Uittreksel Reader Europese Integratie

advertisement
Uittreksel Reader Europese Integratie
Tekst 1 Joschka Fischer
Gaat over de overgang van een nation-state with sovereign rights naar supranationale Eurepese instituties.
Grootste politieke uitdaging is het proces van Europese integratie.
Het eindresultaat van de huidige EU moet zijn the completion of European Integration.
Een stap terug, stilstand of berusting in wat nu al is bereikt is fataal voor het bereiken van het doel.
Wat nu te doen:
Uitbreiding EU naar Zuid- en Zuidoost-Europa.
Maar dat zonder de daadkracht van de EU te verzwakken.
Dus ook politieke integratie.
Deze twee zaken moeten zoveel mogelijk parallel verlopen.
Laatste stage:
Uitbreiding naar het oosten.
The completion of political integration.
Deze zaken zullen allemaal afhangen van Frankrijk en Duitsland, de Europese spil.
Er zijn 3 nieuwe “reforms”:
- oplossen van democratieprobleem
 reordening of competences horizontaal (Europese inst.)
reordening of competences verticaal (Europa-nationstate-regions)
Deze kunnen alleen succesvol verlopen met een nieuwe constitutie.
Maar geen enkel Europees project zal in de toekomst slagen zonder de “closest” Franco-German samenwerking.
Europa’s verdere ontwikkeling verloopt in 2/3 fases:
1.
De uitbreiding van versterkte samenwerking tussen die staten die meer willen samenwerken dan
anderen. (denk maar aan de schengen-landen, de euro-landen etc.)
Tussenstap:
De formatie van een centrum of gravity, dus een centrum waar de avant-garde de
contstitutie vastlegd en zich er aan gaat houden.
2. De completion of European Integration
Tekst 2 Krantenartikelen
-‘Netwerk Europa goed voor Nederland’, Dick Benschop
De verandering van de EU speelt zich af op twee niveaus:
 het karakter van het integratieproces
 de verhoudingen tussen de lidstaten
Lidstaten zijn een nieuw proces aangegaan van beleidsconcurrentie en coördinatie tegelijk, omdat de welvaart en
de sociale samenhang bepaalt wordt op wereldniveau, waardoor de lidstaten elkaar nodig hebben en belang
hebben bij goed beleid in andere lidstaten en Nederland profiteert hiervan.
-‘Federaal Europa’, Martin Sommer
Frankrijk is niet blij met het voorstel om tot een federatie te komen. Volgens de politieke klasse bestaat Europa
uit Frankrijk en Duitsland en is de rest maar bijzaak.
-‘Europa heeft Duitsland nodig als natie van burgers’, Chenvenement
Het federatieplan van de Duitse minister Joschka Fischer komt voort uit de weerzin tegen een natiestaat en is
ongeschikt om de huidige problemen met de Europese eenwording op te lossen.
Volgens Fischer zal de EU op een gegeven ogenblik door de omstandigheden voor de keuze worden gesteld of de
meeste staten wagen de sprong naar volledige integratie of een klein aantal landen vormt de voorhoede op weg
naar politieke integratie. Volgens Chenvenement kan dit niet zonder een ernstige crisis te ontketenen. Hij is van
mening dat er een EU gebouwd moet worden op basis van de wil van elke natie afzonderlijk en dat dit alleen kan
gebeuren door een dialoog tussen Frankrijk en Duitsland.
- Fischer federator, Dankert
- Europa loopt vast in klassieke federatie, Vedrine
De belangrijke vragen waarover duidelijkheid moet komen omtrent EU integratie:
-Hoe kiezen we de deelnemers aan een eventuele harde kern?
-Welke bevoegdheden zouden eventueel aan het federaal niveau toekomen, om wat te doen en met welke
uitvoerende instellingen?
-Wat voor regering zou een eventuele regering moeten zijn?
-Hoe zit het met de helderheid van de bestuursniveau's?
TEKST 3 David Murtimer Theories of political Integration
Elke van de onderstaande theorien zoeken naar een manier om het process van integratie, onder staten die zich
willen vredevol willen scharen onder een politieke organisatie op een niveau boven dat van hun nationale staat, te
beschrijven en begrijpen.
De 4 theorien:
Federalisme:
Eindproduct is een Federale staat. Dit wordt bereikt door of een
intergovernmentele constitutieafspraak of door een
kiezersbijeenkomst.
Er zijn twee bronnen van het federalistische denken:
-de overvloedige vredesplannen van de 17e en 18e eeuw in Europa
-de Amerikaanse grondwet
De kern van de definitie van het federalisme is de verdeling van macht tussen twee of meer niveaus van regeren.
De eerste aanpak om te komen tot federalistische integratie is een grondwettelijk akkoord, de tweede is door het
bereiken van een directe intergovernemental overeenstemming/akkoord.
Functionalisme:
Eindproduct is her een verzameling van gedepolitiseerde
functionele organisaties. Door de aanwezigheid van succesvolle
functionele organisaties vloeit de macht van de nationale staat weg.
Er is een duidelijke scheiding tussen de politieke vorm en de economische.
