Tracking the Steel Dragon: hoe China’s economische beleid en de spoorlijn het gezicht van Tibet veranderen Executive summary De spoorlijn van Golmud in Qinghai naar Lhasa, die in juli 2006 werd voltooid, staat symbool voor de ambitieuze plannen van Beijing om de westelijke gebieden van de Volksrepubliek China te ontwikkelen. De lijn heeft dan ook een historische betekenis en moet op meerdere criteria worden beoordeeld dan enkel als een technisch hoogstandje. De spoorwegverbinding heeft de toevloed van Chinezen naar het plateau versneld, waardoor de Tibetanen nog meer achtergesteld worden op de arbeidsmarkt, en schade toegebracht aan het kwetsbare milieu van de Tibetaanse hoogvlakte. De spoorlijn, die centraal staat in regeringsplannen voor de grootschalige exploitatie van minerale en andere natuurlijke hulpbronnen in Tibet, heeft de investeringsstromen veranderd, omdat buitenlandse bedrijven voor het eerst toegang hebben gekregen tot de Tibetaanse economie. Behalve om de greep op Tibetaanse gebieden te versterken was de winning van deze hulpbronnen voor de Chinese autoriteiten een belangrijke reden om de spoorlijn aan te leggen. De militaire paraatheid op het plateau is verhoogd, hetgeen mogelijk werd gemaakt door verbeterde technologie en infrastructuur. De Chinese staatsmedia erkenden in december 2007 dat de spoorwegverbinding “een belangrijke optie voor het vervoer van legertroepen” zal worden”, hetgeen enige bezorgdheid teweeg heeft gebracht in buurland India. Het politieke draagvlak voor de Westelijke Ontwikkelingsstrategie en het feit dat president Hu Jintao een fervent voorstander is van spoorlijn, maken het voor Tibetanen een hachelijke onderneming om zich er kritisch over uit te laten; en onderzoek ter plaatse naar de gevolgen van de spoorlijn is verboden of streng gecontroleerd. Binnen Tibet is geen debat mogelijk. Zelfs de argumenten van Chinese wetenschappers, die vraagtekens plaatsen bij de duurzaamheid en veiligheid van een op schuivend permafrost aangelegde spoorlijn, werden terzijde geschoven door de Chinese leiders, die zich vrijwel uitsluitend bekommeren om economische groei en politieke stabiliteit. Wetenschappers zijn van mening dat het Tibetaanse plateau een barometer is voor wereldwijde klimaatverandering. Omdat in Tibet enkele van ’s werelds grootste rivieren ontspringen en het gebied een voorname rol speelt in de Aziatische moessonregens, zou versnelde opwarming van de hooglanden de levens van honderden miljoenen mensen in gevaar brengen die stroomafwaarts of op het plateau leven. Aardwetenschappers vrezen dat de toegenomen verstedelijking en de spoorlijn tussen Qinghai en Lhasa de opwarming van de aarde mogelijk versnellen. Ook in stroomafwaarts gelegen landen, met name in India, is men bezorgd over de gevolgen van China’s expansiedrift, en dan met name de voorgestelde stuwdammen en waterreguleringsprojecten op het plateau. Een belangrijke indicator voor de politieke en strategische koers van Beijing De aanleg van de spoorlijn zegt veel over de politieke en strategische doelen die Beijing nastreeft bij het bestuur van Tibet. De spoorlijn, die 4,1 miljard dollar gekost heeft, verbindt Lhasa met de rest van Volksrepubliek en brengt daarmee het ruim 40 jaar geleden door Mao Zedong geformuleerde doel om Tibet in te lijven bij China een stuk dichterbij. ICT’s laatste rapport schetst het strategische belang voor China om zijn nationale spoornet uit te breiden naar Centraal Tibet, dat door Beijing beschouwd wordt als ‘de zuidwestelijke grens van het moederland’, en om de spoorlijn door te trekken naar Tibetaanse gebieden van de Volksrepubliek en naar Nepal. Tibetanen hebben geen invloed op het economische beleid dat ontwikkeld wordt voor hun eigen land, en de plannen voor de spoorlijn zijn geheel buiten hen om bedacht en uitgewerkt. Ofschoon de spoorlijn ongetwijfeld zal zorgen voor economische groei in Tibet, zal de welvaart die deze oplevert zich concentreren in steden en gebieden waar natuurlijke hulpbronnen gewonnen worden, en dus zullen vooral Chinezen er beter van worden. Zelfs Chinese geleerden en beleidsmakers plaatsen vraagtekens bij het huidige ontwikkelingsbeleid voor Tibet, en wijzen erop dat migratie en winning van buitenaf, op deze schaal, geen duurzame voordelen met zich meebrengen. Ondanks jarenlange investeringen in de Westelijke