Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk Dr Veronique Adriaansen Luikersteenweg 431 3920 Lommel [email protected] Promotor: Prof Myriam Deveugele Vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg UGent Co-promotor: Dr Jan Swinnen, praktijkopleider Groepspraktijk De Drempel, Ruiterijstraat 13, 3920 Lommel Master of Family Medicine Masterproef Huisartsgeneeskunde Abstract Context: De huidige organisatie van de huisartsgeneeskunde met georganiseerde wachtdiensten en groepspraktijken, maakt dat de kans groter wordt dat een patiënt niet steeds dezelfde arts over de vloer krijgt. Bij chronische patiënten worden gegevens van huisbezoeken niet steeds genoteerd in het medisch dossier. Ook zijn zij vaak multidisciplinair omringd, waardoor de informatie verdeeld wordt over verschillende zorgverleners. Onderzoeksvraag: Kan een thuisdossier bij de chronische patiënt de kwaliteit van zorg verbeteren? Methode: Eerst werd een literatuuronderzoek uitgevoerd naar de huidige tendens van huisbezoeken in de huisartsenpraktijk en gegevens over het nut van een thuisdossier bij een multidisciplinaire samenwerking. Vervolgens werd een kleine studie uitgevoerd waarbij een thuisdossier, opgesteld op basis van de richtlijnen voor een elektronisch medisch dossier, ingevoerd werd en geëvalueerd aan de hand van een interview. Resultaten: Er werden 31 patiënten en 5 huisartsen geïncludeerd. Het thuisdossier werd bij 24 van 31 patiënten gebruikt. 17 van de 31 vonden het nuttig voor zichzelf en/of de arts, 22 vonden het niet nuttig voor andere zorgverleners. 26 patiënten waren akkoord met de vormgeving en 17 met de inhoud. 3 patiënten hadden een voorkeur voor een elektronisch in plaats van een papieren dossier, voor 7 bleef het gelijk en nog eens 7 hadden hierover geen mening. 14 patiënten verkozen een papieren dossier. 4 van de 5 artsen maakten gebruik van het thuisdossier en vonden het invoeren ervan nuttig. Ze waren alle 4 akkoord met de vormgeving, 2 hadden suggesties voor verbetering van de inhoud. 1 arts had een voorkeur voor een elektronisch dossier, de andere 4 verkozen een papieren thuisdossier. Conclusies: De evolutie in de huisartsgeneeskunde brengt een vermindering van het aantal huisbezoeken met zich mee. Bij de resterende huisbezoeken worden steeds meer disciplines betrokken. Het is belangrijk een volledig zorgplan op te stellen dat zowel de medische als de sociale belangen van de patiënt behartigt, en de communicatie tussen alle betrokken partijen bevordert. Uit de uitgevoerde studie blijkt dat er weinig nut van een eenzijdig ingevoerd thuisdossier wordt gezien door patiënten en andere zorgverleners dan de huisarts. Een gemeenschappelijk dossier voor alle zorgverleners, opgesteld aan de hand van een op voorhand opgesteld zorgplan kan dan wel weer nuttig zijn. Zo zijn alle partijen goed geïnformeerd over het dossier en wordt de overlapping van informatie tot een minimum beperkt doordat de communicatie verbeterd zou verlopen. Dit kan leiden tot een efficiëntere organisatie van de thuiszorg en een betere kwaliteit van zorg voor de patiënt. Praktisch gezien lijkt op dit moment een papieren dossier de beste oplossing. Wanneer er echter investeringen gedaan zouden worden bij alle partijen om informatisering van het patiëntendossier mogelijk te maken, kan een elektronisch dossier veiliger zijn voor de bescherming van het beroepsgeheim. Trefwoorden: 'Huisbezoeken', 'Medisch dossier', 'Multidisciplinaire samenwerking', ‘Thuisdossier’ Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. |2 Contactgegevens: Dr Veronique Adriaansen Luikersteenweg 431, 3920 Lommel [email protected] Promotor: Prof Myriam Deveugele Praktijkopleider, co-promotor: Dr Jan Swinnen Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. |3 Inhoudsopgave Abstract .................................................................................................. 2 Inhoudsopgave ........................................................................................ 4 Inleiding .................................................................................................. 6 Methode literatuurstudie ............................................................................ 7 Resultaten literatuurstudie ......................................................................... 8 Huisbezoeken ........................................................................................ 8 Multidisciplinaire samenwerking ............................................................. 10 Informatie en continuïteit van zorg ........................................................ 11 Het thuisdossier als oplossing? .............................................................. 12 Vorm van het thuisdossier .................................................................... 12 Inhoud van het thuisdossier .................................................................. 14 Onderzoeksmethode van de studie ........................................................... 16 Keuze van de patiëntenpopulatie ........................................................... 16 Keuze van de vorm van het thuisdossier ................................................. 16 Keuze van de inhoud van het thuisdossier............................................... 17 Patiëntenbevraging na afloop van de studie ............................................ 19 Artsenbevraging na afloop van de studie ................................................ 20 Resultaten van de patiëntenbevraging ....................................................... 21 Patiëntenkenmerken ............................................................................ 21 Gebruik van het thuisdossier ................................................................. 21 Nut van het thuisdossier voor de patiënt zelf ........................................... 22 Nut van het thuisdossier voor andere zorgverleners dan de huisarts........... 23 Vorm van het thuisdossier .................................................................... 23 Inhoud van het thuisdossier .................................................................. 23 Voordeel van een elektronisch thuisdossier ............................................. 23 Resultaten van de artsenbevraging ........................................................... 25 Artsenkenmerken ................................................................................ 25 Gebruik van het thuisdossier ................................................................. 25 Nut van het thuisdossier voor de huisarts ............................................... 25 Vorm van het thuisdossier .................................................................... 25 Inhoud van het thuisdossier .................................................................. 25 Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. |4 Voordeel van een elektronisch thuisdossier ............................................. 26 Discussie ............................................................................................... 27 Beperkingen van deze studie ................................................................. 28 Suggesties voor verdere optimalisering .................................................. 28 Besluit .................................................................................................. 30 Dankwoord ............................................................................................ 31 Referenties ............................................................................................ 32 Appendix 1: Literatuurzoektocht ............................................................... 34 Appendix 2: Voorbeeld van het thuisdossier ............................................... 38 Appendix 3: Vragenlijst patiëntenbevraging ............................................... 44 Appendix 4: Vragenlijst artsenbevraging ................................................... 45 Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. |5 Inleiding De huisartsgeneeskunde is veranderd in de loop der tijden. Er is een toename in het aantal groepspraktijken en er zijn meer en beter georganiseerde wachtdiensten. Hierdoor is het als patiënt niet altijd even evident om steeds dezelfde arts over de vloer te krijgen en kan het voorkomen dat de dienstdoende arts niet beschikt over relevante informatie uit de voorgeschiedenis van deze patiënt. In groepspraktijken kan dit opgevangen worden door het delen van dezelfde elektronische dossiers, waardoor elke arts bij een consultatie in de praktijk steeds toegang heeft tot de medische informatie betreffende een patiënt. Bij patiënten met een chronische ziekte ('chronische patiënten') die vaak op huisbezoek gezien worden omwille van een langdurige ziekte, kan zich een probleem vormen doordat de benodigde informatie niet steeds voor het grijpen ligt. In een groepspraktijk kan de arts een extra inspanning leveren en het dossier op voorhand doornemen. Wachtartsen die voor de eerste maal een patiënt zien, hebben deze informatie helemaal niet ter hun beschikking. Gezien deze zorgbehoevende patiënten meestal ook nog paramedisch omringd zijn door een thuisverpleegkundige, mantelzorger, kinesist en dergelijke meer, ligt de informatie bovendien vaak verspreid bij deze verschillende zorgverleners. De vraag stelt zich of een toename van de informatie-uitwisseling tussen al deze zorgverleners een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van zorg die deze patiënten krijgen. Een mogelijkheid voor het aanbieden van patiëntgerelateerde informatie aan collega artsen en andere zorgverleners wanneer zij de zorg voor deze patiënt tijdelijk overnemen, is het invoeren van een thuisdossier. Het thuisdossier wordt hierbij opgevat als een document dat alle relevante informatie omtrent een patiënt bevat en, doordat het bij de patiënt thuis blijft liggen, steeds toegankelijk is voor alle zorgverleners. In deze scriptie wordt eerst besproken hoe zo'n thuisdossier opgesteld moet worden en welke informatie het moet bevatten. Vervolgens wordt, aan de hand van een kleine studie, besproken wat de noodzaak en het nut ervan is in de praktijk. Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. |6 Methode literatuurstudie Om te weten welke gegevens er reeds bestaan over het thuisdossier van de chronische patiënt werd begonnen met een literatuurstudie. De nadruk nadruk werd bij deze studie vooral gelegd op de huidige stand van zaken wat betreft huisbezoeken en de continuïteit van zorg en overdracht van informatie die bij deze bezoeken gerealiseerd werd. Er werd ook gezocht naar de bestaande vormen van medische dossiers die tot doel hebben deze informatie-overdracht overdracht te bewerkstelligen. Er werd gewerkt volgens het watervalprincipe, waarbij richtlijnen als eerste informatiebron bekeken werden. Bij Domus Medica werden 2 relevante richtlijnen gevonden, de RIZIV Richtlijnen brachten brachten 3 interessante documenten bij en NHS Evidence: National Library of Guidelines gaf nog 2 bruikbare richtlijnen. De Cochrane database leverde geen bruikbare systematische reviews. Vervolgens werd Medline doorzocht via Pubmed. De volgende MeSH-termen MeSH werden gebruikt: "house calls", "chronic disease", "medical record", "home care services", "documentation", "continuity of patient care", "primary health care", "health record, medical" en "medical record, problem-orientated", problem orientated", en dit in verschillende onderlinge onder combinaties. Er werden 93 van 1076 artikels weerhouden op basis van hun titel. Hiervan werden 20 artikels weerhouden op basis van abstract en relevantie. Als laatste werd de zoektocht nog aangevuld met gegevens uit een manama-thesis manama omtrent inhoud van n een thuisdossier en gegevens verkregen van een website omtrent organisatie van communicatie tussen zorgverleners in Limburg. (Figuur 1)(Appendix 1) Figuur 1: Resultaten van de literatuurzoektocht Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie implementatie in de huisartsenpraktijk. |7 Resultaten literatuurstudie Huisbezoeken Een eerste stap in de literatuurstudie was objectiveren welke plaats huisbezoeken innemen in de huidige gang van zaken in de huisartsgeneeskunde. Hiervoor werd een literatuurstudie uitgevoerd op Medline via Pubmed. De Mesh-term "House calls" leverde te veel hits op en de onderzoeksresultaten werden daarom gereduceerd naar 'enkel reviews'. Er waren 117 reviews te vinden, waarvan er 32 weerhouden werden op basis van titel. Daarvan bleken er 7 relevant te zijn voor dit onderwerp, op basis van hun abstract. Ook de combinatie "House calls" en "Chronic disease" leverde 45 hits op, waarvan er 9 weerhouden werden op basis van de titel en uiteindelijk 3 op basis van hun abstract. Wat is de tendens? Er blijkt een dalende tendens te zijn in het aantal huisbezoeken over de laatste decennia. Dit kan enerzijds verklaard worden door de toename van het aantal patiënten dat de huisartsenpraktijken te verwerken krijgt en het feit dat huisbezoeken tijdrovend zijn en daardoor niet meer in het moderne 'time is money'-plaatje passen. Over het algemeen worden huisbezoeken economisch als erg ongunstig bestempeld, ze zijn duur en vragen veel tijd bij de uitvoering. Ze worden dan ook vooral uitgevoerd omdat sommige patiënten niet de mogelijkheid hebben om zich naar de praktijk te begeven en anders geen toegang zouden hebben tot gezondheidszorg. Anderzijds is er voor de patiënten ook een betere toegang tot de gezondheidszorg via telefonische consultaties en consultaties op afspraak. Ook het feit dat meer patiënten een auto bezitten, maakt dat deze patiënten vaker beroep kunnen doen op een ambulante consultatie in de praktijk van de arts, waardoor huisbezoeken minder frequent noodzakelijk zijn. Over het algemeen maken de patiënten ook meer gebruik van thuisverpleging, waardoor kleine problemen vaak opgelost kunnen worden op basis van de scholing van deze zorgverleners (1)(2). Bij welke patiënten worden dan nog wel huisbezoeken uitgevoerd? De cijfers die bekend zijn omtrent huisbezoeken in de Verenigde Staten geven aan dat 70% van de huisbezoeken uitgevoerd wordt bij een populatie ouder dan 65 jaar. 66% van hen lijdt aan een chronische ziekte en 14% is terminaal. 30% van de patiënten die een beroep doen op huisbezoeken lijdt tevens aan dementie of incontinentie (2). Studies in Polen, Duitsland en Slovenië geven aan dat vrouwelijke en chronische patiënten meer beroep doen op huisbezoeken. Algemeen gesteld zijn de leeftijd van de patiënt, de aard van de aandoening waaraan de patiënt lijdt en het voorkomen van polypathologie, factoren die bepalen of patiënten meer of minder een beroep doen op huisbezoeken (1)(3)(4). Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. |8 Wat zijn de mogelijke voordelen van een huisbezoek? Er zijn verschillende reviews gepubliceerd die de effectiviteit van huisbezoekprogramma's bespreken, dit gebeurt door een multidisciplinair team en met vaste vervolgcontacten. De belangrijkste domeinen die onderzocht werden, waren de invloed hiervan op mortaliteit, zelfredzaamheid en opnames in rust- en verzorgingstehuizen (RVT's). Hieruit bleek dat de positieve invloed van het uitvoeren van huisbezoeken door de verschillende partijen over het algemeen beperkt en inconsistent is. Hierdoor wordt het economisch voordeel nog maar eens in twijfel getrokken. Wanneer de studieresultaten verder opgedeeld worden volgens deelpopulaties, blijkt er toch een voordeel van huisbezoeken te zijn bij de kwetsbare ouderen indien ze bij aanvang een nog grotere zelfredzaamheid hebben. Patiënten jonger dan 65 jaar werden niet geïncludeerd in deze studie. Ook patiënten met een geschat mortaliteitsrisico van minder dan 6% per jaar en patiënten die relatief gezien jonger zijn (gemiddeld jonger dan 80 jaar) zouden meer baat kunnen hebben bij huisbezoeken. Het mogelijk voordeel betreft zowel vermindering van de mortaliteit, verhoging van de zelfredzaamheid en uitstel van een RVT-opname. Multidisciplinaire interventies, met aandacht voor de integratie van zowel gezondheids- als sociale diensten, kunnen bij kwetsbare ouderen een voordeel opleveren, vooral als ze georganiseerd worden omwille van een specifiek gezondheidsprobleem (5)(6)(7)(8). Voor de huisarts kan het uitvoeren van huisbezoeken een voordeel betekenen omdat het kan bijdragen tot inzicht in de situatie van de patiënt. Zo kunnen de psychosociale situatie, de mogelijke veiligheidsproblemen in de woning, de nutritie en mogelijke problemen hieromtrent, de compliantie van de patiënt wat betreft medicatiegebruik en de draagkracht en belasting van de mantelzorger beter ingeschat worden. Het geeft tevens de mogelijkheid om onnodige deterioratie tijdig op te sporen en aan te pakken. Idealiter zou een huisbezoek dan ook moeten bestaan uit anamnese, klinisch onderzoek, evaluatie van de medicatie, de omgeving en de zelfredzaamheid van de patiënt. Ook overleg met de familie is belangrijk, onder andere om burn-out bij de mantelzorger vast te stellen, omdat dit een negatief effect kan hebben op het welzijn van de patiënt. Het is dan ook essentieel tijdig problemen hierin te erkennen en aan te pakken om een verschil te kunnen maken in de kwaliteit van zorg (2)(9)(10). Er zijn enkele patiëntengroepen geïdentificeerd waarbij huisbezoeken meer uitgevoerd worden dan bij anderen. Dit betreft oudere patiënten, vrouwelijke patiënten en patiënten met een polypathologie. Anderzijds zijn er eveneens patiëntengroepen geïdentificeerd waarbij het uitvoeren van huisbezoeken een groter voordeel zou opleveren dan bij anderen. Dit betreft dan weer patiënten met een betere zelfredzaamheid, een lager mortaliteitsrisico en een jongere leeftijd. Hieruit kan afgeleid worden dat de patiëntengroep die het meest beroep doet op huisbezoeken, niet overeenkomt met de patiëntengroep die er het meest baat bij zou hebben. Dit kan verklaard worden door het feit dat de eerste patiëntengroep quasi alleen door middel van een huisbezoek toegang zou hebben tot medische zorg. Dit is ook de reden dat huisartsen huisbezoeken blijven uitvoeren, ondanks hun economisch ongunstige profiel. Bovendien kan het uitvoeren van een huisbezoek voor de arts ook informatie bijbrengen die kan helpen om zwakke punten in de zorg te identificeren en aan te pakken. Om daadwerkelijk een verschil te maken is hiervoor wel een zeer uitgebreide evaluatie van de levensomstandigheden noodzakelijk. Hierbij is het zeer de vraag of dit, gezien de meestal beperkte tijdsspanne, door één zorgverlener allemaal geëvalueerd kan worden. Vermoedelijk kan dit enkel correct aangepakt worden indien die evaluatie verdeeld wordt over de verschillende disciplines. Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. |9 Multidisciplinaire samenwerking Er werd gezocht naar literatuur omtrent de samenwerking tussen de verschillende zorgverleners. Gezien veel literatuur de organisatie en uitvoering van multidisciplinaire huisbezoek-programma's omvat, werd hiervoor heel wat informatie gevonden in de reviews zoals deze gevonden werden via de Mesh-term ‘house calls’ (zie hoger). In België, meer specifiek in Limburg, wordt reeds verschillende jaren thuiszorg georganiseerd via vzw Listel, ook dit wordt verder besproken. Vaak zijn er zowel verpleegkundigen, verzorgenden, mantelzorgers, kinesisten, sociale diensten, specialisten en huisartsen betrokken bij de thuiszorg. Tussen hun taken bestaat er een grote overlapping, wat economisch een meerkost betekent. Het zou beter zijn wanneer elke taak of elke evaluatie slechts eenmaal uitgevoerd dient te worden, om de tijdsbesteding van alle partijen per patiënt tot een minimum te beperken. Om dit te optimaliseren is communicatie tussen deze verschillende partijen dan ook essentieel, maar dit wordt niet overal aangemoedigd door het huidige systeem doordat overlegmomenten niet steeds gehonoreerd worden. Een mogelijke oplossing hiervoor is het laten samenvallen van een medisch huisbezoek met consultaties door de andere verzorgende teams zodat er ruimte is voor overleg of het organiseren van een startvergadering met alle betrokkenen voor het opstellen van een zorgplan, zoals dit in België georganiseerd kan worden door een Samenwerking EersteLijnsgezondheidszorg (SEL). Een zorgplan omvat een volledige samenvatting van alle zorg die een patiënt nodig heeft, welke zorgverleners hiervoor ingeschakeld worden en op welke manier dit georganiseerd dient te worden. Indien zo'n zorgoverleg gepland wordt door een SEL, kan een zorgcoördinator aangesteld worden die de organisatie hiervan op zich neemt. Een voorbeeld van zo'n SEL in Limburg is Listel vzw. Listel vzw is de fusie van het Limburgs Instituut voor de bevordering van de Navorming en samenwerking in de EersteLijnsgezondheidszorg (LINEL) en het Limburgs Samenwerkingsinitiatief Thuisgezondheidszorg (LST). Deze organisatie probeert een optimale samenwerking te bekomen tussen verzorgenden, patiënten, mantelzorgers, vrijwilligers en de meer gespecialiseerde organisaties, diensten en personen die zorg aanbieden. Tevens wordt er in België een vergoeding voorzien voor de deelnemers indien het overleg aan bepaalde voorwaarden voldoet. Deze samenwerkingsinitiatieven zijn echter nog niet in elke regio even goed ontwikkeld (2)(12). Belangrijk is dat de patiënt als een actieve deelnemer gezien wordt in de organisatie van zijn zorgplan. Doordat de agenda's van patiënt, arts en mantelzorger vaak verschillen, is het niet steeds simpel ieder z’n doelstellingen te bereiken. Wat de patiënt belangrijk vindt, kan immers verschillen van wat de arts belangrijk vindt en wat volgens de familie een prioriteit hoort te zijn. Het inschakelen van een multidisciplinair team dat zowel voor de medische, paramedische en sociale kanten kan instaan, kan hierin soelaas bieden zodat alle belangen behartigd worden (10)(11). Algemeen gezien lijkt vooral de communicatie tussen de betrokken zorgverleners een belangrijk instrument om alle agenda’s op elkaar te kunnen afstemmen. In de praktijk blijkt dit echter dikwijls niet goed georganiseerd te zijn, waardoor verschillende taken dubbel uitgevoerd worden. Samenwerkingsinitiatieven die overlegmomenten (al dan niet vergoed) organiseren, kunnen hiervoor een oplossing bieden. Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 10 Informatie en continuïteit van zorg Wat is er reeds gekend over de informatie-overdracht tussen de verschillende partijen? Hiervoor werd de literatuurzoektocht uitgebreid door middel van de combinatie van Mesh-termen "Medical Records", "Continuity of Patient Care" en "Primary Health Care". Zo werden er 634 hits gevonden, waarvan er 36 werden weerhouden op basis van titel en uiteindelijk 3 op basis van abstract. Ook de combinatie van "Medical Record" met "House Calls" leverde 27 hits op, waarvan er 12 weerhouden werden op basis van titel en daarvan 4 op basis van abstract. Door de toegenomen hoeveelheid van de informatie wordt het belangrijker een volledig dossier voor elke patiënt bij te houden. Ook de toegenomen multidisciplinaire aanpak van gezondheidsproblemen en de 24-op-24-uur toegang tot gezondheidszorg, vraagt om een betrouwbare en toegankelijke opslag van informatie (13)(14). Dit geldt uiteraard ook voor huisbezoeken. Toch worden de gegevens die bekomen worden door middel van een huisbezoek niet steeds in het elektronisch medisch dossier (EMD) ingegeven, zodat veel van deze informatie verloren gaat voor derden. Verschillende studies hebben zich gebogen over dit probleem van informatie-opslag en – continuïteit bij huisbezoeken. De opslag van informatie kan via verschillende kanalen verzorgd worden. Zowel een geschreven dossier, een elektronisch dossier en de medische herinneringen betreffende de patiënt in het geheugen van de arts zelf worden aangehaald als bronnen van patiënteninformatie. Onderzoek naar de overdracht van deze informatie brengt echter ook enkele obstakels aan het licht. Zo zijn notities van artsen vaak beperkt en wordt bepaalde informatie niet of enkel in korte, persoonlijke notities opgeslagen, die verhinderen dat deze informatie gemakkelijk kan doorgegeven worden. Ook kunnen patiënten ervoor kiezen belangrijke informatie niet te delen met een nieuwe arts, niet wetend dat dit voor de arts in kwestie van belang kan zijn. De levensstijl van de patiënt wordt door sommige artsen niet voldoende nagevraagd. Al deze obstakels worden veelal in de hand gewerkt door tijdsdruk tijdens de consultatie, het feit dat de tijd nodig voor het opstellen en aanvullen van zo’n compleet dossier enkel gehonoreerd wordt door de vergoeding voor het Globaal Medisch Dossier (GMD), de complexiteit van sommige chronische zaken en problemen met klinische procedures. De instelling van de arts en de aard van de visite spelen hierbij een grotere rol dan de instelling van de patiënt. Uiteindelijk blijkt dat de arts-patiënt-relatie en de kennis van de psychosociale achtergrond de belangrijkste factoren zijn in het vergemakkelijken van het bekomen van relevante informatie en zo het ontwikkelen van een complete informationele continuïteit van zorg (13)(15). Deze goede continuïteit, waardoor de arts dus beschikt over voldoende achtergrondinformatie betreffende de patiënt, levert enkele belangrijke voordelen op. Zo moet de patiënt minder beroep doen op wacht- en spoeddiensten, kunnen er meer preventieve interventies gebeuren en ziet men een verbetering van symptomen en maatregelen om de kwaliteit van de zorg te verbeteren. Ondanks dit blijft het de vraag of een meer uitgebreide informatie-uitwisseling tussen artsen de kwaliteit van medische zorg daadwerkelijk kan verbeteren (15). In België lijkt het niet integreren van de informatie die bekomen wordt tijdens een huisbezoek in het medisch dossier van de patiënt geen negatief effect te hebben op de kwaliteit van zorg (16). Toch bekijkt 30% van de artsen het medisch dossier van oudere patiënten alvorens op huisbezoek te vertrekken tegenover slechts 17% bij patiënten van alle leeftijden, en dit wordt in 84% ook als nuttig bevonden. Ondanks deze cijfers gaven de ondervraagde artsen aan dat ze niet denken dat deze voorkennis hun beleid, na onderzoek van de patiënt, daadwerkelijk beïnvloed heeft. Wanneer ze hun beleid er wel door hadden laten beïnvloeden, had dit echter zowel klinische als medico-legale implicaties (17). Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 11 Doordat de gezondheidszorg veranderd is naar een meer multidisciplinaire zorg, is er ook steeds meer informatie beschikbaar over de patiënt. Veel informatie die bekomen wordt tijdens een consultatie of een huisbezoek wordt slechts summier weergegeven in medische dossiers en veel ervan blijkt opgeslagen te blijven in het geheugen van de arts. Het merendeel van artsen gaven in een studie aan dat nakijken van de informatie in het medische dossier van de patiënt door hen wel nuttig gevonden wordt, maar in praktijk waarschijnlijk hun beleid niet echt veranderde. Waarschijnlijk kan een betere uitwisseling van deze informatie de kwaliteit van zorg maar daadwerkelijk verbeteren bij een geselecteerde patiëntengroep. Het thuisdossier als oplossing? Kan de aanwezigheid van een thuisdossier een betere uitwisseling van informatie verzorgen en zo de kwaliteit van zorg verbeteren? En zoja, hoe moet dit opgesteld worden? Hiervoor werd de literatuurzoektocht meer gericht op het nut van een thuisdossier, het doel ervan en ten slotte hoe het opgesteld moest worden. Hiervoor werden eerst de richtlijnen uitgepluisd, waarbij Domus Medica 2 relevante documenten opleverde, de richtlijnen van het RIZIV zorgde voor 3 relevante documenten en nog 2 richtlijnen werden weerhouden uit de bibliotheek van de NHS Evidence. Medline werd doorzocht door middel van de Mesh-termen "Home Care Services" en "Documentation". Deze combinatie leverde 253 hits op in totaal, hiervan werden er 3 weerhouden op basis van titel en abstract. De combinatie van "House Calls" met "Chronic Disease" leverde 45 hits, waarvan er 9 weerhouden werden op basis van titel en daarvan 3 op basis van abstract. Door de aanwezigheid van een thuisdossier beschikt men over de volledige klinische gegevens van de patiënt bij die patiënt thuis, waar ze onder andere toegankelijk zijn voor de thuisverpleging en andere zorgverleners die de verantwoordelijkheid voor de zorg van deze patiënt delen met de huisarts. De arts van wacht kan tijdens noodgevallen snel en overzichtelijk de medische gegevens van de patiënt raadplegen en de patiënt kan zijn gegevens meenemen wanneer hij op vakantie of op consultatie in het ziekenhuis gaat. Voor de (groeps)praktijk zelf kan het een voordeel zijn wanneer deze thuisdossiers gelabeld zijn om een overzicht te houden over het aantal chronische patiënten en wie de vaste huisarts van elk van deze patiënten is. Tevens kunnen er naast medische gegevens ook medico-sociale en sociale gegevens opgeslagen worden in zo’n dossier, waardoor het nut ervan uitgebreid wordt naar de sociale dienst en dergelijke zorgverleners. De nadelen zijn dat het tijd kost om zo’n dossier te maken, tijd die weinig gehonoreerd wordt, en dat men er voor moet opletten het strikt voor te behouden voor de permanent huisgebonden patiënten om de afhankelijkheid van de andere patiënten niet te vergroten. Theoretisch kan het lezen van het eigen dossier voor sommige patiënten confronterend zijn, doch hier zijn tot op heden nog geen negatieve meldingen uit de praktijk van gemaakt (18)(19). Vorm van het thuisdossier De vraag stelt zich nu wat de meest praktische vorm is voor dit thuisdossier. Zoals reeds eerder vermeld wordt er voor de opslag van informatie over het algemeen gesproken over drie mogelijkheden: een elektronisch dossier, een papieren dossier en de informatie in het geheugen van de behandelende arts. Er wordt de voorkeur gegeven aan de twee Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 12 eerste vormen gezien zij het minst risico lopen om gegevens in de vergeethoek te doen belanden. Hierbij moet echter wel vermeld worden dat in een palliatieve setting en andere situaties waarin de arts-patiënt-relatie extreem belangrijk is zoals bij psychiatrische stoornissen, de informatie in het geheugen van de arts vaak waardevoller en genuanceerder is dan deze die weergegeven wordt of kan worden in een computer of op papier (13). Er werd geëxperimenteerd met verschillende soorten van elektronisch dossier die toegepast kunnen worden op huisbezoek, zoals een computerprogramma dat via een gsm bediend kan worden en in verbinding staat met een computerserver op het bureau van de verzorgende (20). Ook registratiesystemen waarbij elke zorgverlener een eigen document invult via een laptop, dus tijdens het huisbezoek, werden geopperd. Deze informatie van alle verschillende zorgverleners moet dan 's nachts overgebracht worden naar een centrale server, zodat alle informatie gecentraliseerd wordt en erg compleet wordt bijgehouden. Een nadeel hiervan is de hoge kostprijs en de infrastructuuraanpassing die vereist is bij elke zorgverleningsdiscipline. Het voordeel van dergelijke systemen is het feit dat alle betrokkenen toegang hebben tot hetzelfde elektronisch dossier en dat de informatie-uitwisseling zo vergemakkelijkt kan worden (21)(22). Momenteel werkt men in Engeland aan een 'Summary Care Record', een samenvattend elektronisch dossier met een basisinformatie over elke patiënt, steeds toegankelijk voor alle geautoriseerde gezondheidszorgprofessionals. In België zou dit in de toekomst via een Minimaal Medisch Dossier bewerkstelligd moeten worden (23)(14)(24). Bestaat de mogelijkheid om dit te organiseren ook in Vlaanderen? In 2000 werkte reeds 70% van alle Vlaamse huisartsen met een elektronisch dossier. De voorwaarde voor het EMD als enige dossier is dat men beschikt over een draagbare computer voor het uitvoeren van de huisbezoeken (14). Volgens een enquête uitgevoerd door het RIZIV in 2007 beschikt 49,4% van de Belgische huisartsen over een draagbare computer. 15,6% werkt enkel nog met een handgeschreven dossier, doch de overgrote meerderheid hiervan bevindt zich in Wallonië. Huisbezoeken op zich werden door de ondervraagde huisartsen wel als hinderpaal geformuleerd bij het zetten van de stap naar complete informatisering (25). Een papieren dossier heeft als voordeel dat het het bezit van de patiënt kan zijn en biedt de mogelijkheid van een alternatieve en complementaire oplossing voor informatieopslag, naast het EMD (19). Indien men niet over een draagbare computer beschikt, zal het steeds nodig zijn om ofwel informatie van huisbezoeken achteraf in te voeren in het EMD ofwel gebruik te maken van een aanvullend papieren dossier voor notities tijdens de huisbezoeken. Ook voor alle vormen van een gemeenschappelijk elektronisch dossier voor alle zorgverleners heeft men nood aan een draagbare computer tijdens het huisbezoek of men moet de gegevens controleren vooraleer men op huisbezoek vertrekt en aanvullen bij terugkomst. Gezien uit de RIZIV-enquête blijkt dat slechts de helft van de huisartsen hiervoor over de juiste infrastructuur beschikt, zal een elektronisch dossier als enige dossier voorlopig nog toekomstmuziek zijn in België. Bovendien vraagt het een grote investering van alle zorgverleningsdisciplines wil men een dergelijk centraal registratiesysteem organiseren, aangezien het vereist dat iedereen over hetzelfde programma beschikt. Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 13 Inhoud van het thuisdossier Welke informatie moet een thuisdossier bevatten? Wat is relevant? En voor welke zorgverlener? Het eerste dat opviel bij de literatuurstudie omtrent de inhoud van een medisch thuisdossier, was het gebrek aan informatie hierover. Domus Medica publiceerde hierover een korte samenvatting in hun dossier over thuiszorg (26). In de grijze literatuur werd een abstract van een manama-thesis over dit onderwerp gevonden dat ook relevante gegevens bevatte (28). Verder werd vooral uitgegaan van de verschillende standaarden en richtlijnen die gepubliceerd werden betreffende de opstelling van een goed Elektronisch Medisch Dossier. Allereerst moet het belang van een goed administratief gedeelte onderstreept worden. Het is immers essentieel te weten over welke patiënt het gaat, zodat vergissingen vermeden kunnen worden. De belangrijkste aspecten hiervan bevatten naam, voornaam, geslacht, geboortedatum en een uniek identificatienummer. Dit identificatienummer heeft tot doel vergissingen te vermijden bij patiënten met dezelfde naam en/of geboortedatum. Het kan een nummer zijn dat door de praktijk zelf aan de patiënt wordt toegekend, zoals vaak gedaan wordt voor de opslag van het papieren dossier. Het is echter praktischer om gebruik te maken van het rijksregisternummer, dat voor iedereen vanzelfsprekend een unieke code is. Dit rijksregisternummer kan immers rechtstreeks teruggekoppeld worden naar andere administratieve gegevens over deze patiënt en is universeler doordat het niet aan één praktijk gebonden is (14). Dit kan dan eventueel worden aangevuld met gegevens over de afsluiting van het GMD, nationaliteit, contactpersoon, telecommunicatie (belangrijke telefoonnummers of andere manieren om de patiënt of zijn contactpersonen te contacteren), burgerlijke staat en beroep(en). Eveneens behoren de verzekeringsinstelling waarbij de patiënt is ingeschreven en het hierbij horende inschrijvingsnummer en de gerechtigde codes tot relevante informatie (23)(27)(28). Het medisch gedeelte van het dossier kan opgesplitst worden in drie onderdelen: voorgeschiedenis en context van de patiënt, informatie uit zorgcontacten en onderzoeksresultaten (14). Wat betreft de voorgeschiedenis en context van de patiënt moet er een samenvatting gemaakt worden van zowel de meest relevante somatische aandoeningen als de psychosociale gegevens. Onder relevant wordt verstaan: "alle gegevens die doelgericht handelen ondersteunen en belangrijk genoeg zijn om aan derden te worden meegedeeld". De categorieën die hierin onderscheiden worden zijn: familiale voorgeschiedenis, persoonlijke voorgeschiedenis, allergieën en/of intoleranties, risicofactoren, chronische medicatie en vaccinatiestatus. De informatie uit de verschillende zorgcontacten omvat een chronologisch verslag van de subjectieve en objectieve gegevens die verzameld worden tijdens een zorgcontact. Per zorgcontact is dit minimaal: de datum van het zorgcontact, de reden voor het contact of de diagnose, de behandeling zowel medicamenteus als niet-medicamenteus en de planning voor het verdere beleid (14). Het verdient aanbeveling deze informatie te noteren onder vorm van een zogenaamde SOEP-registratie. Dit letterwoord wordt gebruikt ter afkorting van de Subjectieve gegevens, de Objectieve gegevens, de Evaluatie en de Planning. Concreet noteert men onder Subjectieve gegevens de klachten die de patiënt zelf naar voor brengt. De Objectieve gegevens is de informatie die bekomen wordt bij het klinisch onderzoek, eventueel aangevuld met bijkomende Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 14 informatie uit een zorgvuldige anamnese. Onder Evaluatie beschrijft men de diagnose of de werkhypothese. Planning is een omschrijving van het beleid dat verder gevoerd wordt en aangeeft welke behandeling er ingesteld werd, maar ook welke verdere onderzoeken of verwijzingen er nodig kunnen zijn (14)(27)(28)(29). Een derde en laatste onderdeel omvat de onderzoeksresultaten. Hiermee worden niet enkel de gegevens van radiografieën, laboratoriumonderzoeken en specialistenverslagen bedoeld, maar tevens verslagen verkregen uit verzekeringsonderzoeken, preventieve acties en dergelijke meer. Ook hier verdient het aanbeveling een selectie te maken van de meest relevante gegevens en deze te bundelen in het EMD (14)(27). Aanbevelingen omtrent de opstelling van een goed programma voor het EMD behouden nog een apart luik voor preventie, meer concreet omtrent borstkankerscreening, diabetespas, cervixkankerscreening en influenzavaccinatie bij risicopatiënten (27). Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 15 Onderzoeksmethode van de studie Om na te gaan of de overdracht van informatie door middel van een thuisdossier de kwaliteit van zorg kan verbeteren, werd er een thuisdossier opgesteld dat gedurende enkele maanden bij een kleine patiëntenpopulatie in gebruik genomen werd. De studie kaderde in een praktijkbevorderend project van een huisartsengroepspraktijk van 6 artsen in Lommel en er werd gemikt op een deelnemende populatie van 30 patiënten. De patiënten werden door hun eigen arts telefonisch gecontacteerd met de vraag of ze geïnteresseerd zouden zijn om deel te nemen aan de studie. Indien het antwoord hierop positief was, werden ze bezocht door de onderzoeker waarbij een volledige uitleg gegeven werd betreffende de opzet en het doel van de studie. Ze kregen uitleg over het gebrek aan gegevens van huisbezoeken en de vaak gebrekkige communicatie tussen de zorgverleners onderling. Er werd hen geadviseerd het thuisdossier te tonen aan hun zorgverleners en hen te motiveren er gebruik van te maken. Tezelfdertijd werd het thuisdossier dat voor de patiënt samengesteld was, voorgesteld en inhoudelijk overlopen zodat er antwoord gegeven kon worden op mogelijke vragen. Tot slot werd het mapje bij de patiënt thuis achtergelaten. Na afloop van de studie werd het gebruik en het nut geëvalueerd aan de hand van een interview bij de patiënten en een vragenlijst bij de artsen. Er werd geen rechtstreeks contact opgenomen met de mantelzorgers of paramedische verzorgenden van de patiënt. De studie werd uitgevoerd tussen oktober 2010 en maart 2011 en werd goedgekeurd door het Ethisch Comité van het Universitair Ziekenhuis te Gent, met als registratienummer B67020108574. Keuze van de patiëntenpopulatie De studie werd uitgevoerd in een groepspraktijk van 5 huisartsen en 1 huisarts-inopleiding in een stedelijk gebied. Aan elk van deze artsen werd gevraagd een aantal patiënten voor te dragen bij wie zij uitsluitend huisbezoeken uitvoerden of die slechts bij hoge uitzondering zelf naar het praktijkgebouw kwamen. Er werd gevraagd hieruit vooral patiënten voor te dragen die een regelmatig bezoek van de vaste huisarts kregen of waarvan geweten wat dat ze geregeld beroep moesten doen op wachtdiensten omwille van een uitgebreide pathologie. Er werd geen leeftijdsgrens gesteld. Patiënten in RVT’s die reeds enige vorm van een dossier bezaten werden geëxcludeerd. Keuze van de vorm van het thuisdossier Er werd geopteerd om bij deze studie gebruik te maken van een papieren thuisdossier en dit omwille van twee redenen. Enerzijds was er het praktische voordeel van een papieren thuisdossier, omdat het onmiddellijk aangevuld kon worden bij elk huisbezoek en snel geïntegreerd kon worden door de andere zorgverleners doordat het geen aanpassingen in elektronische systemen vereiste. Anderzijds was er ook het gebrek aan de noodzakelijke infrastructuur in de praktijk zelf die het voordeliger maakte om een papieren dossier in te Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 16 voeren. Concreet werd een gele A4-bestekmap voorzien waarin de verschillende documenten verzameld werden. Keuze van de inhoud van het thuisdossier De inhoud van het thuisdossier werd vooral gebaseerd op de aanbevolen inhoud in een EMD, zoals terug te vinden in de richtlijnen van Domus Medica, het RIZIV en NHS Evidence. Bij de opstelling van het medisch thuisdossier werd uitgegaan van een administratief gedeelte ter identificatie van de patiënt en een medisch gedeelte dat in vijf categorieën ingedeeld kan worden. (Tabel 1)(Appendix 2) Het administratief gedeelte bevatte naam, voornaam, geslacht en geboortedatum van de patiënt. Als uniek identificatienummer werd hier gekozen voor het rijksregisternummer. Er werd tevens plaats voorzien voor contactgegevens zoals het adres en het telefoonnummer van de patiënt en van zijn contactpersoon. Er kon aangegeven worden bij welke huisarts de patiënt zijn globaal medisch dossier had afgesloten en op welke datum. De administratieve informatie werd ten slotte vervolledigd met het invullen van de gekozen verzekeringsinstelling en het inschrijvingsnummer en de gerechtigde codes van de patiënt. Dan volgde het eerste deel van de medische informatie. Er werd, na overleg met de artsen van de praktijk, gekozen om vooraan in het dossier enkel die informatie weer te geven die zowel voor de medische als de paramedische beroepen van nut kan zijn. De overige en meer uitgebreide medische informatie werd achteraan in het dossier geplaatst, gescheiden van de rest door een schutblad met daarop de tekst "Medische informatie uitsluitend bestemd voor artsen". Zo werd getracht de schending van het beroepsgeheim minimaal te houden. Het eerste deel werd begonnen met een probleemlijst die een opsomming van de actuele problematiek weergaf. Indien deze aanwezig waren konden ook allergieën, intoleranties en eventueel schadelijke beroepsblootstellingen hier vermeld worden. De bloedgroep en de vaccinatiestatus van de patiënt werden ook hier ondergebracht gezien zij bij spoedgevallen snel toegankelijk moeten zijn. Om dezelfde reden werd hier een onderdeel voorzien voor het noteren van beslissingen die gemaakt waren omtrent het invoeren van een DNR-code, euthanasie, een verklaring van wilsbeschikking of een weigering van orgaandonatie. Hoewel niet expliciet vermeld in de richtlijnen voor het EMD werd hier ook een geheugensteuntje voor de arts ingevoerd. Indien het noodzakelijk was voor de betrokken patiënt, werd een hoofding voorzien voor follow-up (bijvoorbeeld te herhalen bloednames of specialistische controles) en opmerkingen (bijvoorbeeld aanvraagdatum van een zorgtraject of vernieuwing van een medicatie-attest), zodat de huisarts hier in één oogopslag aan herinnerd kon worden. Als laatste werd de chronische medicatie met dosis en aantal toedieningen toegevoegd. Dit werd op een apart blad gezet om ruimte te laten voor veranderingen en het makkelijk te maken deze elektronisch aan te passen zonder het hele dossier opnieuw te moeten afprinten. Het tweede deel van de medische informatie bestond uit een communicatieblad waarop ruimte voorzien was voor opmerkingen. Dit blad was bedoeld voor eender welke zorgverlener of zelfs de patiënt zelf, die iets wou meedelen aan een andere zorgverlener. Vooreerst werd er ruimte voorzien voor de datum van de notitie en de naam van de zorgverlener die de notitie maakte. Achter de regels bedoeld voor de notitie werd nog een kleine regel geplaatst waar de persoon aan wie de opmerking gericht was kon Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 17 aangeven dat hij het gelezen had door te paraferen. Het stond hem dan uiteraard vrij een antwoord te formuleren zodat er een daadwerkelijke communicatie ontstond. Het derde deel was specifiek huisartsgericht en bestond uit enkele bladen waarop een zorgcontact genoteerd kon worden in de vorm van een SOEP-registratie. Ook hier was ruimte voor de datum en, indien van toepassing, de datum waarop de arts een vervolgcontact inplande. Een vierde deel was voorzien voor de registratie van meetwaarden en medicatieaanpassingen omtrent glycemie en antistollingstherapie. Dit was uiteraard enkel van toepassing bij diabetespatiënten met insulinetherapie of