Neofunctionalisme:
Eindproduct is een geïnstitutioneerd regionaal supranationalisme,
dus niet echt een duidelijk eindpunt. Komt door de verschuiving van
de georganiseerde technische sectors naar steeds meer
georganiseerde / geïntegreerde politieke sectoren.
Kritiek op het functionalisme: er is geen duidelijke scheiding tussen de politieke vorm en de
economische/technische.
Integratie kan begrepen worden door het te zien als een reactie op de druk die ontstaat door spillovers:
die er vanuitgaan dat verschillende elementen van de politieke economie van staten en regio's zijn gelinkt op zo'n
manier dat de problemen in een bepaald gebied problemen zullen geven of oplossingen in andere gebieden.
Het spillover-proceszorgt er voor dat meer en meer de soevereiniteit van de staten gebundeld zal worden.
Communicative Interactionisme:
Eindproduct is een “veiligheidsgemeenschap” Er wordt geleerd door
communicateie op zowel sociaal als bureaucratisch niveau.
Een veiligheids gemeenschap is een groep personen die geintegreerd zijn.
TEKST 4 Anthony Forster Mapping the theoretical Landscape of European Integration
Het klassieke debat: de neo-functionalisten vs. De intergovernmentalisten.
Het verschil tussen deze twee zijn gebonden aan 3 hoofdverschillen.



Over de actoren betrokken in het proces
Hoe moest het proces van Europese integratie plaatsvinden
(cultureel, functioneel, culivated of door politiek bepaald)
Het ultieme doel van de Europese integratie.
Achter deze drie verschillen lag de vraag of de extensie waarin de EU een unieke internationale organisatie is.
Voor de neofunctionalisten is de EU een sui generis fenomeen. Voor de intergovernmentalisten is de EU een
regionale groepering die verklaard kan worden door meer algemene theorieën van onafhankelijkheid.
Supranationalisten:
Er is ook een groep die zich focust op de rol van de niet overheids supranationale
actoren, speciaal het politieke ondernemerschap van de Europese Commissie.
Ze vinden dat voor het plaatsvinden van Europese Integratie er een rol voor politiek ondernemerschap vereist is.
Neo-intergovernmentalisten: zei geloven dat overheiden integratie willen om hun eigen economische belang te
dienen. Overheden dragen de control of key state funcies over omdat zeiij geloven dat de voordelen de kosten
overtreffen.
Liberal Intergovernmentalisme: De integratie vindt plaats in een drietal classificaties. Trade liberalisatie,
publieke goederen voorzieningen en niet-economische collectieve goederen. Volgens de Liberale I’s is het
integratie process in stages te conceptualiseren; ten eerste wordt er een nationaal voorkeurs/eisen pakket
samengesteld, daarna gevolgd door onderhandelingen onder de uitkomsten en dan het samenvoegen van
soevereiniteit.
The Governance School: Het belangrijkste kwestie van Europese Integratie is de ongelijke snelheid van
integratie in politieke sectoren. Voor de governance school zullen de sleutelvragen en de huidige
onderzoeksagenda gefocusd zijn op het hoe en waarom in plaats van wie er regeert.
The comparativist school: De EU zou benaderd moeten worden met significante analytische doelen. De EU zou
niet langer beschouwd moeten worden als sui generis. En sinds de EC meer dan een internationale organisatie en
moor als een politiek systeems is moet de Eu bestudeerd worden met gebruikmaking van the comparative
method for systematic comparison
The Contstructivist/Reflectivist school: Via een methodologisch perspectief, post-modernistisch, kritisch
theoretisch en sociaal constructivistisch zijn van belang bij de studie van de EU en de Europese integratie.
TEKST 5; Robert Cooper, Integration and Disintegration
Het monopoly van het legitimeerde gebruik van macht (strijdkracht) zoals Max Weber bedoelde is langzaam aan
verdwenen door de greoi van internationale verdragen en multilaterale samenwerking. De doctrine van raison
d’etat is veranderd/vervangen door de democratische invloed op buitenlandse politiek. Het onderscheid tussen
buitenlandse en binnenlandse politiek is steeds moeilijker te maken.
The post-war world heeft verschillende voorbeelden van integratie en disintegratie.
Integratie: NATO, EU, ASEAN, MERCOSUR, NAFTA. Ook in de private sector.
Disintegratie: de breakup van de traditionele kolonies, afschaf Warsaw Pact en COMECON, maar ook
separatistische bewegingen in Turkije, Canada, Spanje, Frankrijk, Ierland etc.
BRONNEN VAN DISINTEGRATIE
Desintegratie begint met een verlies van legitimiteit van het centrale gezag. Dit kan op verschillende manieren.
Twee golven van desintegratie. De eerste de desintegratie van het koninkrijk op zich (Sovjet-Unie Britisch
Empire). Dus ophef ComeCon en Warsaw Pact.
De tweede golf is meer radicaal. Dat is de desintegratie van de Sovjet-unie, Tsjechoslowakije en Joegoslavie zelf.
