Uitvoering zesde staatshervorming gezondheidszorg

advertisement
Staatshervorming
De uitvoering van de 6e staatshervorming inzake
gezondheidszorg: stand van zaken
Jonathan Bouvy, CM beleidsmedewerker
Nicole De Palmenaer, CM beleidsmedewerker
Peter Hannes, CM beleidsadviseur Zorg
Laurent Jauniaux, CM beleidsmedewerker
Samenvatting
Lange onderhandelingen resulteerden in 2011 in het zogenaamde Vlinderakkoord dat vorm geeft aan de zesde
staatshervorming. Dit akkoord heeft ook een grote impact op de gezondheidszorg. Er is immers beslist om heel wat
bevoegdheden binnen dit domein over te hevelen van de federale overheid naar de deelstaten. Dit ging al in op
1 juli 2014. Door het afsluiten van overgangsprotocollen en het uitblijven van regionale aanpassingen aan vigerende
wetgeving, is er op het terrein aanvankelijk weinig merkbaar van de zesde staatshervorming.
Deze overgangsfase loopt intussen op zijn einde en de deelstaten bereiden zich volop voor op de eigenlijke
overname van de verschillende bevoegdheden. Hierbij gaan ze onder meer na hoe ze deze kunnen inkantelen in
de reeds bestaande bevoegdheden. In dit artikel geven we per deelstaat een overzicht van de stand van zaken van
de implementatie van de zesde staatshervorming. Het gaat dan in de eerste plaats over de manier waarop zij de
overgedragen bevoegdheden zullen uitvoeren. In een eerste fase zal de nadruk liggen op continuïteit. Dit belet niet
dat er ook al nieuwe initiatieven genomen worden zoals het Basisondersteuningsbudget (BOB) in Vlaanderen of
een afhankelijkheidsverzekering in Wallonië. Daarnaast is de voorbije periode al meer duidelijkheid gekomen over
de manier waarop de verschillende overheden de bevoegdheden zullen beheren en op welke wijze zij het overleg
met relevante actoren zullen organiseren. In dit alles wordt stilaan ook duidelijk in welke mate de overheden eigen
accenten leggen.
Sleutelwoorden: staatshervorming, Vlinderakkoord, Vlaamse Sociale Bescherming (VSB), AViQ, Iriscare, DSL
1. Algemene inleiding
Na 540 dagen onderhandelen kwam men in het najaar van 2011
tot het zogenaamde Vlinderakkoord. De precieze draagwijdte
van dit akkoord werd pas eind 2013 volledig duidelijk, met name
op het ogenblik dat de bijzondere wet tot hervorming der
instellingen (BWHI)1 en de bijzondere financieringswet (BFW)2
herschreven werden en de politieke stellingnames uit het
Vlinderakkoord vertaald werden naar een juridisch logisch
geheel.3 De totale overdracht van bevoegdheden (arbeids­
marktbeleid, kinderbijslag, gezondheidszorg, …) is goed voor in
16
totaal 20 miljard euro, waarvan meer dan 5 miljard euro in het
kader van gezondheidszorg en hulp aan personen. Het grootste
deel van dat bedrag (2,9 miljard euro) heeft betrekking op de
overdracht van de ouderenzorgvoorzieningen.
De bevoegdheidsoverdrachten inzake gezondheidszorg (zie
kader) traden in werking op 1 juli 2014. Vanaf dan werden de
deelstaten bevoegd. Zolang de deelstaten de wetgeving echter
niet wijzigen, blijft de bestaande federale wetgeving van
toepassing. De (administraties van de) deelstaten en de
federale overheid hebben in dit kader nog een aantal bijkomende
(praktische) afspraken gemaakt in de vorm van overgangs­
1
Bijzondere wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming, BS 31 januari 2014.
2
Bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale
autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden, BS 31 januari 2014.
3
Voor meer info zie : http://www.cm.be/binaries/CM-255-NL-Staatshervorming_tcm375-137078.pdf
CM-Informatie 266 • december 2016
protocollen. De impact van de staatshervorming op het terrein,
is op dit moment dan ook minder zichtbaar. De eigenlijke
uitvoering van de zesde staatshervorming zal pas de komende
jaren plaatsvinden.
2. Vlaanderen
Hoe dit het geval zal zijn voor de verschillende deelstaten wordt
in dit artikel besproken. Aangezien nog niet alles is uitgewerkt,
wordt in het artikel slechts een stand van zaken gegeven zoals
dit het geval is bij het beëindigen van de redactie van deze tekst
(midden oktober 2016).
2.1.1. Situering en timing
De volgende bevoegdheden inzake gezondheidszorg en hulp
aan personen werden op 1 juli 2014 overgedragen naar de
deelstaten (Gemeenschappen):
• Gehandicaptenzorg
-Mobiliteitshulpmiddelen
- tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB);
• Ziekenhuizen
- erkenningsnormen van ziekenhuizen
- de infrastructuur en zwaar materiaal van ziekenhuizen
(NMR, Pet-scan en radiotherapie);
• Ouderenzorg
- rust- en verzorgingstehuizen, rustoorden, centra voor
dagverzorging en kortverblijf;
- geïsoleerde geriatrische ziekenhuizen;
- geïsoleerde gespecialiseerde ziekenhuizen
• Een hele reeks (‘long term care’-)
revalidatieovereenkomsten;
• Geestelijke gezondheidszorg
- de overlegplatforms geestelijke gezondheidszorg;
- psychiatrische verzorgingstehuizen en de initiatieven
inzake beschut wonen;
• Preventie
- alle preventie-initiatieven (vaccinatie- en screenings­
campagnes, voedingsplan, mondhygiëne, tabaksont­
wenning, …);
- Fonds ter bestrijding van verslavingen;
• Organisatie eerstelijnsgezondheidszorg
- organisatie van de eerstelijnsgezondheidszorg (impuls­
fonds, huisartsenkringen, lokaal multidisciplinaire
netwerken, geïntegreerde diensten voor thuiszorg);
-de palliatieve netwerken en de palliatieve
multidisciplinaire teams;
• Gezondheidszorgberoepen: de erkenning van zorgverstrek­
kers en de subquota (binnen de specialismen) van de
gezondheidszorgberoepen.
2.1. Vlaamse Sociale Bescherming (VSB)
Bij het begin van de huidige legislatuur (2014-2019) werd - voor
wat Vlaanderen betreft - de keuze gemaakt om heel wat van de
overgedragen bevoegdheden op te nemen in de zogenaamde
Vlaamse Sociale Bescherming (VSB). Men wenst deze VSB uit
te bouwen tot een volksverzekering met een verplichte bijdrage.
Zoals bij de bestaande zorgverzekering is de aansluiting voor
wie in Vlaanderen woont verplicht en kunnen de inwoners van
Brussel vrij kiezen om aan te sluiten.
Het samenbrengen van verschillende tegemoetkomingen en
financieringssystemen in één VSB is een complexe operatie en
zal dan ook in verschillende fases worden uitgewerkt.4
Op 15 juni 2016 werd het (eerste) VSB-decreet goedgekeurd
door het Vlaamse parlement.5
Het VSB-decreet bestaat momenteel uit 3 pijlers: de zorg­
verzekering (bestond al in Vlaanderen), het basisonder­steu­
ningsbudget voor personen met een handicap (het BOB: nieuw
in Vlaanderen, geen overgedragen bevoegdheid) en de
tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (de THAB, over­
gedragen bevoegdheid).
In een tweede fase (vanaf 1 januari 20196) zullen ook de
residentiële ouderenzorg (woonzorgcentra, centra voor kort­
verblijf en dagverzorgingscentra), de mobiliteitshulp­middelen,
de psychiatrische verzorgingstehuizen (PVT), de initiatieven
voor beschut wonen (IBW), revalidatiecentra die betrokken zijn
in de bevoegdheidsoverdracht en de gezins- en thuiszorg
worden opgenomen in de VSB.
Voor de residentiële ouderenzorg en mobiliteitshulpmiddelen
zal de integratie in de VSB reeds vanaf 1 januari 2019 volledig
worden gerealiseerd. D.w.z. dat de zorgkassen (zie ook punt
2.1.2.) en de Vlaamse overheid de taken overnemen van
respectievelijk de ziekenfondsen en het RIZIV. De nadruk ligt in
de beginfase echter op het garanderen van de continuïteit; het
concept van persoonsvolgende financiering7 - één van de
basisprincipes van de VSB - zal nog niet (volledig) geoperatio­
naliseerd worden. Bij de overname van de mobiliteitshulpmiddelen
zullen wel al meteen grondige hervormingen in voege treden
(o.a. renting).
4
Zie ook blz 21 e.v. van de beleidsbrief 2016-2017 Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2016-2017/g941-1.pdf)
5
Decreet van 24 juni 2016 houdende de Vlaamse sociale bescherming, BS 6 september 2016. Op 30 oktober 2015 werd bovendien de conceptnota VSB
definitief goedgekeurd door de Vlaamse Regering, waarin de algemene principes werden verduidelijkt.
6
In principe liepen de overgangsprotocollen af op 1 januari 2018, maar deze worden verlengd tot 1 januari 2019.
7
Deze financieringsvorm voorziet zorgvragers van een ‘rugzakje’ waarmee die hun persoonlijk zorgplan kunnen financieren. De inhoud van dit
rugzakje kan bestaan uit cash geld (persoonsgebonden forfaitaire vergoedingen), vouchers of een betaling van kosten via een derdebetalersregeling
(persoonsgebonden financiering van de zorgkosten). Ook een combinatie van deze vormen is mogelijk. Aanbieders van zorg krijgen enkel nog een
beperkte directe financiering voor organisatiegebonden kosten die niet rechtstreeks aan één zorggebruiker toegeschreven kunnen worden. De
conceptnota VSB verwijst op dit punt naar een enveloppefinanciering, die ook gekoppeld kan worden aan het bieden van kwaliteitsgaranties.
CM-Informatie 266 • december 2016
17
Voor IBW, PVT en revalidatie zal een overgangsfase worden
gecreëerd vanaf 1 januari 2019. Daarbij zal de Vlaamse overheid
de opdrachten van het RIZIV en de FOD Volksgezondheid
overnemen, maar zal aan de ziekenfondsen (dus – nog – niet de
zorgkassen) de opdracht worden gegeven om continuïteit te
verzekeren.
Wat de gezins- en aanvullende thuiszorg betreft, die nu al
behoort tot de Vlaamse bevoegdheden, zet men vanaf 1 januari
2019 geleidelijk aan stappen naar een volledige persoons­
volgende financiering en volledige opname in de VSB.
Bedoeling is om op termijn (wellicht eind 2018) een 2e VSBdecreet uit te vaardigen, met een juridische verankering van de
basisprincipes van persoonsvolgende financiering en vraag­
sturing en het vastleggen van de krijtlijnen van VSB voor alle
pijlers. Dit laatste decreet zal verder geoperationaliseerd
moeten worden in een volgende legislatuur (2019-2024). Waar
mogelijk worden een aantal principes van persoonsvolgende
financiering al in deze legislatuur gerealiseerd.