Ontwikkelingsstrategie wordt het merendeel van de Tibetanen in Tibet ernstig achtergesteld, zowel sociaal als economisch, doordat ze onvoldoende onderwijs genieten. De kloof tussen de geletterde elite en de arme stedelingen en dorpelingen is alleen maar groter geworden sinds de spoorlijn in gebruik is genomen. Tibetanen hebben geen toegang tot beroepsopleidingen en kunnen daardoor niet wedijveren met de hordes Chinezen die Tibet overspoelen op zoek naar werk en kansen. De immigratie is fors toegenomen sinds de spoorlijn in gebruik is genomen, en Tibetanen beschrijven deze als “een tweede invasie”. De Chinese staatsmedia hebben toegegeven – wat zeer ongebruikelijk is – dat het gros van de 1,5 miljoen reizigers die in het eerste jaar gebruik maakten van de spoorlijn rondtrekkende arbeiders en zakenmensen waren. Een extra belasting vormt de explosieve toename van het toerisme sinds de spoorlijn er ligt: in 2007 steeg het aantal toeristen dat Tibet bezocht naar een recordhoogte van 4 miljoen. Er moest gevreesd worden voor de toekomst van de Tibetaanse cultuur en godsdienst, die toch al bloot staan aan een hetze waarbij religieuze en gemeenschapsleiders gevangen worden genomen en de Chinese staat het zich permitteert hoge lama’s aan te wijzen. Nomadische levensstijl nauw verweven met bedreigde Tibetaanse identiteit Ruim 80% van de Tibetanen woont op het platteland, en de meesten voorzien in hun levensonderhoud door een nomadische levensstijl, die perfect afgestemd is op de gure weersomstandigheden en het kwetsbare ecosysteem van het Tibetaanse plateau. Maar nu de Chinese autoriteiten maatregelen doorvoeren om Tibetaanse nomaden te dwingen zich te vestigen en om Tibetanen te herhuisvesten in steden en dorpen, raken velen hun bestaansmiddelen kwijt en dreigt een levensstijl verloren te gaan die onlosmakelijk verbonden is met de Tibetaanse identiteit. Het huidige vestigingsbeleid voor Tibetaanse nomaden werkt averechts: het heeft ze armer gemaakt en de weilanden schade toegebracht. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat de rondtrekkende kuddes de weide gezond houden, dat het niet helpt nomaden van land te halen om watervoorraden op peil te houden en dat herders die niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien gedemoraliseerd raken en afhankelijk worden. Een van de laatste vormen van duurzaam weidebeheer ter wereld dreigt verloren te gaan, tenzij de Chinese autoriteiten hun beleid snel veranderen. De ontwikkeling van infrastructuur, zoals de spoorlijn, en de daarmee samenhangende verstedelijking stellen de biodiversiteit van het plateau zwaar op de proef. Waar jagers en stropers die uit zijn op de wol van de Tibetaanse antilope (chiru) tot nu toe de grootste bedreiging vormden voor deze soort, worden zijn migratiebewegingen nu gedwarsboomd door de spoorlijn en verkeerswegen. Ook een andere antilopesoort wordt met uitsterven bedreigd, voornamelijk door het Chinese besluit om grote stukken weiland in Qinghai te omheinen. De huidige pogingen om Tibet in te lijven in de Chinese en regionale economieën zonder de specifieke kwaliteiten van Tibet zelf te benutten als het gaat om traditionele landbouw of veehouderij beloven weinig goeds voor de mensen die er wonen. Tibetanen wordt het beheer van hun land ontnomen op een moment dat bescherming van het milieu van de hoogvlakte, dat geldt als een barometer en belangrijke variabele voor wereldwijde klimaatverandering, nog nooit zo cruciaal is geweest voor de rest van Azië en voor de wereld. ‘Tracking the Steel Dragon’ brengt de standpunten en ervaringen van Tibetanen, wetenschappers en mensen uit het veld bijeen en trotseert de toenemende politieke onverdraagzaamheid in Tibet om te pleiten voor een proactief en volontair voorkeursbeleid ten aanzien van Tibetanen. Een dergelijk beleid richt zich met name op (beroeps)onderwijs en werkgelegenheid voor de armen in steden en dorpen, maar ook op het decentraal ontwikkelen van infrastructuur en diensten. Alleen door rekening te houden met de lokale situatie – door de ontwikkeling van de economie te ‘Tibetaniseren’ – en Tibetanen inspraak te geven in economische besluiten die hen aangaan kan de spiraal van marginalisering en vervreemding worden doorbroken, waarmee tevens een einde komt aan het verzet dat door de Staat juist zo gevreesd wordt in zijn streven naar ‘stabiliteit’.