De Beroepsinlevingsovereenkomst in vraag en antwoord Meer en betere leerwerkplaatsen voor jongeren uit het deeltijds beroepsonderwijs bij publieke werkgevers 1 Woord vooraf Meer leerwerkplaatsen voor jongeren uit het deeltijds beroepssecundair onderwijs (DBSO) is een belangrijk agendapunt binnen het Vlaams onderwijsbeleid. Om de tewerkstellingskansen van de jongeren te verhogen, stelde de Vlaamse Overheid samen met de sector lokale besturen een actieplan op om de tewerkstelling van jongeren DBSO bij publieke werkgevers te bevorderen.1 De creatie van een leerwerkstatuut voor de publieke sector was een onderdeel van dit actieplan. Veel publieke werkgevers en centra deeltijds onderwijs zijn op zoek naar specifieke informatie over deze beroepsinlevingsovereenkomst (BIO).2 Voor hen is dit vraag-antwoord document bestemd. Het wordt voordurend actueel gehouden en aangevuld wanneer nieuwe informatie beschikbaar is. Merk op dat er heel wat verwarring in gebruik van terminologie bestaat. In het actieplan en het gebruik(t)en we zelf de term werkervaringsplaatsen in plaats van leerwerkplaatsen. In de praktijk ontstaat er dan heel wat verwarring met o.a. de Wep-contracten. Uit het onderzoek van Ruelens en Baert lenen we dan ook liever de term leerwerk.3 Deze term benadrukt duidelijk het specifieke alternerende karakter, een ‘permanente’ en voltijdse afwisseling tussen leren (schoolcontext) en werken (arbeidscontext). Leerwerkers worden voor het werkgedeelte gelijkgesteld met werknemers, het arbeidsrecht is gedeeltelijk op hen van toepassing. De stuurgroep stage- en leerwerkplaatsen, Laatste bijwerking augustus 2008. Vragen of meer info? Lokale besturen Kris Dehamers, sectorconsulent Lokale [email protected], tel. 02-211 55 33 Vlaanderen Karin Behaegel, adjunct van de directeur, Agentschap voor Overheidspersoneel, [email protected], tel. 02-553 59 38 1 Actieplan voor meer stage- en werkervaringsplaatsen van 1 juli 2005, een gezamenlijk initiatief van de Vlaamse ministers Vandenbroucke, Keulen en Bourgeois. 2 In de verdere tekst wordt vanaf nu de afkorting BIO gebruikt 3 Werken aan leren: over de kwaliteit van leerwerkprojecten, Ruelens en Baert, onderzoek in het kader van het VIONA-onderzoeksprogramma met ondersteuning van de administratie Werkgelegenheid en het ESF, december 2002. De onderzoekers gebruiken de term wel in een alles overkoepelende betekenis. 2 De beroepsinlevingsovereenkomst (BIO) in vraag en antwoord Waarom een BIO voor publieke werkgevers? Wanneer publieke werkgevers arbeidsrijpe jongeren uit het deeltijds beroepsonderwijs een betaalde leerwerkplaats willen aanbieden kan dit via een beperkt aantal contracten4: 1. De individuele beroepsopleiding (IBO) bij de VDAB Bij dit contract is de werkgever verplicht om de jongere na de opleidingsperiode een contract van onbepaalde duur aan te bieden. Voor alle info rond de IBO zie www.vdab.be/ibo/ibo.shtml 2. Een (klassieke) deeltijdse arbeidsovereenkomst De jongere wordt vergoed volgens de loonbarema’s die gelden voor het reguliere personeel van het bestuur. Voor de werkgever betekent dit: een zwaar financieel kostenplaatje voor een leersituatie spanningen t.o.v. het reguliere personeel Voor de jongere betekent dit: onrealistische loonverwachtingen bij intrede op de arbeidsmarkt Om deze drempels weg te werken wordt het gebruik van de BIO mogelijk gemaakt: 3. De beroepsinlevingsovereenkomst (BIO) Is een contract naar analogie met het werknemersleercontract (of het industrieel leercontract) bij private werkgevers. De jongere ontvangt gedurende de leerwerkopleiding een leervergoeding. Voor de werkgever is er geen verplichting om de jongere na de opleidingsperiode een arbeidsovereenkomst aan te bieden. 