2.1.2. Rol voor de zorgkassen
Vanaf 1 september 2016 worden de zorgkassen, waaronder ook
CM-Zorgkas, de uitvoerders van de VSB en nemen zij voor een
deel van de overgedragen bevoegdheden de rol over van het
ziekenfonds. Deze zorgkassen zullen als uniek loket8
functioneren voor alle onderdelen van de VSB en dus instaan
voor de volledige dienstverlening aan de leden. CM-Zorgkas
zorgt voor begeleiding, geeft informatie en advies, gaat na of er
recht is op ondersteuning, controleert en betaalt uit. Waar het
kan, zal CM-zorgkas de rechten automatisch toekennen. Naast
het uitvoeren van deze tegemoetkomingen, is CM-Zorgkas ook
het centraal aanspreekpunt voor alle vragen.
De verschillende tegemoetkomingen die onder de VSB vallen,
worden betaald met onder meer de bijdragen die alle Vlamingen
jaarlijks aan hun zorgkas betalen (de huidige premie
zorgverzekering wordt omgevormd tot een premie VSB). Dit is
op dit moment een bedrag van 50 euro, of 25 euro voor mensen
met recht op de verhoogde tegemoetkoming binnen de
verplichte ziekteverzekering.
2.1.3. De tegemoetkomingen van VSB
Zorgverzekering (ZVZ)
De Vlaamse zorgverzekering – die al 15 jaar bestaat – maakt
deelt uit van de VSB.
De ZVZ is bestemd voor iedere zwaar zorgbehoevende. Ook
bewoners van een woonzorgcentrum en van een psychiatrisch
verzorgingstehuis hebben recht op een zorgvergoeding. Zij
18
kunnen allen rekenen op een maandelijks bedrag van 130 euro
als vergoeding van niet-medische kosten. Het bedrag kan men
vrij besteden en men hoeft geen bewijzen voor te leggen. De
leeftijd speelt geen rol om recht te hebben op de tegemoetkoming.
Om de zorgvergoeding te verkrijgen, moet men een attest9
kunnen voorleggen of moet er een onderzoek gebeuren naar de
graad van zorgbehoefte (voorlopig op basis van de Belprofielschaal). Dat kan worden uitgevoerd door onder meer de
dienst Maatschappelijk Werk van het ziekenfonds.
Basisondersteuningsbudget (BOB)
Het BOB is een nieuwe Vlaamse tegemoetkoming voor mensen
tot 65 jaar met een erkende handicap en vastgestelde
ondersteuningsnood. Zij ontvangen maandelijks 300 euro, die
ze volledig vrij kunnen spenderen zonder bewijzen voor te
leggen.
Om in aanmerking te komen voor BOB moet men een bestaand
attest of bewijs hebben en aan de vastgelegde voorwaarden
voldoen. Voorlopig gaat het enkel om volgende personen:
• In september 2016 start het BOB voor volwassenen met een
handicap die op de wachtlijst staan voor gehandicaptenzorg.
Dit betekent geregistreerd staan met een actieve zorgvraag
op de “Centrale Registratie voor Zorgvragen”-databank op
31 december 2014 én op 1 januari 2016.
• Vanaf 2017 breidt het BOB uit naar minderjarigen en
jongvolwassen tot 25 jaar met een handicap. Hier zal men in
2 fasen werken:
- Fase 1: minderjarigen met een handicap die een erkende
aanvraag hebben voor jeugdhulp. Zij moeten op 30 juni
2015 geregistreerd staan bij de intersectorale toegangs­
poort voor jeugdhulp of ze moeten een indicatie­
stellingsverslag hebben waaruit blijkt dat ze in aanmerking
komen voor een persoonlijk assistentiebudget voor
minderjarigen.
- Fase 2: kinderen en jongeren tot en met 25 jaar met een
handicap, waarbij de handicap is aangetoond door:
° minstens 12 punten op de schaal voor bijkomende of
verhoogde kinderbijslag.
° minstens 12 punten op de medisch-sociale schaal voor
de integratietegemoetkoming. Dit zijn zo’n 750 jong­
volwassenen van 21 tot 25 jaar.
Na 2018 beslist de Vlaamse Regering of het BOB nog wordt
uitgebreid naar andere groepen.
Het BOB kan gecombineerd worden met andere tegemoet­
komingen zoals de zorgverzekering, de tegemoetkoming voor
8
Zie ook p. 107 e.v. van het Vlaamse Regeerakkoord (https://www.vlaanderen.be/nl/publicaties/detail/het-regeerakkoord-van-de-vlaamseregering-2014-2019) en p. 22 e.v. van de Beleidsnota van Minister Vandeurzen (https://www.vlaanderen.be/nl/publicaties/detail/beleidsnota-2014-2019welzijn-volksgezondheid-en-gezin).
9
Voor meer info : http://www.cm.be/diensten-en-voordelen/thuiszorg/zorgverzekering/aanvraag.jsp
CM-Informatie 266 • december 2016
hulp aan bejaarden, de inkomensvervangende tegemoetkoming
en de integratietegemoetkoming.10
Met een BOB mag men ook nog altijd een beroep doen op het
rechtstreeks toegankelijke aanbod bij een dienst of voorziening
van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap
(VAPH). Men kan ook nog een tegemoetkoming voor hulp­
middelen aanvragen bij het VAPH.
Voor wie het BOB onvoldoende is, kan bij het VAPH een
‘persoonsvolgend budget’ aangevraagd worden. Dat is de
tweede trap van persoonsvolgende financiering. Wie een
persoonsvolgend budget krijgt, verliest zijn BOB. Een cumulatie
met het persoonlijk assistentiebudget bij het VAPH is eveneens
niet mogelijk.
Tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB)
De THAB is een tegemoetkoming voor wie 65 jaar of ouder is en
een verminderde graad van zelfredzaamheid en een beperkt
inkomen heeft. De tegemoetkoming is bedoeld om extra
zorgkosten betaalbaar te houden. Deze tegemoetkoming wordt
nu nog via de federale overheid betaald, maar valt vanaf januari
2017 onder de VSB (en zal dus vanaf dan door de zorgkas
worden uitbetaald). Men kan dit bedrag vrij besteden en men
hoeft geen verantwoordingsstukken voor te leggen.
Met het oog op het verzekeren van continuïteit in de
dienstverlening, neemt Vlaanderen in een eerste fase de
bestaande regelgeving THAB in zeer grote mate over. De
voorwaarden op het vlak van inkomen en verminderde
zelfredzaamheid blijven dezelfde. De artsen van de FOD Sociale
Zekerheid blijven voorlopig de verminderde zelfredzaamheid
voor Vlaanderen vaststellen op basis van de medisch sociale
schaal.11
2.1.4. Quid Brussel?
Brusselaars kunnen zich (net zoals momenteel het geval is voor
de ZVZ) vrijwillig aansluiten voor de VSB. Voor de Brusselaars
die niet ‘op tijd’ aansluiten bij de ZVZ, was er een wachttijd van
10 jaar en een opschorting met verlies van rechten; dat is een
opschorting van 4 maanden per jaar dat iemand zich had
kunnen aansluiten, maar het niet gedaan heeft. Met het nieuwe
VSB-decreet wordt dit gewijzigd: er is een mogelijkheid
voorzien om de wachttijd in te korten tot 5 jaar en de opschorting
met verlies van rechten vervalt.
Aangezien het BOB een nieuwe pijler is van de VSB, zullen
Brusselaars voor het BOB kunnen aansluiten tot 2020 zonder
wachttijd op te lopen. Wie voor de bestaande ZVZ echter een
wachttijd heeft opgelopen, blijft die wachttijd voor de pijler van
de ZVZ behouden.
In Brussel is de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie
(GGC) bevoegd voor het uitvoeren van de THAB. Bij de
berekening van de dotaties in het kader van de 6de staats­
hervorming, is er rekening mee gehouden dat de GGC de THAB
in Brussel kan uitbetalen. De Raad van State oordeelde echter
dat de Vlaamse Gemeenschap eveneens bevoegd is om de
THAB voor de Brusselaar op te nemen in de VSB.
Voorlopig zal de THAB echter niet uitbetaald worden door de
zorgkassen in Brussel omwille van de cumulbepaling; de
inwoners van Brussel ontvangen de THAB momenteel van de
FOD Sociale Zaken in het kader van de overgangsregeling.
Politiek overleg met alle relevante Brusselse en Vlaamse
kabinetten moet nog uitwijzen hoe dit na de overgangsregeling
zal aangepakt worden.
2.1.5. BelRai (-screener)
Een belangrijke doelstelling van de integratie van de
verschillende financieringen voor zorg in één systeem van
sociale bescherming is het beter afstemmen en integreren van
de inschalingsmodellen. Er werd in consensus12 beslist dat
BelRAl het geschikte instrument is om de zorgplanning te
faciliteren, als uniform classificatiemodel voor het in kaart
brengen van zorgnoden en dit over de verschillende sectoren
heen.
De BelRAI is de Belgische versie van een internationaal
gevalideerde schaal die in tal van landen wordt toegepast
(Nederland, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Finland, IJsland,
Spanje, Zwitserland, Ierland, Italië, ….). Voor een aantal
sectoren zal men in Vlaanderen werken met een verkorte versie
(beperkt aantal items uit de BelRAI), men spreekt van de
BelRAI-screener. In een eerste fase wordt gestreefd naar een
toepassing van dit instrument in de zorgverzekering en de
gezinszorg en aanvullende thuiszorg. Daaraan voorafgaand zal
het instrument nog uitgebreid worden getest.13
De Vlaamse Regering introduceert alvast de BelRAI-screener
in het uitvoeringsbesluit bij het decreet op de zorgverzekering.14
Een score van minstens 13 punten op de BeIRAI-screener of
minstens 6 punten op de som van de modules IADL en ADL van
de BeIRAI-screener wordt één van de criteria om in aanmerking
genomen te worden voor een tenlasteneming voor mantel- en
thuiszorg.
10 De inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT) en de integratietegemoetkoming (ITT) blijven federale bevoegdheid.
11 Voor meer info: http://www.cm.be/diensten-en-voordelen/handicap/inkomen/hulp-aan-bejaarden.jsp
12 Op de Interministeriële Conferentie van 30 maart 2015 werd in consensus beslist om verder te onderzoeken welke acties en randvoorwaarden nodig
zijn om de toepassing van de BELRAI mogelijk te maken.
13 Het kleinstedelijk gebied Dendermonde zal in eerste instantie als pilootregio voor de BelRAI-screener fungeren. Deze regio bestaat uit Dendermonde,
Berlare, Buggenhout, Lebbeke en Zele. Het project zal minstens een jaar proefdraaien.
14 Besluit van de Vlaamse Regering van 13 mei 2016 tot invoering van de BeIRAI-screener, BS 1 juli 2016.
CM-Informatie 266 • december 2016
19
De harmonisering van de inschalingsinstrumenten, met de
introductie van BelRAI en BelRAI-screener en de organisatie
van indicatiestellingen met de controle erop, zal worden
opgenomen in het toekomstig 2de VSB-decreet.
Naast de uitbetaling, werkt CM als actieve partner mee aan dit
Vlaamse preventieve gezondheidsbeleid.