De tweede golf van postimperiale desintegratie verschijnt wanneer een autoritair systeem wordt vervangen door
een meer democratischer. Want juist de minderheden willen zich afscheiden. Maar het is een probleem omdat
minderheden per definitie altijd democratisch overruled kunne worden. Dit zijn “predemocratic problems”.
Democratie is de bron van desintegratie. In theorie kan het ook een kracht voor integratie zijn als het gevoel van
gemeenschap zich uitbreid tot buiten de landsgrenzen.
Desintegratie vindt plaats op het niveau van politieke structuren omdat daar geen echte integratie op het niveau
van society is geweest.
Juist het bewustzijn van human rights en dergelijke is funest voor de integratie.Maar op hetzelfde momend groeit
de druk (externe en interne) voor democratieën in alle landen waar nog geen democratie is.
Democratie vereist een sterke nationale identiteit, maar liberalisme maakt het heel moeilijk om er een te creëren.
De trend tot balkanisatie!!!!!
BRONNEN VAN INTEGRATIE
Europese Integratie
bepaalde politieke grootheden leggen je die druk op (Marshall-plan)
Juist in de nieuwe staten integreren minder dan de ouden, om dat de nieuwe nog heel gevoelig zijn op de
tussenkomst in hun eigen interne affaires wat integratie toch eigenlijk inhoud!
Overheden in west europa hebben een stabiele markt-economie met een relatief hoge graad van sociale
bescherming. Deze kombinaties van waarden , politieke als economische en sociale zijn een belangrijke conditie
voor integratie.
Voor EU: neither the political motives nor the psychological preconditions on their own would have led to the
creation of the EU. An essential ingredient was the idea of integration itself. The idea that war could be prevented
through unification, and that unification could be achieved through economic integration.
De VS had hier dus via het Marshall plan een groot aandeel in. Europese militaire en economische en politieke
integratie moet ook gezien worden als antwoord op het probleem hoe Duitsland te handelen.
Later was het de samenbundeling van krachten om de grote amerikaanse en japanse bedrijven te evenaren.
Het gevaar van een nucleaire holocaust speelde een rol in het samenbrengen van Warschau Pact en de Nato.
SOCIALE DESINTEGRATIE
Kan ook gezien worden als de gewone desintegratie. Het wegvallen van machtige instituties is hier deel van, kijk
maar eens naar de kerk en het communisme.
POLITIEKE INTEGRATIE
Als mensen meer educated zijn, zijn ze meer bewust van hun rechten en vrijheden. Dan is het normaal dat ze
willen participeren in de processen dat hun lefens stuurt.
Daarom ook meer belangren groepen zoals milieubewegingen etc. Maar ook voor meer locale autonomie.
De founding fathers van de EU geloofden dat economische integratie zou leiden tot politieke integratie. Maar het
lijk meer andersom. Economische (en militaire) integratie is de achtergrond voor politieke desintegratie.
Twee primarie motieven voor unificatie van staten:
-Militair
-Economisch
De eu heeft het probleem opgelost niet door politieke integratie maar door economische depoliticatie. (de markt,
centrale bank.)
Het is de trend die leidt naar groter individualisme dat integratie toelaat en op het zelfde moment druk brengt
voor desintegratie.
TEKST 6 Van staatsdiplomatie naar Europese diplomatie? Ramses A. Wessel
Het in Maastricht geintroduceerde beleid heeft op twee manieren een belangrijke invloed op de diplomatieke
betrekkingen van de betrokken staten:
De interne dimensie het gehele scala aan juridische afspraken en procedures
De externe dimensie Europese identiteit. Gemeenschappelijke standpunten en gemeenschappelijk optreden in de
richting van derde staten.
De interne en externe dimensie van de Europese diplomatie zijn vanaf de oprichting geleidelijk tot ontwikkeling
gekomen.
De externe betrekkingen van de EG concentreerden zich op buitenlandse handel en op
ontwikkelingssamenwerking.
Associatieve diplomatie: diplomatieke betrekkingen op het terrein van de ontwikkelingssamenwerking.
De pijlerstructuur van de Europese Unie is er de oorzaak van dat deze tweedeling in economische en
buitenlandpolitieke samenwerking tot op de dag van vandaag voortduurt. Ondanks de vereisten van consistentie
in het externe beleid in zowel de EPS als in de huidige periode, presenteert de Europese Unie zich in haar
diplomatieke betrekkingen nog weinig al een eenheid.
GBVB (gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid)
Het GBVB consultatiemechanisme heeft zijn waarde bewezen waar het gaat om de zogenoemde politieke
dialoog met derde landen.
Beleidsinstrumenten van het GBVB


gemeenschappelijk standpunt
gemeenschappelijk optreden
De Raad is vrij om een keuze te maken uit de twee instrumenten, maar er zijn niet echt aanwijsbare voordelen in
de keuze van een van beide.
Het Voorzitterschap van de EU is verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke
maatregelen en verwoordt in beginsel het standpunt van de Unie in internationale organisaties en op
internationale conferenties.