4 Brugprojecten gericht op niet arbeidsrijpe jongeren worden hier buiten beschouwing gelaten. Voor een bespreking in detail van deze contracten verwijzen we naar de website van de dienst beroepsopleiding: www.ond.vlaanderen.be/DBO/projecten/projecten.htm De ESF-middelen voor de organisator van de openbare sector bedragen maximaal € 5,65 per jongere per gepresteerd uur. Van bovenstaande bedragen betaalt de organisator cfr art. 3 § 1 van het BVR van 24 juli 1996 een te indexeren vergoeding uit aan de jongere. De organisator wordt begin januari verwittigd van het uit te betalen geïndexeerde bedrag. De organisator geniet ESF-steun vanaf het eerste opleidingsuur en dit met een maximum van 800 uren opleidingservaring geregistreerd onder code 9 in het clientvolgsysteem (CVS). 3 Wat is de wettelijke basis voor de BIO? De BIO vindt zijn wettelijke basis in de federale programmawet van 2 augustus 2002 (Hoofdstuk X art. 104 e.v.). Deze artikelen werden omgezet in: Op Vlaams niveau: een decreet en uitvoeringsbesluiten (besluit van 02 september 2005 en besluit van 16 september 2005) : http://www2.vlaanderen.be/personeelsbeleid/stages/ Op provinciaal en lokaal niveau: de omzendbrief van 2 september 2005 ‘Naar meer en betere stageplaatsen bij de lokale en regionale besturen’ (BA2005/05). Deze omzendbrief is terug te vinden op: www.binnenland.vlaanderen.be/regelgeving/ Wat is het toepassingsgebied van de BIO? De BIO is van toepassing op volgende publieke werkgevers: 1. Vlaams niveau: - de departementen en intern verzelfstandigde agentschappen zonder rechtspersoonlijkheid de intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen (kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003) strategische adviesraden (decreet van 18 juli 2003) 2. Provinciaal en lokaal niveau: - provincies gemeenten intergemeentelijke samenwerkingsverbanden OCMW’s OCMW-ziekenhuizen autonome gemeente- en provinciebedrijven De bepalingen in de programmawet sluiten eerder opleidingsactiviteiten dan werkgevers uit. Moet er een schriftelijke overeenkomst opgesteld worden? BIO’s moeten onderscheiden worden van arbeidsovereenkomsten. De jongeren met een BIO hebben geen personeelsrelatie met de werkgever. Een BIO beoogt immers niet het leveren van arbeid in dienst van een werkgever maar wel het verwerven van kennis en vaardigheden door de leerwerker. Het is verplicht om deze overeenkomst schriftelijk vast te leggen. Een voorbeeldcontract vindt u in bijlage terug. Contacteer ons (zie p.2) voor een word versie. De jongere ontvangt dit contract ten laatste op het moment dat zij/hij begint te werken. Dit contract is een sociaal document, de overeenkomst moet gedurende een termijn van vijf jaar worden bijgehouden. Het niet bewaren van een sociaal document is een inbreuk die strafrechtelijk kan worden gesanctioneerd of kan aanleiding geven tot de betaling van administratieve geldboeten. 