Definities Economie Schaars middel Nut Vrije goederen Economische goederen Consumptiegoederen Investeringsgoederen Verbruiksgoederen Gebruiksgoederen Kapitaalgoederen Vlottende investeringsgoederen Consumptie Productiefactoren Ceteris-Paribus Clausule Micro-economie Meso-economie Macro-economie Behoefte Soorten behoeften Economisch principe Economie Eerste wet van Gossen of wet van dalend grensnut Grensnut Snobeffect Brandwageneffect Prijselasticiteit Inkomenselasticiteit Kruiselingse elasticiteit Een middel waarvan de verlangde hoeveelheid zou overtreffen als het gratis was Goederen en diensten zijn nuttig omdat ze behoeften bevredigen Niet schaarse goederen die zo overvloedig aanwezig zijn dat de volledige behoefte kan worden bevredigd. Goederen en diensten die bestaan uit consumptiegoederen en investeringsgoederen. Goederen die onmiddellijk de behoeften van de gezinshuishoudingen bevredigen. Goederen die dienen om consumptiegoederen te produceren Goederen die slechts 1 malig kunnen gebruikt worden (niet duurzaam) Goederen die verschillende malen bruikbaar zijn voor dezelfde behoeften. (duurzaam) Duurzame investeringsgoederen bv. gebouwen Niet-duurzame investeringsgoederen bv. grondstoffen De aanwending van economische goederen voor niet-productieve doeleinden. Natuur, arbeid en kapitaal Als het overige gelijk is, onder overigens gelijke omstandigheden Gedrag van individueel huishouding Gedrag van bepaalde huishouding bv. bedrijfstak, sector, regio Gedrag van een heel land Het aanvoelen van een tekort en het streven om dit tekort te bevredigen. • Primaire behoeften (voeding, kleding) • Immateriële behoeften (onderwijs, geneeskunde) • Collectieve behoeften (onderwijs, bejaardenzorg, recreatiezones) • Individuele behoeften (voeding, kleding, huis, ontspanning) Met gegeven middelen een maximale behoeftebevrediging bereiken De studie van het menselijk streven naar behoeftebevrediging met behulp van schaarse middelen. Naarmate men meer beschikt over een aantal eenheden van een bepaald goed, daalt voor de consument het nut dat de laatste eenheid aan het totaalnut toevoegt. Nut van de laatste toegevoegde eenheid = marginaal goed De gevraagde hoeveelheid neemt af wanneer men merkt dan anderen het kopen Gevraagde hoeveelheid stijgt wanneer anderen het kopen De verhouding tussen de procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid en de procentuele verandering van de prijs van een goed Verhouding tussen de procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid van een goed en de procentuele verandering van het inkomen van de consumenten Verhouding tussen de procentuele verandering van een prijs van een Lopende prijzen Kettingeuro’s Wet van Engel Levenscyclus van Modigliani Indexcijfer Indexkorf Optimale productiegrootte Winst Productiefunctie Productiviteit Totale productie Marginale productie Gemiddelde productie Marginale productie Productiekosten Totale constante kosten Totale variabele kosten Totale kosten Marginale totale kosten Technisch optimaal punt Optimale bezetting Volkomen concurrentie Gemiddelde totale opbrengst Marginale opbrengst Optimale winst Shutdown punt Break even Markt Bruto Netto Bruto product tegen marktprijzen BNP goed en de procentuele verandering van de prijs van een ander goed. Gemeten prijzen van het betreffende jaar Constante prijzen Bij een stijging van het inkomen is er een procentuele daling voor de uitgaven van voeding, terwijl de uitgaven voor luxegoederen procentueel toenemen Het model geeft de relatie weer tussen het sparen van een persoon, het verloop van zijn toekomstig beschikbaar inkomen en zijn leeftijd. Dit cijfer meet de evolutie van de prijzen bij het verbruik Het geheel van goederen en diensten die in aanmerking komen Bij welke productieomvang is de winst maximaal Totale opbrengsten – Totale kosten Het verband tussen de omvang van de productie en de hoeveelheid ingezette productiefactoren Resultaat van de productiefunctie Output / input Opbrengst van de ingezette productiefactoren gedurende bepaalde tijd. Meeropbrengst wanneer de productiefactor vermeerdert met 1 Totale productie / aantal arbeiders ∆ Totale productie / ∆ aantal arbeiders De prijs die men moet betalen voor elke werknemer, elke machine en elke kilo grondstof Kosten die onveranderlijk blijven binnen de gegeven productiecapaciteit en veranderen niet met de omvang van de productie. Verandering = altijd 0 Kosten afhankelijk van de productie bv. grondstofkosten Totale constante kosten + totale variabele kosten = Marginale variabele kosten = Marginale kost per eenheid Kruising tussen GTK en MK per eenheid Kruising tussen GVK en MK per eenheid Marktvorm waarin de prijs van het product voor het individuele bedrijf een gegeven vormt veel vragers, veel aanbieders Totale opbrengst / verkochte hoeveelheid = prijs = gemiddelde opbrengst Kruising van Mo en MK Hieronder geen aanbod meer Aanbodcurve = MK curve vanaf schutdown punt MO = GVK MO = GTK Een plaats waar vragers en aanbieders van een bepaald goed elkaar ontmoeten en transacties sluiten = Netto + vervangingsinvesteringen = Uitbreidingsinvesteringen + voorraadwijzigingen Bruto product tegen factorprijzen + indirecte belasting – subsidies BBP + inkomens uit buitenland – inkomens die naar buitenland gaan Formules GCK = TCK / Q GVK = TVK / Q GTK = TK / Q MK = ∆ TK / ∆ Q TVK = TK – TCK TK = GTK x Q of TCK + TVK