De verregaande institutionalisering van de betrekkingen is niet meer weg te denken. Europees beleid wordt steeds
minder als buitenlandsbeleid beschouwd en de relaties tussen EU-staten gaan in de richting van constitutionele in
plaats van diplomatieke betrekkingen.
De genoemde institutionalisering betekent echter niet dat de diplomatieke betrekkingen binnen de EU volledig
door het GBVB zijn vervangen. Bilaterale overleggen (met name tussen Frankrijk en Duitsland) worden geregeld
gebruikt als voorbereiding voor multilaterale initiatieven.
TEKST 7 Europa’s nieuwe slagvelden Jaap de Wilde
Het postmoderne machtspolitiek gaat niet meer zoals vroeger over territorium, maar over het lidmaatschap van
internationale organisaties. En zodra men lid is over de machtspositie binnen die organisaties.
Na 1989 is het hoofdthema in politiek Europa de vraag wannen en onder welke omstandigheden de Midden- en
Oosteuropese landen mogen toetreden tot onza internationale organisaties.
De onwil om de OVSE de hoofdorganisatie in Europa te maken, geeft tevens de grenzen aan van het
uitbreidingsproces van de Europese Unie en de NAVO: het is blijkbaar niet de bedoeling van het Westen om het
lidmaatschap tot OVSE-probporties op te voeren, want dan zou nu een overbodige omweg gemaakt worden. Dit
maakt tevens duidelijk waar de nieuw ‘Polens’ en ‘Lotharingens’ liggen: aan de grenzen van het
NAVOlidmaatschap en de grenzen van het EU-lidmaatschap.
Wat er nu speelt is de vraag hoe een Europa zonder Rusland gecreerd kan worden zonder terug te vallen in
territoriale machtsstrijd ala de Koude Oorlog.
Zolang de OVSE-optie utopistisch of onwenselijk wordt geacht, is het niet onverstandig de uitbreiding van
NAVO en EU zo lang mogelijk uit te stellen.
De tijd kan goed gebruikt worden voor het verder institutionaliseren van de wachtkamer en vooral ook voor
zetten op een groter schaakbord (met Rusland) De inzet is voor Rusland volwaardig lidmaatschap van de G7.
Imperiale ambitie en soevereiniteitsaanspraken maken beide deel uit van een machtspolitiek schaakspel: de inzet
is territorale macht, uitgedrukt in staatsgrenzen.
Na 1945 is in West-Europa an dit schaakspel echter een tweede toegevoegd: het slagveld van de internationale
organisaties.
Integratie werd voor de Europese machtspolitiek wat het groeiprincipe is voor de economishce politiek: een doel
in zichzelf, een maat der dingen.
In Europa zijn beide schaakspelen, de territoriale en de institutionele machtsstrijd gekoppeld. In termen van
Europese veligheid en stabiliteit is het van groot belang de uiteindelijke betekenis van beide spelen en hun
interactie te kennen.
De Oost-west dimensie is niet de enige op het Europese slagveld. Ook de transatlantische dimensie, een Noordse
dimensie, een Oost-Oost dimensie en een mediterrane dimensie.
TEKST 8
De Website’s
TEKST 9 Zorgen in het Europese huis. Hemerijck
Het verzorgingsstaatdebat is ook internationaal geworden.
De ontwikkeling van de verzorgingsstaat kan opgevat worden in termen van convergentie en divergentie.
Convergentie (Wilensky/de Swaan): Heeft betrekking op de tendens dat onder invloed van gelijksoortige
politieke, economische, demografische, en technologiesche ontwikkelingen, nationale zorgstelsels steeds meer
gelijk gaan lopen.
Divergentie (Esping-Andersen): Nationale verzorginsstaten reageren juist zeer verschillend op vergelijkbare
interne maatschappelijke en externe internationale ontwikkelingen.
Verzorgingsstaat van na de oorlog:
Gebaseerd op fatsoenlijke verdeling van levenskansen voor burgers
Strategische samenwerking tussen de sociale partners van arbeid en kapitaal binnen het institutionele raamwerk
van de verzorgingsstaat.
Het verplichten tot het creëren van voldoende werkgelegenheid voor zoveel mogelijk arbeiders.
De naoorlogse verzorgingsstaat was het product van een maatschappelijk compromis waarbinnen het liberaal
sociale bewustzijn van Beveridge en de revolutionaire economische inzichten van Keynes elkaar vonden
Convergentie
-De ontwikkeling van de moderne verzorgingsstaat in de eerste plaats het functionele maatschappelijke antwoord
op de voortvarende industriële ontwikkeling van de massaproductie van na de oorlog.
-Het institutionele effect van de industriele ontwikkeling is in zijn theorie dominant ten opzichte van historisch
gegroeide institutionele arrangementen in verschillende landen.
-Door de percepties van politieke elites kan de vormgeving per land verschillen, echter doorgelijksoortige
sociaal-economische, technologische en demografische problemen zullen industriele samenlevingen tenderen
naar gelijkaardige zorgstelsels.
In de jaren 70 en 80 nemen de overheidsuitgaven in de sfeer van de sociale zekerheid, als gevolg van de recessie
en de daarmee gepaard gaande werkloosheid, enorm toe.
