nieuwsbrief - Vlaanderen.be

advertisement
NIEUWSBRIEF
Driemaandelijks, september 2005
Nummer 3
na
Met steun van
de Vlaamse Gemeenschap
In dit nummer:
•
•
•
•
•
Woord vooraf
Hoe fit en actief is de Vlaming?
Hoe overgewicht bij tieners voorkomen?
Naar het werk fietsen is gezond
American College of Sports Medicine
Woord vooraf
In een studie van mei 2005 ‘De vergrijzing, een collectieve uitdaging’ zet de
CM heel wat interessant cijfermaterieel op een rij. Zo berekende de CM dat een
25-jarige man vandaag de dag gemiddeld een levensverwachting heeft van 76,5
jaar. Belangrijk evenwel is dat deze man tot halverwege zijn 63ste levensjaar in
goede gezondheid zal zijn om vervolgens met 13 jaren in slechte gezondheid af
te sluiten. Voor een vrouw berekende de CM een levensverwachting van 82,5
jaar. Tot haar 65ste jaar zou het goed gaan met die vrouw, waarna nog maar
liefst 17,5 jaar in slechte gezondheid zou volgen. Tevens blijkt duidelijk uit hun
cijfers dat de levensverwachting in goede gezondheid correleert met het
opleidingsniveau. Hoe hoger opgeleid, hoe gezonder. Cijfers met betrekking tot
de relatie met sportbeoefening en fysieke activiteit zijn niet bekend. Het lijkt
ons essentieel om ook deze relatie in de toekomst op te volgen. Met één van de
interventiestudies van het Steunpunt SBG waarbij we sedentaire senioren
gedurende een heel jaar aan het sporten zetten, houden we alleszins een vinger
aan de pols. In het najaar publiceren we de resultaten en voornaamste
conclusies van dit onderzoek.
In het basisonderwijs wordt per 1 september 8 miljoen vrijgemaakt om 245
extra leerkrachten LO aan te nemen. Met de resultaten van het Steunpunt SBG,
met name het ‘SPARK’-project in de hand is dat alvast een stap in de ‘goede’
richting naar meer LO op school.
Guido Steens
Directeur Steunpunt SBG
-1-
Hoe fit en actief is de Vlaming?
In de vorige nieuwsbrief hadden we het in het kader
van het grote fitheidonderzoek van de volwassen
Vlamingen (N= 5.170) over de sportparticipatie. In
deze bijdrage gaan we nader in op bepaalde
aspecten van de fysieke fitheid en de fysieke
activiteit.
Morfologische fitheid
Onder morfologische fitheid verstaan we de
verschillende lichaamsmetingen zoals lichaamslengte,
gewicht, omtrek- en huidplooimetingen Bij de
gemiddelde waarden van de lichaamslengte krijgen we
een bevestiging van de seculaire trend, m.a.w. de
mensen werden alsmaar groter de afgelopen 30 jaar.
De jongste leeftijdsgroep is gemiddeld 180 cm groot bij
de mannen en 168 cm bij de vrouwen. Dit gemiddelde
daalt in functie van de leeftijd continu tot
respectievelijk 173 en 161 cm.