patiënten die vitamine Kantagonisten namen. Administratieve gegevens Naam Burgerlijke staat Voornaam Beroep(en) Geslacht Telefoonnummer contactpersoon Geboortedatum Verzekeringsinstelling Rijksregisternummer Inschrijvingsnummer Adres Gerechtigde code 1 Telefoonnummer Gerechtigde code 2 GMD Vaste huisarts Medische gegevens Probleemlijst (actuele problematiek) Chronische medicatie Allergieën Follow-up Intoleranties Opmerking Bloedgroep DNR-code / Euthanasie / Verklaring van Vaccinatiestatus wilsbeschikking / Weigering van orgaandonatie Beroepsblootstelling Communicatieblad Soepregistratie Indien van toepassing INR-waarden met medicatie-schema Glycemie-waarden met insuline-schema Medische gegevens uitsluitend bedoeld voor artsen Persoonlijke voorgeschiedenis Familiale voorgeschiedenis Risicofactoren (alcohol, roken, sociaal risicogedrag) Preventie-onderzoeken Mini-Mental State Examination (MMSE) Tabel 1: Inhoud van het medisch thuisdossier Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 18 Het vijfde en laatste deel volgde achter het hogergenoemde schutblad en omvatte een uitgebreidere medische informatie. Eerst kwam een uitgebreide persoonlijke voorgeschiedenis met alle belangrijke antecedenten. Tevens was er plaats voor een familiale voorgeschiedenis, die uiteraard beperkt werd tot die gegevens die relevant konden zijn voor de patiënt naar genetische aandoeningen toe. Risicofactoren zoals roken, alcohol en sociaal risicogedrag konden hier ingevuld worden. Uitgebreide preventiegegevens hadden hier ook hun plaats, zodat uitslagen van bijvoorbeeld mammografieën en colonoscopieën hier genoteerd konden worden. Dit in tegenstelling tot de hoofding follow-up uit het eerste medische deel, waar enkel het soort onderzoek en de geplande datum genoteerd werd, zonder uit te breiden naar het resultaat ervan. Ook andere onderzoeksresultaten zoals radiografieën, laboratoriumuitslagen en specialistische verslagen kregen hierachter hun plaats. Tot slot kon het resultaat van een Mini Mental State Examination (MMSE) hier weergegeven worden, indien deze bij de patiënt was uitgevoerd. Patiëntenbevraging na afloop van de studie Na afloop van de studieperiode werd elke patiënt thuis door de onderzoeker geïnterviewd aan de hand van een vragenlijst (Appendix 3). De eerste vraag betrof de aanwezigheid van verpleegkundigen, kinesisten, mantelzorgers of andere zorgverstrekkers die regelmatig de zorg voor de patiënt op zich namen. Indien deze aanwezig waren werd gevraagd of zij gebruik gemaakt hadden van het dossier, dan wel of ze op de hoogte waren van het bestaan ervan en de inhoud ervan eens hadden doorgenomen. Verder betrof het patiënteninterview drie hoofdvragen: Werd het dossier gebruikt? Was het nuttig? Welke verbeteringen kunnen eraan uitgevoerd worden? Al deze vragen konden opgedeeld worden in een aantal deelvragen. Gebruik van het dossier kon enerzijds geobjectiveerd worden door te zoeken naar notities gemaakt in het dossier en te kijken wie deze notities gemaakt had. Vervolgens werd de patiënt gevraagd op wiens initiatief deze notitie genomen werd. Bood de patiënt het dossier zelf aan of werd er achter gevraagd door de betreffende zorgverlener? Werd het dossier bovendien ook nog voor andere doeleinden gebruikt, zoals bijvoorbeeld ziekenhuisconsultaties? Indien vastgesteld werd dat er geen actief gebruik van het dossier gemaakt werd, werd de patiënt gevraagd achter de (vermoedelijke) oorzaak hiervan. Het niet weten liggen van het dossier, het vergeten van het bestaan ervan of het reeds in gebruik zijn van een andere vorm van dossier, waren hier voorbeelden van. Vervolgens werd het nut van het dossier geëvalueerd. Was het nuttig voor de patiënt en zo ja, waarom? Was het nuttig voor de verzorgenden? Indien van toepassing werd tevens het nut en het gebruik van registratiebladen voor INR of glycemies geëvalueerd. Tot slot werden suggesties voor aanpassingen aan het dossier bevraagd, onder andere betreffende formaat en inhoud. Ook de mening van de patiënt omtrent het nut van een elektronisch thuisdossier werd bevraagd. Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 19 Artsenbevraging na afloop van de studie Voor artsen werd een gelijkaardige vragenlijst gebruikt, waarbij gevraagd werd deze in te vullen (Appendix 4). Indien de arts gebruik gemaakt had van het thuisdossier, werd nagevraagd of het door de patiënt werd aangebracht of de arts er zelf achter vroeg. Er werd nagevraagd of de arts het nuttig vond en waarom (niet) en of het makkelijk in gebruik was. Indien het niet gebruikt werd, werd gevraagd naar de (vermoedelijke) reden daarvoor en of hij een ander systeem prefereerde. Er werd nagegaan of de arts vond dat het dossier de communicatie kon verbeteren, respectievelijk met de patiënt, de thuisverpleging, de mantelzorgers en andere verzorgenden. Vervolgens werd de vraag gesteld welke verbeteringen aan het thuisdossier uitgevoerd zouden kunnen worden omtrent formaat, inhoud en andere kenmerken. Een laatste vraag ging na welk registratiesysteem de voorkeur van de arts genoot en of er een voorkeur was voor elektronische registratie met de reden hiervoor. Er werd ook een vak voorzien voor opmerkingen. Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 20 Resultaten van de patiëntenbevraging Patiëntenkenmerken Er werden in totaal 37 patiënten aangebracht, 2 van hen weigerden deel te nemen, nog 2 konden door omstandigheden niet n gecontacteerd worden. De studie werd aangevat met 33 patiënten. 1 van hen overleed tijdens de looptijd van de studie en een andere patiënt werd opgenomen voorr langdurige revalidatie-opname. revalidatie Zij ij werden bijgevolg geëxclugeëxclu deerd. De uiteindelijke studiepopulatie studiepopulatie omvatte in totaal 31 patiënten waarvan 20 vrouwen en 11 mannen. De leeftijd varieerde van 57 tot 91 jaar, met een gemiddelde en een mediaan van 77 jaar. Van deze 31 patiënten waren er 13 met een thuisverpleegkundige en 5 waarbij een mantelzorger een groot deel van de zorg op zich nam. Nog eens 5 andere patiënten hadden zowel een thuisverpleegkundige als een mantelzorger ter beschikking. Gebruik van het thuisdossier In totaal werd het dossier bij 24 van de 31 patiënten gebruikt. Bij 22 patiënten werd het thuisdossier op regelmatige basis door de eigen huisarts gebruikt. 4 patiënten namen het dossier mee bij 2de lijnsconsultaties. Bij 2 patiënten werd het ook gebruikt door de thuisverpleegkundige. Tijdens de duur van de studie deden 2 patiënten beroep op een wachtdienst en in beide gevallen werd het dossier gebruikt door de dienstdoende arts. (Grafiek 1) Bij 4 van de 31 patiënten waren er registratiebladen voor INR in gebruik, registratiebladen voor glycemies werden niet gebruikt. Wanneer het dossier gebruikt bruikt werd op huisbezoek, werd het initiatief in 45% (n=10) van de gevallen door de arts genomen en in 45% van de gevallen voornamelijk door de patiënt. 10% (n=2) gaf aan dat er eerder een wisselwerking bestond. (Grafiek 2) Gebruik van het thuisdossier 25 20 15 10 5 0 Initiatiefname tot gebruik van het thuisdossier 22 16 10 10 8 2 2 4 1 4 2 2 1 Grafiek 1: Gebruik van an het thuisdossier door de verschillende zorgverleners. Grafiek X2: Zorgverlener die het intiatief nam tot gebruik van het thuisdossier. Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie implementatie in de huisartsenpraktijk. | 21 Bij de 7 patiënten waarbij het thuisdossier niet gebruikt werd, hadden 3 patiënten geen beroep gedaan op huisbezoeken tijdens de duur van de studie, 1 van deze patiënten had het wel zelf aangeboden bij een 2de lijnsconsultatie. Bij de overige 4 patiënten werd het vergeten, zowel door de arts als door de patiënt. Van de 4 patiënten die het dossier meenamen bij 2de lijnsconsultaties, gaven 2 patiënten aan dat er weinig interesse was van de specialist uit om het dossier te gebruiken. Het merendeel van de patiënten waarbij een thuisverpleegkundige bezoeken deed, had reeds een verpleegkundig dossier in gebruik waardoor het invullen van het nieuwe thuisdossier dubbel werk zou opleveren. Sommige verpleegkundigen waren ook niet op de hoogte van het dossier. Wanneer het dossier wel gebruikt werd was dit voornamelijk voor communicatie met de arts en het bijhouden van van het medicatieschema voor anticoagulantia. Van de 4 patiënten die gebruik maakten van de registratiebladen, gaf 1 patiënte aan dat het moeilijker was omdat ze haar eigen systeem beter gewoon was. Bij een andere patiënte werd het ingevuld door de thuisverpleegkundige, thuisverpleegkundige, die tevens de medicatie klaarzette, zodat de patiënte er zelf niet veel gebruik van maakte. Nut van het thuisdossier voor de patiënt zelf Van de 24 patiënten waarbij het dossier gebruikt werd gaven 15 patiënten aan dat ze het nuttig vonden dit it dossier in huis te hebben. Van de 7 patiënten waarbij er geen gebruik gemaakt werd van het thuisdossier, werd het toch door 2 als nuttig ervaren. (Grafiek 3) Bij 1 patiënte was de aanwezigheid van het thuisdossier een katalysator geweest voor het openen n van een gesprek met haar huisarts over haar gezondheidstoestand. Nut voor de patiënt 20 2 15 10 5 15 9 5 Niet gebruikt Gebruikt 0 Nuttig Niet nuttig Grafiek 3: Nut voor de patiënt in relatie tot gebruik van het thuisdossier. Wanneer gevraagd werd naar de reden dat het dossier wel als nuttig bevonden werd, werd 6 maal aangegeven dat het patiënt het handig vond om een dossier te hebben dat hij of zij zelf kon inkijken en waarin medicatieveranderingen nagegaan kunnen worden. 11 maal werd vermeld dat het dossier een meerwaarde kon bieden tijdens een wachtdienst of bij een consultatie met met een nieuwe arts. De 2 patiënten waarbij er geen gebruik gemaakt was van het dossier, maar die de aanwezigheid ervan toch nuttig vonden, gaven als reden hiervoor op dat de informatie beschikbaar was tijdens een mogelijke consultatie in de wachtdienst. Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie implementatie in de huisartsenpraktijk. | 22 Van de patiënten waarbij het dossier wel gebruikt was, gaven 9 patiënten te kennen dat ze zelf geen verschil merkten ten opzichte van vroeger en dat ze het dossier dus niet nuttig vonden. De overige 5 patiënten waarbij het dossier niet gebruikt was, gaven hetzelfde aan. Nut van het thuisdossier voor andere zorgverleners dan de huisarts Wanneer de patiënt gevraagd werd of hij vond dat het thuisdossier een nut had opgeleverd voor de betrokken zorgverleners, antwoordde 71% negatief (n=22). Bij 8 patiënten (26%), was deze vraag niet van toepassing gezien er geen zorgverlener ingeschakeld was. Deze vraag werd niet gesteld met betrekking tot de huisarts, gezien de betrokken huisartsen hierover zelf geïnterviewd werden. Bij 1 patiënte werd het INR-schema steeds door de thuisverpleegkundige ingevuld, waardoor er wel een duidelijk nut was. Vorm van het thuisdossier De vorm van het thuisdossier, een A4-formaat kaftje, werd door 26 patiënten als geschikt beoordeeld. 2 patiënten gaven de voorkeur aan een kleiner formaat, zodat het makkelijker mee te nemen zou zijn naar een 2de lijnsconsultatie. 3 patiënten hadden hierover geen mening. Inhoud van het thuisdossier 17 patiënten hadden zelf de inhoud niet meer bekeken na de aanvankelijke uitleg bij introductie van het thuisdossier. De overige 14 die het dossier wel gelezen hadden, waren akkoord met de inhoud qua uitgebreidheid. Voordeel van een elektronisch thuisdossier Er werd tevens aan de patiënten gevraagd of de introductie van een elektronisch thuisdossier volgens hen enig voordeel zou kunnen opleveren. 