Verschillende rijke landen reageerden opmerkelijk anders op deze periode die de westerse wereld op
gelijksoortige wijze trof.
Divergentie
-Demodificatie: de bescherming van burgers tegen de sociale risico's van de vrije markt.
-Esping-Andersen maakt onderscheid tussen drie typen verzorgingsstaten:
 de liberale: minimale inkomensafhankelijke geinduvidualiseerde sociale uitkeringen voor iedereen, met strikte
regels van het recht op bijstand, de lage belastingdruk en een geringe inkomensherverdeling houden elkaar in
evenwicht, het bevorderd arbeidsparticipatie van vrouwen in de commerciele persoonlijke dienstverlening
 de corporatistische: gebaseerd op sociale verzekeringen, gedragen door sociale partners, waarbij de
uitkeringshoogte afhangt van het eerder verdiende loon en de gezinssituatie, het is gericht op de
instandhouding van het traditionele gezin, tegenover hoge belastingdruk staat een hoge mate van
inkomensherverdeling in de richting van het niet-actieve deel van de bevolking
 de sociaal-democratische: universeel stelsel van individuele uitkeringen , onafhankelijk van eigen bijdrage, er
zijn weinig marktprikkels om te gaan werken, toch ligt er een sterke politieke nadruk op maximale
arbeidsparticipatie, de hoge belastingdruk financiert de publieke sector, het bevordert de arbeidsparticipatie
van vrouwen in deze sector
-Het antwoord van de divergentie wordt gezocht in termen van de historische consequenties van de mobilisatie
van sociale klassen en de politieke coalitievorming van links en rechts.
Convergentie (de Swaan)
-De historische verklaring voor de ontwikkeling van de verzorgingsstaat is het civilisatieprocs wat wordt gevoed
door de notie dat mensen als sociale wezens fundamenteel van elkaar afhankelijk zijn en in de loop van de
geschiedenis steeds intenser van elkaar afhankelijk worden.
-De historische ontwikkeling is gecentreerd rond twee veranderingen:
 de georganiseerde groei van het kapitalisme en de daar aan verbonden risico's voor fabrieksarbeiders
 waardeveranderingen
Tekst 10 Welfare-State and Labour- Market regimes, Espring-Andersen
TEKST 10.
Drie grondstenen van de arbeidsmarkt:
- de conditie waaronder mensen uit de arbeidsmarkt stappen en de status van welfare-state client
binnentreden. Pensioen.
- de condities waaronder mensen betaald absentie van het werk claimen.
- de condities waaronder mensen bestemd zijn voor werk. Enter employment.
Three creeping revolutions:
 een stille maar significante revolutie is verschenen in onze idée van volledige werkgelegenheid. Dit
houdt in dat een sterke stijging in de populatie waarvoor volledig werkgelegenheid garantie wordt
verkregen, en een substantieel grotere taak voor politiek management.
 retirement
 moderne welvaart staten zijn niet langer systemen van sociale bepalingen alleen. Ze hebben meerdere
naties, zijn virtuele employment-machines geworden, vaak de enige significante bron van job groei.
At macro-level, vroeg pensioen is een bijverschijnsel dat vraag naar arbeid laat dalen, verhogen productiviteit, en
overhevelen hulpmiddelen naar activiteiten dat zerp-productive output opbrengt.
De vraag naar vroeg pensioen hangt af van beschikbare alternatieven, van de natuur van industriele relatie
systemen en van de status van de economie.
To pinpoint the regime characteritics salient to patterns of retirement, we need to dig a little bit deeper. Twee
factoren blijken zeer relevant: het risico van long-term werklozen tussen oudere arbeiders. En de kans op het
ontvangen van een pensioensuitkering.
Zie hoe het in verschillende landen is met het pensioen.
Absentie kan gezien worden als functie van relaxation van regels en de uitgebreidheid van geschiktheid.
Als we de bewijzen van de discussie combineren van exit, absenteeism, en entry, is er een aanzienlijk bewijs voor
het argument dat welfare-state structuren systematisch zijn gerelateerd aan arbeidsmarkt uitkomsten. Ten eerste
welvaart staten zijn sterk gericht in het begunstigen van het maximaliseren van het vraag en aanbod van arbeid.
Vb. Their exit rates among older males are modest and their pariticipation rates for women are very high.
Ten tweede, zijn er staten die sterk exit koesteren en verminderen de vraag en aanbod van arbeid.
Ten derde, de staten doen weinig aan het aanmoedigen van exit of vrouwenparticipatie.
Tekst 11 Towards a European welfare state? Stephan Leibfried
Een positieve mode van integratie is nodig om tot een sociaal Europa te komen. Hierbij houdt positief in dat er
algemeen sociale ruimte moet worden gecreëerd en negatieve integratie houdt in dat er obstakels moeten worden
verwijderd. Daarom is een beweging van vrijheid naar sociale ruimte nodig.
