Staatshervorming De uitvoering van de 6e staatshervorming inzake gezondheidszorg: stand van zaken Jonathan Bouvy, CM beleidsmedewerker Nicole De Palmenaer, CM beleidsmedewerker Peter Hannes, CM beleidsadviseur Zorg Laurent Jauniaux, CM beleidsmedewerker Samenvatting Lange onderhandelingen resulteerden in 2011 in het zogenaamde Vlinderakkoord dat vorm geeft aan de zesde staatshervorming. Dit akkoord heeft ook een grote impact op de gezondheidszorg. Er is immers beslist om heel wat bevoegdheden binnen dit domein over te hevelen van de federale overheid naar de deelstaten. Dit ging al in op 1 juli 2014. Door het afsluiten van overgangsprotocollen en het uitblijven van regionale aanpassingen aan vigerende wetgeving, is er op het terrein aanvankelijk weinig merkbaar van de zesde staatshervorming. Deze overgangsfase loopt intussen op zijn einde en de deelstaten bereiden zich volop voor op de eigenlijke overname van de verschillende bevoegdheden. Hierbij gaan ze onder meer na hoe ze deze kunnen inkantelen in de reeds bestaande bevoegdheden. In dit artikel geven we per deelstaat een overzicht van de stand van zaken van de implementatie van de zesde staatshervorming. Het gaat dan in de eerste plaats over de manier waarop zij de overgedragen bevoegdheden zullen uitvoeren. In een eerste fase zal de nadruk liggen op continuïteit. Dit belet niet dat er ook al nieuwe initiatieven genomen worden zoals het Basisondersteuningsbudget (BOB) in Vlaanderen of een afhankelijkheidsverzekering in Wallonië. Daarnaast is de voorbije periode al meer duidelijkheid gekomen over de manier waarop de verschillende overheden de bevoegdheden zullen beheren en op welke wijze zij het overleg met relevante actoren zullen organiseren. In dit alles wordt stilaan ook duidelijk in welke mate de overheden eigen accenten leggen. Sleutelwoorden: staatshervorming, Vlinderakkoord, Vlaamse Sociale Bescherming (VSB), AViQ, Iriscare, DSL 1. Algemene inleiding Na 540 dagen onderhandelen kwam men in het najaar van 2011 tot het zogenaamde Vlinderakkoord. De precieze draagwijdte van dit akkoord werd pas eind 2013 volledig duidelijk, met name op het ogenblik dat de bijzondere wet tot hervorming der instellingen (BWHI)1 en de bijzondere financieringswet (BFW)2 herschreven werden en de politieke stellingnames uit het Vlinderakkoord vertaald werden naar een juridisch logisch geheel.3 De totale overdracht van bevoegdheden (arbeids­ marktbeleid, kinderbijslag, gezondheidszorg, …) is goed voor in 16 totaal 20 miljard euro, waarvan meer dan 5 miljard euro in het kader van gezondheidszorg en hulp aan personen. Het grootste deel van dat bedrag (2,9 miljard euro) heeft betrekking op de overdracht van de ouderenzorgvoorzieningen. De bevoegdheidsoverdrachten inzake gezondheidszorg (zie kader) traden in werking op 1 juli 2014. Vanaf dan werden de deelstaten bevoegd. Zolang de deelstaten de wetgeving echter niet wijzigen, blijft de bestaande federale wetgeving van toepassing. De (administraties van de) deelstaten en de federale overheid hebben in dit kader nog een aantal bijkomende (praktische) afspraken gemaakt in de vorm van overgangs­ 1 Bijzondere wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming, BS 31 januari 2014. 2 Bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden, BS 31 januari 2014. 3 Voor meer info zie : http://www.cm.be/binaries/CM-255-NL-Staatshervorming_tcm375-137078.pdf CM-Informatie 266 • december 2016 protocollen. De impact van de staatshervorming op het terrein, is op dit moment dan ook minder zichtbaar. De eigenlijke uitvoering van de zesde staatshervorming zal pas de komende jaren plaatsvinden. 2. Vlaanderen Hoe dit het geval zal zijn voor de verschillende deelstaten wordt in dit artikel besproken. Aangezien nog niet alles is uitgewerkt, wordt in het artikel slechts een stand van zaken gegeven zoals dit het geval is bij het beëindigen van de redactie van deze tekst (midden oktober 2016). 2.1.1. Situering en timing De volgende bevoegdheden inzake gezondheidszorg en hulp aan personen werden op 1 juli 2014 overgedragen naar de deelstaten (Gemeenschappen): • Gehandicaptenzorg -Mobiliteitshulpmiddelen - tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB); • Ziekenhuizen - erkenningsnormen van ziekenhuizen - de infrastructuur en zwaar materiaal van ziekenhuizen (NMR, Pet-scan en radiotherapie); • Ouderenzorg - rust- en verzorgingstehuizen, rustoorden, centra voor dagverzorging en kortverblijf; - geïsoleerde geriatrische ziekenhuizen; - geïsoleerde gespecialiseerde ziekenhuizen • Een hele reeks (‘long term care’-) revalidatieovereenkomsten; • Geestelijke gezondheidszorg - de overlegplatforms geestelijke gezondheidszorg; - psychiatrische verzorgingstehuizen en de initiatieven inzake beschut wonen; • Preventie - alle preventie-initiatieven (vaccinatie- en screenings­ campagnes, voedingsplan, mondhygiëne, tabaksont­ wenning, …); - Fonds ter bestrijding van verslavingen; • Organisatie eerstelijnsgezondheidszorg - organisatie van de eerstelijnsgezondheidszorg (impuls­ fonds, huisartsenkringen, lokaal multidisciplinaire netwerken, geïntegreerde diensten voor thuiszorg); -de palliatieve netwerken en de palliatieve multidisciplinaire teams; • Gezondheidszorgberoepen: de erkenning van zorgverstrek­ kers en de subquota (binnen de specialismen) van de gezondheidszorgberoepen. 