4 Welke opleidingen komen in aanmerking? De info over de opleidingen in DBSO is te vinden op: www.ond.vlaanderen.be/onderwijsaanbod/dbso/dbso.htm of op de individuele websites van de verschillende centra deeltijds onderwijs. Zie bijvoorbeeld: www.cdo-noord.be/ of www.cdozuid.be/ Hoeveel bedraagt de leervergoeding? Het KB van 11 maart 2003 (BS van 18 april 20003) stelt onderstaande minimumvergoeding vast.5 De leervergoeding is (procentueel) afhankelijk van de leeftijd van de jongere die tewerkgesteld wordt. De vergoeding wordt telkens aangepast in de maand volgend op de verjaardag van de jongere. De basis voor berekening is de helft (deeltijdse overeenkomst) van het gewaarborgd minimummaandinkomen op 21 jaar (GMMI – CAO nr. 43). Het GMMI wordt net zoals de overheidslonen en de sociale uitkeringen aangepast aan de spilindex - http://www.cntnar.be/N1I.htm. Het huidige basisbedrag is € 1.387,49. Overeenkomstig artikel 5 van het KB van 19.08.1998 wordt het bedrag van de leervergoeding naar het hogere veelvoud van 10 cent afgerond. De wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers is van toepassing op deze vergoeding. Voor elke leerling moet de werkgever een individuele rekening bijhouden en bij elke definitieve betaling moet hij een loonafrekening (‘loonfiche’) bezorgen. Bij afwezigheid van de jongere op te presteren werkdagen wordt op de vergoeding de formule voor de berekening van het gedeeltelijke maandloon toegepast die geldt voor de contractanten van de dienst, instelling of entiteit waar de jongere werkt. Ook het vakantiegeld wordt betaald overeenkomstig de regeling die geldt voor de contractanten van de dienst, instelling of entiteit waar de jongere werkt. Contacteer uw sociaal secretariaat voor een exacte berekening van de “loonkost”. Naast deze leervergoeding kan de jongere ook een startbonus ontvangen (zie verder bij het stuk premies waar de werkgever/jongere een beroep op kan doen). Leeftijd 15 jaar 16 jaar 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar 21 jaar en ouder Maximum 50% van het gewaarborgd minimummaandinkomen van € 1.387,49 50% x 64% = 50% x 70% = 50% x 76% = 50% x 82% = 50% x 88% = 50% x 94% = 50% x 100% = Bruto per maand (aan index 140,02%) 444,00 485,70 527,30 568,90 610,50 652,20 693,80 5 Volgende KB’s zijn van toepassing: 11.03.2003. – KB tot vaststelling van de op de beroepsinlevingsovereenkomst toepasselijke minimumvergoeding. 19.08.1998. - KB tot vaststelling van het maximum van de leervergoeding dat van toepassing is op de leerlingen wier leerovereenkomst geregeld wordt door de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst. 5 Mag ik als werkgever extra voordelen (woon-werkverkeer, maaltijdcheques,…) toekennen? De werkgever beslist autonoom welke extra voordelen al dan niet aan de leerwerker toegekend worden. Moet ik als werkgever SZ-bijdragen betalen? 1. Tot en met het vierde kwartaal van het jaar dat ze achttien jaar worden, betaalt de werkgever op basis van de BIO-vergoeding enkel minimale bijdragen voor de jaarlijkse vakantie van de leerling, voor het sluitingsfonds en voor het fonds voor bestaanszekerheid. Vermindering SZ-bijdrage 1.000 EUR / kwartaal (jongeren tot 18 jaar, geen verplichting van inschrijving als werkzoekende,geen startbaankaart) zie www.wga.be (tewerkstellingsmaatregelen) 2. Vanaf de eerste januari van het jaar waarin de jongere 19 jaar wordt, is er een volledige bijdrageplicht, zowel voor de jongere als de werkgever. Voor de jongere wordt dit gecompenseerd via de werkbonus. De werkgever kan – indien de jongere laaggeschoold is – een RSZ-vermindering startbaan krijgen. Vermindering SZ-bijdrage 1.000 EUR of 400 EUR / kwartaal (jongeren tot 26 jaar in bezit van een startbaankaart, aangeworven met een startbaanovereenkomst) zie www.wga.be (tewerkstellingsmaatregelen) Hoewel de betrokken werkgever een korting of vrijstelling kan krijgen voor bepaalde RSZ-bijdragen, hebben de leerlingen met een BIO contract altijd volledig recht op de