2.1.6. Gegevensdeling en ICT
Wie wil stoppen met roken, maakt momenteel aanspraak op
een tegemoetkoming voor acht zittingen rookstopbegeleiding
door een erkende tabakoloog. Dit federale systeem van
terugbetaling is operationeel tot eind 2016. Vanaf 2017 zal een
nieuw Vlaams systeem in werking treden met nieuwe regels en
premies die via het derde betalerprincipe worden geregeld.
Vlaanderen zet daarbij in op een globaal laagdrempelig
tabaksbeleid, met klemtoon op stoppen met roken,
tabakspreventie (niet beginnen roken) en passief roken (niet
meeroken).
Het beheer ervan werd toevertrouwd aan een partnerorganisatie
voor tabak.15 Het rookstopbeleid, met o.a. tabakstop en de
terugbetaling van rookstopconsulten van tabakologen, maakt
hiervan deel uit. De tabakologen en BOV-coaches moeten
voldoen aan kwaliteitscriteria (vooropleiding, registratie,
navorming, intervisies, ...) die worden opgevolgd door de
betrokken partnerorganisaties.
Om efficiëntieredenen wordt er gekozen voor een scenario
waarbij de ICT voor een groot deel gezamenlijk wordt ontwikkeld
door de Zorgkassen en de Vlaamse overheid. Zo berekent een
centrale applicatie de THAB op basis van automatische
gegevensstromen vanuit de FOD Financiën en de
indicatiestellingen. Voor ZVZ, BOB, THAB wordt gebruik
gemaakt van het DigitaalPlatform Zorgverzekering dat in de
vorige legislatuur werd gebouwd.
2.2.Preventie
2.2.1. Situering
Door de bijkomende overheveling in het kader van de zesde
staatshervorming, worden de Gemeenschappen volledig
bevoegd voor preventie. Meer concreet gaat het nu om de
overheveling van tabakspreventie en de terugbetaling van
rookstopbegeleiding (prestatiegerichte financiering van
rookstopconsults bij erkende tabakologen of artsen). In de
bestaande Vlaamse enveloppe komen federale middelen bij
vanuit het tabaksfonds en voor de rookstopbegeleiding.
Nog in het kader van preventie, zal BOV of ‘Bewegen op
verwijzing’ als nieuw Vlaams project vanaf september 2016
stapsgewijs worden uitgerold over Vlaanderen.
De (door de 6de staatshervorming overgedragen) elementen in
het kader van preventie worden echter niet opgenomen in de
VSB. Het zijn dan ook de (Vlaamse) ziekenfondsen en niet de
zorgkassen die de praktische uitwerking op zich zullen nemen.
2.2.3. Nieuwe werking rookstopbegeleiding door tabakologen
In het nieuwe systeem betalen de gebruikers enkel nog een
persoonlijke bijdrage (tabel 1). Deze bijdrage wordt
geplafonneerd en is verschillend voor personen met en zonder
recht op de verhoogde tegemoetkoming. Er is een verschil
tussen individuele en groepssessies.
De berekening van de persoonlijke bijdrage gebeurt op basis
van de duur van de sessie, uitgedrukt in STE = Standaard
TijdsEenheid (= een kwartier). Een groepsconsult telt voor één
derde mee in het aantal STE’s. Een voorbeeld: iemand volgt
1u30 groepsbegeleiding. Dit komt overeen met 6 STE’s, maar
omdat het in groep is, zijn er slechts 2 STE’s opgebruikt. Per
kalenderjaar wordt maximum 28 STE (7u) per persoon
gefinancierd. Per dag worden per persoon maximum 4 STE
individuele of 7 STE groepsessies gefinancierd.
2.2.2. Rol voor de (Vlaamse) ziekenfondsen
2.2.4. Bewegen op verwijzing met de BOV-coaches
Het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid heeft de
ziekenfondsen gevraagd om de praktische uitwerking van de
twee producten terugbetaling BOV en tabaksontwenning op
zich te nemen. De (Vlaamse) ziekenfondsen zullen hiervoor een
nieuw administratief circuit uitwerken dat toepasbaar is voor
de Vlaamse terugbetaling van tabakologen enerzijds en voor de
terugbetaling van ‘BOV-coaches’ anderzijds.
Het nieuwe centraal systeem, in beheer van het Nationaal
Intermutualistisch College, regelt de terugbetaling en onder­
steunt de rapportering aan de partnerorganisaties ter opvolging
van het beleid.
BOV of ‘Bewegen op verwijzing’ is een nieuw Vlaams project
dat vanaf september 2016 stapsgewijs wordt uitgerold over
Vlaanderen. Het heeft als doel de zittende Vlaming op
doktersadvies meer aan het bewegen te krijgen. Huisartsen
kunnen patiënten met een verhoogd gezondheidsrisico
doorverwijzen naar een ‘BOV-coach’. De BOV-coach zoekt
samen met de deelnemer naar beweegmogelijkheden op maat
binnen het dagelijkse leven en/of binnen het reguliere lokale
beweegaanbod. De consultaties bij de BOV-coach worden
terugbetaald door de Vlaamse overheid via een derde
betalersregeling.
15 Die organisatie is een consortium van de VRGT (Vereniging voor Respiratoire Gezondheid en Tuberculosebestrijding), KOTK (Kom op Tegen Kanker),
STK (Stichting tegen Kanker) en VIGeZ (Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie) en is het expertisecentrum voor de Vlaamse
Overheid mbt het tabaksbeleid.
20
CM-Informatie 266 • december 2016
Tabel 1. Regeling voor rookstopbegeleiding door tabakologen
Individueel consult (15 euro per STE
Groepsconsult (5 euro per STE)
Personen met verhoogde
tegemoetkoming
Tussenkomst: 14 euro
Tussenkomst 4,5 euro
Opleg maximum: 1 euro
Opleg maximum 0,5 euro
Personen zonder verhoogde
tegemoetkoming
Tussenkomst: 10 euro
Tussenkomst: 4 euro
Opleg maximum: 5 euro
Opleg maximum: 1 euro
Tabel 2. Regeling bewegen op verwijzing
Individueel consult (15 euro per STE)
Groepsconsult (3 euro per STE)
Personen met verhoogde
tegemoetkoming
Tussenkomst: 14 euro
Tussenkomst: 2,5 euro
Opleg maximum: 1 euro
Opleg maximum: 0,5 euro
Personen zonder verhoogde
tegemoetkoming
Tussenkomst: 7,5 euro
Tussenkomst: 2 euro
Opleg maximum: 7,5 euro
Opleg maximum: 1 euro
BOV heeft extra aandacht voor kwetsbare deelnemers. Het
project vertrekt vanuit een intersectorale samenwerking op
niveau van een zorgregio kleine stad. Vlaamse lokale besturen
en andere lokale organisaties kunnen samen met het LOGO16
een aanvraag indienen om een BOV-initiatief in de regio op te
starten. Het beheer is toevertrouwd aan partnerorganisatie
VIGeZ (Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziekte­
preventie).
Meer info: www.bewegenopverwijzing.be
De berekening van de persoonlijke bijdrage gebeurt op gelijk­
aardige wijze als bij de rookstopbegeleiding door tabakologen
(zie tabel 2). Per kalenderjaar worden hier maximum 16 STE per
persoon gefinancierd.
2.3. Overlegmodel
De Vlaamse regering stelt ook een nieuw overlegmodel in het
vooruitzicht.
Enerzijds komt er een Raadgevend Comité IVA17 VSB met een
adviserende rol op vlak van beleidsuitvoering en met
vertegenwoordiging van de betrokken actoren: vertegen­
woordigers van gebruikersorganisaties, de zorgaanbieders, de
zorgkassen en de sociale partners.18 Het huidige IVA Zorgfonds
zal dienaangaande worden omgevormd tot een IVA VSB dat
verantwoordelijk is voor de beleidsvoorbereiding en het
toezicht op de uitvoering van de verschillende onderdelen van
de Vlaamse sociale bescherming en het beheer van het
reservefonds.
Anderzijds komt er een multipartite overlegmodel op het
beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Voor de
uitbouw van dit model wordt in het Regeerakkoord 2014-2019
verwezen naar het tripartite model in het kader van VESOC, het
Vlaams Sociaal- en Economisch Overlegcomité dat voorziet in
het overleg tussen de Vlaamse regering, de werkgevers en de
werknemers over het sociaal economisch beleid.19
VESOC is een overlegorgaan waarvan de leden zich engageren
de bereikte consensus uit te voeren.20 Het is dus geen
adviesorgaan. Dit is in tegenstelling tot het tweede niveau
binnen het nieuwe overlegmodel, namelijk het overleg binnen
de Raadgevende Comités die zowel inzake de beleids­
voorbereiding als de beleidsuitvoering een adviserende stem
hebben ten aanzien van de leidend ambtenaar aan de ene kant
en het strategische overleg in functie van beleidsbeslissingen
en het VESOC-overlegmodel aan de andere kant.
Concreet zal men voor het nieuwe tripartite overlegmodel
werken met één intersectorale kamer (Sociaal overlegcomité
16 Lokaal Gezondheidsoverleg: 15 Logo’s in Vlaanderen en Brussel werken mee aan de realisatie van het preventieve gezondheidsbeleid en de Vlaamse
gezondheidsdoelstellingen.
17 Intern Verzelfstandigd Agentschap
18 Het raadgevend comité van het IVA VSB zal samengesteld zijn uit 8 gebruikers, 6 voorzieningen/verstrekkers, 6 zorgkassen, 6 sociale partners, 6
onafhankelijke deskundigen
19 Zie ook p. 106 e.v. van het Vlaamse Regeerakkoord (https://www.vlaanderen.be/nl/publicaties/detail/het-regeerakkoord-van-de-vlaamseregering-2014-2019)
20 Bij gebrek aan consensus over de betrokken aangelegenheden, beslist de Vlaamse Regering.
CM-Informatie 266 • december 2016
21
VSB, Zorg en Gezin)21 en 3 specifieke kamers: één voor Zorg en
Gezondheid, één voor gezin en één voor VSB.22
• De Kamer VSB behandelt en sluit - in consensus - akkoorden
over een geïntegreerd beleid op vlak van de tegemoet­
komingen en vraaggestuurde financiering voor zorg
(thuiszorg, ouderenzorg, geestelijke gezondheidszorg) en de
gehandicaptensector.
• De Kamer Gezin behandelt en sluit - in consensus - akkoorden
over de bevoegdheden inzake kinderopvang en kinderbijslag,
en ruimer de effecten van het Vlaams beleid op de gezinnen.
• De Kamer Zorg en Gezondheid behandelt en sluit - in
consensus - akkoorden over de visieontwikkeling inzake het
Vlaams gezondheidsbeleid waaronder de organisatie van de
zorg en de preventieve gezondheidszorg.
In het tripartite overlegmodel zullen de 3 partners op een
evenwichtige wijze zetelen:
• de sector (aanbieders, gebruikers, zorgverzekeraars en de
vertegenwoordigers van de werknemers en werkgevers),
• de sociale partners, en
• de Vlaamse regering.
In het nieuwe tripartite overlegmodel wordt voorzien dat de
SARWGG23, naar analogie van de positie van de SERV24 ten
opzichte van het VESOC, het Overlegcomité ondersteunt en
fungeert als secretariaat. Daarnaast blijft de SAR haar rol als
adviesraad onverkort uitoefenen.