2.1. Vlaamse Sociale Bescherming (VSB) Bij het begin van de huidige legislatuur (2014-2019) werd - voor wat Vlaanderen betreft - de keuze gemaakt om heel wat van de overgedragen bevoegdheden op te nemen in de zogenaamde Vlaamse Sociale Bescherming (VSB). Men wenst deze VSB uit te bouwen tot een volksverzekering met een verplichte bijdrage. Zoals bij de bestaande zorgverzekering is de aansluiting voor wie in Vlaanderen woont verplicht en kunnen de inwoners van Brussel vrij kiezen om aan te sluiten. Het samenbrengen van verschillende tegemoetkomingen en financieringssystemen in één VSB is een complexe operatie en zal dan ook in verschillende fases worden uitgewerkt.4 Op 15 juni 2016 werd het (eerste) VSB-decreet goedgekeurd door het Vlaamse parlement.5 Het VSB-decreet bestaat momenteel uit 3 pijlers: de zorg­ verzekering (bestond al in Vlaanderen), het basisonder­steu­ ningsbudget voor personen met een handicap (het BOB: nieuw in Vlaanderen, geen overgedragen bevoegdheid) en de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (de THAB, over­ gedragen bevoegdheid). In een tweede fase (vanaf 1 januari 20196) zullen ook de residentiële ouderenzorg (woonzorgcentra, centra voor kort­ verblijf en dagverzorgingscentra), de mobiliteitshulp­middelen, de psychiatrische verzorgingstehuizen (PVT), de initiatieven voor beschut wonen (IBW), revalidatiecentra die betrokken zijn in de bevoegdheidsoverdracht en de gezins- en thuiszorg worden opgenomen in de VSB. Voor de residentiële ouderenzorg en mobiliteitshulpmiddelen zal de integratie in de VSB reeds vanaf 1 januari 2019 volledig worden gerealiseerd. D.w.z. dat de zorgkassen (zie ook punt 2.1.2.) en de Vlaamse overheid de taken overnemen van respectievelijk de ziekenfondsen en het RIZIV. De nadruk ligt in de beginfase echter op het garanderen van de continuïteit; het concept van persoonsvolgende financiering7 - één van de basisprincipes van de VSB - zal nog niet (volledig) geoperatio­ naliseerd worden. Bij de overname van de mobiliteitshulpmiddelen zullen wel al meteen grondige hervormingen in voege treden (o.a. renting). 4 Zie ook blz 21 e.v. van de beleidsbrief 2016-2017 Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2016-2017/g941-1.pdf) 5 Decreet van 24 juni 2016 houdende de Vlaamse sociale bescherming, BS 6 september 2016. Op 30 oktober 2015 werd bovendien de conceptnota VSB definitief goedgekeurd door de Vlaamse Regering, waarin de algemene principes werden verduidelijkt. 6 In principe liepen de overgangsprotocollen af op 1 januari 2018, maar deze worden verlengd tot 1 januari 2019. 7 Deze financieringsvorm voorziet zorgvragers van een ‘rugzakje’ waarmee die hun persoonlijk zorgplan kunnen financieren. De inhoud van dit rugzakje kan bestaan uit cash geld (persoonsgebonden forfaitaire vergoedingen), vouchers of een betaling van kosten via een derdebetalersregeling (persoonsgebonden financiering van de zorgkosten). Ook een combinatie van deze vormen is mogelijk. Aanbieders van zorg krijgen enkel nog een beperkte directe financiering voor organisatiegebonden kosten die niet rechtstreeks aan één zorggebruiker toegeschreven kunnen worden. De conceptnota VSB verwijst op dit punt naar een enveloppefinanciering, die ook gekoppeld kan worden aan het bieden van kwaliteitsgaranties. CM-Informatie 266 • december 2016 17 Voor IBW, PVT en revalidatie zal een overgangsfase worden gecreëerd vanaf 1 januari 2019. Daarbij zal de Vlaamse overheid de opdrachten van het RIZIV en de FOD Volksgezondheid overnemen, maar zal aan de ziekenfondsen (dus – nog – niet de zorgkassen) de opdracht worden gegeven om continuïteit te verzekeren. Wat de gezins- en aanvullende thuiszorg betreft, die nu al behoort tot de Vlaamse bevoegdheden, zet men vanaf 1 januari 2019 geleidelijk aan stappen naar een volledige persoons­ volgende financiering en volledige opname in de VSB. Bedoeling is om op termijn (wellicht eind 2018) een 2e VSBdecreet uit te vaardigen, met een juridische verankering van de basisprincipes van persoonsvolgende financiering en vraag­ sturing en het vastleggen van de krijtlijnen van VSB voor alle pijlers. Dit laatste decreet zal verder geoperationaliseerd moeten worden in een volgende legislatuur (2019-2024). Waar mogelijk worden een aantal principes van persoonsvolgende financiering al in deze legislatuur gerealiseerd. 2.1.2. Rol voor de zorgkassen Vanaf 1 september 2016 worden de zorgkassen, waaronder ook CM-Zorgkas, de uitvoerders van de VSB en nemen zij voor een deel van de overgedragen bevoegdheden de rol over van het ziekenfonds. Deze zorgkassen zullen als uniek loket8 functioneren voor alle onderdelen van de VSB en dus instaan voor de volledige dienstverlening aan de leden. CM-Zorgkas zorgt voor begeleiding, geeft informatie en advies, gaat na of er recht is op ondersteuning, controleert en betaalt uit. Waar het kan, zal CM-zorgkas de rechten automatisch toekennen. Naast het uitvoeren van deze tegemoetkomingen, is CM-Zorgkas ook het centraal aanspreekpunt voor alle vragen. De verschillende tegemoetkomingen die onder de VSB vallen, worden betaald met onder meer de bijdragen die alle Vlamingen jaarlijks aan hun zorgkas betalen (de huidige premie zorgverzekering wordt omgevormd tot een premie VSB). Dit is op dit moment een bedrag van 50 euro, of 25 euro voor mensen met recht op de verhoogde tegemoetkoming binnen de verplichte ziekteverzekering. 