socialezekerheidstakken. Meer info: www.onssrszlss.fgov.be of www.onssapl.fgov.be Voor meer informatie over de startbaanovereenkomst zie: www.aandeslag.be en www.wga.be (tewerkstellingsmaatregelen) Hoe moet deze BIO worden aangegeven bij de RSZ(PPO)? Een beroepsinlevingsovereenkomst moet aangegeven worden in DIMONA (de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling), en het bestuur moet de werknemer vermelden op de DMFAPPL (de electronische kwartaalaangifte). Een leerling met een BIO moet aangeduid worden met code 5 in de zone 55 (type leerling). www.onssapl.fgov.be/nl/index.htm 6 Moet de leerwerker bedrijfsvoorheffing betalen? Voor het aanslagjaar 2008 (voor inkomsten van 2007) bedraagt het basisbedrag van de belastingvrije som 6.150 euro. Wanneer een jongere op jaarbasis netto meer verdient moet er bedrijfsvoorheffing betaald worden. Gelet op het geringe bedrag van de leervergoeding bij de BIO wordt geen bedrijfsvoorheffing ingehouden. Leerwerkers moeten er wel op gewezen worden dat indien ze over andere onderworpen inkomsten beschikken, waardoor hun samengevoegde inkomsten de belastingvrije som overschrijden, er toch bedrijfsvoorheffing moet betaald worden. Jongeren zijn niet meer fiscaal ten laste van de ouders vanaf 2700 euro netto belastbare bestaansmiddelen. Kom ik als werkgever/jongere in aanmerking voor een premie? 1. Wie met de jongere een BIO afsluit kan een premie via het Europees Sociaal Fonds (ESF) aanvragen. De ESF-middelen voor een bedrijf bedragen maximaal € 1,25 per jongere per reëel gepresteerd uur werkervaring en dit voor jongeren die minimaal 160 uur effectieve werkervaring gepresteerd hebben en dit met een maximum van 968 uur werkervaring (code 9). Deze uren dienen gepresteerd te worden tussen 1 september tot 31 augustus. De begeleiding en opvolging vinden hun neerslag in het individueel transitieplan. Om aanspraak te kunnen maken op deze premie moeten de werkervaring en de schoolse opleiding op elkaar zijn afgestemd (alternerende karakter). Daartoe dient aan een dergelijke beroepsinlevingsovereenkomst een opleidingsplan of individueel transitieplan toegevoegd te zijn/worden. Hiervoor kan een beroep gedaan worden op het trajectbegeleidingsplan dat bij de andere ESF-subsidiabele contracten (m.n. werknemersleercontracten, deeltijdse arbeidscontracten, VESOFO-contracten en IBO-contracten) gebruikt wordt. Voor de nodige documenten, zie www.ond.vlaanderen.be/dbo of via het centrum deeltijds beroepssecundair onderwijs. De jongere die deelneemt aan een ESF-project dient bij instap geregistreerd te worden in het Cliëntvolgsysteem (CVS). De centra deeltijds onderwijs zijn verantwoordelijk voor het verzorgen van deze inschrijving en registreren nauwkeurig de prestaties van de jongeren in het centrum in op de werkvloer. 2. Het federale generatiepact voorziet vanaf 1 september 2006 een startbonus (voor de jongere > 18 jaar) en een stagebonus (voor de werkgever). De startbonus is een financiële tegemoetkoming voor jongeren die tijdens hun deeltijdse leerplicht (de deeltijdse leerplicht eindigt op 30 juni van het jaar waarin de jongere 18 jaar wordt. Indien de jongere geboren is vóór 30 juni, eindigt de deeltijdse leerplicht de dag van de 18de verjaardag) in het kader van een alternerende opleiding de praktijk aanleren of werkervaring opdoen bij een werkgever. Deze bonus bedraagt € 500 bij het slagen in het eerste en het tweede opleidingsjaar en € 750 euro bij het slagen in het derde opleidingsjaar. De werkgever die die bovengenoemde jongere een