JOHN LOCKE (1632

advertisement
HET SOCIAAL CONTRACT
In de serie Little Britain komt een baliewerkster voor die
bij elke vraag van een bezoeker eerst de computer
raadpleegt en vervolgens standaard: “Computer says no”
zegt. Zo ongeveer zien libertaristen de overheid. Die
bemoeit zich overal mee en als je iets vraagt is het
antwoord altijd nee. Zij zijn van mening dat ze het zelf wel
kunnen uitzoeken en dat je zolang je maar niemand
(teveel) schade berokkent je hoort te kunnen doen wat je
zelf wil. Een ander heeft daar niks mee te maken en moet
er zich ook niet mee bemoeien. En de overheid al
helemaal niet!
De utilitaristen zien dat anders. Zij geloven in beslissingen die gebaseerd zijn op de
stelregel: het grootste goed voor het grootste aantal. Helaas komt het nogal eens voor
dat zo’n beslissing in het voordeel van de meerderheid slecht uitpakt voor een
minderheid. Daarom is er juist in utilitarische systemen een sterke overheid nodig om de
beslissing desnoods met dwang tot uitvoering te brengen.
Maar waaraan ontleent die sterke overheid eigenlijk het recht om tegen de minderheid
op te treden? Aan het feit dat ze werkt voor een democratisch gekozen
volksvertegenwoordiging luidt het standaard antwoord. Maar dat is toch wat kort door de
bocht.
JOHN LOCKE (1632-1704)
In 1689 beschrijft de Engelse filosoof John Locke in zijn
Two Treatises of Government de aard van een legitiem
bestuur. Hij begint bij de ‘natuurlijke staat,’ de situatie vòòr
er een overheid is ingesteld. In deze natuurlijke staat is
iedereen vrij en gelijk. Maar ieder is ook onderworpen aan
de ‘natuurwet’ die de mens dwingt tot zelfbehoud en de
instandhouding van het leven van anderen zolang dat niet
botst met het zelfbehoud.
Maar die natuurlijke staat is volgens Locke vol
‘ongemakken’ omdat er geen rechters zijn om geschillen
over de natuurwetten te beslechten en er geen politie is
John Locke
om de natuurwet te handhaven. Om aan deze situatie een
eind te maken besluiten mensen de natuurlijke staat te verlaten en een ‘burgermaatschappij’ te stichten. En omdat ze ernaar streven hun toestand te verbeteren en
niet te verslechteren besluiten ze slechts akkoord te gaan met een beperkte overheid.
Een overheid die hun natuurlijke rechten op leven, op vrijheid en op persoonlijke
eigendom dient te beschermen maar ook niet meer.
Centraal in Locke’s redenering is het idee van de ‘onvervreemdbare rechten.’ De
natuurwet draagt mensen op zichzelf in stand te houden. Ze zijn van nature vrij maar
‘vrijheid’ is iets anders dan ‘losbandigheid.’ En daarom moeten ze zichzelf niet doden,
zichzelf niet als slaaf verkopen of zich ondergeschikt maken aan een absolute heerser.
hoofdstuk 4 pagina 1
Hun recht op leven, vrijheid en persoonlijk bezit zijn
onvervreemdbaar, ze kunnen niet afgestaan worden.
Locke motiveert dit idee van de onvervreemdbare
rechten met een beroep op God. God heeft ons
geschapen, zo stelt hij, en dus heeft alleen Hij het
recht om op die schepping in te grijpen. Wij als
mensen dienen ons te schikken naar die Hogere
Macht en wij mogen niet op eigen houtje de rechten
van anderen schenden. En bovendien zijn we
geschapen met een verstand en de redelijkheid die
in de natuurlijke staat
daaruit voortvloeit dient ons in te laten zien dat we,
omdat we allen gelijk en onafhankelijk zijn, we een ander geen schade aan leven,
gezondheid of bezit mogen toebrengen.
Ofschoon Locke net als de libertaristen pleit voor een zo klein mogelijke overheid gaat
hij toch minder ver omdat hij zichzelf en de rest van de mensheid onderworpen acht aan
de superieure wetten van God en de menselijke rede.