Wat de BMI-waarden betreft, gaven we reeds een
gedetailleerd overzicht in de eerste editie van deze
nieuwsbrief. Samenvattend kunnen we hier nogmaals
stellen dat vanaf 40 jaar bij de mannen en 50 jaar bij de
vrouwen meer dan 50% te kampen heeft met
overgewicht. Vanaf de leeftijd van 45 stijgt zowel bij
SAR
(cm)
HGR
(kg)
PLT
(sec)
SBJ
(cm)
SUP
(N)
SHR
(sec)
18-24
21,4
(± 9,1)
47,4
(± 9,6)
11,5
(± 2,9)
202,5
(±25,4)
24,9
(± 4,8)
20,5
(± 1,5)
25-29
22,4
(± 9,3)
49,2
(±10,5)
10,5
(± 2,0)
195,8
(±23,4)
24,5
(± 4,2)
20,5
(± 1,6)
30-34
22,5
(± 9,1)
52,7
(±11,0)
10,8
(± 2,6)
191,3
(±26,5)
22,5
(± 4,0)
20,9
(± 1,6)
35-39
21,6
(± 8,5)
50,9
(±10,5)
11,0
(± 2,7)
187,1
(±25,0)
20,7
(± 5,0)
21,6
(± 2,3)
40-44
20,6
(± 8,8)
51,2
(±10,1)
SAR
(cm)
HGR
(kg)
PLT
(sec)
SBJ
(cm)
SUP
(N)
SHR
(sec)
18-24
24,2
(± 8,0))
28,2
(± 8,3)
12,5
(± 3,3)
151,0
(±20,8)
19,3
(± 4,7)
22,5
(± 1,9)
25-29
26,0
(± 7,1)
30,3
(± 7,8)
11,7
(± 2,7)
146,8
(±20,0)
18,5
(± 3,6)
22,8
(± 1,7)
30-34
26,1
(± 7,6)
31,2
(± 7,5)
11,41
(± 2,4)
143,0
(±19,1)
17,3
(± 4,8)
23,2
(± 2,2)
35-39
25,0
(± 7,9)
32,4
(± 7,4)
11,8
(± 2,5)
140,0
(±23,6)
15,2
(± 4,9)
23,8
(± 2,1)
40-44
23,9
(± 8,1)
32,7
(± 8,2)
mannen als bij vrouwen het percentage obesen
boven de 10% uit.
De vetpercentages, berekend op basis van
huidplooimetingen, gaan voor de mannen in
stijgende lijn met de toename van de leeftijd van
gemiddeld 17,1 naar 24% en bij de vrouwen van
29 naar 36%.
Motorische fitheid
Voor het meten van motorische fitheid (kracht,
lenigheid, snelheid en coördinatie) werd gebruik
gemaakt van de testbatterij Eurofit for Adults. Deze
resultaten zijn een echte nulmeting in die zin dat de
fitheid van de volwassen Vlaming nu voor het eerst
op deze schaal en op deze wijze werden getest.
Trends kunnen derhalve dan ook niet vastgesteld
worden vermits er geen vergelijkbare resultaten
beschikbaar zijn.
In tabellen 1 en 2 kunnen we toch vaststellen dat
zowat alle motorisch parameters vanaf 18 jaar
achteruitgaan, behalve de handknijpkracht. Dit is
logisch gezien de statische kracht ook positief
gerelateerd is met het lichaamsgewicht.
45-49
20,4
(± 9,2)
48,8
(±10,0)
50-54
20,0
(± 8,8)
48,8
(± 9,2)
55-59
17,8
(± 7,9)
46,6
(± 9,4)
60-64
16,8
(± 8,2)
43,3
(± 8,5)
65-69
14,0
(± 8,4)
41,0
(± 8,5)
70-74
14,4
(± 8,0)
39,4
(± 8,6)
Tabel 1: Gemiddelden (± SD = standaarddeviatie) van
de Eurofit-tests bij volwassen Vlaamse mannen
(SAR = sit and reach, HGR = handgrip, PLT = plate
tapping, SBJ = standing broad jump, SUP = sit-ups,
SHR= shuttle run)
45-49
24,1
(± 8,0)
30,2
(± 7,8)
50-54
23,3
(±7,8)
30,3
(± 7,7)
55-59
22,6
(±7,8)
27,3
(± 7,2)
60-64
22,1
(±7,5)
26,2
(± 6,3)
65-69
21,9
(± 7,9)
25,7
(± 5,9)
70-74
19,1
(± 8,2)
24,1
(± 6,1)
Tabel 2: Gemiddelden (± SD = standaarddeviatie) van
de Eurofit-tests bij volwassen Vlaamse vrouwen
(SAR = sit and reach, HGR = handgrip, PLT = plate
tapping, SBJ = standing broad jump, SUP = sit-ups,
SHR= shuttle run)
-2-
Cardiorespiratorische fitheid
Voor het meten van de uithouding werd
afhankelijk van de leeftijd en het risicoprofiel
van de proefpersoon de aangepaste uithoudingshuttle run (= bieptest met een aanvangssnelheid
van 4 km/u ipv 8 km/u) of de 6 minuten
wandeltest afgelegd. Het gemiddeld aantal
gelopen minuten van de uithouding-shuttle run
gaat in dalende lijn van jong naar oud van 15 tot
13,3 minuten bij de mannen en van 10,1 tot 9,6
minuten bij de vrouwen.De gemiddelde
wandelafstand ging eveneens in dalende lijn van
jong naar oud van 612 tot 557 m bij de mannen
en van 566 tot 502 m bij de vrouwen. Ook hier is
geen trend vast te stellen omdat dit de eerste maal
gemeten werd.