Academici en andere experten kunnen een inbreng doen in het
overleg op vraag van de betrokken Kamer of het Sociaal
Overlegcomité.
Het Sociaal Overlegcomité VSB, Zorg en Gezin zal in het najaar
van 2016 decretaal verankerd worden.
3. Waals Gewest
3.1. Een nieuw beheersmodel
In een politiek akkoord volgend op de zesde staatshervorming25,
besloten de Franstalige partijen om het grootste deel van de
bevoegdheden inzake het gezondheidsbeleid over te hevelen
van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de
Franse Gemeenschapscommissie (COCOF). Het Waals Gewest
moest daarom een nieuw beheersmodel ontwikkelen voor het
beheer van de reeds bestaande bevoegdheden inzake het
gezondheidsbeleid en het beleid voor personen met een
handicap, de bevoegdheden die in het kader van de staats­
hervorming werden overgedragen, en de voormalige bevoegd­
heden van de Franse Gemeenschap.
De onderhandelingen, die sinds het begin van de legislatuur
werden gevoerd, mondden in juli 2015 uit in een regeringsakkoord
over de grote lijnen voor het toekomstige model: een instelling
van openbaar nut (ION) die ten dele gebaseerd is op de werking
van het RIZIV. Het AViQ, l’Agence pour une Vie de Qualité , werd
opgericht. Voortaan zullen de bestaande en overgedragen
bevoegdheden op het vlak van gezondheid, personen met een
handicap en het gezin hier gezamenlijk worden beheerd. De
regale, consultatieve en medebeheerfuncties zullen er worden
uitgeoefend. Naast de administratie vinden we er dus ook
verschillende organen van medebesluitvorming waarbij
regering, zorgverleners, verzekeringsinstellingen, werkgevers,
vakbonden, en representatieve organisaties voor de betrokken
doelgroepen op paritaire wijze betrokken zijn. Op termijn zouden
het Waals Agentschap voor de Integratie van Personen met
een Handicap (AWIPH) en de Waalse Raad voor Sociale Actie
en Gezondheid (CWASS, die tot nog toe een adviserende functie
had) verdwijnen en in dit nieuwe agentschap worden
opgenomen (zie figuur 1).
Op 3 december 2015 werd het decreet hierover per stemming
goedgekeurd in het Waals parlement (MB, 14 december 2015).
21 Het ‘Sociaal Overlegcomité VSB, zorg en gezin’ bekrachtigt de akkoorden die gesloten zijn in de verschillende kamers of kan, indien hij bemerkingen
heeft bij deze voorbereide akkoorden, de betrokken kamer vragen deze bemerkingen opnieuw in overweging te willen nemen. Bovendien behandelt
het Sociaal Overlegcomité de overlegvraagstukken die gemeenschappelijk zijn voor gezin, zorg en VSB. Het Sociaal Overlegcomité kan over deze
overlegvraagstukken bij consensus zelf bindende akkoorden sluiten. Het Sociaal Overlegcomité kan een thema evoceren als blijkt dat het thema vanuit
een breed perspectief moet worden bekeken.
22 Dit wordt beschreven in de Conceptnota ‘Tripartite overlegstructuur voor het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin’. Deze conceptnota
dient nog te worden omgezet in een decretale basis.
23 De Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid (SAR WGG) adviseert de Vlaamse overheid op strategisch
niveau over het welzijns-, gezondheids- en gezinsbeleid. Ze groepeert het ruime middenveld met de voorzieningen, gebruikers en personeel in het
beleidsdomein, de sociaaleconomische organisaties en een aantal onafhankelijke experts.
24 De Sociaal Economische Raad van Vlaanderen (SERV) brengt de Vlaamse werkgevers en werknemers samen voor overleg en advies over heel
uiteenlopende thema’s. Het uitgangspunt is steeds sociaaleconomisch. De SERV geeft advies op vraag van een Vlaamse minister, het Vlaams
Parlement of op eigen initiatief. Daarnaast is de SERV strategische adviesraad (SAR) voor de beleidsthema's werk en sociale economie, economie
(EWI), energie (LNE) en algemeen regeringsbeleid (KB).
25 Het zogenaamde Sint-Emilia-akkoord tussen de Franstalige partijen PS, MR, CDH et Écolo, zie www.ufenm.be/IMG/pdf/Projet_commun_19-09-2013_.
pdf, Gemeenschappelijk project voor de organisatie van de nieuwe bevoegdheden inzake gezondheid, hulp aan personen en gezinsbijslagen,
gepubliceerd op 19 september 2013.
22
CM-Informatie 266 • december 2016
Figuur 1: structuur van het AViQ
Comité voor financiële en
budgettaire monitoring
Algemene raad
Raad voor strategie
en planning
Comité voor
welzijn en gezondheid
Comité voor personen
met een handicap
Comité voor het gezin
Commissie eerstelijnszorg
Commissie preventie en
gezondheidspromotie
Commissie ziekenhuizen
Commissie GGZ
Commissie zelfredzaamheid
en zware zorgbehoevendheid
Commissie opvang en
huisvesting ouderen
Kenmerken
Een ION: instelling van openbaar nut met autonoom beheer
De regering heeft ervoor gekozen om het beheer van het beleid
en de daaraan gekoppelde budgetten toe te vertrouwen aan een
autonome instelling van openbaar nut. Dit betekent dat er een
aanzienlijke speelruimte voor medebeslissing en medebeheer
wordt gelaten. Met de gemaakte keuze steunt men dus op de
werking van de federale sociale zekerheidsinstellingen in
samenwerking met de paritaire actoren, waaronder de
verzekeringsinstellingen. “Het agentschap houdt op deze
manier de best practices in stand die het resultaat zijn van meer
dan 50 jaar van sociale zekerheidsbeheer in ons land.”
Drie functies: paritair beheer, regale functie en
­adviserende  functie
Men kan drie functies van het AViQ onderscheiden:
Het paritaire beheer: het gaat om een gezamenlijk beheer van
de budgetten die zijn gekoppeld aan het beleid van het
agentschap en om het gezamenlijk bepalen van het te voeren
beleid. Deze functie zal worden uitgevoerd door de algemene
raad, de comités voor de beleidstakken en de daarvan
afhankelijke akkoorden- en conventiecommissies. Deze functie
omvat de meeste functies die vroeger door het RIZIV werden
beheerd. De verzekeringsinstellingen staan dus in voor het
betalingscircuit voor de forfaitaire bedragen voor woonzorg­
centra, deze voor revalidatiecentra of psychiatrische verzor­
gings­­tehuizen of initiatieven voor beschut wonen.
De regale functie: een aantal beslissingen zal direct door de
overheid en/of de bevoegde minister worden genomen. Het
gaat hier voornamelijk om aansluitende beslissingen inzake
regelgeving (bijvoorbeeld toekenning en verlenging van een
erkenning of individuele beslissingen). Om een zekere trans­
parantie te garanderen, is een procedure voor open­baarmaking
en beroep voorzien. Deze functie omvat de meeste bevoegd­
heden die vóór de staatshervorming door het Gewest werden
waargenomen of de federale bevoegdheden die niet door het
facturatiecircuit van de ziekenfondsen passeerden (bijvoor­
beeld het Impulseo-fonds).
De adviserende functie: deze zal worden waargenomen door
de raad voor strategie en planning. Adviezen met betrekking tot
CM-Informatie 266 • december 2016
23
ontwerpen van decreet en besluiten inzake het beleid van het
AViQ zullen er worden besproken en goedgekeurd om later aan
de overheid te worden doorgegeven. De raad kan eveneens op
eigen initiatief advies geven.
Een overkoepelende structuur: de Algemene Raad
De raad zal paritair worden samengesteld uit vertegenwoordigers
van de werkgevers- en werknemersorganisaties, maar ook
politieke gezagsdragers (op basis van de vertegenwoordiging der
partijen in het parlement). Ook de verzekeringsinstellingen zullen in
de raad zetelen. De raad zal toezien op het beheer van alle middelen
van de ION, inclusief de verdeling van het algemene budget tussen
de verschillende beleidstakken van de structuur. Ze zal eveneens
instaan voor de administratie van het agentschap (personeels­
beheer, actieplan, evaluatie…). Tot slot zal zij arbitreren in geval
van conflicten tussen de verschillende beleidstakken.
Drie beleidstakken beheerd door comités: welzijn en
­gezondheid, personen met een handicap en het gezin
Comité voor welzijn en gezondheid
Het comité staat in voor het beleid inzake welzijn en gezondheid:
de terugbetaling van gezondheidszorg in woonzorgcentra, de
organisatie van de eerstelijnszorg, thuishulp, de ziekenhuis­
infra­
structuren, de geestelijke gezondheidszorg... De
verzekerings­­instellingen en de vertegenwoordigers van de
zorgverleners en de zorginstellingen zullen deel uitmaken van
dit comité, evenals vertegenwoordigers van de overheid, de
werkgevers- en werknemersorganisaties.
Comité voor personen met een handicap
Het comité staat in voor het beleid inzake personen met een
handicap: hulp bij de inrichting van de woning, financiering van
het werkgelegenheidsbeleid, beleidsmaatregelen inzake
opvang en huisvesting van personen met een handicap,
sensibilisering en informatie met betrekking tot een handicap…
Maken deel uit van het comité: representatieve organisaties
van personen met een handicap, de relevante federaties van
zorginstellingen en -diensten en de overheid, evenals vertegen­
woordigers van de werkgevers- en werknemers­organisaties en
de verzekeringsinstellingen.
Comité voor het gezin
De beleidstak “gezin” zal instaan voor het beheer van de
kinderbijslag, in het bijzonder het bepalen van de kinderbijslag,
het beheer van de budgetten en de controle van hierbij
betrokken fondsen... Maken deel uit van het comité: de bank
van werkgevers- en werknemersorganisaties, “belanghebbende”
verenigingen (Vie féminine, Ligue des familles…), de overheid
en de kinderbijslagfondsen.
Deze drie beleidstakken zullen het autonome beheer van hun
budget hebben en synergiën ontwikkelen door de transversale
commissies.
Specifieke en transversale commissies voor de beleidstakken
De specifieke commissies vallen onder de beleidstak “welzijn
en gezondheid”. Het zijn er 4: eerstelijnszorg, ziekenhuizen,
geestelijke gezondheid, opvang en huisvesting van ouderen. Ze
zijn paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van de
verzekeringsinstellingen en de betrokken zorgverleners. Hun
opdracht bestaat erin de financiële behoeften van het beleid
met betrekking tot de commissie te bepalen en onderling te
onderhandelen over afspraken en akkoorden om die aan de
commissie van hun beleidstak voor te leggen.
De transversale commissies hebben betrekking op meerdere
beleidstakken.