2.1.3. De tegemoetkomingen van VSB Zorgverzekering (ZVZ) De Vlaamse zorgverzekering – die al 15 jaar bestaat – maakt deelt uit van de VSB. De ZVZ is bestemd voor iedere zwaar zorgbehoevende. Ook bewoners van een woonzorgcentrum en van een psychiatrisch verzorgingstehuis hebben recht op een zorgvergoeding. Zij 18 kunnen allen rekenen op een maandelijks bedrag van 130 euro als vergoeding van niet-medische kosten. Het bedrag kan men vrij besteden en men hoeft geen bewijzen voor te leggen. De leeftijd speelt geen rol om recht te hebben op de tegemoetkoming. Om de zorgvergoeding te verkrijgen, moet men een attest9 kunnen voorleggen of moet er een onderzoek gebeuren naar de graad van zorgbehoefte (voorlopig op basis van de Belprofielschaal). Dat kan worden uitgevoerd door onder meer de dienst Maatschappelijk Werk van het ziekenfonds. Basisondersteuningsbudget (BOB) Het BOB is een nieuwe Vlaamse tegemoetkoming voor mensen tot 65 jaar met een erkende handicap en vastgestelde ondersteuningsnood. Zij ontvangen maandelijks 300 euro, die ze volledig vrij kunnen spenderen zonder bewijzen voor te leggen. Om in aanmerking te komen voor BOB moet men een bestaand attest of bewijs hebben en aan de vastgelegde voorwaarden voldoen. Voorlopig gaat het enkel om volgende personen: • In september 2016 start het BOB voor volwassenen met een handicap die op de wachtlijst staan voor gehandicaptenzorg. Dit betekent geregistreerd staan met een actieve zorgvraag op de “Centrale Registratie voor Zorgvragen”-databank op 31 december 2014 én op 1 januari 2016. • Vanaf 2017 breidt het BOB uit naar minderjarigen en jongvolwassen tot 25 jaar met een handicap. Hier zal men in 2 fasen werken: - Fase 1: minderjarigen met een handicap die een erkende aanvraag hebben voor jeugdhulp. Zij moeten op 30 juni 2015 geregistreerd staan bij de intersectorale toegangs­ poort voor jeugdhulp of ze moeten een indicatie­ stellingsverslag hebben waaruit blijkt dat ze in aanmerking komen voor een persoonlijk assistentiebudget voor minderjarigen. - Fase 2: kinderen en jongeren tot en met 25 jaar met een handicap, waarbij de handicap is aangetoond door: ° minstens 12 punten op de schaal voor bijkomende of verhoogde kinderbijslag. ° minstens 12 punten op de medisch-sociale schaal voor de integratietegemoetkoming. Dit zijn zo’n 750 jong­ volwassenen van 21 tot 25 jaar. Na 2018 beslist de Vlaamse Regering of het BOB nog wordt uitgebreid naar andere groepen. Het BOB kan gecombineerd worden met andere tegemoet­ komingen zoals de zorgverzekering, de tegemoetkoming voor 8 Zie ook p. 107 e.v. van het Vlaamse Regeerakkoord (https://www.vlaanderen.be/nl/publicaties/detail/het-regeerakkoord-van-de-vlaamseregering-2014-2019) en p. 22 e.v. van de Beleidsnota van Minister Vandeurzen (https://www.vlaanderen.be/nl/publicaties/detail/beleidsnota-2014-2019welzijn-volksgezondheid-en-gezin). 9 Voor meer info : http://www.cm.be/diensten-en-voordelen/thuiszorg/zorgverzekering/aanvraag.jsp CM-Informatie 266 • december 2016 hulp aan bejaarden, de inkomensvervangende tegemoetkoming en de integratietegemoetkoming.10 Met een BOB mag men ook nog altijd een beroep doen op het rechtstreeks toegankelijke aanbod bij een dienst of voorziening van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH). Men kan ook nog een tegemoetkoming voor hulp­ middelen aanvragen bij het VAPH. Voor wie het BOB onvoldoende is, kan bij het VAPH een ‘persoonsvolgend budget’ aangevraagd worden. Dat is de tweede trap van persoonsvolgende financiering. Wie een persoonsvolgend budget krijgt, verliest zijn BOB. Een cumulatie met het persoonlijk assistentiebudget bij het VAPH is eveneens niet mogelijk. Tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB) De THAB is een tegemoetkoming voor wie 65 jaar of ouder is en een verminderde graad van zelfredzaamheid en een beperkt inkomen heeft. De tegemoetkoming is bedoeld om extra zorgkosten betaalbaar te houden. Deze tegemoetkoming wordt nu nog via de federale overheid betaald, maar valt vanaf januari 2017 onder de VSB (en zal dus vanaf dan door de zorgkas worden uitbetaald). Men kan dit bedrag vrij besteden en men hoeft geen verantwoordingsstukken voor te leggen. Met het oog op het verzekeren van continuïteit in de dienstverlening, neemt Vlaanderen in een eerste fase de bestaande regelgeving THAB in zeer grote mate over. De voorwaarden op het vlak van inkomen en verminderde zelfredzaamheid blijven dezelfde. De artsen van de FOD Sociale Zekerheid blijven voorlopig de verminderde zelfredzaamheid voor Vlaanderen vaststellen op basis van de medisch sociale schaal.11 2.1.4. Quid Brussel? Brusselaars kunnen zich (net zoals momenteel het geval is voor de ZVZ) vrijwillig aansluiten voor de VSB. Voor de Brusselaars die niet ‘op tijd’ aansluiten bij de ZVZ, was er een wachttijd van 10 jaar en een opschorting met verlies van rechten; dat is een opschorting van 4 maanden per jaar dat iemand zich had kunnen aansluiten, maar het niet gedaan heeft. Met het nieuwe VSB-decreet wordt