praktijkopleiding geeft of tewerkstelt ontvangt een stagebonus. De bedragen van de start- en stagebonus zijn identiek. Om deze bonussen te bekomen moet binnen de 3 maanden na de start van het contract het formulier "C63 Bonus" worden ingediend bij het werkloosheidsbureau van de woonplaats van de jongere. Voor uitbetaling dient 7 zowel de jongere als de werkgever binnen de 4 maand na afloop van de opleiding een aanvraag in bij het bevoegde werkloosheidsbureau. Bovenop de premie geldt voor de werkgever nog een fiscaal voordeel. Meer info en de gedetailleerde procedure en modaliteiten vind je op: http://www.rva.be. De werkgever kan de ESFpremie en de stagebonus met elkaar combineren. Welke sociale bescherming geniet een jongere met een BIO? Een jongere met een BIO is een gelijkgestelde werknemer. Deze jongeren zijn naast de bijzondere bescherming die zij binnen de arbeidswetgeving (vb. loonbescherming, feestdagen, veiligheid en gezondheid, arbeidsreglement,…) genieten ook onderworpen aan specifieke bepalingen die voor de BIO gelden. Ziekte- en invaliditeitsverzekering De werkgever betaalt voor ziekte- en invaliditeitsverzekering geen sociale zekerheidsbijdrage. Toch heeft de jongere met een BIO dezelfde rechten als een gewone werknemer. De werkgever betaalt bij schorsing van de overeenkomst wegens ziekte het gewaarborgd loon zoals bij een gewone werknemer. Na de periode gewaarborgd loon heeft de leerling recht op een uitkering. Gedurende het eerste jaar arbeidsongeschiktheid krijgt de jongere een overbruggingsuitkering voor elke werkdag of gelijkgestelde dag. Na het eerste jaar arbeidsongeschiktheid wordt een invaliditeitsuitkering betaald. Arbeidsongevallen De arbeidsongevallenverzekering geldt ook voor de leerling: een verzekering moet afgesloten worden (zie verder). Kinderbijslag Het recht op kinderbijslag is onvoorwaardelijk, d.w.z. onafhankelijk van de inkomsten van de leerling, tot 31 augustus van het jaar waarin hij 18 jaar wordt. Na die datum vervalt het recht op kinderbijslag wanneer de maandelijkse inkomsten van de leerling hoger liggen dan € 461,83. Zie www.kindergeld.be (van 0 tot 25 jaar, recht op kinderbijslag?) Jaarlijkse vakantie Jongeren die werken met een BIO hebben recht op: - jaarlijkse vakantie in functie van het aantal gewerkte dagen tijdens het vorige kalenderjaar - betaalde feestdagen (op dezelfde manier als voor de andere werknemers in de onderneming) - jaarlijks vakantiegeld De wettelijke vakantieregeling voor een deeltijdse werknemer -overeenkomstig de plaats van tewerkstelling - geldt ook voor deze jongeren. Ze hebben geen recht op jeugdvakantie. Eindejaarspremie Jongeren met een BIO hebben geen recht op een eindejaarspremie. Ziekenfonds Jongeren met een BIO moeten zich na de ondertekening van het contract bij een ziekenfonds inschrijven. Voor de wetgeving ziekte- en invaliditeitsverzekering worden zij aanzien als “titularis”. 8 Welke medische onderzoeken moeten er gebeuren en wie betaalt ? Een jongere met een BIO valt net zoals een reguliere werknemer onder de welzijnswetgeving. De werkgever moet voor onthaal zorgen, een risico-analyse opstellen (die meestal reeds aanwezig is) , afspraken maken en eventueel een medisch onderzoek organiseren. Indien een medisch onderzoek noodzakelijk is zal het Fonds voor de Beroepsziekten de kosten van dit onderzoek op zich nemen. Het onderzoek dient te gebeuren door de externe dienst voor preventie en bescherming van de onderwijsinstelling. Wanneer de werkgever beslist om zelf het medisch onderzoek te