Noodzakelijke onderdelen over ouderen in de verpleegkundige opleidingen (uit: Noodzakelijke onderdelen over ouderen in de opleidingen geneeskunde, verpleegkunde, verzorgende-IG en helpende zorg en welzijn, een ZonMW rapportage, Den Haag, 2015) Competentiegebied 1: Zorgverlener 1.1. De verpleegkundige als zorgverlener aan ouderen: beschikt over een brede kennis van ouderen en ouderenzorg heeft kennis van demografische ontwikkelingen, landelijk en mondiaal; heeft kennis van verouderingstheorieën; heeft kennis van de maatschappelijke, politieke en juridische ontwikkelingen ten aanzien van de oudere in de maatschappij en kan deze in een historisch perspectief plaatsen; heeft kennis van de basisprincipes van veroudering paraat: anatomie, fysiologie, psychologie; heeft kennis van de specifieke geriatrische en gerontopsychiatrische problemen die samengaan met het ouder worden en de risico's die deze met zich mee brengen; heeft kennis van veel voorkomende ziekten bij ouderen; heeft kennis van multimorbiditeit en de betekenis daarvan voor de verpleegkundige zorg; heeft kennis van bronnen voor het verpleegkundig handelen: actuele richtlijnen, standaarden meetinstrumenten en literatuur. 1.2. De verpleegkundige als zorgverlener aan ouderen: beheerst de volgende vaardigheden en heeft de volgende attitude: toont inzicht in de complexiteit van zorg die het gevolg is van multimorbiditeit enerzijds en geriatrische problematiek anderzijds, en handelt dienovereenkomstig; kan klinisch redeneren gericht op het voorkomen van geriatrische problemen, op de specifieke behoeften van ouderen en op het handhaven van functionele zelfstandigheid; gebruikt gevalideerde en betrouwbare instrumenten om een risico-inschatting te maken en om een diagnose te stellen met betrekking tot specifieke problemen van ouderen; kan een zorgleefplan opstellen in samenspraak met de oudere en de mantelzorger; kan de oudere ondersteunen bij het verlies van zelfstandig functioneren; kan de oudere waar mogelijk ondersteunen bij het herstel van functionele zelfstandigheid; kan de oudere waar mogelijk steun bieden bij het voeren van de regie over eigen leven; kan de kennis van de specifieke zorg die ouderen nodig hebben in relatie tot deze levensfase toepassen bij de zorg aan ouderen; toont in het gedrag een respectvolle en begrijpende bejegening van de oudere mens en handelt vanuit een positieve basishouding met aandacht voor privacy, autonomie, de levensdoelen van de oudere, waarden en normen en cultuurgebonden gebruiken; toont in het gedrag aandacht voor de specifieke levensvragen die zich in deze levensfase kunnen voordoen; toont inzicht in de mogelijke overeenkomsten en verschillen in cultuur en etniciteit tussen gezondheidszorg werkers en oudere patiënten en de gevolgen daarvan voor uitvoering van de zorg; kan een bijdrage leveren aan het creëren van een veilige woonleefsituatie; kan triage uitvoeren in een complexe situatie en deze urgentiebepaling onderbouwen (= bachelor-niveau); kan de indicatie voor de zorg in de thuissituatie vaststellen (= bachelor-niveau). Competentiegebied 2: Communicator 2.1. De verpleegkundige als communicator in de ouderenzorg: beschikt over kennis op het gebied van communicatie in de ouderenzorg heeft kennis van de veranderingen van de zintuigen als gevolg van het ouder worden en de betekenis daarvan de voor de communicatie; heeft kennis van de mogelijkheden voor het inzetten van adequate hulpmiddelen bij zintuiglijke problemen; heeft kennis van specifieke psychosociale benaderingen voor het omgaan met mensen met dementie; heeft kennis van de nieuwe ontwikkelingen voor ondersteuning van ouderen met behulp van zorgtechnologie. 2.2. De verpleegkundige als communicator in de ouderenzorg: beheerst de volgende vaardigheden en heeft de volgende attitude : is zich bewust van de eigen houding ten aanzien van ouderen en weet wat het begrip ageisme inhoudt; kan op basis van gelijkwaardigheid communiceren met ouderen en houdt rekening met mogelijke leeftijdsgebonden veranderingen van de oudere; kan gebruikmaken van verschillende vormen van gesprekstechniek, passend bij de situatie van de oudere; kan zich inleven in de specifieke behoeften van de oudere; kan samen met de oudere de mogelijkheden en de grenzen van de zorg vaststellen; kan belemmeringen vaststellen die ouderen kunnen ondervinden bij het ontvangen en begrijpen van informatie; kan de oudere en zijn naaste informeren over de veranderingen en de gevolgen daarvan bij het ouder worden; kan op een begrijpelijke en verstaanbare wijze