dit gewijzigd: er is een mogelijkheid voorzien om de wachttijd in te korten tot 5 jaar en de opschorting met verlies van rechten vervalt. Aangezien het BOB een nieuwe pijler is van de VSB, zullen Brusselaars voor het BOB kunnen aansluiten tot 2020 zonder wachttijd op te lopen. Wie voor de bestaande ZVZ echter een wachttijd heeft opgelopen, blijft die wachttijd voor de pijler van de ZVZ behouden. In Brussel is de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) bevoegd voor het uitvoeren van de THAB. Bij de berekening van de dotaties in het kader van de 6de staats­ hervorming, is er rekening mee gehouden dat de GGC de THAB in Brussel kan uitbetalen. De Raad van State oordeelde echter dat de Vlaamse Gemeenschap eveneens bevoegd is om de THAB voor de Brusselaar op te nemen in de VSB. Voorlopig zal de THAB echter niet uitbetaald worden door de zorgkassen in Brussel omwille van de cumulbepaling; de inwoners van Brussel ontvangen de THAB momenteel van de FOD Sociale Zaken in het kader van de overgangsregeling. Politiek overleg met alle relevante Brusselse en Vlaamse kabinetten moet nog uitwijzen hoe dit na de overgangsregeling zal aangepakt worden. 2.1.5. BelRai (-screener) Een belangrijke doelstelling van de integratie van de verschillende financieringen voor zorg in één systeem van sociale bescherming is het beter afstemmen en integreren van de inschalingsmodellen. Er werd in consensus12 beslist dat BelRAl het geschikte instrument is om de zorgplanning te faciliteren, als uniform classificatiemodel voor het in kaart brengen van zorgnoden en dit over de verschillende sectoren heen. De BelRAI is de Belgische versie van een internationaal gevalideerde schaal die in tal van landen wordt toegepast (Nederland, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Finland, IJsland, Spanje, Zwitserland, Ierland, Italië, ….). Voor een aantal sectoren zal men in Vlaanderen werken met een verkorte versie (beperkt aantal items uit de BelRAI), men spreekt van de BelRAI-screener. In een eerste fase wordt gestreefd naar een toepassing van dit instrument in de zorgverzekering en de gezinszorg en aanvullende thuiszorg. Daaraan voorafgaand zal het instrument nog uitgebreid worden getest.13 De Vlaamse Regering introduceert alvast de BelRAI-screener in het uitvoeringsbesluit bij het decreet op de zorgverzekering.14 Een score van minstens 13 punten op de BeIRAI-screener of minstens 6 punten op de som van de modules IADL en ADL van de BeIRAI-screener wordt één van de criteria om in aanmerking genomen te worden voor een tenlasteneming voor mantel- en thuiszorg. 10 De inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT) en de integratietegemoetkoming (ITT) blijven federale bevoegdheid. 11 Voor meer info: http://www.cm.be/diensten-en-voordelen/handicap/inkomen/hulp-aan-bejaarden.jsp 12 Op de Interministeriële Conferentie van 30 maart 2015 werd in consensus beslist om verder te onderzoeken welke acties en randvoorwaarden nodig zijn om de toepassing van de BELRAI mogelijk te maken. 13 Het kleinstedelijk gebied Dendermonde zal in eerste instantie als pilootregio voor de BelRAI-screener fungeren. Deze regio bestaat uit Dendermonde, Berlare, Buggenhout, Lebbeke en Zele. Het project zal minstens een jaar proefdraaien. 14 Besluit van de Vlaamse Regering van 13 mei 2016 tot invoering van de BeIRAI-screener, BS 1 juli 2016. CM-Informatie 266 • december 2016 19 De harmonisering van de inschalingsinstrumenten, met de introductie van BelRAI en BelRAI-screener en de organisatie van indicatiestellingen met de controle erop, zal worden opgenomen in het toekomstig 2de VSB-decreet. Naast de uitbetaling, werkt CM als actieve partner mee aan dit Vlaamse preventieve gezondheidsbeleid. 2.1.6. Gegevensdeling en ICT Wie wil stoppen met roken, maakt momenteel aanspraak op een tegemoetkoming voor acht zittingen rookstopbegeleiding door een erkende tabakoloog. Dit federale systeem van terugbetaling is operationeel tot eind 2016. Vanaf 2017 zal een nieuw Vlaams systeem in werking treden met nieuwe regels en premies die via het derde betalerprincipe worden geregeld. Vlaanderen zet daarbij in op een globaal laagdrempelig tabaksbeleid, met klemtoon op stoppen met roken, tabakspreventie (niet beginnen roken) en passief roken (niet meeroken). Het beheer ervan werd toevertrouwd aan een partnerorganisatie voor tabak.15 Het rookstopbeleid, met o.a. tabakstop en de terugbetaling van rookstopconsulten van tabakologen, maakt hiervan deel uit. De tabakologen en BOV-coaches moeten voldoen aan kwaliteitscriteria (vooropleiding, registratie, navorming, intervisies, ...) die worden opgevolgd door de betrokken partnerorganisaties. Om efficiëntieredenen wordt er gekozen voor een scenario waarbij de ICT voor een groot deel gezamenlijk wordt ontwikkeld door de Zorgkassen en de Vlaamse overheid. Zo berekent een centrale applicatie de THAB op basis van automatische gegevensstromen vanuit de FOD Financiën en de indicatiestellingen. Voor ZVZ, BOB, THAB wordt gebruik gemaakt van het DigitaalPlatform Zorgverzekering dat in de vorige legislatuur werd gebouwd. 