De bloeddrukwaarden werden eveneens gemeten
en de percentages van de bevolking die aan
hypertensie lijdt, worden weergegeven in figuur
1. Hypertensie wordt gedefinieerd als een
diastolische bloeddruk van 90 mm Hg of meer of
een systolische bloeddruk van 140 mm Hg of
meer. Opvallend hierbij twee vaststellingen:
o de mannen hebben in alle leeftijdsgroepen
een stuk meer te kampen met hypertensie dan
vrouwen;
o de hoge percentages in de groep van de 50plussers niettegenstaande er in deze groep
nog een onderschatting gebeurt omdat een
aantal onder hen dank zij medicatie de
bloeddruk binnen de normen houdt.
Figuur 1: Percentages van de volwassen
Vlaamse bevolking met hypertensie
70
60
Percentage hypertensie
50
40
mannen
vrouwen
30
20
10
0
18-24
25-29
30-34
35-39
40-44
45-49
50-54
55-59
60-64
65-69
70-74
Leeftijdscategorieën
Ten slotte werd ook met een spirometrietoestel
de vitale longcapaciteit gemeten. De vitale
capaciteit is de maximale hoeveelheid lucht die
uitgeademd kan worden na een geforceerde
inademing. De longen van een volwassene
bevatten circa 6 liter lucht. Bij rustige
ademhaling wordt ongeveer een halve liter in –
en uitgeademd maar met grote inspanning kan 4
tot 5 liter worden uitgeademd na een zo diep
mogelijke inademing. Het longvolume varieert
volgens leeftijd, geslacht en gestalte. Deze
waarden gaan gemiddeld volgens onze cijfers in
dalende lijn van jong naar oud van 5,2 naar 3,9
liter bij de mannen en van 3,8 naar 2,6 liter bij de
vrouwen.
Metabole fitheid
Voor de verschillende cholesterolparameters
werden de referentiewaarden voor
leeftijdsgroepen per 10 jaar berekend omdat
niet van heel de proefgroep bloedstalen werden
afgenomen. De jongste leeftijdsgroep is de 1829 jarige groep en de oudste is de 50-59 jarige
groep. Zowel bij mannen als bij vrouwen
nemen het totaal cholesterol toe met de leeftijd.
Bij mannen is er een sterke stijging te zien
tussen de 18-29 en de 30-39 jarige groep. Bij
vrouwen is de stijging minder groot. De
hoogste waarde voor P50 voor het totaal
cholesterol bedraagt 212 mg/100ml bij mannen
-3-
en 216 mg/100ml bij vrouwen. Behalve voor de
jongste leeftijdsgroep hebben meer dan 50% van
de mannen een te hoog totaal cholesterol (totaal
cholesterol > 190 mg/100ml). Bij vrouwen is dit
enkel voor de twee oudste leeftijdsgroepen. Ook
hier geldt weer dat dit een onderschatting is
gezien mag verondersteld worden dat heel wat
ouderen medicamenteus hun cholesterol onder
controle houden.
Sedentariteit
Steeds meer onderzoeksgroepen brengen hoge
prevalentiecijfers voor sedentariteit aan het licht,
zowel op Europees als op wereldniveau. Een
voldoende hoeveelheid fysieke activiteit is echter
noodzakelijk voor de preventie van
gewichtstoename en een hele reeks ziektes en
aandoeningen, waaronder hypertensie, hart- en
vaataandoeningen, diabetes, sommige kankers,
osteoporose,… Internationaal wordt aangenomen
dat een dagelijkse hoeveelheid fysieke activiteit
noodzakelijk is om preventief op te treden tegen
obesitas en diabetes.