organiseren, moet hij ook zelf de kosten van dit onderzoek betalen. De wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk is de Belgische basiswet op het vlak van de veiligheid en de gezondheid op het werk. Op de website van de federale overheid is deze wetgeving duidelijk en overzichtelijk beschikbaar. De actuele wetteksten zijn terug te vinden op de website van de FOD Werkgelegenheid Arbeid en Sociaal Overleg: www.meta.fgov.be regelgeving -> welzijn op het werk. Welke verzekeringen moet je als werkgever afsluiten? Het Fonds voor arbeidsongevallen beveelt een arbeidsongevallenverzekering volgens privaat recht aan. Een KB is in de maak waardoor de onderwerping van jongeren met een BIO aan het stelsel van arbeidsongevallen en beroepsziekten zou gelden. Hoeveel dagen en uren per week of maand kan en mag de jongere bij mij werken? De deeltijds leerplichtige jongere mag deeltijds werken voor de tijd die niet besteed wordt aan zijn opleiding. De som van de lesuren en werkuren mag de voltijdse arbeidsduur (38u/week) niet overschrijden. Men spreekt van een alternerende werkervaring als er een inhoudelijke aansluiting is tussen de schoolse opleiding (15 uur- meestal twee volle dagen) en de invulling van de rest van de week (minimaal 18 uur, maximaal 23 uur – meestal drie volle dagen). Op deze overeenkomst zijn de Arbeidswet en de Arbeidstijdwet van toepassing. Wat gebeurt er tijdens de schoolvakanties? Een jongere met een BIO gaat een voltijds engagement aan. In principe zal de jongere tijdens een schoolvakantie (ook in juli en augustus) voltijds werken. In de private sector bestaan hier per sector heel wat afwijkende bepalingen (onbetaald verlof, deeltijds blijven werken). De BIO biedt werkgevers de keuze. Het modelbesluit (bijlage bij de omzendbrief BA2005/05) bepaalt in art. 3 dat de duurtijd van de BIO overeenstemt ‘met de duur van de opleiding in alternerend leren’. Een contract kan dus afgesloten worden van september tot eind juni of van september tot eind augustus. Dit moet in de overeenkomst vastgelegd worden. Bij voltijdse tewerkstelling van de jongere wordt op de leervergoeding de formule voor de berekening van het volledige maandloon toegepast die geldt voor de contractuele personeelsleden van de dienst, instelling of entiteit waar de jongere werkt. De BIO kan zowel door de werkgever als door de jongere éénzijdig beëindigd worden zonder opzeggingstermijn of betaling van verbrekingsvergoeding. Er is aan het contract dus ook geen verplichte proeftijd verbonden (een proeftijd van minimum 1 maand verdient aanbeveling). 9 Hoe wordt de jongere op de werkvloer begeleid? Leerwerk is pas zinvol wanneer de werkgever de jongere als meer dan een goedkope werkkracht beschouwt. Investeren in een goede begeleiding is voor beide partijen een rendabele investering. Als bijlage bij de BIO dient een trajectbegeleidingsplan of individueel transitieplan (zie voorbeeldcontract in het vademecum) opgenomen te worden. Via dit trajectbegeleidingsplan kunnen de werkgever en het centrum deeltijds onderwijs de jongere efficiënt begeleiden. Inspiratie voor een trajectbegeleidingsplan kan je vinden bij: - Dienst beroepsopleiding: ond.vlaanderen.be/DBO/nl/dbo_publicaties.htm - instrumenten alternerend leren - UNIZO: www.ondernemendeschool.be Binnen het bestuur vormen de personeelsverantwoordelijke, de opleidingsverantwoordelijke en de instructeur de kern van het team dat de jongere met een BIO begeleidt. Dit begeleidingsteam maakt duidelijke afspraken over de verdeling van volgende taken en