2.2.Preventie 2.2.1. Situering Door de bijkomende overheveling in het kader van de zesde staatshervorming, worden de Gemeenschappen volledig bevoegd voor preventie. Meer concreet gaat het nu om de overheveling van tabakspreventie en de terugbetaling van rookstopbegeleiding (prestatiegerichte financiering van rookstopconsults bij erkende tabakologen of artsen). In de bestaande Vlaamse enveloppe komen federale middelen bij vanuit het tabaksfonds en voor de rookstopbegeleiding. Nog in het kader van preventie, zal BOV of ‘Bewegen op verwijzing’ als nieuw Vlaams project vanaf september 2016 stapsgewijs worden uitgerold over Vlaanderen. De (door de 6de staatshervorming overgedragen) elementen in het kader van preventie worden echter niet opgenomen in de VSB. Het zijn dan ook de (Vlaamse) ziekenfondsen en niet de zorgkassen die de praktische uitwerking op zich zullen nemen. 2.2.3. Nieuwe werking rookstopbegeleiding door tabakologen In het nieuwe systeem betalen de gebruikers enkel nog een persoonlijke bijdrage (tabel 1). Deze bijdrage wordt geplafonneerd en is verschillend voor personen met en zonder recht op de verhoogde tegemoetkoming. Er is een verschil tussen individuele en groepssessies. De berekening van de persoonlijke bijdrage gebeurt op basis van de duur van de sessie, uitgedrukt in STE = Standaard TijdsEenheid (= een kwartier). Een groepsconsult telt voor één derde mee in het aantal STE’s. Een voorbeeld: iemand volgt 1u30 groepsbegeleiding. Dit komt overeen met 6 STE’s, maar omdat het in groep is, zijn er slechts 2 STE’s opgebruikt. Per kalenderjaar wordt maximum 28 STE (7u) per persoon gefinancierd. Per dag worden per persoon maximum 4 STE individuele of 7 STE groepsessies gefinancierd. 2.2.2. Rol voor de (Vlaamse) ziekenfondsen 2.2.4. Bewegen op verwijzing met de BOV-coaches Het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid heeft de ziekenfondsen gevraagd om de praktische uitwerking van de twee producten terugbetaling BOV en tabaksontwenning op zich te nemen. De (Vlaamse) ziekenfondsen zullen hiervoor een nieuw administratief circuit uitwerken dat toepasbaar is voor de Vlaamse terugbetaling van tabakologen enerzijds en voor de terugbetaling van ‘BOV-coaches’ anderzijds. Het nieuwe centraal systeem, in beheer van het Nationaal Intermutualistisch College, regelt de terugbetaling en onder­ steunt de rapportering aan de partnerorganisaties ter opvolging van het beleid. BOV of ‘Bewegen op verwijzing’ is een nieuw Vlaams project dat vanaf september 2016 stapsgewijs wordt uitgerold over Vlaanderen. Het heeft als doel de zittende Vlaming op doktersadvies meer aan het bewegen te krijgen. Huisartsen kunnen patiënten met een verhoogd gezondheidsrisico doorverwijzen naar een ‘BOV-coach’. De BOV-coach zoekt samen met de deelnemer naar beweegmogelijkheden op maat binnen het dagelijkse leven en/of binnen het reguliere lokale beweegaanbod. De consultaties bij de BOV-coach worden terugbetaald door de Vlaamse overheid via een derde betalersregeling. 15 Die organisatie is een consortium van de VRGT (Vereniging voor Respiratoire Gezondheid en Tuberculosebestrijding), KOTK (Kom op Tegen Kanker), STK (Stichting tegen Kanker) en VIGeZ (Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie) en is het expertisecentrum voor de Vlaamse Overheid mbt het tabaksbeleid. 20 CM-Informatie 266 • december 2016 Tabel 1. Regeling voor rookstopbegeleiding door tabakologen Individueel consult (15 euro per STE Groepsconsult (5 euro per STE) Personen met verhoogde tegemoetkoming Tussenkomst: 14 euro Tussenkomst 4,5 euro Opleg maximum: 1 euro Opleg maximum 0,5 euro Personen zonder verhoogde tegemoetkoming Tussenkomst: 10 euro Tussenkomst: 4 euro Opleg maximum: 5 euro Opleg maximum: 1 euro Tabel 2. Regeling bewegen op verwijzing Individueel consult (15 euro per STE) Groepsconsult (3 euro per STE) Personen met verhoogde tegemoetkoming Tussenkomst: 14 euro Tussenkomst: 2,5 euro Opleg maximum: 1 euro Opleg maximum: 0,5 euro Personen zonder verhoogde tegemoetkoming Tussenkomst: 7,5 euro Tussenkomst: 2 euro Opleg maximum: 7,5 euro Opleg maximum: 1 euro BOV heeft extra aandacht voor kwetsbare deelnemers. Het project vertrekt vanuit een intersectorale samenwerking op niveau van een zorgregio kleine stad. Vlaamse lokale besturen en andere lokale organisaties kunnen samen met het LOGO16 een aanvraag indienen om een BOV-initiatief in de regio op te starten. Het beheer is toevertrouwd aan partnerorganisatie VIGeZ (Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziekte­ preventie). Meer info: www.bewegenopverwijzing.be De berekening van de persoonlijke bijdrage gebeurt op gelijk­ aardige wijze als bij de rookstopbegeleiding door tabakologen (zie tabel 2). Per kalenderjaar worden hier maximum 16 STE per persoon gefinancierd. 