7 onder hen hadden hierover geen mening. 7 anderen vonden deze mogelijkheid gelijkwaardig aan het huidige papieren thuisdossier. 14 patiënten vonden het beter een papieren thuisdossier te hebben. 3 patiënten zagen wel een voordeel in een elektronisch dossier. (Grafiek 4) De voorkeur voor een papieren dossier werd gestaafd door verschillende redenen. 12 maal werd aangehaald dat ze hun gegevens zelf niet meer zouden kunnen inkijken indien het elektronisch zou zijn, en 2 maal dat de wachtdienst er dan geen toegang toe zou hebben. 1 patiënte zag enkel een voordeel in het elektronische dossier, indien ze er ook zelf toegang toe zou hebben. Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 23 Voorkeur van de patiënt voor een elektronisch thuisdossier 14 15 10 7 7 Gelijk Geen mening 3 5 0 Ja Nee Grafiek 4: Mening van de patiënt omtrent voorkeur voor de vorm van het thuisdossier. Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie implementatie in de huisartsenpraktijk. | 24 Resultaten van de artsenbevraging Artsenkenmerken De 5 artsen van de groepspraktijk werden allen ondervraagd. Het betrof 3 mannen en 2 vrouwen, met een leeftijd die varieerde tussen 31 en 61 jaar, met een gemiddelde van 47 jaar en een mediaan van 44 jaar. Gebruik van het thuisdossier 4 van de 5 artsen hadden gebruik gemaakt van het thuisdossier. De ene arts die er geen gebruik van gemaakt had, had geen vaste patiënten die opgenomen waren in de studiepopulatie. Nut van het thuisdossier voor de huisarts Het dossier werd door de 4 artsen die er gebruik van gemaakt hadden als makkelijk in gebruik en nuttig ervaren. Een arts gaf aan dat het vooral nuttig was gezien de alternerende follow-up van een patiënte met een andere arts van de praktijk. Een andere arts vond de kwaliteit van het huisbezoek en de opvolging van preventieve acties verbeterd door de invoer van het thuisdossier. Alle 5 de artsen gaven aan dat het dossier de communicatie met de patiënt slechts matig kon verbeteren. Een van hen gaf aan dat het de therapie-controle betreffende INR verbeterde. Er werd door alle 5 de artsen verwacht dat het thuisdossier de communicatie met medische zorgverleners, mantelzorgers en wachtartsen of 2de lijnsartsen kon verbeteren. Vorm van het thuisdossier De 4 artsen die het dossier gebruikten waren akkoord met de vormgeving. De andere arts had hierover geen mening. Inhoud van het thuisdossier Er waren 2 artsen die inhoudelijke suggesties gaven. De suggesties voor aanpassing van de inhoud waren de invoer van aparte communicatiebladen voor medische zorgverleners en mantelzorgers en de invoer van een informatieblad voor de patiënt met nuttige telefoonnummers zoals wachtdiensten van dokters en apothekers. Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 25 Voordeel van een elektronisch thuisdossier Bij navraag naar voorkeur omtrent een papieren of elektronisch dossier, gaf 1 van de 5 artsen een duidelijke voorkeur op voor een elektronisch dossier, de voorkeur van de andere 4 artsen ging uit naar een papieren dossier. Omdat een papieren dossier geen structurele aanpassing vergt naar communicatie met alle zorgverleners toe en omdat het bij de patiënt thuis aanwezig kan blijven zodat het dienst kan doen als een centraal communicatiemiddel, werd dit door 4 artsen verkozen boven een elektronisch dossier. Een nadeel dat tweemaal vermeld werd is de overlapping die er bestond tussen de verschillende thuisdossiers van de verpleegkundigen en het nieuwe thuisdossier dat ingevoerd werd voor deze studie. Bij de patiënten waarbij zo’n dossier reeds voorhanden was, was er geen duidelijk toegevoegd nut, gezien de verpleegkundigen verkozen hun eigen dossier verder te gebruiken of hierdoor verplicht waren door hun werkgever. Een andere moeilijkheid die vermeld werd was de noodzaak aan periodieke aanpassingen van de medicatie- en probleemlijst. Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 26 Discussie Ondanks het feit dat het aantal huisbezoeken een dalende tendens kent over de laatste decennia en het feit dat ze een ongunstig economisch profiel hebben, zijn ze niet weg te denken uit de dagdagelijkse huisartsenpraktijk. Studies wijzen uit dat ze vooral nog aangevraagd worden door vrouwelijke en oudere patiënten, die zonder deze huisbezoeken een zeer slechte toegang tot de gezondheidszorg zouden kennen. Bij geselecteerde patiëntenpopulaties kan het optimaliseren van de thuiszorg ook de zelfredzaamheid verhogen, de mortaliteit verminderen en de opname in een RVT uitstellen. Communicatie tussen de betrokken partijen is een belangrijke factor om dit te realiseren. Een thuisdossier kan een medium zijn van informatie-overdracht tussen alle betrokken partijen in een thuiszorgsituatie. Uit deze studie bleek dat iets meer dan 50% van de patiënten het nuttig vindt een thuisdossier in huis te hebben, enerzijds omdat het geheugensteuntjes bevat voor zichzelf, maar ook omdat het informatie kan verschaffen aan een wachtarts die niet bekend is met de voorgeschiedenis van de patiënt. Het invullen van de registratiebladen voor INR bleek voor wat moeilijkheden te zorgen. Doordat er meestal sinds langere tijd een eigen systeem in gebruik is om deze registratie te doen, vraagt het een hele aanpassing om dit te veranderen. Toch betekent het voor de huisarts een verbetering omdat er een beter overzicht over de medicatieveranderingen gehouden kan worden. Het merendeel van de ondervraagde artsen maakte gebruik van het thuisdossier en ziet een nut in de aanwezigheid ervan. Er wordt ook verwacht dat het de communicatie met andere zorgverleners kan verbeteren. Slechts enkele verpleegkundigen maakten gebruik van het dossier. Als reden hiervoor wordt verschillende keren aangegeven dat ze reeds een eigen dossier ter beschikking hebben dat, al dan niet verplicht, ingevuld dient te worden. Hierdoor betekent het doornemen en aanvullen van het nieuwe thuisdossier dubbel werk en bijgevolg tijdverlies. Deze opmerking brengt een ander probleem nogmaals voor het voetlicht, namelijk de overlapping die er bestaat tussen de taken van de zorgverleners en bijgevolg tussen de verschillende bestaande dossiers. Dit geldt niet enkel voor thuisverpleegkundigen en artsen, maar ook voor sociale diensten, mantelzorgers, thuishulp en dergelijke meer. Dit probleem werd in de literatuur ook al beschreven, waarbij de nadruk werd gelegd op het economisch nadeel dat dit met zich meebrengt. Om deze overlapping te kunnen reduceren tot een absoluut minimum, moet de communicatie tussen alle partijen geoptimaliseerd worden. Voor zowel patiënten als alle zorgverleners geldt dat het gebruik van het thuisdossier geïntegreerd moet worden in de dagelijkse gang van zaken om effectief te kunnen zijn. Dit vraagt een mentaliteitsverandering van alle partijen en een aanpassing van de dagelijkse gewoonte, maar kan wel resulteren in een verbeterde communicatie en een efficiëntere thuiszorg. Om deze integratie te bekomen is het noodzakelijk dat alle zorgverleners op de hoogte zijn van het dossier en het doel ervan. Het merendeel van de patiënten dat een voorkeur uitdrukte voor de vorm van het dossier, kiest voor een papieren dossier. Dit is door hen makkelijker te gebruiken om afspraken na te kijken en verschaft hen de zekerheid dat het steeds beschikbaar is. Ook bij de artsen wordt voornamelijk gekozen voor een papieren dossier. Deze keuze wordt verdedigd doordat het geen structurele aanpassingen vraagt, zoals de aankoop van draagbare computers en andere infrastructuur, en doordat het steeds toegankelijk is voor Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 27 alle zorgverleners. Ondanks het nadeel en de kost van al deze aanpassingen, heeft een elektronisch dossier ook verschillende voordelen. Zo kan er bijvoorbeeld, ter bescherming van het beroepsgeheim, een onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende partijen en de informatie waartoe zij gerechtigd zijn. Een papieren dossier bevindt zich wat dat betreft immers in een grijze zone omdat het uitgebreide medische informatie bevat die, hoewel in de studie afgeschermd door een schutblad, toegankelijk is voor bijvoorbeeld medewerkers van familiehulp of de poetshulp. Naar collega artsen toe is sommige van die, mogelijk gevoeligere, informatie dan weer onmisbaar. Een elektronisch dossier kan hiervoor een oplossing bieden doordat het paswoord verbonden kan zijn aan een beperkte toegang tot een aantal onderdelen van het dossier, zodat het delen van informatie gecontroleerd kan gebeuren. Beperkingen van deze studie Om de resultaten van deze studie goed te interpreteren, is het belangrijk de beperkingen van deze studie even aan te halen. Vooreerst werd er gewerkt met een kleine patiëntenpopulatie van slechts 31 patiënten. Een dergelijke kleine power is niet voldoende om statistische resultaten met enige significantie te kunnen bekomen. Ook is de studieperiode, gemiddeld 3 maanden, vrij kort. Onder andere het nut van een thuisdossier voor dienstdoende artsen tijdens een wachtperiode kan niet naar behoren geëvalueerd worden. Wanneer de studieperiode langer is, wordt de kans ook groter dat er een beroep gedaan wordt op deze en andere hulpverleners. Het feit dat deze studie uitgevoerd werd in het kader van een praktijkverbeterend project in één groepspraktijk, kan zeker de resultaten van de artsenbevraging vertekenen. Er mag immers vanuit gegaan worden dat er een nut van een thuisdossier verwacht werd door alle deelnemende artsen en dat er dus geen 'neutrale' artsen bevraagd zijn. Het zorgt er ook voor dat de ondervraagde artsengroep zeer klein is. Bovendien waren alle artsen op voorhand goed geïnformeerd over het bestaan, het gebruik en het doel van het thuisdossier, en mag ervan uitgegaan worden dat ze ook gemotiveerd waren om de studie tot een goed einde te brengen en het dossier dus te gebruiken. Er kon geen rechtstreeks contact opgenomen worden met de andere zorgverleners dan de huisarts, aangezien dit in strijd zou zijn met de privacybescherming van de patiënt. Gegevens hierover werden dan ook slechts via de patiënt verkregen, waardoor ze minder betrouwbaar zijn. Dit betekent enerzijds dat deze zorgverleners niet even goed op de hoogte waren van de bedoeling van het dossier, maar ook dat hun bedenkingen hierover enkel via de patiënten verkregen konden worden. Suggesties voor verdere optimalisering Een eerste punt om het gebruik van een thuisdossier te optimaliseren, lijkt het informeren en voorlichten van alle partijen te zijn. Ook het invoeren van een gedeeld thuisdossier dat door al deze betrokken partijen gebruikt kan worden, moet een oplossing bieden voor het huidige probleem van overlapping en het optimaliseren van de onderlinge communicatie. Dit laatste bevat 2 peilers, enerzijds kan er op dagelijkse basis gecommuniceerd worden via de dossiers, maar anderzijds zal het ook noodzakelijk zijn een overlegmoment in te plannen vooraleer dit dossier ingevoerd wordt. Dit Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 28 overlegmoment kan gebruikt worden voor het informeren over het nieuwe dossier en de werking ervan en is tevens een ideaal moment