instrueren en motiveren, rekening houdend met de individuele situatie van de oudere; kan ICT-toepassingen inzetten in of introduceren bij ouderen ter ondersteuning van de communicatie. Competentiegebied 3: Samenwerkingspartner 3.1. De verpleegkundige als samenwerkingspartner in de ouderenzorg: beschikt over kennis m.b.t. samenwerking met andere betrokkenen heeft kennis van de eigen rol, deskundigheid en bevoegdheden en die van andere zorgverleners die te maken hebben met de zorg voor ouderen; heeft kennis van de sociale kaart gericht op de zorg voor ouderen; heeft kennis van het ontwikkelen van ketenzorg gericht op de complexe problematiek van chronisch zieke ouderen (Bachelor niveau); heeft kennis van de specifieke problematiek van de mantelzorger van de oudere zorgvrager. 3.2. De verpleegkundige als samenwerkingspartner in de ouderenzorg: beheerst de volgende vaardigheden: kan samenwerken met ouderen en hun mantelzorgers/vertegenwoordigers en waar mogelijk met andere informele zorgverleners; kan goed gebruikmaken van de expertise van andere hulpverleners en weet die op tijd te consulteren of kan tijdig verwijzen; kan in monodisciplinair en/of multidisciplinair overleg opkomen voor de specifieke belangen van de oudere patiënt; kan gebruikmaken van het systeem waarin de oudere leeft en is in staat dit systeem zodanig te ondersteunen dat het optimaal kan functioneren; Competentiegebied 4: Reflectieve Evidence Based Practice (EBP)-professional 4.1./4.2. Voor de verpleegkundige als reflectieve EBP-professional in de ouderenzorg: zijn geen nieuwe specifieke doelstellingen m.b.t. kennis, vaardigheden en attitude vast te stellen, maar: zijn de doelstellingen zoals beschreven in Leren van de toekomst (12) van toepassing. Competentiegebied 5: Gezondheidsbevorderaar 5.1. De verpleegkundige als gezondheidsbevorderaar in de ouderenzorg: beschikt over specifieke kennis over gezondheidsbevordering bij ouderen heeft kennis van het begrip gezond ouder worden; heeft kennis van leefstijlgerichte preventie bij ouderen; heeft kennis van het voorkomen van complicaties als gevolg van de zorgsituatie; heeft kennis van cultuurgebonden opvattingen over ouder worden; heeft kennis van meetinstrumenten om kwetsbare ouderen te kunnen identificeren. 5.2. De verpleegkundige als gezondheidsbevorderaar in de ouderenzorg beheerst de volgende vaardigheden: kan een voorlichtingsprogramma gericht op gezond ouder worden opzetten en uitvoeren gericht op minstens één aspect van daarvan (= bachelor-niveau); kan zowel aan de oudere zelf als aan de mantelzorger preventieve interventies aanbieden daarbij rekening houdend met de specifieke situatie van ouderen; kan potentiële situaties van ouderenmishandeling herkennen en neemt passende maatregelen. Competentiegebied 6: Organisator 6.1. De verpleegkundige als organisator in de ouderenzorg: beschikt over specifieke kennis over organiseren in de ouderenzorg, d.w.z.: heeft kennis van de risico’s die transities van zorg meebrengen, zoals ziekenhuisopname en –ontslag en verpleeghuisopname; heeft kennis van actuele voorschriften ten aanzien van veilige zorg aan ouderen; heeft kennis van wet- en regelgeving gericht op de oudere mens in de samenleving en van de ontwikkelingen op dit terrein; heeft kennis van de financiering van de zorg voor ouderen en van de ontwikkelingen op dit terrein; heeft kennis van de recente ontwikkelingen ten aanzien van wonen, zorg en welzijn; heeft kennis van verschillen zorgmodellen gericht op de oudere mens. 6.2. De verpleegkundige als organisator in de ouderenzorg beheerst de volgende vaardigheden/heeft de volgende attitude: kan een veilige overgang van de ene naar de andere zorginstelling of de thuissituatie faciliteren en organiseren, daarbij rekening houdend met de oudere zelf en de mantelzorgers (= bachelor-niveau; de mbo-er levert hieraan een beperkte bijdrage); kan mogelijke knelpunten in de zorg aan ouderen signaleren en bespreken met zowel de eigen discipline als met ander zorgprofessionals; is zich bewust van de heersende financiële kaders en kan daarbinnen de zorg organiseren. Competentiegebied 7: De verpleegkundige als professional en kwaliteitsbevorderaar 7.1./7.2. Voor de verpleegkundige als professional en kwaliteitsbevorderaar in de ouderenzorg: zijn geen nieuwe specifieke doelstellingen m.b.t. kennis, vaardigheden en attitude vast te stellen, maar: zijn de doelstellingen van toepassing, zoals beschreven in Leren van de toekomst. Dr Jita Hoogerduijn Prof dr. Marieke Schuurmans Januari 2015 Info: [email protected]