De gecomputeriseerde vragenlijst stelde ons
eveneens in staat om de dagelijkse fysieke
activiteit te berekenen, de zogenaamde PALscore (PAL = Physical Activity Level). Dit is
het gemiddeld energieverbruik per week, dat
overeenkomt met een bepaald veelvoud van het
rustmetabolisme (= 1 MET waarbij 1 MET
gemiddeld overeenkomt met 1 kcal/kg/u). De
PAL-waarde varieert meestal tussen 1,3 MET
en 3,5 MET en de kritische ondergrens wordt
internationaal op 1,75 MET gelegd. Individuen
met een gemiddelde PAL-waarde van 1.75 of
lager vertonen een ongezonde, sedentaire
levensstijl. De PAL-score houdt dus rekening
met alle bronnen van energieverbruik: sporten,
werk, tuinieren, wandelen, fietsen, etc.
Uit de cijfers in figuur 2 blijkt onmiddellijk dat
ook in Vlaanderen een hoge graad van
sedentariteit kan worden vastgesteld. Concreet
zien we dat voor de mannen in elke
leeftijdsgroep minstens 40% niet het
voorgeschreven activiteitsniveau haalt met
uitschieters voor de jongste volwassenen (61%)
en de 60-plussers (meer dan 80%). Voor de
vrouwen haalt in elke leeftijdscategorie
minstens 66% dit niveau niet met uitschieters
bij de jongste leeftijdsgroep (84%) en vanaf 55
jaar (meer dan 80%).
Figuur 2: Percentage inactieven of sedentairen
(PAL< 1,75) in de volwassen Vlaamse bevolking
100
90
80
Percentage inactieven
70
60
mannen
vrouwen
50
40
30
20
10
0
18-24
25-29
30-34
35-39
40-44
45-49
Leeftijdsgroepen
-4-
50-54
55-59
60-64
65-69
70-74
Kijkindex
De gecomputeriseerde vragenlijst inventariseerde
eveneens de kijkindex, d.i. het aantal uren dat de
mensen gemiddeld per week spendeerden aan
TV-kijken, video of computerspelletjes. In figuur
3 stellen we het gemiddeld aantal uur voor per
leeftijdsgroep en volgens geslacht. We stellen
vast dat er haast geen verschillen zijn in
kijkgedrag tussen mannen en vrouwen en
dat de kijkindex in het algemeen toeneemt
met de leeftijd. De senior kijkt bijna één
etmaal per week naar TV!
Figuur 3: Kijkgedrag van de
volwassen Vlaamse bevolking
25
Kijkgedrag (u/week)
20
15
mannen
vrouwen
10
5
0
18-24
25-29
30-34
35-39
40-44
45-49
50-54
55-59
60-64
65-69
70-74
Leeftijdsgroepen
Alarmfase 1?
Kunnen deze beschrijvende statistieken nu een antwoord geven op de vraag die
in deze en voorgaande titels (zie nieuwsbrieven 1 en 2) gesteld werden? Gaan
we onder druk van de media meer sporten, zijn we fitter, leven we gezonder?
Qua sportparticipatiecijfers kunnen we stellen dat de cijfers (zie nieuwsbrief nr.
2) in de lijn liggen van de voorgaande VRIND-statistieken. Qua fitheid werd
voor het eerst de nulmeting gerealiseerd onder een volwassen bevolking en dit
laat geen uitspraak toe over het feit of we al dan niet fitter zijn. Qua gezondheid
kunnen we stellen dat de cijfers ronduit alarmerend zijn. Overgewicht,
sedentariteit, hypertensie en hoge cholesterolwaarden zijn massaal aanwezig in
de Vlaamse bevolking en deze laatsten wijzen er dan weer op dat er misschien
toch iets aan de hand is met ons sport- en bewegingspatroon.
*Dit onderzoek wordt geleid door de hoofdpromotoren Lefevre, Philippaerts en
Duquet met medewerking van de bursalen Matton, Duvigneaud en Wijndaele.
Meer info: [email protected]
-5-
Hoe overgewicht bij tieners voorkomen?
De ‘couch potatoe-generatie’ was een tiental jaar
geleden nog populair-wetenschappelijk jargon om
een nieuw fenomeen te beschrijven, nl. die van de
bewegingsarme en chipsetende TV-kijker.