voor alle partijen om naar voor te brengen wat zij belangrijk vinden, zodat dit opgenomen kan worden in het zorgplan. Hierdoor mag ook verwacht worden dat het dossier beter geïntegreerd zal zijn in de dagdagelijkse gang van zaken (er is immers geen alternatief meer), waardoor er minder risico is dat het vergeten wordt door de zorgverleners. Bij de organisatie van dit zorgoverleg mag het belang van een gemotiveerde zorgcoördinator zeker niet onderschat worden. Per slot van rekening is dit de persoon die de contacten met alle zorgverleners moet onderhouden en ervoor moet zorgen dat alle nodige diensten ingeschakeld kunnen worden. Goed georganiseerde SEL’s kunnen de thuiszorg alle ondersteuning en informatie bieden die hiervoor nodig is. Zo’n gemeenschappelijke zorg vraagt echter niet alleen een mentaliteitsverandering bij zowel zorgverleners als patiënt, maar ook een andere organisatie van de thuiszorg zoals die nu bestaat. Het invoeren van een elektronisch systeem waarop alle zorgverleners, door middel van een paswoord, toegang hebben is een alternatieve mogelijkheid om de communicatie tussen de verschillende partijen te bewerkstelligen. Een vereiste hiervoor is uiteraard het bezit van een draagbare computer met internettoegang bij de patiënt thuis, door middel van infrastructuur van de patiënt of door een draadloze verbinding. Zolang deze investeringen niet gedaan (kunnen) worden, is een papieren thuisdossier een evenwaardig alternatief. Het opzetten van een grotere studie met meer patiënten, meer huisartsen, meer rechtstreekse feedback van andere betrokken zorgverleners en het opstellen van een zorgplan zal nodig zijn om het nut van een thuisdossier te kunnen evalueren. Deze studie kan gezien worden als een pilootstudie naar de bruikbaarheid van een papieren thuisdossier. Op basis van de resultaten kan besloten worden dat er gewerkt kan worden met een inhoudelijk gelijkaardig basisdossier, eventueel aangevuld met suggesties van verpleegkundigen en sociale diensten. Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 29 Besluit De evolutie in de huisartsgeneeskunde brengt een vermindering van het aantal huisbezoeken met zich mee. De resterende huisbezoeken zullen steeds een deel van de gezondheidszorg blijven uitmaken, en er worden steeds meer disciplines bij betrokken. Het is belangrijk een volledig zorgplan op te stellen dat zowel de medische als de sociale belangen van de patiënt behartigt, en de communicatie tussen alle betrokken partijen bevordert. Uit de uitgevoerde studie blijkt dat er weinig nut van een eenzijdig ingevoerd thuisdossier wordt gezien door patiënten en andere zorgverleners dan de huisarts. Een gemeenschappelijk dossier voor alle zorgverleners, opgesteld aan de hand van een op voorhand opgesteld zorgplan, kan dan wel weer nuttig zijn. Alle partijen zouden goed geïnformeerd zijn over het dossier en de overlapping van informatie zou tot een minimum beperkt kunnen worden omdat de communicatie verbeterd zou verlopen. Dit kan leiden tot een efficiëntere organisatie van de thuiszorg en een betere kwaliteit van zorg voor de patiënt. Praktisch gezien lijkt op dit moment een papieren dossier de beste oplossing. Wanneer er echter investeringen gedaan zouden worden bij alle partijen om informatisering van het patiëntendossier mogelijk te maken, kan een elektronisch dossier veiliger zijn voor de bescherming van het beroepsgeheim. Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 30 Dankwoord Vooreerst zou ik graag mijn promotor, professor Myriam Deveugele van de Universiteit Gent, willen bedanken voor haar praktische begeleiding en steeds motiverende commentaar. Verder wil ik mijn praktijkopleider, Dr Jan Swinnen, bedanken voor de begeleiding bij het opstellen van de onderzoeksvraag, de uitvoering van de masterproef en de kritische blik. Net zoals hij, verdienen ook de andere collega's van de opleidingspraktijk een bedankje voor hun deelname aan de studie. Als laatste gaat mijn dank uit naar mijn ouders en mijn vriend, door hun aanhoudende steun en motivatie werd de lange weg naar de huisartsgeneeskunde een plezierreisje. Veronique Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 31 Referenties (1) Ludmila Marcinowizc, Slawomir Chlabicz, Zbigniew Gugnowski. Home visits by family physicians in Poland: Patients’ perspective. Eur J Gen Pract 2007; 13: 237-245. (2) Catherine Ferrier, MD, Paul Lysy, MD. Home assessment and care. Can Fam Physician 2000;46:2053-2058. (3) Snijder EA, Kersting M, Theile G, Kruschinski C, Koschak J, Hummers-Pradier E, Junius-Walker U. Home visits in German general practice: findings from routinely collected computer data of 158,000 patients. Gesundheitswesen 2007 Dec; 69(12): 679-85. (4) Kersnik J. Observational study of home visits in Slovene general practice: patient characteristics, practice characteristics and health care utilization. Family Practice 2000; 17: 389-393. (5) Ans Bouman, Erik van Rossum, Patricia Nelemans, Gertrudis IJM Kempen, Paul Knipschild. Effects of intensive home visiting programs for older people with poor health status: A systematic review. BMC Health Services Research 2008; 8:74. (6) Andreas E. Stuck, MD, Matthias Egger, MD, Andreas Hammer, Christoph E. Minder, PhD, John C. Beck, MD. Home Visits to Prevent Nursing Home Admission and Functional Decline in Elderly People: Systematic Review and Meta-regression Analysis. JAMA, February 27, 2002—Vol 287, No. 8; 1022-1028. (7) Jolanda C M van Haastregt, Jos P M Diederiks, Erik van Rossum, Luc P de Witte, Harry F J M Crebolder. Effects of preventive home visits to elderly people living in the community: systematic review. BMJ 2000;320:754–8. (8) Ciliska D et al. The effectiveness of home visiting as a delivery strategy for public health nursing interventions: a systematic overview. Quality of Nursing Worklife Research UnitMacMaster University of Toronto. Hamilton, Toronto 1994, pp. 48. (9) Scanameo AM, Fillit H. House calls: a practical guide to seeing the patient at home. Geriatrics. 1995 Mar;50(3):33-6, 39. (10)LoFaso V. The doctor-patient relationship in the home. Clin Geriatr Med. 2000 Feb;16(1):83-94, ix. (11) Huss A, Stuck AE, Rubenstein LZ, Egger M, Clough-Gorr KM. Multidimensional preventive home visit programs for community-dwelling older adults: a systematic review and meta-analysis of randomized controlled trials. J Gerontol A Biol Sci Med Sci. 2008 Mar;63(3):298-307. (12) www.listel.be (13) Gina Agarwal, Valorie A Crooks. The nature of informational continuity of care in general practice. Brit J Gen Pract 2008 Nov; e1-8. (14) Verdonck P et al. Het elektronisch medisch dossier. Huisarts nu 2004 Mar; 33(2). Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 32 (15) Carl van Walraven et al. Information exchange among physicians caring for the same patient in the community. CMAJ 2008; 179(10): 1013-1018. (16) Vandenberghe H, Van Casteren V, Jonckheer P, Lafontaine MF, De Clercq E. Quality of care assessment using GPs’ electronic patients records: do we need data from home visits? Stud Health Technol Inform 2004; 110: 35-41. (17) Perry JR, Caine N. General practitioners’ knowlegde about patients and use of medical records in out of hours calls. Br J Gen Pract 1990 May; 40(334): 190-3. (18) Jack. M. Stuart. The use of a home record card for permanently housebound patients. J Roy Coll Practit 1972; 22: 63. (19) Perrot P, Baudier F, Schmitt B. The medical records of home health care patients: a complement or alternative to an electronic file? Sante Publique 2005 Jun; 17(2): 22732. (20) Ogawa H, Yonezawa Y, Maki H, Sato H, Hahn AW, Caldwell WM. A Java mobile Phone-based “Home-Helper” care report creation support sytem. Biomed Sci Instrum 2004; 40: 76-9. (21) Whalen D. What Works. Laptop charting system helps home care agency increase visits per day. Health Manag Technol 1998 Jul; 19(8): 45. (22) Pinelle David, Gutwin Carl. A collaborative document repository for home care teams. AMIA 2005 Symposium Proceedings Page 1082 (23) Health information unit, clinical standards department, royal college of physicians. A Clinician’s guide to record standards – Part 1: Why standardise the structure and content of medical records? Digital and Health Information Directorate 2008 Oct; NHS gateway number 10508. (24) Olola A et al. Implementation of an emergency medical card and a continuity of care. Methods Inf Med 2009; 48(6): 519-30. (25) Enquete informatisering praktijkvoerende huisartsen. Dienst geneeskundige verzorging RIZIV 2007, Jun. (26) Thuiszorg vanuit huisartsenperspectief. Domus Medica. (27) Homologatie van de softwarepakketten foor het beheer van patiëntendossiers door huisartsen. Guideline RIZIV Belgium 2006, Jun 6. (28) A Weerts. Verbetering van het thuisdossier; verbetering van gezondheidszorg! Praktijkproject 2006. (29) De Clercq E et al. Structure of the electronic patient record. Guideline RIZIV Belgium 2003, Oct 21. Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 33 Appendix 1: Literatuurzoektocht De literatuurzoektocht werd uitgevoerd volgens het waterval-principe. Dit wil zeggen dat eerst de richtlijnen (guidelines) werden bekeken, daarna meta-analyses en systematische reviews en daarna een zoektocht op Medline naar relevante artikels. Als laatste informatiebron wordt het internet doorzocht naar nuttige websites en verder brochures of boeken die bijkomende informatie kunnen opleveren, dit is de zogenaamde 'grijze literatuur'. Quaternaire bronnen of guidelines : Domus Medica: (14) Verdonck P et al. Het elektronisch medisch dossier. Huisarts nu 2004 Mar; 33(2). (26) Thuiszorg vanuit huisartsenperspectief. Domus Medica. RIZIV Richtlijnen: (29) De Clercq E et al. Structure of the electronic patient record. Guideline RIZIV Belgium 2003, Oct 21. (27) Homologatie van de softwarepakketten foor het beheer van patiëntendossiers door huisartsen. Guideline RIZIV Belgium 2006, Jun 6. (25) Enquete informatisering praktijkvoerende huisartsen. Dienst geneeskundige verzorging RIZIV 2007, Jun. NHS Evidence: National Library of Guidelines: (23) Health information unit, clinical standards department, royal college of physicians. A Clinician’s guide to record standards – Part 1: Why standardise the structure and content of medical records? Digital and Health Information Directorate 2008 Oct; NHS gateway number 10508. (8) Ciliska D et al. The effectiveness of home visiting as a delivery strategy for public health nursing interventions: a systematic overview. Quality of Nursing Worklife Research UnitMacMaster University of Toronto. Hamilton, Toronto 1994, pp. 48. Een zoektocht op de websites van het Federaal Kenniscentrum van de Gezondheidszorg (KCE), het Nederlands Huisartsengenootschap (NHG), het Centraal Begeleidingsorgaan (CBO), de Clinical Knowledge Summaries (CKS), het National Guideline Clearinghouse (NGC) en de World Health Organization (WHO) leverde geen relevante resultaten op. Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 34 Tertaire bronnen of systematische reviews : Een zoektocht op de Cochrane Library leverde geen relevante reviews op. Secundaire bronnen : Pubmed zoektocht aan de hand van Mesh-termen: "House calls", enkel reviews: 117 hits Weerhouden obv titel: 32 hits Weerhouden obv abstract: 7 hits (5) Ans Bouman, Erik van Rossum, Patricia Nelemans, Gertrudis IJM Kempen, Paul Knipschild. Effects of intensive home visiting programs for older people with poor health status: A systematic review. BMC Health Services Research 2008; 8:74. (6) Andreas E. Stuck, MD, Matthias Egger, MD, Andreas Hammer, Christoph E. Minder, PhD, John C. Beck, MD. Home Visits to Prevent Nursing Home Admission and Functional Decline in Elderly People: Systematic Review and Metaregression Analysis. JAMA, February 27, 2002—Vol 287, No. 8; 1022-1028. (2) Catherine Ferrier, MD, Paul Lysy, MD. Home assessment and care. Can Fam Physician 2000;46:2053-2058. (7) Jolanda C M van Haastregt, Jos P M Diederiks, Erik van Rossum, Luc P de Witte, Harry F J M Crebolder. Effects of preventive home visits to elderly people living in the community: systematic review. BMJ 2000;320:754–8. (11) Huss A, Stuck AE, Rubenstein LZ, Egger M, Clough-Gorr KM. Multidimensional preventive home visit programs for community-dwelling older adults: a systematic review and meta-analysis of randomized controlled trials. J Gerontol A Biol Sci Med Sci. 2008 Mar;63(3):298-307. (10)LoFaso V. The doctor-patient relationship in the home. Clin Geriatr Med. 2000 Feb;16(1):83-94, ix. (9) Scanameo AM, Fillit H. House calls: a practical guide to seeing the patient at home. Geriatrics. 1995 Mar;50(3):33-6, 39. "House calls" + "Chronic Disease": 45 hits Weerhouden obv titel: 9 hits Weerhouden obv abstract: 3 hits (1) Ludmila Marcinowizc, Slawomir Chlabicz, Zbigniew Gugnowski. Home visits by family physicians in Poland: Patients’ perspective. Eur J Gen Pract 2007; 13: 237-245. Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 35 (18) Jack. M. Stuart. The use of a home record card for permanently housebound patients. J Roy Coll Practit 1972; 22: 63. (4) Kersnik J. Observational study of home visits in Slovene general practice: patient characteristics, practice characteristics and health care utilization. Family Practice 2000; 17: 389-393. "Medical Record" + "House calls": 27 hits Weerhouden obv titel: 12 hits Weerhouden obv abstract: 4 hits (3) Snijder EA, Kersting M, Theile G, Kruschinski C, Koschak J, Hummers-Pradier E, Junius-Walker U. Home visits in German general practice: findings from routinely collected computer data of 158,000 patients. Gesundheitswesen 2007 Dec; 69(12): 679-85. (16) Vandenberghe H, Van Casteren V, Jonckheer P, Lafontaine MF, De Clercq E. Quality of care assessment using GPs’ electronic patients records: do we need data from home visits? Stud Health Technol Inform 2004; 110: 35-41. (17) Perry JR, Caine N. General practitioners’ knowlegde about patients and use of medical records in out of hours calls. Br J Gen Pract 1990 May; 40(334): 1903. (21) Whalen D. What Works. Laptop charting system helps home care agency increase visits per day. Health Manag Technol 1998 Jul; 19(8): 45. "Home Care Services" + "Documentation": 253 hits Weerhouden obv titel: 4 hits Weerhouden obv abstract: 3 hits (22) Pinelle David, Gutwin Carl. A collaborative document repository for home care teams. AMIA 2005 Symposium Proceedings Page 1082 (19) Perrot P, Baudier F, Schmitt B. The medical records of home health care patients: a complement or alternative to an electronic file? Sante Publique 2005 Jun; 17(2): 227-32. (20) Ogawa H, Yonezawa Y, Maki H, Sato H, Hahn AW, Caldwell WM. A Java mobile Phone-based “Home-Helper” care report creation support sytem. Biomed Sci Instrum 2004; 40: 76-9. "Medical Records" + "Continuity of Patient Care" + "Primary Health Care": 634 hits Weerhouden obv titel: 36 hits Weerhouden obv abstract: 3 hits Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 36 (24) Olola A et al. Implementation of an emergency medical continuity of care. Methods Inf Med 2009; 48(6): 519-30. card and a (13) Gina Agarwal, Valorie A Crooks. The nature of informational continuity of care in general practice. Brit J Gen Pract 2008 Nov; e1-8. (15) Carl van Walraven et al. Information exchange among physicians caring for the same patient in the community. CMAJ 2008; 179(10): 1013-1018. "House calls" + "Health Records, Medical": 0 hits "House calls" + "Medical Records, Problem-orientated": 0 hits "House calls" + "Medical Records" + "Continuity of Patient Care": 0 hits Primaire bronnen of grijze literatuur : (28) A Weerts. Verbetering van het thuisdossier; verbetering van gezondheidszorg! Praktijkproject 2006. (12) www.listel.be Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 37 Appendix 2: Voorbeeld van het thuisdossier Groepspraktijk De Drempel Ruiterijstraat 13 3920 Lommel 011 / 54 04 06 Stevensvennen 91 3920 Lommel 011 / 54 43 25 THUISDOSSIER van ... ... Administratieve gegevens Naam: Voornaam: Geslacht: Geboortedatum: Rijksregisternummer: Adres: Telefoonnummer: GMD: Vaste huisarts: Burgerlijke staat: Beroep(en): Telefoonnummer contactpersoon: Verzekeringsinstelling: Inschrijvingsnummer: Gerechtigde code 1: Gerechtigde code 2: Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 38 Medische gegevens Probleemlijst (actuele problematiek) Allergieën Intoleranties Bloedgroep Beroepsblootstelling Chronische medicatie DNR-code / Euthanasie / Verklaring van wilsbeschikking / Weigering van orgaandonatie Follow-up Opmerking(en) Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 39 Communicatieblad Datum en verzorgende Opmerkingen Gelezen (paraf) ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ....................................................... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 40 SOEP-registratie Datum: ............................ Subjectief: .................................................................................... .................................................................................... .................................................................................... Objectief: .................................................................................... .................................................................................... .................................................................................... Evaluatie: .................................................................................... .................................................................................... Planning: .................................................................................... .................................................................................... Volgende consultatie: ............................. Datum: ............................ Subjectief: .................................................................................... .................................................................................... .................................................................................... Objectief: .................................................................................... .................................................................................... .................................................................................... Evaluatie: .................................................................................... .................................................................................... Planning: .................................................................................... .................................................................................... Volgende consultatie: ............................. Datum: ............................ Subjectief: .................................................................................... .................................................................................... .................................................................................... Objectief: .................................................................................... .................................................................................... .................................................................................... Evaluatie: .................................................................................... .................................................................................... Planning: .................................................................................... .................................................................................... Volgende consultatie: ............................. Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 41 MEDISCHE GEGEVENS UITSLUITEND BESTEMD VOOR ARTSEN Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 42 Medische gegevens uitsluitend bestemd voor artsen Persoonlijke voorgeschiedenis cardiovasculair / asthma, COPD / osteoporose / neoplasmata / medische antecedenten / ... overige Familiale voorgeschiedenis Risicofactoren (roken, alcohol, sociaal risicogedrag) Vaccinatiestatus Preventie (borstCa, cervixCa, influenzavaccinatie) Mini Mental State Examination (MMSE) Documenten / Attesten Briefwisseling / Specialistenverslagen Laboratoriumuitslagen Beeldvorming Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 43 Appendix 3: Vragenlijst patiëntenbevraging Naam: ……………………………………………………………… Zorgverstrekkers: Datum:…………………… Verpleegkundige Kinesist Mantelzorger:……………………………………………………………………… Hebben zij gebruik gemaakt van het dossier? Weten ze het liggen? 1. Werd het dossier gebruikt? Zo ja: Door wie? arts, wachtarts, kinesist, verpleegkundige, mantelzorger,…………………… Op wiens initiatief? Voor andere doeleinden, zoals ziekenhuisconsultaties? Zo nee: Is er een specifieke reden waarom het niet gebruikt werd? Een ander dossier reeds in gebruik, patiënt weet het niet liggen, arts vroeg er nooit achter, het werd vergeten, …………………………………………………… Weet de patiënt het liggen? Wie wel/ook? 2. Was het nuttig? Voor de patiënt zelf? Heeft hij er dingen uit geleerd omtrent zijn eigen gezondheidstoestand? Voor mantelzorgers of verpleegkundigen? Hebben zij aanpassingen gedaan in hun beleid naar aanleiding van het thuisdossier? Zijn er naar aanleiding van het dossier gesprekken geopend met de huisarts? 3. Welke verbeteringen kunnen eraan uitgevoerd worden? Formaat? Inhoud? Te uitgebreid, niet uitgebreid genoeg? Voordeel van een elektronisch dossier, toegankelijk van op de computer van de patiënt dmv een paswoord? Indien van toepassingen, werden de registratiebladen van glycemie en INR gebruikt? Waarom wel/niet? Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 44 Appendix 4: Vragenlijst artsenbevraging Geslacht: M / V Leeftijd: 1. Heeft u gebruik gemaakt van de thuisdossiers? Zoja: Vroeg u er zelf achter, bracht de patiënt het aan of was het een wisselwerking? Was het nuttig? Was het makkelijk in gebruik? Zonee: Wat was de reden dat u geen gebruik hebt gemaakt van het thuisdossier? Prefereert u een ander systeem (bv een dat u al in gebruik had?) 2. Vindt u dat het thuisdossier de communicatie kan verbeteren: Met de patiënt? Met andere zorgverleners? Thuisverpleging Mantelzorgers … 3. Welke verbeteringen kunnen eraan uitgevoerd worden qua Formaat? Inhoud? Andere? 4. Welk registratiesysteem geniet uw voorkeur? Maakt u liever gebruik van een elektronisch registratiesysteem? Waarom wel/niet? 5. Opmerkingen: Thuisdossier van de chronische patiënt: Oppuntstelling en implementatie in de huisartsenpraktijk. | 45