2.3. Overlegmodel De Vlaamse regering stelt ook een nieuw overlegmodel in het vooruitzicht. Enerzijds komt er een Raadgevend Comité IVA17 VSB met een adviserende rol op vlak van beleidsuitvoering en met vertegenwoordiging van de betrokken actoren: vertegen­ woordigers van gebruikersorganisaties, de zorgaanbieders, de zorgkassen en de sociale partners.18 Het huidige IVA Zorgfonds zal dienaangaande worden omgevormd tot een IVA VSB dat verantwoordelijk is voor de beleidsvoorbereiding en het toezicht op de uitvoering van de verschillende onderdelen van de Vlaamse sociale bescherming en het beheer van het reservefonds. Anderzijds komt er een multipartite overlegmodel op het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Voor de uitbouw van dit model wordt in het Regeerakkoord 2014-2019 verwezen naar het tripartite model in het kader van VESOC, het Vlaams Sociaal- en Economisch Overlegcomité dat voorziet in het overleg tussen de Vlaamse regering, de werkgevers en de werknemers over het sociaal economisch beleid.19 VESOC is een overlegorgaan waarvan de leden zich engageren de bereikte consensus uit te voeren.20 Het is dus geen adviesorgaan. Dit is in tegenstelling tot het tweede niveau binnen het nieuwe overlegmodel, namelijk het overleg binnen de Raadgevende Comités die zowel inzake de beleids­ voorbereiding als de beleidsuitvoering een adviserende stem hebben ten aanzien van de leidend ambtenaar aan de ene kant en het strategische overleg in functie van beleidsbeslissingen en het VESOC-overlegmodel aan de andere kant. Concreet zal men voor het nieuwe tripartite overlegmodel werken met één intersectorale kamer (Sociaal overlegcomité 16 Lokaal Gezondheidsoverleg: 15 Logo’s in Vlaanderen en Brussel werken mee aan de realisatie van het preventieve gezondheidsbeleid en de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen. 17 Intern Verzelfstandigd Agentschap 18 Het raadgevend comité van het IVA VSB zal samengesteld zijn uit 8 gebruikers, 6 voorzieningen/verstrekkers, 6 zorgkassen, 6 sociale partners, 6 onafhankelijke deskundigen 19 Zie ook p. 106 e.v. van het Vlaamse Regeerakkoord (https://www.vlaanderen.be/nl/publicaties/detail/het-regeerakkoord-van-de-vlaamseregering-2014-2019) 20 Bij gebrek aan consensus over de betrokken aangelegenheden, beslist de Vlaamse Regering. CM-Informatie 266 • december 2016 21 VSB, Zorg en Gezin)21 en 3 specifieke kamers: één voor Zorg en Gezondheid, één voor gezin en één voor VSB.22 • De Kamer VSB behandelt en sluit - in consensus - akkoorden over een geïntegreerd beleid op vlak van de tegemoet­ komingen en vraaggestuurde financiering voor zorg (thuiszorg, ouderenzorg, geestelijke gezondheidszorg) en de gehandicaptensector. • De Kamer Gezin behandelt en sluit - in consensus - akkoorden over de bevoegdheden inzake kinderopvang en kinderbijslag, en ruimer de effecten van het Vlaams beleid op de gezinnen. • De Kamer Zorg en Gezondheid behandelt en sluit - in consensus - akkoorden over de visieontwikkeling inzake het Vlaams gezondheidsbeleid waaronder de organisatie van de zorg en de preventieve gezondheidszorg. In het tripartite overlegmodel zullen de 3 partners op een evenwichtige wijze zetelen: • de sector (aanbieders, gebruikers, zorgverzekeraars en de vertegenwoordigers van de werknemers en werkgevers), • de sociale partners, en • de Vlaamse regering. In het nieuwe tripartite overlegmodel wordt voorzien dat de SARWGG23, naar analogie van de positie van de SERV24 ten opzichte van het VESOC, het Overlegcomité ondersteunt en fungeert als secretariaat. Daarnaast blijft de SAR haar rol als adviesraad onverkort uitoefenen. Academici en andere experten kunnen een inbreng doen in het overleg op vraag van de betrokken Kamer of het Sociaal Overlegcomité. Het Sociaal Overlegcomité VSB, Zorg en Gezin zal in het najaar van 2016 decretaal verankerd worden. 3. Waals Gewest 3.1. Een nieuw beheersmodel In een politiek akkoord volgend op de zesde staatshervorming25, besloten de Franstalige partijen om het grootste deel van de bevoegdheden inzake het gezondheidsbeleid over te hevelen van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie (COCOF). Het Waals Gewest moest daarom een nieuw beheersmodel ontwikkelen voor het beheer van de reeds bestaande bevoegdheden inzake het gezondheidsbeleid en het beleid voor personen met een handicap, de bevoegdheden die in het kader van de staats­ hervorming werden overgedragen, en de voormalige bevoegd­ heden van de Franse Gemeenschap. De onderhandelingen, die sinds het begin van de legislatuur werden gevoerd, mondden in juli 2015 uit in een regeringsakkoord over de grote lijnen voor het toekomstige model: een instelling van openbaar nut (ION) die ten dele gebaseerd is op de werking van het RIZIV. Het AViQ, l’Agence pour une Vie de Qualité , werd opgericht. Voortaan zullen de bestaande en overgedragen bevoegdheden op het vlak van gezondheid, personen met een handicap en het gezin hier gezamenlijk worden beheerd. De regale, consultatieve en medebeheerfuncties zullen er worden uitgeoefend. Naast de administratie vinden we er dus ook verschillende organen van medebesluitvorming waarbij regering, zorgverleners, verzekeringsinstellingen, werkgevers, vakbonden, en representatieve organisaties voor de betrokken doelgroepen op paritaire wijze betrokken zijn. Op termijn zouden het Waals Agentschap voor de Integratie van Personen met een Handicap (AWIPH) en de Waalse Raad voor Sociale Actie en Gezondheid (CWASS, die tot nog toe een adviserende functie had) verdwijnen en in dit nieuwe agentschap worden opgenomen (zie figuur 1). Op 3 december 2015 werd het decreet hierover per stemming goedgekeurd in het Waals parlement (MB, 14 december 2015). 