Ondertussen is gebleken dat de combinatie van
ongezond voedsel en sedentariteit een spiraal van
overgewicht en obesitas bij de jeugd in werking
heeft gezet. De couch potatoe is zijn sociologische
wortels ontgroeid en is stilaan de meest geduchte
vijand van de volksgezondheid geworden. Reden te
meer voor het Steunpunt Sport, Beweging en
Gezondheid om na te gaan of het mogelijk is om
overgewicht bij jongeren te voorkomen via een
gerichte interventie op school rond promotie van
gezonde voeding en beweging.
Beginsituatie
Onder leiding van prof . I. De Bourdeaudhuij van
U Gent zette Leen Haerens een interventie op in de
eerste graad van 10 West-Vlaamse scholen met
TSO- en BSO-richtingen. Bij de aanvang van de
interventie werden de leerlingen uit deze 10
scholen en nog eens 5 andere controlescholen al
onmiddellijk getest. Deze baseline gegevens gaven
aan dat 17,5% van de jongens en 20,2% van de
meisjes al op erg jonge leeftijd te kampen had met
overgewicht. Deze percentages liggen hoger dan de
referentiewaarden van 10 tot 15% voor de Vlaamse
jongeren. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat
jongeren uit technisch en beroepsonderwijs vaker
uit milieus met lager scholingsgraad en lagere
sociale klasse komen. Deze laatsten zijn dan weer
geassocieerd met een hogere prevalentie van
overgewicht.
Een ander opvallend resultaat van het
baselineonderzoek is dat de jongeren met
overgewicht minder fysiek actief zijn en minder fit
zijn dan de jongeren met een gezond gewicht. Dit
betekent dat deze jongeren nog meer risico lopen
om hun overgewicht te behouden of om obees te
worden. De norm om gezondheidsvoordelen te
verkrijgen voor jongeren ligt op 60 minuten matige
tot intense activiteit per dag. Ook hier blijkt bij
aanvang van de studie dat maar liefst 61% van de
jongens en 83,5% van de meisjes deze norm niet
haalt. Vooral meisjes en jongens met overgewicht
halen deze norm niet. Tenslotte werd op basis van
het onderzoek vastgesteld dat jongeren met
overgewicht slechter presteerden op een fysieke
uithoudingstest dan jongeren met een gezond
gewicht.
Wat voeding betrof, werd vastgesteld dat 66% van de
jongeren niet voldeed aan de aanbevelingen inzake
vetinname. Wat fruitconsumptie betreft, haalde 84%
niet de aanbevolen hoeveelheid van twee stukken fruit
per dag. De consumptie van softdrinks was zeer hoog.
Interventie
Tot zover de beginsituatie. In hoever kan een
interventie deze situatie keren? Ook hier geldt weer dat
de school de ideale setting is om aan preventie te doen
omdat alle jongeren bereikt kunnen worden. Er werd
gewerkt rond gezonde voeding én meer beweging. De
interventie creëerde een gezondheidsbevorderende
schoolomgeving en stond voor een aanpak op
individueel niveau.
Voor voeding werd gewerkt rond drie
gedragsveranderingen die ondersteund werden door
omgevingsveranderingen:
o de fruitconsumptie verhogen tot 2 stukken per dag;
o het drinken van 1,5 liter water per dag stimuleren;
o de vetinname verlagen.
Voor fysieke activiteit werd als doel gesteld om de
jongeren 60 minuten per dag aan het bewegen te
krijgen door:
o extra bewegingsmomenten te creëren tijdens en na
de schooluren;
o sportmateriaal beschikbaar te stellen;
o actief transport naar en van school aan te
moedigen.
-6-
Op individueel niveau kregen de leerlingen
een op maat gemaakt advies over hun
vetinname, fruitconsumptie en
bewegingsgewoontes. Dit gebeurde aan de
hand van een cd-rom die tijdens de les aan
bod kwam.
De uitbouw van de interventie was op maat van de school
gesneden, wat resulteerde in heel wat diverse initiatieven (posters,
fruitverkoop, educatieve spelen, gezond ontbijten, gratis drinkbus
etc.). In een aantal scholen werden extra inspanningen geleverd om
de ouders te betrekken bij de interventie. Dit gebeurde vooral door
nieuwsbrieven en schoolkrantjes.