OVER HET SOCIAAL CONTRACT
Locke beargumenteerd dat het noodzakelijk is om tot op zekere hoogte met elkaar tot
overeenstemming te komen wil men een redelijk gelukkig leven kunnen leiden. Omdat
de natuurwet hierin niet voorziet moeten mensen onderling tot overeenstemming komen
over hoe conflicten zullen worden beslecht. Deze maatschappijvorm is gegrondvest op
een sociaal contract dat de mensen onderling hebben gesloten. De centrale gedachte
hierbij is dat deze samenlevingsvorm een menselijke
uitvinding is en geen natuurverschijnsel. Het sociale
contract en de politieke organisatievorm die ze
schept zijn niet meer dan een middel om het doel: het
verbeteren van het leven van de deelnemers, te
bereiken. Als het contract niet goed (meer) werkt dan
kan het dus ook aangepast worden, en dat desnoods
met geweld.
Een van de eerste moderne filosofen die zich bezig
hebben gehouden met het idee van het sociaal
de getemde mens
contract was Thomas Hobbes. In 1651 publiceert hij
het boek Leviathan waarin hij de noodzaak van een strakke organisatie van de staat
verdedigt omdat de mens in de natuurlijke staat voortdurend voor zijn leven moet vrezen
en zijn leven er dank zij zijn medemensen ‘eenzaam, arm, ellendig, gewelddadig en kort’
zal zijn. Hij vindt dan ook dat een sterke, desnoods tirannieke, heerser de meute tegen
zichzelf in bedwang moet houden.
Locke heeft een minder pessimistische visie op de mens in de natuurlijke staat. Hij ziet
de functie van de staat meer als een neutrale scheidsrechter die de deelnemers aan het
sociaal contract beschermt tegen anderen die hen zouden willen onderwerpen of
anderszins schade zouden willen toebrengen. Voorwaarde is wel dat allen die aan het
sociaal contract deelnemen hier hun toestemming voor hebben gegeven en dat
besluiten met meerderheid van stemmen zullen worden genomen.
hoofdstuk 4 pagina 2
In 1762 schrijft vervolgens Jean-Jacques Rousseau zijn invloedrijke Du contract social
ou Principes du droit politique. Hobbes en Locke neigden beiden nog sterk naar een
libertaristische visie op de staat: die staat dient er uitsluitend toe het leven, de vrijheid en
de bezittingen van de burgers te beschermen. Rousseau neigt naar het utilitarisme
omdat hij betoogt dat de burgers een gemeenschap vormen waarin de individuele
burgers volledig opgaan. De door de gemeenschap opgestelde wetten zijn volgens
Rousseau geen inperking van de persoonlijke vrijheid maar zijn daar juist een
bevestiging van. De burgers hebben de wetten in samenspraak opgezet en elke burger
dient zich er dan ook aan te houden. De wet is het beschavende principe dat de
geciviliseerde mens onderscheidt van de wilde, althans volgens Rousseau.
In de modernere versies van het sociaal contract gaat men er van uit dat contracten
bindend zijn voor alle betrokkenen omdat zij de verplichtingen wederzijds vrijwillig zijn
aangegaan. Of alle onderdanen vrijwillig akkoord gaan met de besluiten van moderne
regeringen is natuurlijk nog maar de vraag. Ook is het de vraag hoe de besluiten moeten
worden genomen om voldoende recht te doen aan betrokken minderheden.
TER OVERWEGING
1.
Moet u zich neerleggen bij besluiten waar uw mening niet over is gevraagd? Ook als
u het er niet mee eens bent? Waarom eigenlijk?
2.
Volgens Locke moet een overheid regeren volgens de regels van de meerderheid.
Maar is het wel rechtvaardig als een arme meerderheid besluit om de rijken te
plukken ten gunste van de armen?
3.
Is een regering legitiem als u er nauwelijks of geen invloed op heeft? Omdat de
leden van die regering democratisch gekozen zijn?
4.
De regering beschermt uw recht op leven, toch stuurt ze soldaten rustig de oorlog in.
Is dat terecht?
5.
Houdt het feit dat u euro’s accepteert in dat u met de euro instemt? Betekent
deelnemen automatisch dat u ook de voorwaarden accepteert? Heeft u de
gebruiksvoorwaarden van uw internetbrowser ooit gelezen?
6.
Is algemeen kiesrecht wel zo’n goed idee? Leidt dat niet onvermijdelijk tot
populisme? Is populisme een voorportaal tot ellende?
hoofdstuk 4 pagina 3
Download