MESSIAEN BLIJFT VERWONDEREN Was Olivier Messiaen niet in 1992 overleden, dan zou hij dit jaar honderd worden. Op de Amsterdamse podia leidt de herdenking deze maand tot een explosie van activiteiten. De Nederlandse Opera wijdt zich in het Muziektheater enkele weken aan ’Saint François d’Assise’. Druk was het dit weekeinde ook in het Concertgebouw. Het Concertgebouworkest speelde er vrijdagavond ’L’Ascension’, de vier symfonische meditaties uit 1933. Het was geen concert om lang bij stil te staan. Myung-Whun Chung dirigeerde uit het hoofd en verwaarloosde het hart. De musici leken zich bij hem ook niet echt veilig te voelen, getuige de bouwvallige staat waarin het koraalachtige openingsdeel het podium verliet. Na die schrikmomenten hadden de evocatieve samenspraken van de houtblazers in het eerste Halleluja een balsemende werking. De uitvoering als geheel klonk te nuchter om indruk te maken. Een koppeling met die andere aartskatholieke componist, Anton Bruckner, was mooi bedacht. Helaas bleek diens Zesde symfonie evenmin bestand tegen de aanpak van de Koreaanse dirigent. Stevig doorstappen luidde het devies. Op de slotmaten van het Adagio na was het een nogal nietszeggende bedoening, gegoten in een droge klank. Beter verging het de Zaterdagmatinee, waar Reinbert de Leeuw zich opnieuw ontfermde over ’La Transfiguration de Notre Seigneur Jésus-Christ’, Messiaens grootscheepse lofzang op de gedaanteverandering van Christus zoals beschreven in Matteüs 17. Deze middag leek een remake van een concert dat op 29 juni 1991 plaatsvond in dezelfde zaal. Ook toen een coproductie van de Matinee en het Holland Festival, en ook toen zong het Groot Omroepkoor samen met het Vlaams Radio Koor. Bezieling Het Radio Symfonie Orkest bestaat niet meer, nu vulde het Radio Filharmonisch als ’très grand orchestre’ het uitgebouwde podium. Een verschil met de vorige uitvoering was ook dat Messiaen er niet meer bij kon zijn, al was de bezieling van Reinbert de Leeuw er niet minder om. De dirigent zal de aanwezigheid van de maître nog hebben gevoeld. In de compositie uit 1969 maakt Messiaen het publiek honderd minuten lang deelgenoot van zijn immense ontzag voor hetgeen daar op die berg gebeurde. Dat de noten zijn voortgekomen uit een onwrikbaar geloof, mag een zegen worden genoemd. Geen gekwezel, Messiaen bezigt klare taal. Des te sterker werken die paar suizelmomenten waar alle grond onder de voeten lijkt te verdwijnen. Liefde voor de toonkunst is voldoende om van Messiaens religieus geïnspireerde werk te kunnen genieten. In al haar grilligheid leeft deze muziek van de verwondering. Voor zulk repertoire moet je Reinbert de Leeuw hebben, de meester van het gespitste oor. Messiaens beleving van de tijd voelt hij bovendien haarfijn aan. De Leeuw dirigeert dwingend en houdt zijn troepen voorbeeldig onder controle, maar de musici krijgen voldoende ruimte om de klank wondere werken te laten verrichten. Het publiek in de vrijwel uitverkochte zaal had er een minutenlange ovatie voor over. Wat de componist er zelf van zou hebben gevonden? We durven het er wel op te wagen. De uitvoering was zeker zo goed als die uit 1991, en toen schreef Messiaen lovende woorden in De Leeuws partituur. ’Magnifiek! Het koor geweldig! De solisten en het orkest, bewonderenswaardig! Reinbert de Leeuw: uitstekende chef: precisie, noblesse, grandeur, zeer levendig! Het was een buitengewone uitvoering…’ Thiemo Wind 090608