• De commissie “zelfredzaamheid en zware hulpbehoevend­
heid” maakt deel uit van zowel de beleidstakken “welzijn en
gezondheid” als “personen met een handicap”. Ze is paritair
samengesteld uit vertegenwoordigers van zorgverleners, van
representatieve organisaties van personen met een handicap
en van ouderen en van de verzekeringsinstellingen. Hun
leden zullen instaan voor het sluiten van overeenkomsten
betreffende de toekomstige zelfredzaamheidsverzekering en
mobiliteits­
hulpmiddelen. Zij zullen eveneens voorstellen
kunnen formuleren rond de dekking van behoeften
gerelateerd aan verlies van zelfredzaamheid.
• De commissie “preventie en gezondheidspromotie” maakt
deel uit van de beleidstakken “welzijn en gezondheid”,
“personen met een handicap” en “gezin”. Ze is paritair
samen­gesteld uit vertegenwoordigers van de zorgverleners
en de verzekerings­instellingen. Hun leden zullen instaan voor
het sluiten van overeenkomsten met betrekking tot
preventiebeleid en gezondheidspromotie. Hun opdracht zal
eveneens bestaan uit het bepalen van de financiële behoeften
voor het uitvoeren van deze beleidsmaatregelen.
Een raad voor strategie en planning
Zoals eerder vermeld, zal de raad een adviserende functie voor
het beleid van het agentschap vervullen. Ze zal eveneens
verantwoordelijk zijn voor het aansturen van het Waalse
observatorium voor welzijn en gezondheid, gezinsbeleid en het
beleid voor personen met een handicap. De raad zal instaan
voor de bewaking van het gevoerde beleid op het federale
niveau, in de overige gefedereerde entiteiten, maar ook
internationaal. De raad bestaat uit een centraal college en
groepen van deskundigen (werkgevers, vakbonden, verzeke­
rings­instellingen, gebruikersverenigingen, representa­
tieve
26
organisaties van voorzieningen en diensten, het IWEPS …)
Het beheerscontract van het AViQ als instrument voor beleids­
sturing
Nu de verschillende organen van het AViQ zijn opgericht,
gaan de huidige onderhandelingen voornamelijk over de
26 Institut wallon de l’évaluation, de la prospective et de la statistique (Waals Instituut voor evaluatie, planning en statistiek).
24
CM-Informatie 266 • december 2016
uitwerking van het beheerscontract. De verschillende actoren
in de algemene raad, met inbegrip van de verzekerings­
instellingen, nemen daaraan deel. CM heeft haar prioriteiten
met betrekking tot het beheerscontract reeds kenbaar
gemaakt en hoopt dat haar aanbevelingen daarin een
concrete weerklank zullen vinden. De prioriteiten kunnen als
volgt worden samengevat:
• uitwerken van gezondheidsdoelstellingen, operationeel
vertaald en met ingebouwde evaluatiecriteria;
• instellen van een reële dynamiek van overleg en gezamenlijk
beheer;
• een goede samenwerking met de overige bestuursniveaus
en de overige gefedereerde entiteiten is essentieel;
• stimuleren van de transversaliteit tussen de beleidstakken,
maar ook tussen de sectoren en de beleidsmaatregelen
(daarbij zelfs het kader van het AViQ overstijgend);
• bevorderen van innovatie, met name via de raad voor
strategie en planning;
• zorgen voor voldoende middelen aansluitend op een
inventarisatie van de behoeften van de bevolking;
• algemeen nastreven van kwaliteit en toegankelijkheid van de
zorg en diensten voor de burger.
3.2. Uitvoering van de overgedragen bevoegdheden
Na de oprichting van de Waalse ION als belangrijkste resultaat
van de eerste helft van de legislatuur, stellen we vast dat een
aantal hervormingen zich reeds in een vergevorderd stadium
bevinden. We lichten deze hieronder toe.
3.2.1. Hervorming van de ziekenhuisfinanciering
Op 23 juni 2016 kondigde de Waalse regering de goedkeuring
van een hervorming van het financieringsmechanisme voor de
ziekenhuisinfrastructuren aan. Het doel ervan is “het verdui­
delijken van de beschikbare middelen voor een optimaal beheer
van de ziekenhuizen en het bevorderen van een betere
besteding van overheidsgelden, waarbij wordt gewaakt over
een gunstig klimaat voor een kwaliteitsvolle gezondheidszorg27”.
De hervorming verloopt over drie assen28:
• “het bevorderen van de rationele ontwikkeling van de
ziekenhuissector en synergiën tussen ziekenhuizen, met
behoud van de hoge kwaliteit van de aangeboden zorg;
• aanbieden aan de burger van medische expertisecentra die
beschikken over geavanceerde apparatuur en die voldoende
territoriaal verspreid zijn, met het oog op kwaliteit, nabijheid
en toegankelijkheid;
• garanderen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën
door middel van een nieuw mechanisme dat de ziekenhuis­
actoren responsabiliseert met betrekking tot hun infra­
structuur­projecten…”
De regering wil op termijn de investeringscapaciteit verhogen
tot 418 miljoen euro per jaar. Daarvan gaan 14,5 miljoen naar
onderhoud, 14,5 miljoen naar vervangingen, 277 miljoen naar
bouw en 112 miljoen naar materieel en apparatuur. De regering
verwacht ook dat dit bedrag zal afnemen als gevolg van een
geleidelijke vermindering van het aantal bedden met 25%, wat
een besparing van ongeveer 313,5 miljoen euro zal opleveren.
Het eigenlijke financieringsmechanisme zal bestaan uit de
facturatie door het ziekenhuis van een maximum opnameprijs
per dag. Dit bedrag zal voor elk ziekenhuis worden berekend op
basis van het aantal bedden per diensttype, de bouwkosten, de
vervangingskosten, de kosten voor materieel en apparatuur, en
de onderhoudskosten. Het bedrag zal worden vermeld op de
factuur aan de patiënt en zal volledig worden betaald door de
verzekeringsinstellingen, die het bedrag van de Waalse
overheid zullen kunnen terugvorderen. Bedragen die deze
opnamekosten overschrijden, moeten uit eigen middelen door
de ziekenhuizen worden gefinancierd. Het nieuwe mechanisme
betekent een breuk met het tot nu toe heersende systeem en
heeft als gevolg dat ziekenhuizen gefinancierd kunnen worden
op basis van hun werkelijke kosten en op basis van alle kosten
gerelateerd aan bouwprojecten die in de kalender zijn
opgenomen.
3.2.2. Ouderenbeleid en oprichting van de
­zelfredzaamheidsverzekering
Op dit gebied zijn er verschillende hervormingen op til. Ten
eerste herinneren we aan het recente regeringsakkoord inzake
de invoering van een zelfredzaamheidsverzekering in 201729. De
grote lijnen ervan zijn reeds bekend. Het gewenste stelsel is
gebaseerd op het principe van een verplichte sociale
verzekering (tegenover maatschappelijke bijstand). Het gaat
dus om een reëel sociaal zekerheidsstelsel op basis van
solidariteit tussen alle burgers. De financiering van het systeem
zal gebeuren door een verplichte bijdrage geïnd door de VI’s op
basis van VT/NIET-VT (50 of 25 euro) en op basis van de huidige
budgetten voor thuishulp en de tegemoetkoming voor hulp aan
bejaarden (THAB). De tussenkomst van de verzekering zal
gebeuren door middel van financiering van diensten en zal
variëren naargelang de mate van afhankelijkheid en het
inkomen. Dit model wijkt af van dat van de Vlaamse
Zorgverzekering, die een forfaitaire maandelijkse uitkering
toekent. De regering rechtvaardigt deze keuze door de
noodzaak om de prestaties te reguleren, concurrentie te
voorkomen en de kwaliteit van de dienstverlening te bewaken.
De tussenkomst van de zelfredzaamheidsverzekering omvat de
volgende diensten: gezinshulp, sociale huishoudhulp, thuis­
27 Persconferentie van 23 juni 2016 van de Waalse regering: "Vers un paysage hospitalier wallon modernisé, responsabilisé et performant".
28 Idem
29 Zie persbericht van 22 juli 2016 van de Waalse regering: "Assurance autonomie - La Wallonie parée pour faire face aux enjeux de l’allongement de la
vie et de la perte d’autonomie."
CM-Informatie 266 • december 2016
25
oppas en woonzorgcentra. De verzekeringstussenkomst voor
de eerste drie dienstentypes zou bestaan uit een financiële
korting op een bepaald aantal uren prestaties. De tussenkomst
voor woonzorgcentra zou moeten resulteren in een korting op
de bewonersfactuur (dagprijs) in functie van de mate van
afhankelijkheid en het inkomen. Hoewel de grote lijnen reeds
bekend zijn, is het in dit stadium nog niet mogelijk om de omvang
en de toegevoegde waarde dat dit mechanisme voor de burger
te beoordelen. Die zullen afhangen van de toekenningscriteria
en de reikwijdte en het volume van de gedekte diensten.
Ten tweede, maar in rechtstreeks verband met de hierboven
beschreven hervorming, heeft de regering ook een hervorming
van de sector van de woonzorgcentra aangekondigd30. Deze
hervorming zal tegelijk met de zelfredzaamheidsverzekering
worden ingevoerd. De hervorming zal betrekking hebben op
het prijsbeleid en de prijsregulering in de instellingen en op het
financieringsmechanisme van het systeem31, zowel op het
gebied van de prestaties als op het gebied van de infrastructuur.
In dit verband is het zeer waarschijnlijk dat de
financieringsmodus voor de infrastructuur zal aansluiten bij de
financieringsmodus voor ziekenhuisinfrastructuur zoals
hierboven beschreven.
“geïnte­greer­de zorg voor chronisch zieken”). In dit kader is
voor Wallonië een eerste reeks van 6 pilootprojecten voor­
geselecteerd. Het is eveneens de bedoeling om de multi­
disciplinaire samenwerking te bevorderen, onder meer door te
zorgen voor een betere synergie tussen de gezondheidswerkers
en een geoptimaliseerd preventiebeleid, wat moet leiden tot
een hervorming van de palliatieve sector in Wallonië.
Daarnaast zal een reeks maatregelen worden ingevoerd met het
oog op het ontwikkelen van het zorgaanbod in zones waarin een
tekort heerst, vooral in landelijke gebieden. Het betreft
voornamelijk de hervatting van het Impulseo-mecha­
nisme
(ondersteuningsmechanisme voor de algemene genees­kunde),
de ontwikkeling van verenigingen voor geïntegreerde gezond­
heidszorg (voornamelijk wijkgezondheids­centra) op het platteland
en het instellen van een verlaagde huurprijs voor stagiairs en
huisartsassistenten die zich op het platteland vestigen.
De laatste, “transversale”, as die de regering vernoemt is het
instellen van een voortdurende evaluatie van de voorzieningen
en het beter informeren van het publiek inzake de bestaande
voorzieningen.
Meer specifiek voor wat betreft de ziekenfondsen, wil de
Waalse regering hen betrekken bij het operationele beheer van
het nieuwe stelsel van de zelfredzaamheidsverzekering. De
ziekenfondsen moeten een “dienst voor zelfredzaam­
heids­
verzekering” oprichten met de volgende opdrachten:
• informeren en begeleiden van de leden,
• innen van de ledenbijdragen;
• controleren van de facturen van de diensten,
• betalen van de thuiszorgdiensten in het kader van de
prestaties;
• uitbetalen van de tegemoetkoming van de zelfredzaamheids­
verzekering aan rechthebbenden in woonzorgcentra.