verantwoordelijkheden: - verantwoordelijke(n) voor het beschrijven van het functieprofiel; - contactpersoon voor overleg met het centrum deeltijds onderwijs over het functieprofiel en/of de selectie van de kandidaten; - personen betrokken bij de selectie van de kandidaten; - verantwoordelijke voor het onthaal van de leerlingen als zij starten in het bedrijf.; - begeleider verantwoordelijk voor de opleiding van de leerling in het bedrijf; - contactpersoon voor het CDO voor overleg over de opleiding en de begeleiding van de leerling; - verantwoordelijke voor de evaluatie van de leerling. Wat bij de beëindiging van de overeenkomst? Wanneer de BIO eindigt, moet de werkgever aan de leerling de volgende documenten meegeven: - een getuigschrift waarop de begin- en einddatum van de leerovereenkomst en de aard van de taken die de leerling verricht heeft, vermeld worden; hiervoor kan het RVA-formulier C4 Werkloosheidsbewijs - Arbeidsbewijs dienen; een kopie van de individuele rekening; de laatste loonafrekening (“loonfiche”). Of het om een normaal einde gaat, dan wel om een voortijdige verbreking maakt niet uit. In dit laatste geval maakt het ook niet uit of het de werkgever, dan wel de jongere is die een einde maakt aan de overeenkomst. De hierboven opgesomde documenten moeten altijd aan de jongere bezorgd worden. 10 Wat is de stage- en leerwerk website www.stageforum.be? Vanaf 1 september 2006 is de nieuwe stagedatabank operationeel. Deze website, stageforum genoemd, is een digitaal matchinginstrument tussen jongeren op zoek naar een geschikte onbezoldigde stageplaats (voltijds onderwijs) of een bezoldigde werkervaringsplaats (deeltijds onderwijs). Voor elke leerervaring op de werkplek die deel uitmaakt van een opleidingstraject komen kandidaten en organisaties elkaar via de website www.stageforum.be op het spoor. Op deze website vinden organisaties jongeren die op zoek zijn naar een stage- of leerwerkplaats. Werkgevers of bemiddelaars kunnen vrij zoeken in de databank en kunnen ook zelf stage- of leerwerkplaatsen aanbieden. Jongeren die op zoek zijn naar een stage- of leerwerkplaats kunnen ook grasduinen in de site. De site is gebruiksvriendelijk (type stagiair en postcode intikken) en brengt de stagiair en de stageaanbieder rechtstreeks met elkaar in contact. Waar kan ik meer info over de BIO vinden? Websites www.ond.vlaanderen.be/DBO/nl/dbo_algemeen_wat.htm > projecten > alternerend leren www.binnenland.vlaanderen.be/regelgeving (omzendbrief 2005/05) http://www2.vlaanderen.be/personeelsbeleid/stages/index.htm Contact: Vlaanderen Karin Behaegel, adjunct van de directeur, Agentschap voor Overheidspersoneel, [email protected], tel. 02-553 59 38 Lokale besturen Kris Dehamers, sectorconsulent Lokale Besturen, [email protected], tel. 02-211 55 33 11 De Beroepsinlevingsovereenkomst - Voorbeeldcontract leerwerk Tussen …………..(de organisatie hier vermelden) vertegenwoordigd door …………... hierna “leerwerkgever” genoemd, en ……………………………… (naam van de leerling deeltijds onderwijs) Geboorteplaats en –datum: …………………… Nationaliteit: ………………………………… Geslacht: mannelijk/ vrouwelijk Adres: …………………………………………………………………………………………… Hierna “leerwerker” genoemd, wordt het volgende overeengekomen: Artikel 1. Deze overeenkomst heeft tot doel de leerwerker de mogelijkheid te bieden om bij de leerwerkgever, kennis en/of vaardigheden te verwerven door het uitvoeren van arbeidsprestaties. Art. 2. Deze overeenkomst vangt aan op …………… en eindigt op ………….... De duur ervan stemt overeen met de duur van de opleiding