Foto 1: Promotie van het drinken van
water in het Sint-Jozefscollege Izegem
Resultaten
Na één jaar interventie bleek alvast dat de
scholen onder impuls van directie en leerkrachten
erin slaagden om het voedings- en
bewegingsprogramma te implementeren.
Wat fysieke activiteit betreft, werd een positief
effect vastgesteld:
o bij meisjes bleek de zelfgerapporteerde totale
fysieke activiteit te verhogen;
o er werd meer gebruik gemaakt van actief
transport (jongens in schoolcontext, meisjes
in vrijetijdscontext);
o zowel jongens als meisjes participeerden
meer in extra-curriculaire sportactiviteiten;
o een verhoging van sportparticipatie in de
vrijetijd kon niet worden vastgesteld, wat
enigszins te verklaren is door de zomerstart
van de meeste sportclubs.
Wat voeding betreft:
o geen effect op de consumptie van softdrinks en fruit;
o met steun van de ouders was er een positief effect op
vetinname bij meisjes.
Wat BMI betreft, kon worden vastgesteld dat er reeds na
één schooljaar een positief effect bij de meisjes waar te
nemen was. Zijn meisjes dan toch meer ‘dieet-minded’?
Een stap in de goede richting?
Op basis van deze resultaten kunnen we stellen dat
preventie van overgewicht een dringende noodzaak is bij
jongeren uit het technisch en beroepsonderwijs. Een
meerderheid eet ongezond en is te weinig actief om
gezondheidsvoordelen te verkrijgen en dit al op erg jonge
leeftijd. Het is dan ook een erg hoopvol gegeven dat mits
een gerichte interventie de school in staat kan zijn om
jongeren aan te zetten om meer te bewegen en gezonder
te eten.
Meer info: [email protected]
-7-
Naar het werk fietsen is gezond
In de eerste nieuwsbrief gaven we het opzet aan
van een interventiestudie die tot doel had na te
gaan of de werkende bevolking er kon toe
aangezet worden om met de fiets naar het werk te
rijden en of dit dan ook positieve effecten had
voor de gezondheid. In het licht van het actuele
verkeersdebat in Vlaanderen kan dit belangrijke
informatie opleveren. Ondertussen hebben zo’n
80-tal mensen meer dan een jaar met de fiets naar
het werk gereden en is Bas de Geus (VUB) druk
bezig de laatste eindtests af te nemen. Dit belet
niet dat er nu al zicht is verkregen op
belemmerende en faciliterende factoren en het
effectieve gezondheidsgehalte van zo’n
dagelijkse fietstrip.
Drempels versus motivaties
Op basis van een vragenlijst werden 694
werkende volwassenen, waarvan 52% die
regelmatig naar het werk fietsen, bevraagd. Uit
deze bevraging bleek dat de volgende factoren als
drempels werden ervaren om naar het werk te
fietsen:
o afstand;
o niet praktisch;
o veiligheid;
o regen/zweten.
Factoren die de mensen dan weer wel konden
motiveren om naar het werk te fietsen zijn de
volgende:
o douchemogelijkheid op het werk;
o aanwezigheid van fietspaden;
o financiële stimuli.
Gezondheidseffecten?
De huidige consensus met betrekking tot
gezondheidsgerelateerde richtlijnen voor fysieke
activiteit bij volwassenen legt de lat momenteel op 30
minuten fysieke activiteit van matige intensiteit of
meer en dit liefst alle dagen van de week. Matige
intensiteit staat volgens de richtlijnen van het
American College of Sport Medicine gelijk met 3 tot
6 MET. Op het eerste gezicht lijkt een activiteit als
commuter cycling of pendelen met de fiets een ideale
gewoonte om aan deze richtlijnen te voldoen, maar is
dat ook zo?
Aan 20 personen van de commuter cycling
interventie werd gevraagd om hun dagelijkse traject
naar het werk aan een intensiteit te fietsen die ze
gewoonlijk ook doen. Zij kregen een draagbare
spirometer. De resultaten van deze veldtest werden
naast de resultaten van hun maximale inspanningstest
in het labo gelegd.
De proefpersonen fietsten aan een intensiteit die
gemiddeld 75% van hun maximale waarde was. Zo
was de gemiddelde hartfrequentie gemiddeld 138
slagen per minuut.