De regering heeft haar visie op de uitoefening van haar
bevoegdheden in dit domein nog niet bekend gemaakt. Het gaat
voornamelijk om initiatieven beschut wonen (IBW), psychia­
trische verzorgingstehuizen (PVT) en de overleg­platforms GGZ.
Minister Prévot heeft zich in het Waals parlement reeds
meermaals uitgesproken voor een beleid dat zich resoluut richt
op de geestelijke gezondheid van kinderen en adolescenten33.
3.2.3. Hervorming van de eerstelijnszorg
Op 21 juli ll. keurde de Waalse regering een kadernota goed met
betrekking tot een hervorming van de eerstelijn32. De
beleidsmaatregelen zullen over drie hoofdassen verlopen.
Ten eerste een reeks van maatregelen die een geïntegreerde
patiëntenzorg bevorderen. Dit omvat bijvoorbeeld de introductie
van het “ASSISTEO”-model of het delegeren van taken van de
huisarts aan de verpleegkundigen, de reorganisatie van de zorg
aan chronisch zieken volgens het gezamenlijke plan van de
federale overheid en de gefedereerde entiteiten (het plan voor
3.2.4. Beleid geestelijke gezondheid
3.2.5. Preventiebeleid
Net als voor het geestelijke gezondheidsbeleid, is er ook inzake
preventie nog geen vooruitgang geboekt over de richtlijnen die
de regering wil volgen. De regering heeft zich in het Waals
parlement regelmatig uitgesproken voor het instellen van een
“Waals voedings- en gezondheidsplan” in overleg met de
actoren in dit domein34.
3.2.6. Gevolgen
De maatregelen van het Waals Gewest garanderen een nauwe
samenwerking tussen de verschillende actoren in het
maatschappelijke middenveld, waaronder de verzekerings­
instellingen, bij het vastleggen van het sociale beleid. Op die
manier blijft het sociale model dat zijn waarde op het federale
30 Met "woonzorgcentra" bedoelen we alle voorzieningen in dit domein die betrokken zijn in de zesde staatshervorming: rusthuizen (ROB), rust- en
verzorgingstehuizen (RVT), dagverzorgingscentra (DVC) en centra voor kortverblijf (CKV).
31 We herinneren eraan dat het gaat om het grootste budget voor gezondheidszorg en sociale zaken dat door de 6e staatshervorming werd
overgedragen.
32 Zie het persbericht van Minister Maxime Prévot van 1 augustus 2016: "Réorganisation de la 1e ligne de soins en Wallonie".
33 Zie met name het volledige verslag van de openbare zitting van de Commissie voor Sociale Zaken en Volksgezondheid van het Waals Parlement van 5
juli 2016, p.57.
34 Zie met name het volledige verslag van de openbare zitting van de Commissie voor Sociale Zaken en Volksgezondheid van het Waals Parlement van 10
mei 2016, p.63.
26
CM-Informatie 266 • december 2016
niveau heeft bewezen, bewaard, en worden de betrokken
actoren geresponsabiliseerd in het beheer ervan.
Het model bevat dus een aantal waarborgen die de zieken­
fondsen toelaten verder de reële situatie en de behoeften van
hun leden te verdedigen en waardoor zij verantwoordelijkheden
krijgen in de uitvoering van het beleid en het gezamenlijke
beheer van de daaraan verbonden budgetten.
Bovendien zullen de verzekeringsinstellingen in de toekomst,
door het paritaire beheer in het AViQ, deelnemen aan het
gezamenlijke beheer van de bevoegdheden die tot op heden bij
het ministerie voor volksgezondheid van het Waalse Gewest
(voorheen DG05) berusten. Dit is met name het geval voor de
thuiszorgsector, met inbegrip van de verschillende voor­zie­
ningen ter ondersteuning van de autonomie (bv. personenalarm).
4. Brussel
4.1. IRISCARE
Net als in de andere gefedereerde entiteiten hebben ook de
Brusselse overheden zich vanaf het begin van deze legislatuur
gebogen over een model voor de organisatie en het beheer van
de overgedragen bevoegdheden. Men zou zelfs kunnen zeggen
dat de Brusselse instanties hierbij het voortouw hebben
genomen, aangezien zij in het Verenigd College (VC) van de
Gemeenschappelijk Gemeenschaps­Commissie (GGC) eind 2014
de eersten waren die een voorontwerp van ordonnantie
goedkeurden. Een nieuwe ION op basis van een paritair
beheersmodel werd opgericht: IRISCARE.
Dit was echter zonder de politieke en institutionele complexiteit
van Brussel gerekend: uit de officiële adviezen van de
vertegenwoordigers van het maatschappelijke middenveld
bleek dat het voorstel lauw ontvangen werd. Het VC moest de
tekst herzien. Binnen het VC moesten twee standpunten worden
verzoend: enerzijds een model waarbij het beheer volledig in
handen van de overheid is en anderzijds een model op basis
van paritair beheer. Pas in juli 2016 kwam men tot een akkoord.
Het voorontwerp is ter tweede lezing voorgelegd en bevond
zich in september in de handen van de Raad van State. Dit keer
was er geen sprake van uitstel: over de tekst zal voor het einde
van 2016 in de Verenigde Vergadering van de GGC worden
gestemd. Dit betekent dat de ruimte voor aanpassingen aan de
tekst zeer beperkt is...
Concreet zal IRISCARE worden overkoepeld door een Algemeen
beheerscomité belast met de bewaking van het orgaan en het
beheer van het algemene budget (zie figuur 2). Dit comité zal
eveneens instaan voor de verdeling van het budget tussen de
twee beleidstakken van de structuur: gezondheidszorg en hulp
aan personen enerzijds en de kinderbijslagen anderzijds. Het
comité zal paritair worden samengesteld uit vertegenwoordigers
van de sociale partners, de verzekeringsinstellingen, de zorg­
verleners en het Verenigd College. De kinderbijslagfondsen en
de gezinsverenigingen zullen eveneens vertegenwoordigd zijn.
In functie van het type beslissingen dat er genomen wordt,
zullen hun leden al dan niet stemrecht hebben. De verzekerings­
instellingen en de zorgverleners zullen bijvoorbeeld slechts een
adviserende rol hebben als het gaat om beslissingen inzake de
kinderbijslag.
De budgetten van de twee beleidstakken zullen gezamenlijk
beheerd worden door respectievelijk twee instanties: de
beheersraad voor gezondheidszorg en hulp aan personen en
de beheersraad voor de kinderbijslagen. Deze zullen overigens
een adviserende functie vervullen inzake een reeks beleids­
maatregelen die hen aanbelangen.
De beheersraad voor gezondheidszorg en hulp aan personen zal
paritair worden samengesteld uit vertegenwoordigers van de
verzekeringsinstellingen en de zorgverleners. Ook de sociale
Figuur 2: structuur van IRISCARE
Algemeen beheerscomité
Beheersraad voor gezondheidszorg en hulp aan personen
Technische
commissies
Beheersraad
kinderbijslagen
- Ten laste neming van afhankelijkheid
- Preventie en eerstelijn
-GGZ
-Handicap
CM-Informatie 266 • december 2016
27
Tabel 3. overzicht technische commissies
Commissie “beleidsaanpak van
afhankelijkheid”
Commissie
“geestelijke gezondheid”
Commissie
“preventie en eerstelijn”
Commissie “personen
met een handicap”
Woonzorgcentra
psychiatrische
geïntegreerde diensten voor thuiszorg;
beleid met betrekking tot
verzorgingstehuizen;
personen met een handicap,
met inbegrip van
mobiliteitshulpmiddelen.
tegemoetkoming voor hulp aan
initiatieven beschut wonen;
bejaarden (THAB);
palliatieve zorg, met uitzondering van
Revalidatieovereenkomst
het platform voor palliatieve zorg
centra voor kortverblijf en
de ambulante sector van de
dagverzorgingscentra;
geestelijke gezondheidszorg.
Thuishulp
lokale multidisciplinaire netwerken
verslavingszorg, in het bijzonder
stoppen met roken
coördinatie van thuiszorg
preventiemaatregelen, in het
bijzonder vaccinatie
zelfredzaamheidsverzekering
partners zullen deel uitmaken van de raad, evenals twee regerings­
commissarissen en een vertegenwoordiger van de adviesraad
voor gezondheidszorg en hulp aan personen van de GGC.
De beheersraad voor de kinderbijslagen zal paritair worden
samengesteld uit vertegenwoordigers van de sociale partners,
de gezinsverenigingen en de kinderbijslagfondsen. Ook hier
zullen twee regeringscommissarissen aanwezig zijn.
De beheersraad voor gezondheidszorg en hulp aan personen
zal in haar opdracht worden ondersteund door 4 technische
commissies en zij zal noodzakelijke knopen doorhakken op
basis van voorstellen die door deze 4 technische commissies
zijn geformuleerd. Deze technische commissies, eveneens
paritair samengesteld uit verzekeringsinstellingen en zorg­
verleners, zullen de noodzakelijke vereisten bepalen voor de
ontwikkeling van het beleid en zullen ad hoc akkoorden en
overeenkomsten onderhandelen:
Het politieke compromis heeft voornamelijk betrekking op een
ander niveau. Het voorontwerp van ordonnantie werkt het
functioneren van de structuur zoals hierboven uiteengezet uit,
maar bepaalt tevens in detail de aangelegenheden die door
IRISCARE of door de GGC zullen worden beheerd. In het
voorontwerp is dus bepaald wat buiten het paritaire beheer en
de controle van de verzekeringsinstellingen en de sociale
partners zal vallen:
• het volledige ziekenhuisbeleid;
• het beleid inzake geestelijke gezondheid in voorzieningen
andere dan ziekenhuizen (behalve wat betreft de financiering
van de exploitatie van deze instellingen met betrekking tot
prestaties aan individuen)
28
• de organisatie van de eerstelijnszorg en de ondersteuning
van eerstelijnszorgverleners (behalve wat betreft de
financiering van maatregelen op de eerstelijn met betrekking
tot prestaties aan individuen, bv.: terugbetaling van de
interventie van een palliatief team). IRISCARE zal niettemin
een adviserende bevoegdheid hebben inzake deze materie.
• gezondheidsopvoeding en activiteiten en diensten van de
preventieve geneeskunde, en alle initiatieven inzake de
preventieve geneeskunde (behalve wat betreft de
financiering van preventiemaatregelen met betrekking tot
prestaties aan individuen, bv.: interventie voor het stoppen
met roken)
• alle beleidsmaatregelen met betrekking tot de infrastructuur
van de door IRISCARE behandelde materie. IRISCARE zal
niettemin een adviserende bevoegdheid hebben inzake deze
materie.
Men heeft dus besloten om niet alle overgedragen bevoegd­
heden aan een enkele nieuwe ION toe te wijzen. Er is echter
een samenwerkingsprotocol tussen de ION en de overheid
voorzien, meer bepaald voor de voorbereiding en de opvolging
van erkenningen door de overheid en voor alle andere diensten
die door de ION aan de overheid worden geleverd. Dit omvat
zelfs gemeenschappelijke diensten “met inachtneming van de
beheersautonomie” van elke entiteit... In de praktijk zullen we
dus waarschijnlijk te maken krijgen met diensten die dezelfde
domeinen behandelen, maar afhankelijk zijn van een andere
overheid, en die dus zullen moeten samenwerken.