van de jongere in alternerend leren. Art. 3. Deze overeenkomst wordt uitgevoerd bij ………………………………………. Art. 4. Het opleidingsplan wordt aangevuld met minimaal volgende elementen: - Aard en doelstellingen van de leerwerkplaats; Verantwoordelijke voor de leerwerkplaats (naam + functie); Gegevens jongere; Gegevens centrum waar de jongere een deeltijdse opleiding volgt. Art. 5. Het uurrooster wordt als volgt vastgesteld: maandag van ………… tot ………… dinsdag van ………… tot ………… woensdag van ………… tot ………… donderdag van ………… tot ………… vrijdag van ………… tot ………… Rustpauzes van ………… tot ………… Totaal: ………………………u/week 12 Art. 6. §1. De leerwerkgever verbindt er zich toe: de leerwerker een waaier van activiteiten aan te bieden die zo dicht mogelijk aanleunen bij het beroep en de opleiding, waarbij de leerwerker competenties verwerft of waarbij een lerend effect aanwezig is; de leerwerker de middelen (apparatuur, uitrusting, eventuele veiligheidskledij) te verschaffen die nodig zijn voor een goede uitvoering van de opgelegde taken; begeleiding en ondersteuning te bieden gedurende de leerwerkperiode; het trajectbegeleidingsplan geregeld in te vullen en bereid te zijn om te rapporteren naar het centrum waar de jongere de opleiding volgt. - §2. De leerwerker is verplicht: het werkrooster en de richtlijnen die hem worden gegeven te respecteren; de wil te tonen kennis te verwerven en/of zijn kennis te vervolmaken; Art. 7. Aan de leerwerker wordt toegekend: 1° een vergoeding overeenkomstig de hiernavermelde tabel, en met inachtname van de volgende regels: Leeftijd 15 jaar 16 jaar 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar 21 jaar en ouder Maximum 50% van het gewaarborgd minimummaandinkomen van € 1.387,49 50% x 64% = 50% x 70% = 50% x 76% = 50% x 82% = 50% x 88% = 50% x 94% = 50% x 100% = Bruto per maand (aan index 140,02%) 444,00 485,70 527,30 568,90 610,50 652,20 693,80 a) het bedrag van de vergoeding volgt de evolutie van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld,zoals gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982 en onverminderd artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van ’s lands concurrentievermogen; b) bij afwezigheid van de leerwerker op de te presteren dagen, wordt op de vergoeding de formule voor de berekening van het gedeeltelijk maandloon toegepast die geldt voor het contractuele personeel van de leerwerkplaats; 2° een vakantiegeld overeenkomstig de regeling die geldt voor het contractuele personeel van de leerwerkplaats; 3° de hiernavermelde verloven, overeenkomstig de regeling die geldt voor het contractuele personeel van de leerwerkplaats: jaarlijks vakantieverlof; feestdagen; compensatieverlof; voorbehoedend verlof; compensatieverlof voor extra-prestaties. 13 Art. 8. De leerwerker heeft recht op afwezigheid zonder vermindering van de vergoeding vermeld in artikel 7, 1° in geval van afwezigheden in het kader van de moederschapsbescherming, of in toepassing van de welzijnsreglementering. Art. 9. Gedurende de looptijd van de beroepsinlevingsovereenkomst is de leerwerker verzekerd tegen arbeidsongevallen, arbeidswegongevallen en beroepsziekten. Art. 10. Deze overeenkomst kan zowel door de leerwerkgever als door de leerwerker éénzijdig worden beëindigd zonder opzeggingstermijn of verbrekingsvergoeding. Opgemaakt te ………………. (plaats), op ………………. (datum) in drie exemplaren waarvan elke partij erkent één exemplaar te hebben ontvangen. De leerwerkgever, …………………………… De leerwerker (of één van zijn/haar ouders of voogd), ………………………….. 14