Hieruit bleek dat mannen gemiddeld tegen een METwaarde van 7,6 (+/- 1,6) en de vrouwen gemiddeld
aan 5,6 (+/- 1,3) fietsten. De gemiddelde duur van het
traject was 25,5 minuten (+/- 12,0). Op basis van
deze resultaten kan gesteld worden dat commuter
cycling als een gezondheidsbevordererende activiteit
kan bestempeld worden.
Impact van de bedrijven
Om na te gaan wat de mogelijke impact zou kunnen zijn van de bedrijven zelf op het al dan niet
fietsgedrag van haar werknemers, werd een telefonische enquête georganiseerd. Een aantal bedrijven met
meer dan 200 werknemers met een hoofdzetel in Vlaanderen werden gecontacteerd, waarvan 89 (respons
van 52%) effectief participeerden. Van de werkgevers stelt 65% dat zij verantwoordelijkheid dragen
inzake mobiliteit van de werknemers en 44% meende dat ze invloed konden uitoefenen op de keuze van
transport. Zowat 35% van de werkgevers promoten de fiets als transportmiddel maar dan vooral om
imagoredenen of op vraag van de werknemers. Meer dan 80% van de werkgevers geeft een financiële
compensatie, heeft douchemogelijkheden en fietsstallingen.
Meer info: [email protected]
-8-
American College of Sports Medicine
52nd annual meeting, Nashville,
USA
Dit jaar organiseerde ACSM haar jaarlijks
congres in Nashville, USA. Meer dan 4500
deelnemers vanuit alle werelddelen namen
deel en meer dan 2200 voordrachten,
tutorials, clinical lectures en posters werden
voorgebracht. Dit is HET wetenschappelijk
congres in bewegingswetenschappen en –
sportgeneeskunde.
De prestigieuze Wolf-lecture werd dit jaar
gehouden door Frank Booth die in een
geanimeerd betoog de gezondheidseffecten
van een voldoend actieve levensstijl
toelichtte. Hij toonde aan hoe over de laatste
decennia, en in snel tempo de laatste vijftien
jaar, de landkaart van de USA steeds maar
meer en meer rood gekleurd is met staten die
een hoge prevalentie van obesitas vertonen..
Eén van zijn belangrijke conclusies is dan
ook dat het voor de geïndustrialiseerde
landen hoog tijd is om tot een drastische
wijziging over te gaan in het preventieve
gezondheidsbeleid. In de VS wordt jaarlijks
slechts 3 tot 5 % van het totale
gezondheidsbudget besteed aan preventieve
gezondheidszorg en dit zou een veelvoud
ervan moeten worden. Hoe kan het dat één
van de meest welvarende landen ter wereld
een bedroevende plaats bekleedt wanneer het
gaat over de prevalentie van overgewicht en
obesitas. Indien de USA op de Olympische
Spelen van Peking een even bedroevende
plaats zou bekleden en geen gouden
medailles mee naar huis zou brengen dan zou
het land op zijn kop staan en zouden
onmiddellijk allerlei initiatieven genomen
worden om hieraan te verhelpen. Waar
hebben we dat nog gehoord?
Steunpunt SBG-bijdragen op ACSM 2005
De Belgische delegatie was dit jaar uitzonderlijk groot met minstens een vijftal
afgevaardigden van elk van de Vlaamse universiteiten, enkele vertegenwoordigers van de
hogescholen en een aantal Waalse collega’s. De promotoren en bursalen van het
Steunpunt Sport, Beweging en Gezondheid hebben in verscheidene sessies hun studies
toegelicht op basis van de gegevens die nu reeds in de projecten van het Steunpunt
verzameld werden.