We mogen niet vergeten dat het voorontwerp zich reeds in een
vergevorderd stadium bevindt en dat een aanpassing van de
tekst onwaarschijnlijk is. We betreuren dat de voorkeur werd
gegeven aan een politiek compromis boven de doeltreffendheid
en efficiëntie van het voorgestelde instrument.
CM-Informatie 266 • december 2016
De Brusselse overheden hebben sinds de aanvang van hun
legislatuur eveneens een aantal initiatieven gelanceerd.
4.2. Het Brussels Gezondheidsplan
Het plan wordt vermeld in de politieke verklaring van het
Verenigd College van de GGC:
“Het VC zal een voorstel doen voor de ontwikkeling van een
algemeen gezondheidsbeleid waarin alle hefbomen van de 6 e
staatshervorming verwerkt zijn en in overleg met alle actieve
actoren in de sector… Het Brussels Plan voor de
Gezondheidszorg (BPG) moet, in samenspraak met de
Gemeenschappen die op het grondgebied van Brussel
werkzaam zijn, zorgen voor meer efficiëntie in de sector op het
gebied van gezondheidsbehoeften van de Brusselaars. …”
Om dit project te realiseren werd een belangrijk participatief
proces opgezet door het Verenigd College: van mei tot juli 2015
kwam een tiental thematische werkgroepen (WZC, geestelijke
gezondheid, preventie en gezondheidspromotie, revalidatie,
e-health, ...) diverse malen bijeen met vertegenwoordigers van
de actoren op het veld, de patiëntenverenigingen, de verzeke­
rings­instellingen en de sociale partners. Hun opdracht bestond
erin om voorstellen te formuleren met betrekking tot de
volgende doelstellingen:
• Een verbeterde toegankelijkheid van zorg op geografisch,
sociaal en financieel vlak;
• de doeltreffende overname van de materies overgedragen
door de 6e staatshervorming;
• het instellen van een coherent gezondheidsbeleid, wat een
coördinatie van alle bevoegde politieke entiteiten impliceert.
Verscheidene richtlijnen vormen een leidraad voor de uit­
werking en uitvoering van het BPG:
• de efficiëntie van de beschikbare middelen;
• de gerichte aanpak van de behoeften van de patiënt/burger;
• de ontschotting tussen sectoren en tussen de sociale sector
en de gezondheidssector;
• de digitalisering;
• samen leven/multiculturaliteit.
Na een intense en vermoeiende mobiliseringscampagne
konden de eerste resultaten aan de deelnemers worden
voorgesteld. Een conclusie drong zich op: het werk moet
worden voortgezet. Enkele groepen werkten verder, maar dit
was lang niet het geval voor alle werkgroepen. Het Verenigd
College tracht nu reeds meer dan een jaar de resultaten van de
werkzaamheden te verzamelen maar kan geen concrete
beslissingen nemen. Indien het BGP zijn oorspronkelijke
ambities zal kunnen waarmaken, zal het als voorbeeld kunnen
dienen voor de ontwikkeling van het toekomstige gezondheids­
beleid. We moeten nog even geduld hebben. Het gerucht doet
de ronde dat het BGP nog voor het einde van 2016 aan de
Verenigde Vergadering zal worden voorgelegd.
4.3. THAB en zelfredzaamheidsverzekering
Net zoals in het Waals Gewest vormt de zelfredzaam­heids­
verzekering een onderdeel van mogelijke Brusselse projecten.
Het Verenigd College heeft er voorzichtig mee ingestemd om
een haalbaarheidsstudie uit te voeren voor de invoering van
deze maatregel voor Brussel. Daarbij moet rekening worden
gehouden met talrijke parameters: complementariteit met de
Zorgverzekering (de Vlaamse facultatieve zelfredzaamheids­
verzekering in Brussel), de financiële duurzaamheid van de
maatregel, hoe het verzekeringsmodel wordt georganiseerd, de
rol van de actoren, het type dekking, ...
Deze analyse werd toevertrouwd aan een universitair con­
sortium, het “Brussels Studies Institute (BSI)”, een permanente
structuur ontstaan uit een samenwerkingsovereenkomst
tussen drie Brusselse universiteiten: de Université Libre de
Bruxelles (ULB), de Vrije Universiteit Brussel (VUB) en de
Université Saint-Louis Bruxelles (USL-B). Laatstgenoemde
organiseerde in het kader van deze studie een reeks
focusgroepen waaraan CM deelnam. De resultaten van deze
analyse werden in de zomer meegedeeld aan de leden van het
Verenigd College. Op basis daarvan zou het Verenigd College
een politiek akkoord moeten sluiten over de acties die op dit
gebied moeten worden uitgevoerd. Dit akkoord zal in principe
voor het einde van 2016 worden bekendgemaakt.
De vraag naar de toekomst van de tegemoetkoming voor hulp
aan bejaarden (THAB), een materie die werd overgedragen van
het federale niveau, is nauw verbonden met de richting die het
Verenigd College zal volgen rond de oprichting van een
zelfredzaamheidsverzekering. Volgens de politieke verklaring
van het Verenigd College “zal de ontwikkeling van deze
zelfredzaamheidsverzekering gebeuren op basis van de THAB
(tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden), integraal over­
gedragen naar de GGC volgens de principes van een verzekering
en niet uitsluitend als een bijstandsmaatregel, en geïntegreerd
in een paritair beheer”. Momenteel is nog steeds een dialoog
gaande tussen de betrokken ministers en de verzekerings­
instellingen om de voorwaarden voor de voort­zetting van het
beheer van de THAB te bepalen. De reacties op de haal­
baarheidsanalyse van de zelfredzaamheids­verzekering zullen
ongetwijfeld van invloed zijn op deze besprekingen en de rol die
de ziekenfondsen daarin zullen spelen. Zoals hierboven
vermeld, moeten de Brusselse overheden ook rekening houden
met het feit dat de Nederlandstalige VSB en de THAB
(overeenkomstig het oordeel van de Raad van State) op
vrijwillige basis toegankelijk moeten blijven voor de Brusselse
burgers.
4.4. Een moratorium op ROB- en RVT-bedden
In mei 2016 werd een voorontwerp van ordonnantie ter eerste
lezing voorgelegd aan het Verenigd College. Dit voorontwerp
heeft tot doel het beddenaanbod in de woonzorgsector te
reguleren. In vergelijking met de andere gefedereerde entiteiten,
CM-Informatie 266 • december 2016
29
vertoont de Brusselse situatie in deze sector een aantal
bijzonderheden.
Voor een aanzienlijk aantal bedden (voor het merendeel ROBbedden) is er een vergunning voor ingebruikname en exploitatie,
maar deze bedden worden niet gebruikt (2.461 bedden).
Brusselaars hebben de neiging om vroeger naar een
woonzorgcentrum te gaan en zijn daar gemiddeld minder
afhankelijk (38% van de bewoners in Brussel heeft een profiel
van lichte afhankelijkheid). Brussel beschikt proportioneel over
een kleiner aantal RTV-bedden (40% tegenover 50% voor
België): momenteel worden 15.417 bedden in de sector
geëxploiteerd, waarvan 6.047 RVT-bedden. De algemene
verdeling van de bedden is: 24% in OCMW’s, 10% in private
vzw’s en 66% in de lucratieve privésector. Voor ROB-bedden is
de verdeling: 19% in OCMW’s, 7% in private vzw’s en 74% in de
lucratieve privésector. Voor RVT-bedden is de verdeling: 32% in
OCMW’s, 15% in private vzw’s en 53% in de lucratieve privé­
sector.
Op basis van deze bevindingen - het te grote aantal ongebruikte
bedden en de oververtegenwoordiging van ROB-bedden – wil
het Verenigd College op termijn een striktere programmering
ontwikkelen. De eerste stap bestaat in het instellen van een
moratorium van bepaalde duur om geen nieuwe vergunningen
te verstrekken voor ingebruikname en exploitatie. Deze
maatregel betreft zowel ROB-bedden en RVT-bedden als
bedden voor kortverblijf, inclusief bedden “in portefeuille”35.
Om het aanbod beter op de behoeften af te stemmen, zullen de
instellingen echter de mogelijkheid krijgen om ROB-bedden te
converteren naar RVT-bedden of bedden voor kortverblijf.
In de komende maanden zal het Verenigd College in meerdere
besluiten de verschillende modaliteiten van het moratorium
bepalen. Het leidt geen twijfel dat de koepelorganisaties
aandacht zullen hebben voor deze nieuwe impuls die door de
overheid wordt gegeven.
4.5. Een nieuw decreet voor de gezondheidspromotie door
de COCOF
Bij de 6e staatshervorming denkt men doorgaans aan de
overdracht van federale bevoegdheden aan de gefedereerde
entiteiten. Men heeft minder vaak oog voor een onrechtstreeks
gevolg hiervan: de overname van aangelegenheden die reeds
onder een andere entiteit vielen. Zoals reeds vermeld, zijn de
Franstalige politieke vertegenwoordigers overeengekomen om
het merendeel van de aangelegenheden onder de Franse
Gemeenschap over te hevelen naar het Waals Gewest en de
Franse Gemeenschapscommissie (COCOF).
Hierdoor is het decreet van 1997 inzake de organisatie van de
gezondheidspromotie in de Franse Gemeenschap verouderd.
De COCOF wilde deze juridische leemte dan ook beperken door
in februari 2016 een eigen decreet te stemmen. Het primaire
doel van het decreet is het ontwikkelen van een strategie voor
de verbetering van de volksgezondheid en het wegwerken van
sociale gezondheidsongelijkheid.
Dit zijn de richtlijnen van het nieuwe decreet:
• een algemeen plan voor gezondheidspromotie dat als
referentiekader dient voor de verschillende actoren. Dit plan
zal verder evolueren in functie van de prioriteiten van de
overheid;
• oprichting van een stuurgroep voor het beleid, administratief
beheerd en gecoördineerd door de administratie;
• adviserende mechanismen door de oprichting van een
afdeling voor gezondheidspromotie in de adviesraad voor
hulp aan personen en gezondheid van de COCOF;
• organisatie van het instrument volgens die niveaus:
- de eerste lijn: actoren en netwerken voor gezond­heids­
promotie verantwoordelijk voor de uitvoering van
programma’s, projecten en activiteiten voor gezond­
heidspromotie zoals bepaald in het plan voor gezond­
heidspromotie;
- de tweede lijn: diensten voor begeleiding en ondersteuning
en referentiecentra. Zij ontwikkelen nuttige expertise op
het gebied van gezondheidspromotie, waarvan de
stuurgroep en de actoren kunnen gebruikmaken. De
referentiecentra staan in voor de coördinatie van
programma’s voor preventieve geneeskunde;
- de overheid zal de stuurgroep ondersteunen met inbegrip
van de uitwerking van het plan voor gezondheidspromotie
en de evaluatie ervan.
