TARGETING PDE4 IN PSORIATIC ARTHRITIS: SCIENTIFIC RATIONALE AND CLINICAL RESULTS - SATELLITE SYMPOSIUM CELGENE, EULAR, 11 JUNI 2015 FARMA FORUM Apremilast (Otezla®, Celgene): een nieuwe klasse bij psoriatische artritis Dominique-Jean Bouilliez Psoriatische artritis is een heterogene aandoening die niet alleen de huid en de gewrichten aantast, maar vaak ook enthesitis, dactylitis en nagelafwijkingen veroorzaakt (1). Apremilast, het eerste orale geneesmiddel van een nieuwe therapeutische klasse, de klasse van de type 4-fosfodiësteraseremmers (PDE4), verhoogt het intracellulaire cAMP-gehalte, waardoor de ontstekingsreactie afneemt via een effect op de expressie van TNF-a, IL-23, IL-17 en andere inflammatoire cytokines die een rol spelen bij psoriatische artritis en psoriasis. De pathofysiologie van psoriatische artritis is nog niet helemaal ontrafeld, maar is in elk geval complex. “Psoriasis wordt veroorzaakt door een combinatie van omgevingsgebonden factoren (infecties, traumata, lokale stress) en genetische factoren die leiden tot de productie van pro-inflammatoire mediatoren zoals IL-17, IL-23 en TNF-a (2)”, legde prof. Filip Van den Bossche (UZ Gent) uit. De plasmaconcentratie van die pro-inflammatoire cytokines stijgt naarmate de aandoening ernstiger is (3). Die cytokines worden sterk tot expressie gebracht in het gewrichtsvlies (4). “Mogelijk is de enthesis de primaire plaats van de gewrichtsontsteking (5), vervolgde hij. Je kan een enthesis moeilijk biopteren. Om die hypothese te toetsen, hebben we dus dieronderzoek moeten uitvoeren (6).” Dieronderzoek heeft de rol van IL-23-receptoren en Th17 en dus van IL-17 en IL-23 bevestigd (7, 8). Er bestaat een nauw verband tussen de enthesitis, de artritis en de nagelafwijkingen (9). De cytokinespiegels zijn ook erg hoog als enkel de huid is aangetast (10). Figuur 1 illustreert de aangrijpingspunten van de pro-inflammatoire cytokines. IL-17, IL-23 en TNF vind je op nagenoeg alle niveaus terug. ORC252N Fosfodiësterasen spelen een sleutelrol bij het regelen van de ontstekingsreactie Nagenoeg alle weefsels bevatten PDE. Ze inactiveren intracellulaire second messengers zoals cyclisch AMP (11), waardoor proinflammatoire mediatoren worden vrijgemaakt in geactiveerde immuuncellen (12). Er bestaan meerdere isovormen. PDE4 is het belangrijkste PDE in leukocyten en ontstekingscellen (13). cAMP remt de productie van TNF-a door eenkernige cellen. Vandaar het belang van blokkering van PDE4 bij psoriatische artritis (14). “Bij remming van PDE4 wordt cyclisch AMP niet meer afgebroken. Daardoor vermindert de ontstekingsreactie via een effect op de expressie van TNF-a, IL-23, IL-17 en andere pro-inflammatoire cytokines”, merkte Georg Schett (Erlangen-Nuremberg) op. Apremilast, een klein peroraal geneesmiddel, remt het PDE4 in de cellen en laat de andere fosfodiësterasen ongemoeid (12). Apremilast verhoogt zodoende het intracellulaire cAMP-ghalte, oefent een sterk ontstekingsremmend effect uit en vermindert de proliferatie en de dikte van de epidermale cellen significant (15). Apremilast vermindert ook de expressie van meerdere pro-inflammatoire genen (16) en oefent zo een effect uit op de verschijnselen van psoriatische artritis. PALACE: pivotale studies bevestigen het nut van een behandeling met apremilast PALACE-1, 2 en 3 zijn drie pivotale, multicentrische, dubbelblinde, placebogecontroleerde fase III-studies met parallelle groepen die 1.493 patiënten in een 1-1-1-verhouding hebben gerandomiseerd naar apremilast 20mg 2x/d, apremilast 30mg 2x/d of een placebo gedurende 16 weken. De patiënten van de placebogroep die een onvoldoende respons vertoonden, werden gerandomiseerd naar een van beide apremilast-groepen. De anderen hebben de placebo voortgezet gedurende in het totaal 24 weken. Na 24 weken kregen alle patiënten