o Stefanie Verstraete e.a., Effects of a 2 year elementary-school physical education
intervention based on Spark in Belgium (abstract)
o Leen Haerens e.a., Effect of a Middle school physical activity and healthy food
intervention on BMI Z-scores (abstract)
o Heleen Spittaels e.a., Does a tailored intervention program delivered through the
internet enhance physical activity in adults (abstract)
o Nathalie Duvigneaud e.a., Prevalence of overweight and obesity in Flemish adults
(abstract)
o Gaston Beunen e.a. , Generational differences in physical fitness (abstract)
o Johan Lefevre e.a. , Familial resemblance in physical fitness (abstract)
o Lynn Matton e.a., Familial resemblance in physical activity (abstract)
o Peter Deriemaeker e.a., Nutritional intake in Flemish adults from the age of 18 up to
75 (abstract)
o Katrien Wijndaele e.a., Association between clusters of perceived stress correlates
and physical activity in adults (abstract)
-9-
Nieuwe richtlijnen
Ook de nieuwe uitgave van “ACSM’s Guidelines for
exercise testing and exercise prescription” werd in een
symposium grondig toegelicht met de nadruk op de
gezondheidsgerelateerde fysieke activiteit.
Bill Haskell, een van de pioniers in het onderzoek naar
de effecten van gezondheidsgerelateerde fysieke
inspanningen, stelde dat er meer dan voldoende goede
wetenschappelijke studies zijn om ‘evidence based’
richtlijnen voor te schrijven voor de hele populatie. Het
is hoog tijd om van de Ivory Tower van de
wetenschapper af te dalen naar de ‘Towns’ en gerichte
initiatieven te nemen om een fysiek actieve en gezonde
levensstijl voor iedereen te promoten. Men zou dit
kunnen vertalen naar ‘Fysieke Activiteit voor Allen’.
We zijn inderdaad geëvolueerd van Sport voor Allen
naar Gezondheidsgerelateerde Fysieke Activiteit voor
Allen. In wetenschappelijke kringen kan men inderdaad
gewagen van een verandering in paradigma over de
laatste 50 jaar in de bewegingswetenschappen.
Anderzijds blijft Steve Blair van de Cooper Clinic zijn
standpunt verdedigen en bewijzen dat een lage fysieke
conditie, en meer specifiek een lage
cardiorespiratorische fitheid, een belangrijke
risicofactor is voor vroegtijdig overlijden. Een hoge
cardiorespiratorische fitheid zou namelijk de negatieve
gevolgen van overgewicht en zelfs obesitas gedeeltelijk
compenseren, zodat een individu met een goede
cardiorespiratorische fitheid en overgewicht of matige
obesitas minder risico loopt dan iemand met een lage
cardiorespiratorische fitheid.
In een ander symposium met o.a. onze Nederlandse
collega Willem Van Mechelen werden de gunstige
effecten van de promotie van gezondheidsgerelateerde
fysieke activiteit in de arbeidssituatie (o.a. bij KLM)
geanalyseerd. Hierbij werd ook toegelicht hoe
dergelijke interventiestudies best dienen opgevat te
worden vanaf de planning t.e.m. de effectstudie en
kosten-batenanalyse.
Prof. Gaston Beunen
Promotor-coördinator
Steunpunt Sport,
Beweging en
Gezondheid
Studentenwijk Arenberg 1
3001 Heverlee
Tel: 016/32.91.61
Fax: 016/32.91.67
E-mail:
[email protected]
http://www.steunpuntSBG.be/
Colofon
Deze nieuwsbrief is het infoblad
van het Steunpunt Sport, Beweging
en Gezondheid.
Het Steunpunt Sport, Beweging en
Gezondheid wordt gefinancierd
door de Vlaamse Gemeenschap in
het kader van het programma
“Steunpunten voor Beleidsrelevant
Onderzoek”. In deze mededeling
wordt de mening van het
Steunpunt SBG en niet van de
Vlaamse Gemeenschap
weergegeven. De Vlaamse
Gemeenschap is niet aansprakelijk
voor het gebruik dat kan worden
gemaakt van de in deze
mededeling opgenomen gegevens.
Abonneren kan gratis via
www.steunpuntsbg.be
Artikels uit deze nieuwsbrief
mogen overgenomen worden, mits
bronvermelding.
Werkten mee aan dit nummer:
Prof. Ilse De Bourdeaudhuij,
Prof. Gaston Beunen, Prof. Johan
Lefevre, Prof. Renaat Philippaerts,
Guido Steens, Prof. William
Duquet, Leen Haerens, Bas de
Geus.
Lay-out: Jannes Pockelé
V.U.: Guido Steens
-10-
Download