COCOF heeft dus geen tijd verloren om deze overgang te
verzekeren. We benadrukken dat in het decreet een
overlegmechanisme met de andere gefedereerde entiteiten is
voorzien. De organisatie die door het nieuwe decreet wordt
bepaald doet vermoeden dat we geleidelijk zullen evolueren
naar van een “bottom up”- naar een “top down”-dynamiek. De
stuurgroep zal dan wel een zekere consistentie in de
ontwikkelde strategieën garanderen, toch zullen de actoren op
het terrein door de autoriteiten niet mogen worden beschouwd
als loutere uitvoerders. Dit impliceert specifieke aandacht voor
overleg, respect voor de vrijheid van vereniging en voor de
beperkingen aan de logica van projectoproepen ten gunste van
een meer structurele en duurzamere financiering.
5. Duitstalige gemeenschap
Als gevolg van de 6e staatshervorming zijn de bevoegdheden
van de Duitstalige Gemeenschap uitgebreid. Voortaan draagt
de Duitstalige Gemeenschap de organisatorische en financiële
35 Bedden waarvoor een vergunning is verkregen, maar die nog niet worden uitgebaat.
30
CM-Informatie 266 • december 2016
verantwoordelijkheid voor de overgedragen bevoegdheden
inzake gezondheid en welzijn.
De Duitstalige Gemeenschap bevindt zich momenteel in een
overgangsfase van onderhandelingen en conceptualisering die
het moet mogelijk maken om besluitvormings- en beheer­
procedures voor de nieuwe materies vast te leggen. In de
laatste maanden van dit jaar zullen de regering en het parlement
enkele elementaire beslissingen moeten nemen.
5.1.Beheersmodel
De regering is van plan een nieuwe ION op te richten: de
“Dienststelle für ein Selbstbestimmtes Leben” (DSL) - het
agentschap voor autonoom leven. Dit agentschap zal alle
materie inzake handicap en ouderen beheren (getuigschriften
voor verstrekte hulp36, mobiliteitshulpmiddelen,…).
In de vorm van een uniek loket zal het nieuwe agentschap
burgers in een afhankelijkheidssituatie als gevolg van leeftijd of
een fysieke of mentale handicap informeren, adviseren en
bijstaan. Het is de bedoeling om aan de burgers alle middelen te
verstrekken die noodzakelijk zijn om zelfstandig te kunnen
leven.
De verzekeringsinstellingen krijgen een vertegenwoordiging
met stemrecht in de Raad van Bestuur van de ION. De
verzekeringsinstellingen zijn van mening dat een paritair
beheersmodel dat de ziekenfondsen mee betrekt, zorgt voor
een bewaking van de financiering en de rendabiliteit en het
mogelijk maakt om de fundamentele waarden van solidariteit te
handhaven.
De regering heeft het ontwerpbesluit voorgelegd aan het
Parlement van de Duitstalige Gemeenschap en wil de ION voor
het einde van het jaar effectief oprichten.
5.2.2. Preventie
Wat betreft preventie, wil de Duitstalige Gemeenschap een
beleid voeren in overleg met de verschillende actoren en de VI
daarbij als sturende actoren betrekken.
De VI zijn zeer gevoelig en waakzaam voor dit onderwerp.
Hoewel overleg tussen de overheidsactoren en het
maatschappelijke middenveld wenselijk is, willen de VI hun
vrijheid van initiatief in de materie behouden door het creëren
van een link met het pact van Maggie De Block, dat recent
getekend is tussen de federale minister en de
verzekeringsinstellingen.
5.2.3. Ouderen
Momenteel is het beleid inzake opvangstructuren voor ouderen
het onderwerp van onderhandelingen. De rol die de VI in de
toekomst zullen spelen in de financierings- en controle­
procedures is nog niet duidelijk.
De VI wensen hun sterke betrokkenheid van vandaag te behouden
om de belangen van de patiënten te verdedigen en een correcte
aanwending van de financiële middelen te garanderen.
5.2.4. Zelfredzaamheidsverzekering
De regering heeft een aanbesteding uitgeschreven voor een
haalbaarheidsstudie van een zelfredzaamheidsverzekering in
de Duitstalige Gemeenschap.
Alle opties zijn momenteel open: geen zelfredzaamheids­
verzekering, een specifiek zelfredzaamheidsverzekeringsmodel
voor de Duitstalige Gemeenschap, samenwerking met
Vlaanderen, een samenwerkingsmodel met Wallonië. Dit zijn de
meest waarschijnlijke opties.
De regering wil zich vandaag nog niet uitspreken voor de ene of
de andere optie zolang de resultaten van de studie nog niet
beschikbaar zijn. Deze worden begin volgend jaar verwacht.
5.2.5. Kinderbijslag
5.2.Aangelegenheden
5.2.1. Financiering van de ziekenhuisinfrastructuur
De regering heeft een besluit genomen met betrekking tot de
financiering van de ziekenhuisinfrastructuur: de Duitstalige
ziekenhuizen zullen aanspraak kunnen maken op subsidies tot
80% voor hun infrastructuurprojecten.
De VI vrezen dat onvoldoende financiering voor de ziekenhuizen
negatieve effecten kan hebben voor de patiënten, die het risico
lopen op hogere facturen.
Wat betreft de kinderbijslagen heeft de regering verklaard dat
ze deze bevoegdheid in de administratie wil integreren door
een uniek openbaar fonds op te richten.
De regering voorziet ook een uniformisering van de basis­
bedragen en een verhoging van de toeslag voor het eerste kind.
Bovenop een bedrag van 151 euro per kind, zullen kroostrijke
gezinnen vanaf het derde kind een aanvullende toeslag van 130
euro per kind ontvangen. Om het systeem te vereenvoudigen
werden de sociale toeslagen in één enkele categorie
gehergroepeerd. Elk gezin dat recht heeft op een verhoogde
tegemoetkoming (VT) zal een maandelijkse toeslag van 72 euro
per kind ontvangen. Een andere toeslag van 50 euro zal met de
kinderbijslagen van de maand augustus worden uitgekeerd –
voor het begin van het nieuwe schooljaar – aan alle kinderen
die kinderbijslagen ontvangen.
36 Om toegang te genieten tot diensten voor zorg en ondersteuning thuis en in voorzieningen.
CM-Informatie 266 • december 2016
31
5.3.Uitdagingen
De uitdagingen zijn talrijk. Ten eerste is het belangrijk dat de
Duitstalige Gemeenschap het belang en de relevantie van een
paritair beheer van de nieuwe bevoegdheden erkent. De VI
vragen een beheersvorm met de actoren die momenteel reeds
instaan voor het gemeenschappelijke beheer van aangelegen­
heden inzake de sociale zekerheid en dus beschikken over een
grondige expertise en kennis ter zake. De VI hebben duidelijk
gemaakt dat ze als medebeheerder betrokken willen worden bij
het nieuwe welzijns- en gezondheidsbeleid om te komen tot
een beleid en beheer die aan elke burger de toegang garandeert
tot zorg en gezondheidsdiensten.
Vanwege haar kleine omvang en de vele bijzonderheden
gerelateerd aan de mobiliteit van haar inwoners, is het
belangrijk dat de Duitstalige Gemeenschap een welzijns- en
gezondheidsbeleid kan voeren dat transversaal, doeltreffend,
financierbaar is, dat dicht bij de burger staat en dat aansluit bij
zijn behoeften. In deze benadering is de samenwerking met de
actoren op het terrein van essentieel belang.
6. Besluit
De Christelijke Mutualiteit heeft de ambitie een onmisbare rol te
spelen in de gezondheidssector in ruime zin. In de praktijk
betekent dit een actieve bewaking van het beleid om de
belangen van haar leden te verdedigen. Het impliceert eveneens
een gezamenlijke verantwoordelijkheid in de definitie, evaluatie
en de evolutie van het beleid. Onze verzekeringsinstelling zal
blijven instaan voor het gezamenlijke beheer van budgetten op
ad-hocbasis, wanneer dit nog mogelijk wordt gemaakt door de
verschillende bestuursmodellen die hierboven werden
beschreven. We zijn vandaag nog steeds onmisbaar in het
operationele beheer van de verschillende voorzieningen voor
de terugbetaling van de zorg.
De zesde staatshervorming weerspiegelt de verschillende
evoluties in de gefedereerde entiteiten. Nederlandstalige,
Brusselse, Waalse of Duitstalige burgers zal niet meer dezelfde
steun genieten inzake bijstand en zorg. Dit is een feit, waarvan
akte. We moeten vaststellen dat verschillende stelsels van
sociale bescherming worden ontwikkeld (cf. de kinderbijslag)
en dat een versnippering van de solidariteit een van de logische
gevolgen zal zijn. Hoewel op vele gebieden een administratieve
vereenvoudiging wordt nagestreefd, stellen we ook vast dat de
zaken complexer worden voor onze leden, de burgers en de
patiënten.
32
Wat minder goed te voorzien viel, zijn de gevolgen voor onze
eigen interne organisatie indien we onze opdracht met hetzelfde
professionalisme willen blijven vervullen: alles in het werk
stellen om ervoor te zorgen dat gezondheidszorg en welzijn
voor iedereen toegankelijk blijven.
Een korte vaststelling ter illustratie: voor de politieke opvolging
van de overgedragen materies moeten onze medewerkers hun
energie spreiden over 6 verschillende bestuursmodellen en
maar liefst 8 ministers... en tegelijkertijd moeten ze oog hebben
voor wat er op het federale en het Europese niveau gebeurt.
Het Nationaal Intermutualistisch College, het overlegplatform
van de VI, heeft daarom 4 onderafdelingen opgericht: Het VICO
(Vlaams Intermutualistisch College), het NIC van de Franse
Gemeenschap, het NIC voor Brussel en ten slotte het Duitstalige
NIC. Indien we onze invloed en onze visie op de gezondheid en
de samenleving willen behouden, is intermutualistische actie
vereist. Daarom is onze actieve betrokkenheid in deze gebieden
van essentieel belang.
Eveneens moest er worden gezorgd voor een bijzondere
coördinatie van het interne beleid: Nederlandstalig aan de ene
kant en Frans- en Duitstalig aan de andere kant. Deze
coördinatie vereist het inzetten van verschillende deskundigen,
beleidsmedewerkers en het R&D-team. Geleidelijk zal ook
moeten gezorgd worden voor ondersteuning aan onze
afgevaardigden in de verschillende externe instanties. Dit
omvat bijvoorbeeld de coördinatie van bijna 40 mandaten in het
AViQ...
De uiteenlopende beleidsmaatregelen in de 4 hoeken van ons
land houdt niet alleen verschillende tussenkomstmodaliteiten
in, maar ook de ontwikkeling van specifieke informatica­
toepassingen en extra personeel voor het beheer ervan.
Qua schaalvoordeel is dit een gemiste kans...
Een grote uitdaging voor onze beweging in de komende jaren
zal zijn om onze organisatie aan te passen zodat we onze
opdrachten kunnen voortzetten, maar vooral ook om de politieke
wereld bewust te maken van de noodzaak om voldoende
middelen te blijven vinden, ongeacht of onze opdrachten van
politieke aard zijn of betrekking hebben op beheer of diensten.
CM-Informatie 266 • december 2016
Download