de actieve behandeling. De drie PALACE-studies werden uitgevoerd bij een brede waaier van patiënten met actieve psoriatische artritis, onder wie patiënten die al een behandeling met DMARD’s en/of biologische geneesmiddelen hadden gekregen (22,4% van het totale aantal) en patiënten die niet goed hadden gereageerd op een TNF-alfa-antagonist (17, 18). Kortom, een representatieve groep van patiënten met psoriatische artritis. “De PALACE-studies vormen het grootste programma dat ooit werd uitgevoerd met het oog op registratie van een geneesmiddel voor psoriatische artritis. De studies werden verlengd met een extensiestudie tot 5 jaar (19)”, zei Philip Mease (Seattle). De studies hebben aangetoond dat apremilast de tekenen en symptomen van psoriatische artritis significant verbeterde, te oordelen naar de ACR2-respons (een verbetering met 20%) na 16 weken, het primaire eindpunt. Figuur 1: Tabel van de cytokines die een rol spelen bij psoriatische artritis. IL-22 IL-23 IFN-γ TNF-α IFN-α IFN-γ TNF-α TNF-α Axial involvement IL-6 IL-17 IL-17 IL-22 IL-23 Skin involvement Nail disease IL-6 IL-8 IL-12 IL-17 Tender and swollen joints IL-23 TNF-α Enthesitis Dactylitis IL-17 TNF-α IL-17 IL-23 TNF-α Volgens een analyse van de PALACE-1-studie na 52 weken bleef het aantal patiënten met een ACR20-respons mettertijd stijgen en daalde het aantal pijnlijke en gezwollen gewrichten. Dat effect bleek niet uit te doven (17) “in tegenstelling tot wat wordt gezien met TNF-alfa-antagonisten”, aldus Philip Mease. Apremilast had ook een gunstig effect op de levenskwaliteit. Een analyse van de samengevoegde gegevens van de drie studies (19) leerde dat 57% van de patiënten een ACR2-respons bereikte na 52 weken en 38% een MASES-score (van enthesopathie) van 0 (20). Bij 68% van de patiënten daalde de dactylitisscore tot 0. Die gunstige effecten bleven gehandhaafd of namen op lange termijn nog toe. Zo vertoonde 65,3% van de patiënten in de PALACE-1-studie een ACR20-respons na 2 jaar (tegen 53,2% na 1 jaar) (21). De mediane percentuele daling van het aantal pijnlijke gewrichten bedroeg 71,0% (45,1% na 1 jaar). In de studies ESTEEM 1 (22) en 2 (23) werden soortgelijke resultaten behaald wat de psoriasis betreft. “Een ander voordeel van apremilast, concludeerde Philip Mease, is dat er geen laboratoriummonitoring vereist is. Apremilast veroorzaakt vooral gastro-intestinale bijwerkingen. Die treden gewoonlijk op in het begin van de behandeling, zijn gewoonlijk licht tot matig ernstig en verdwijnen meestal zonder probleem.” Referenties 1. Liu J, et al. World J Orthop 2014;5(4):537-43. 2. Chimenti M, et al. Autoimmun Rev 2013;12(5):599-606. 3. Szodoray P, et al. Rheumatology (Oxford) 2007;46(3):417-25. 4. Menon B, et al. Arthritis Rheumatol 2014;66(5):1272-81. 5. McQueen F, et al. Arthritis Res Ther 2006;8(2):207. 6. Yamamoto M, et al. J Invest Dermatol 2015;135(2):445-53. 7. Sherlock J, et al. Nat Med 2012;18(7):1069-76. 8. Limon-Camacho L, et al. J Rheumatol 2012;39(4):830-5. 9. Tan A, et al. Rheumatology (Oxford) 2007;46(2):253-6. 10. Lowes M, et al. J Invest Dermatol 2008;128(5):1207-11. 11. McDonough K, Rodriguez A. Nat Rev Microbiol 2011;10(1):27-38. 12. Schafer P, et al. Cell Signal 2014;26(9):2016-29. 13. Bäumer W, et al. Inflamm Allergy Drug Targets 2007;6(1):17-26. 14. Semmler J, et al. Int J Immunopharmacol 1993;15(3):409-13. 15. Schafer P, et al. Br J Pharmacol 2010;159(4):842-55. 16. Gottlieb A, et al. J Drugs Dermatol 2013;12(8):888-97. 17. Kavanaugh A, et al. Ann Rheum Dis 2014;73(6):1020-6. 18. Otezla (apremilast). Summary of Product Characteristics. 19. Gladman D. et al. EULAR 2015. OP0169. 20. Gladman D, et al. ACR 2013. Abstract#816. 21. Kavanaugh A, et al. ACR 2014. Abstract#1590. 22. Papp K, et al. AAD 2014. Abstract#8359. 23. Paul C, et al. AAD 2014. Abstract#8412.