Christus zien, die voor u leed en stierf. Aan het kruis op Golgotha. En, om zijnentwil dan ook: een geopende hemel. Want God heeft Zich niet voor u afgesloten. Hij wás er – ook, en zelfs. Toen u het zo moeilijk had. En even niet meer wist, waar u het zoeken moest. Hij was er, en heeft u gedragen. Dag, aan dag. Alleen, nogmaals: die werkelijkheid. Ziet alleen hij, die gelooft. En in geloof, op Christus ziet. 2. Wie op Christus ziet, ziet Gods knechten lopen. Gemeente, méér dan Jakob – geeft de HERE ons. Een hemel namelijk, die open blijft. En toch, als je verder leest – in het vers, dat vanavond de tekst vormt voor de preek. Komt opnieuw de vraag bovendrijven, of Jakob niet iets op ons heeft voor gehad. Ik bedoel: hoe gaat het verder? En: wat zegt de Heiland nog meer? ‘Van nu aan zult gij den hemel zien geopend, en de Engelen Gods opklimmende en nederdalende op den Zoon des menschen.’ Nu, maar vergelijk dat dan eens – met wat Jakob te zien kreeg. Want daar was het Jakob zelf, die onder aan de ladder lag. En voor wie de engelen van God opklommen en neerdaalden. Maar in Johannes 1:51, lijken ze dat voor de Heiland te doen. Voor de Here Jezus. En op enkele plaatsen in het evangelie, zien we dat ook werkelijkheid worden. Als we lezen, dat engelen kwamen en Hem dienden. En eerlijk is eerlijk: dat is ook troostrijk. Immers, ook op die manier – heeft Hij zijn werk kunnen doen. Zijn verlossingswerk, waar ook wij van profiteren. Alleen, je kunt je óók afvragen – als je de droom van Jakob vergelijkt met de belofte van Jezus. ‘Maar ik dan?’ Want het is mooi, en troostrijk – om te mogen weten en lezen. Dat God zijn engelen heeft geboden, om de Heiland te helpen. Maar je kunt tegelijk, in je eigen leven. Ook momenten hebben, waarop je die hulp kunt gebruiken. Met andere woorden: het zou toch geweldig zijn, om ook ‘ns onder aan die ladder te mogen staan! Net als Jakob, en Jezus. En engelen van God, voor je te zien lopen. En: op je te zien neerdalen. Maar gemeente, ook die vraag – heeft dan weer alles te maken, met hoe je de Bijbel leest. En: de Schrift verstaat. Want wat betekent het, als we Jezus in ons tekstvers horen spreken. Over engelen die opklimmen en neerdalen op de Zoon des mensen? Je bent geneigd, als je dat leest. Om het je zo voor te stellen, dat de Here Jezus onder aan de ladder staat. Net, als Jakob eens. Maar er zijn ook uitleggers, die het anders zien. Jezus staat niet onder aan de ladder. Nee, Hij is de ladder – waarop, of: waarlangs die engelen opklimmen en neerdalen. En weet u, gemeente – ik denk, dat er goede redenen zijn. Vanuit het woordgebruik, in de grondtekst. Om aan te nemen, dat dat inderdaad de bedoeling is. En wat biedt ons tekstvers, zo gelezen. En de Schrift, zo verstaan. Dan een rijke troost! Omdat het ons dan opnieuw leert, hoe geweldig belangrijk het werk van de Here Jezus is geweest. Voor mensen, zoals wij. Want door onze eigen schuld, was er ‘afstand’ gekomen – tussen God en ons. Ja, een onoverbrugbare kloof – scheidde, sinds Genesis 3. De aarde van de hemel. Maar de Here Jezus, is inderdaad de ladder. Heeft het contact weer hersteld. En langs die ladder, dat komt er ook nog bij. Klimmen engelen op, en dalen ze neer. Zij vormen, kun je óók zeggen. Een permanente ‘luchtbrug’, tussen God in de hemel. En ons hier op de aarde. Nog anders: zij lopen zich het vuur uit de sloffen, om Gods kinderen op aarde te dienen. Net zoals ze eens, in de tijd van het Nieuwe Testament. De Here Jezus gediend hebben. En gemeente, wat mag dat juist vanavond een rijke troost voor ons zijn! Want vanavond, en het is al meer gezegd. Kijken we terug – op een stukje van de reis, die we samen hebben afgelegd. Als gemeenten van Christus, in het jaar des Heren 2012. En dan zou het zomaar zo kunnen zijn, dat ons daarbij momenten in gedachten komen. Waaraan we alleen maar met verdriet kunnen terugdenken. Omdat ze ‘zwarte bladzijden’ in het boek van ons leven vormen. Momenten, waarop we het moeilijk hadden. Eenzaam waren. Maar vanavond kijken we daar dan op terug, in het licht van de Schrift. Het licht van de belofte, die Jezus ons gaf in Johannes 1:51. En dan zien we, vreemd genoeg – ook nog iets ánders. O zeker: de moeite en de duisternis blijven. Daar doet ook de Schrift niets aan af. Maar in de moeite, en: in het duister. Mag je dan plotseling ook de engelen van God zien, die af en aan lopen. En je gedíend hebben, juist ook op de moeilijke momenten van je leven. En misschien, dat u dan zegt. Of, reageert. ‘Ja maar, dat heb ik nooit zo gezien. En: gemerkt. Dat God, met de woorden van Psalm 91. Zijn englenwacht heeft bevolen, te waken op mijn wegen. En die mij vergezelden, en op handen droegen.’ Maar weet u: dat is ook niet zo vreemd. Want die engelen, zijn met ‘gewone ogen’ niet te zien. Daarvoor moet je kijken, met de ogen van het geloof. Ogen, die allereerst – op de Here Jezus Christus zien. Want alleen, als je bij Hem begint. En wat Hij voor ons betekend heeft, met zijn lijden en sterven aan het kruis. Leer je, op de lange duur – ook dat ándere te zien. Dat Hij de hemel voor ons heeft geopend, de verbinding met God heeft hersteld. En we daarom mogen geloven, dat God ook voor ons zijn engelen gebiedt. En weet u: juist, omdat het zo werkt. Mogen we op een bepaalde manier ook zeggen. Dat de kerk vandaag ‘het huis van God’ is. Ik bedoel: toen Jakob die droom had gehad, op zijn weg naar Haran. Noemde hij de plaats waar dat gebeurd was, ‘Betel’. Dat is: huis van God. Nu, en dan krijgen wij – we hoorden dat. Niet dezelfde droom als hij. En dat kunnen we jammer vinden. Maar er is wel een plek, ook vandaag nog. Waar Christus ons verkondigd wordt. En waar we, op die manier. Ook oog leren krijgen, voor een geopende hemel. En: voor de engelen, die ons dienen. En die plek, dat is de kerk. Ook het afgelopen jaar, heeft God ons – elke zondag weer. De verkondiging van zijn Woord gegeven. Ons geleerd, om op Christus te zien. En zo, ook de ‘grote dingen’ te zien – waarvan ons tekstvers spreekt. En daarom: is het niet terecht, als we ook de kerk. De plek, waar dat allemaal gebeuren mocht – dankzij Gods genade. ‘Een huis van God’ noemen? En gezegend is hij, of zij – die dáár wezen mocht. Amen.