Modes of integration
Aard van de taak
Negatief
Weghalen obstakels
Positief
Creeren van
gezamelijke sociale
ruimte
Politiek systeem
Voorbeeld in huidige Klassieke en typische
EC wetgeving
modellen
Zwakker: sterke
Vrije beweging van Tariff Union
afhankelijkheid van personen goederen
juridische procedures kapitaal en diensten
en besluiten.
(de 4 vrijheden!)
Sterker; afhankelijk Een minimum aan de Het Duitse Rijkahah
van een ontwikkelde essentiele
executive en
gezondheids en
parlement
veilgiheids
benodigdheden stellen
Er zijn vier te onderscheiden sociaal politieke regimes:
-De Scandinavische welvaart staten, in deze staat er centraal dat er werk is voor iedereen en hebben daarop ook
hun uitkeringen beleid op gericht, namelijk zorgen voor een "ingang" of het behouden van een baan op de
arbeidsmarkt. Werkgever van het eerste resort
- de Bismarck landen: hier zijn compenserende strategieën, die een recht op uitkering substitueren voor het recht
op een baan, prominent. Compenseerder van het eerste resort
- De Anglo Saxon landen, hier wordt een uitkering gezien als een middel om verplicht werk te gaan zoeken.
Compenseerder van het laatste resort
- De Latijnse omrande landen: zorgen ook voor het geforceerd werk zoeken, maar zijn hebben ook oudere
tradities opdat gebied (kerk)
Voor het debat dat moet leiden tot een harmonisering zie schema
Anglosaxische
Latin Rim
Residu (resterend,
Essentieel (kern,
overblijvend)
rudimentair)
Volledige
Volledige groei,
Volledige groei,
Inhaalslag:
werkgelegenheid,
welvaartsstaat als
compenseerder van de welvaartsstaat als
welvaartsstaat als
compenseerder van de laatste soort en grote semi-institutionele
grootste eerste
eerste soort en
stimuleerder van de belofte
werkgever en
werkgever van de
markteconomie
compenseerder van de laatste soort
'verlorenen'
Recht op
Werk
Sociale zekerheid
Inkomenstransfers
Werk en
welvaartsverkondigin
g
Basis inkomen debat Marginaal, maar
Zou iets
Zou de ontwikkeling Zie angelsaksiche
mogelijk
geradicaliseerd werk van een normaal
inkomensverbetering en inkomen en werk welvaartssysteem
gescheiden kunnen
ondersteunen
zijn (ofzo)
Typen van
welvaartsstaat
Karakteristieken
Scandinavische
Moderne
Bismarck
Institutionele
Van de individuele landen beleid opbouwen om tot een Europese beleid voor zorg te komen is niet
waarschijnlijk. Twee alternatieven blijven over:
-Politieke disharmonie kan voorkomen als een permanente onderkant van de Euro integratie of zelfs nog verder
splitsen
- Politieke disharmonie zou ook kunnen leiden tot- weliswaar geconfronteerd met druk voor de Europese sociale
cohesie- een grote reactie van de Europese instituties en zorgen voor een politiek frame voor beleid
Europese ontwikkeling voor het armen en uitkeringen beleid zal worden laten liggen bij de staat of nog lager,
gezondheid en werkveiligheid zullen eerder worden geuroriseerd, want europese instituties hebben een sterker
mandaat daar en ze zijn soortgelijk gestructureerd
Voor het integreren van het nationale welzijns beleid heb je een aantal fases: waar de armen worden
teruggestuurd, de kosten van de armenhulp aan de desbetreffende originele locatie verhalen, ze behandelen als
nationale of EU burgers, creatie van een Europees substantief en procedureel welzijn standaarden.
Verhuizingen van armen streven af op wettelijke problemen en de HR van de VS heeft geoordeeld dat alle staten
tezamen tot een hoger welzijns niveau moesten komen en dat verhuizen dus is toegestaan.
Men moet de armen ook van verschillende hoeken zien, het kan zijn dat sommige risico's kunnen worden
geuroriseerd, de arme bejaarden, de arme werklozen.
H12
Neo-voluntarisme: een nieuw europees sociaal beleidsregime
Een geïntegreerd Europa van de EU zal nooit een supranationale staat op het model van de Europese natie staten.
Wat er zich wel ontwikkelt is een internationale order, gecontroleerd door intergouvermentele relaties tussen
soevereine natiestaten, die dienen als binnenlands order voor een transnationale economie, maar dit is niet
gedreven door het "spill over " logica.
Wanneer we Europa eindelijk si veranderd is er nog het probleem hoe het Europese sociaal beleid te analyseren,
het verandert namelijk van hoe (half)vol/ leeg het glas is, tot wat voor glas en wat voor doel het dient.
De vorm van het Europese sociaal beleid zal worden omschreven door 6 fundamentele voorwaardes:
1. De EU lidstaten hebben met succes hun positie als meester van hun gemeenschap verdedigd. De EU wordt
voor een groot deel verandert in een wederzijds verzekeringsarrangement voor natiestaten onder groeiende
interdependentie.
2. Door de survival van de natie- staat als de spil van het politieke geheel in geïntegreerd Europa zal Europees
sociaal beleid in de voorziene toekomst gemaakt worden in een tweeledig systeem, bestaande uit een set van
supranationale en internationale instituties aan de ene kant en een hoeveelheid van soevereine natiestaten
aan de andere kant.
3. Economische "governance" door gefragmenteerde soevereiniteit en internationale relaties zijn meer geschikt
voor het maken van een markt door negatieve integratie en efficiënt verbeterende regelgeving dan door
institutie bouwende en herverdelende interventie of markt verstoring. Dit is omdat het verwijderen van
barrières van grensoverschrijdende handel en mobiliteit minder dreigend is voor de nationale soevereiniteit
en minder eisend is voor de democratische legitimiteit dan het creëren en het forceren van rechten en
verplichtingen van het burgerschap. Gelimiteerde integratie door het weg halen van de handelsbarrieres komt
overeen met de interesses van de natiestaten, doordat het meeste kan worden bereikt zonder te investeren in
supranationale lichamen met hun eigen soevereiniteit.
4. De wens om de nationale soevereiniteit in een geinternationaliseerde economie te behouden geeft een
mogelijkheid tot een historische coalitie tussen nationalisme en neo-liberalisme. Natiestaten verankert in een
competitieve markt en blootgestelt aan supranationale onbedwongen externe effecten van competieve
economieën zijn sterk geneigd om zijn institutionele integriteit te beschermen door hun verantwoordelijkheid
voor de markteconomie weg te trekken.
5. De nationale fragmentatie van democratische soevereiniteit binnen een competitieve economie en de
voortdurende dominantie van de lidstaten in het politieke systeem van de EU, versterken het begrip van
nationale interesse, in contrast met de oudere verwachtingen van een groeiend gemeenschappelijke interesse.
Liever dan de groei van een federale Europese staat gedreven door centralisatie van groepsinteresses in
respons van de economische internationalisatie, blijven Europese "interest groups" dichtbij de politieke
beperkingen. De snelle ontwikkeling van de Europese interest groups is een obstakel voor het maken van de
Eu want het voorkomt dat de groei van een supranationaal corporatisme als een tweede generatie
mechanisme van sociaal beleid.
6. De EU vormt zich naar een collectie van overlappende functionele specifieke arrangementen voor
wederzijdse coördinatie tussen variërende sets van participerende landen.
Vier invloeden komen tezamen om te produceren wat een complex en een verwarrende melange van beleid en
instituties op Europees niveau is geworden.




De lidstaten
De zwakke impact van een coalitie van politieke interesses in supranationale staat maken
Verscheidene uitspraken van het Europees Hof
De activiteiten van de E Commissie als een politiek entrepreneur
Twee keer zijn pogingen om de werkcondities te harmoniseren mislukt
Wat het Europese sociaal beleid onderscheidt van de traditionele andere is zijn lage capaciteit om bindende
verplichtingen voor te leggen aan de deelnemers en de hoge mate waarin men afhangt van de vrijwilligheid en
bereidheid
1. Cohesie door uitzonderingen te maken (men kan afwijken op sommige gebieden)
2. Eenheid door ondergeschiktheid, zorgt ervoor de nationale bezigheden grotendeels niet gestoord wordt door
supranationale bezigheden
3. Governance door overhaling, in het bijzonder door aanbeveling, expertise, uitleg en raadpleging (uitleg van
dezelfde elementen, overeenkomstige situaties, etc.
4. Governance door keuze, gemeenschappelijke wet geeft de mogelijkheid om te kiezen tussen alternatieven
5. Governance door diffusie
Drie soorten beperkingen zijn relevant voor het nationale sociaal beleid in Europa
1. Verplichtingen in internationale wetten zorgen voor een grensoverschrijdende mobiliteit van werk.
2. Groeiende interdependentie met actoren in andere nationale systemen
3. Competitie tussen nationale systemen voor mobiele productiefactoren. (Multinationals, gaan natuurlijk een
fabriek op de meest gunstige plaats stichten)
Staatshulp mag niet meer, is nadelig voor de landen, want beschermen en werkgelegenheid.
Verantwoordelijkheid voor de economische convergentie ligt bij de individuele landen.
TEKST 14
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Free trade area: een groep landen waarin vrij gehandeld wordt, geen tarieven, invoerrechten enz.
Customs union: douane unie, naast onderlinge afgeschafte handelsbelemmeringen is er in een douane unie
wel een gemeenschappelijk buitentarief.
Single market: zelfde als douane unie maar zonder interne onzichtbare handelsrestricties.
Common market: gemeenschappelijke markt, behalve dat onderlinge handelsbelemmeringen zijn afgeschaft
en dat gemeenschappelijke buitentarieven gelden, is tevens een vrij onderling verkeer van productiefactoren
gewaarborgd.
Monetaire unie: de deelnemende landen hebben een gemeenschappelijke munteenheid, volstrekt vaste
wisselkoersen.
Economische unie: alle kenmerken van gemeenschappelijke markt. Bovendien sprake van
gemeenschappelijke economische politiek, zowel intern als tov niet lidstaten.
Negatieve integratie: creatie van free trade area, customs union, single market, common market, vanwege het
verwijderen van restricties van de mobiliteit van goederen of productiefactoren en financiële goederen.
Positieve intergratie: monetaire en economische unie, bevat gemeenschappelijke of gecoordineerde monetaire,
fiscale en sectorale politiek.
De EU is nu een costums union, met elementen van een single market en common market.
Drie peilen in het verdrag van Maastricht:
1. European Communities
2. Common foreign en security policy
3. Co-operation agreed upon in the fields of justice and home affairs.
5 politieke gebieden:
1. CAP, gemeenschappelijk landbouwbeleid
2. beleid omtrent de verwezenlijking van een gemeenschappelijke markt
3. competitie regels
4. gemeenschappelijk commercieel beleid
5. regionaal beleid
De CAP is het belangrijkst in het beleid van de EU.
Gemeenschappelijk commercieel beleid betekent dat er een gemeenschappelijk extern tarief is en een
gemeenschappelijk handelsbeleid tov derde landen.
Oosters landen willen toetreden, welke problemen?
 het niveau van economische ontwikkeling van sommige landen is veel lager dan die van de EU.
 er is een politieke vraag of de landen zich kunnen aanpassen op de principes van democratie, vrijheid,
respect voor mensenrechten en fundamentele vrijheden en het voorschrift van het recht.
 hoe beïnvloedt de toetreding van landen de besluitvorming in de instituties van de EU
multi speed Europa: alle EU lidstaten zijn het eens over de long-term doelen van integratie maar met
verschillende snelheden. Maw elke land heeft individuele deadlines voor het oplossen van de problemen van
rechtzetting die de implementaties van integratie met zich meebrengen.
Europa a la carte. Of europa met variabele maten, verwijst naar een EU waar de long-term doelen van
homogeniteit van intergratie is opgegeven.
Zie blz 21 voor grafiek. Moet te snappen zijn, douane unie met uitvoertariefen. Het wordt duur in zo’n land. De
grafiek met onderschrift is duidelijk.
Als de industrie door burgers wordt bezeten van derde landen, zijn het die die het producenten surplus verliezen,
we noemen dit foreign profit diversion.
In het geval waar buitenlandskapitaal is geinvesteerd in een industrie waarin H relatieve lage kosten heeft en
daarom exporteert naar andere landen, de formatie van een costum union zal leiden tot een foreign profit creation
effect.
Heckscher ohlin theorie: houdt in dat verschillen in nationale giften van productiefactoren de basis is van
internationale handel.
Conventionele wijsheid: factor mobiliteit is superfluous, voor handel alleen is het voldoende om te verzekeren
dat factor prijzen zijn overal hetzelfde. Maar, als een land tarieven instelt of andere handelsbelemmeringen zo dat
het geen internationale handel heeft, de prijs van de schaarse factor zal stijgen terwijl de overvloedige factor zal
dalen. Als factor mobiliteit perfect is, handelswaar en factor prijzen zullen worden gelijkgemaakt zo effectief
mogelijk boor de het vrije verkeer van factoren en ahandelswaar.
In het echt klopt dit niet, want handel alleen kan geen volle factor prijzen evenwicht produceren, want de
existentie van non-traded goods en meer in het algemeen, transportkosten houden handelswaar tegen om mobiel
te zijn.
Factor liberalization:
1. er zijn welvaartseffecten van de factor bewegingen, want er zijn verschillen in teruggave factoren binnen
de EU.
2. bewegingsfactoren veroorzaken veranderingen in het volume van de handel met derde landen.
3. kapitaalbewegingen kunnen belasting vervorming laten toenemen.
4. de resultaten van de liberalisatiefactoren zijn beïnvloedt door het niveau van imperfectie van de
competitie.
One-good-two-factor model:
Beide landen verdienen, in H zal er een redistributie zijn van arbeiders, wiens productiviteit en inkomen zal dalen
met de export van kapitaal, naar de bezitters van kapitaal, die een hoge rente verwerven. In p gebeurt het
tegenovergestelde, inkomens stijgen terwijl rente daalt. Deze veranderingen in inkomens distributie kan
liberalisatie van kapitaal bewegingen politiek ontoelaatbaar maken, tenzij er een compenserende redistributie
plaatsvindt van belastingen en inkomensoverdrachten.
Grafieken zelf uitzoeken:
Uit de grafieken blijkt dat liberalisatie van kapitaalstromen harmonisering van belastingen op de teruggave van
kapitaal vereist, en dat zonder zo’n harmonisering de liberalisatie van kapitaalstromen een paar allocatieve
voordelen of zelfs nadelig kunnen zijn.
Where imperfect competition and economics of scale prevail, there is a risk, that integration wil cause a loss of
welfare.
De Europese arbeidsmarkt is uitgesproken verdeeld. De oorzaken zijn primair linguïstisch en culturele barrières
die kunnen niet verwijderd worden door voorwaarden in een verdrag. Er is daarom weinig te indiceren dat
mobiliteit zal stijgen als een resultaat van de verdere verwijdering van barrières.
Download