21 Het ‘Sociaal Overlegcomité VSB, zorg en gezin’ bekrachtigt de akkoorden die gesloten zijn in de verschillende kamers of kan, indien hij bemerkingen heeft bij deze voorbereide akkoorden, de betrokken kamer vragen deze bemerkingen opnieuw in overweging te willen nemen. Bovendien behandelt het Sociaal Overlegcomité de overlegvraagstukken die gemeenschappelijk zijn voor gezin, zorg en VSB. Het Sociaal Overlegcomité kan over deze overlegvraagstukken bij consensus zelf bindende akkoorden sluiten. Het Sociaal Overlegcomité kan een thema evoceren als blijkt dat het thema vanuit een breed perspectief moet worden bekeken. 22 Dit wordt beschreven in de Conceptnota ‘Tripartite overlegstructuur voor het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin’. Deze conceptnota dient nog te worden omgezet in een decretale basis. 23 De Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid (SAR WGG) adviseert de Vlaamse overheid op strategisch niveau over het welzijns-, gezondheids- en gezinsbeleid. Ze groepeert het ruime middenveld met de voorzieningen, gebruikers en personeel in het beleidsdomein, de sociaaleconomische organisaties en een aantal onafhankelijke experts. 24 De Sociaal Economische Raad van Vlaanderen (SERV) brengt de Vlaamse werkgevers en werknemers samen voor overleg en advies over heel uiteenlopende thema’s. Het uitgangspunt is steeds sociaaleconomisch. De SERV geeft advies op vraag van een Vlaamse minister, het Vlaams Parlement of op eigen initiatief. Daarnaast is de SERV strategische adviesraad (SAR) voor de beleidsthema's werk en sociale economie, economie (EWI), energie (LNE) en algemeen regeringsbeleid (KB). 25 Het zogenaamde Sint-Emilia-akkoord tussen de Franstalige partijen PS, MR, CDH et Écolo, zie www.ufenm.be/IMG/pdf/Projet_commun_19-09-2013_. pdf, Gemeenschappelijk project voor de organisatie van de nieuwe bevoegdheden inzake gezondheid, hulp aan personen en gezinsbijslagen, gepubliceerd op 19 september 2013. 22 CM-Informatie 266 • december 2016 Figuur 1: structuur van het AViQ Comité voor financiële en budgettaire monitoring Algemene raad Raad voor strategie en planning Comité voor welzijn en gezondheid Comité voor personen met een handicap Comité voor het gezin Commissie eerstelijnszorg Commissie preventie en gezondheidspromotie Commissie ziekenhuizen Commissie GGZ Commissie zelfredzaamheid en zware zorgbehoevendheid Commissie opvang en huisvesting ouderen Kenmerken Een ION: instelling van openbaar nut met autonoom beheer De regering heeft ervoor gekozen om het beheer van het beleid en de daaraan gekoppelde budgetten toe te vertrouwen aan een autonome instelling van openbaar nut. Dit betekent dat er een aanzienlijke speelruimte voor medebeslissing en medebeheer wordt gelaten. Met de gemaakte keuze steunt men dus op de werking van de federale sociale zekerheidsinstellingen in samenwerking met de paritaire actoren, waaronder de verzekeringsinstellingen. “Het agentschap houdt op deze manier de best practices in stand die het resultaat zijn van meer dan 50 jaar van sociale zekerheidsbeheer in ons land.” Drie functies: paritair beheer, regale functie en ­adviserende functie Men kan drie functies van het AViQ onderscheiden: Het paritaire beheer: het gaat om een gezamenlijk beheer van de budgetten die zijn gekoppeld aan het beleid van het agentschap en om het gezamenlijk bepalen van het te voeren beleid. Deze functie zal worden uitgevoerd door de algemene raad, de comités voor de beleidstakken en de daarvan afhankelijke akkoorden- en conventiecommissies. Deze functie omvat de meeste functies die vroeger door het RIZIV werden beheerd. De verzekeringsinstellingen staan dus in voor het betalingscircuit voor de forfaitaire bedragen voor woonzorg­ centra, deze voor revalidatiecentra of psychiatrische verzor­ gings­­tehuizen of initiatieven voor beschut wonen. De regale functie: een aantal beslissingen zal direct door de overheid en/of de bevoegde minister worden genomen. Het gaat hier voornamelijk om aansluitende beslissingen inzake regelgeving (bijvoorbeeld toekenning en verlenging van een erkenning of individuele beslissingen). Om een zekere trans­ parantie te garanderen, is een procedure voor open­baarmaking en beroep voorzien. Deze functie omvat de meeste bevoegd­ heden die vóór de staatshervorming door het Gewest werden waargenomen of de federale bevoegdheden die niet door het facturatiecircuit van de ziekenfondsen passeerden (bijvoor­ beeld het Impulseo-fonds). De adviserende functie: deze zal worden waargenomen door de raad voor strategie en planning. Adviezen met betrekking tot CM-Informatie 266 • december 2016 23 ontwerpen van decreet en besluiten inzake het beleid van het AViQ zullen er worden besproken en goedgekeurd om later aan de overheid te worden doorgegeven. De raad kan eveneens op eigen initiatief advies geven. Een overkoepelende structuur: de Algemene Raad De raad zal paritair worden samengesteld uit vertegenwoordigers van de werkgevers- en werknemersorganisaties, maar ook politieke gezagsdragers (op basis van de vertegenwoordiging der partijen in het parlement). Ook de verzekeringsinstellingen zullen in de raad zetelen. De raad zal toezien op het beheer van alle middelen van de ION, inclusief de verdeling van het algemene budget tussen de verschillende beleidstakken van de structuur. Ze zal eveneens instaan voor de administratie van het agentschap (personeels­ beheer, actieplan, evaluatie…). Tot slot zal zij arbitreren in geval van conflicten tussen de verschillende beleidstakken. Drie beleidstakken beheerd door comités: welzijn en ­gezondheid, personen met een handicap en het gezin Comité voor welzijn en gezondheid Het comité staat in voor het beleid inzake welzijn en gezondheid: de terugbetaling van gezondheidszorg in woonzorgcentra, de organisatie van de eerstelijnszorg, thuishulp, de ziekenhuis­ infra­ structuren, de geestelijke gezondheidszorg... De verzekerings­­instellingen en de vertegenwoordigers van de zorgverleners en de zorginstellingen zullen deel uitmaken van dit comité, evenals vertegenwoordigers van de overheid, de werkgevers- en werknemersorganisaties. Comité voor personen met een handicap Het comité staat in voor het beleid inzake personen met een handicap: hulp bij de inrichting van de woning, financiering van het werkgelegenheidsbeleid, beleidsmaatregelen inzake opvang en huisvesting van personen met een handicap, sensibilisering en informatie met betrekking tot een handicap… Maken deel uit van het comité: representatieve organisaties van personen met een handicap, de relevante federaties van zorginstellingen en -diensten en de overheid, evenals vertegen­ woordigers van de werkgevers- en werknemers­organisaties en de verzekeringsinstellingen. Comité voor het gezin De beleidstak “gezin” zal instaan voor het beheer van de kinderbijslag, in het bijzonder het bepalen van de kinderbijslag, het beheer van de budgetten en de controle van hierbij betrokken fondsen... Maken deel uit van het comité: de bank van werkgevers- en werknemersorganisaties, “belanghebbende” verenigingen (Vie féminine, Ligue des familles…), de overheid en de kinderbijslagfondsen. Deze drie beleidstakken zullen het autonome beheer van hun budget hebben en synergiën ontwikkelen door de transversale commissies. Specifieke en transversale commissies voor de beleidstakken De specifieke commissies vallen onder de beleidstak “welzijn en gezondheid”. Het zijn er 4: eerstelijnszorg, ziekenhuizen, geestelijke gezondheid, opvang en huisvesting van ouderen. Ze zijn paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van de verzekeringsinstellingen en de betrokken zorgverleners. Hun opdracht bestaat erin de financiële behoeften van het beleid met betrekking tot de commissie te bepalen en onderling te onderhandelen over afspraken en akkoorden om die aan de commissie van hun beleidstak voor te leggen. De transversale commissies hebben betrekking op meerdere beleidstakken. • De commissie “zelfredzaamheid en zware hulpbehoevend­ heid” maakt deel uit van zowel de beleidstakken “welzijn en gezondheid” als “personen met een handicap”. Ze is paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van zorgverleners, van representatieve organisaties van personen met een handicap en van ouderen en van de verzekeringsinstellingen. Hun leden zullen instaan voor het sluiten van overeenkomsten betreffende de toekomstige zelfredzaamheidsverzekering en mobiliteits­ hulpmiddelen. Zij zullen eveneens voorstellen kunnen formuleren rond de dekking van behoeften gerelateerd aan verlies van zelfredzaamheid. • De commissie “preventie en gezondheidspromotie” maakt deel uit van de beleidstakken “welzijn en gezondheid”, “personen met een handicap” en “gezin”. Ze is paritair samen­gesteld uit vertegenwoordigers van de zorgverleners en de verzekerings­instellingen. Hun leden zullen instaan voor het sluiten van overeenkomsten met betrekking tot preventiebeleid en gezondheidspromotie. Hun opdracht zal eveneens bestaan uit het bepalen van de financiële behoeften voor het uitvoeren van deze beleidsmaatregelen. Een raad voor strategie en planning Zoals eerder vermeld, zal de raad een adviserende functie voor het beleid van het agentschap vervullen. Ze zal eveneens verantwoordelijk zijn voor het aansturen van het Waalse observatorium voor welzijn en gezondheid, gezinsbeleid en het beleid voor personen met een handicap. De raad zal instaan voor de bewaking van het gevoerde beleid op het federale niveau, in de overige gefedereerde entiteiten, maar ook internationaal. De raad bestaat uit een centraal college en groepen van deskundigen (werkgevers, vakbonden, verzeke­ rings­instellingen, gebruikersverenigingen, representa­ tieve 26 organisaties van voorzieningen en diensten, het IWEPS …) Het beheerscontract van het AViQ als instrument voor beleids­ sturing Nu de verschillende organen van het AViQ zijn opgericht, gaan de huidige onderhandelingen voornamelijk over de 26 Institut wallon de l’évaluation, de la prospective et de la statistique (Waals Instituut voor evaluatie, planning en statistiek). 24 CM-Informatie 266 • december 2016 uitwerking van het beheerscontract. De verschillende actoren in de algemene raad, met inbegrip van de verzekerings­ instellingen, nemen daaraan deel. CM heeft haar prioriteiten met betrekking tot het beheerscontract reeds kenbaar gemaakt en hoopt dat haar aanbevelingen daarin een concrete weerklank zullen vinden. De prioriteiten kunnen als volgt worden samengevat: • uitwerken van gezondheidsdoelstellingen, operationeel vertaald en met ingebouwde evaluatiecriteria; • instellen van een reële dynamiek van overleg en gezamenlijk beheer; • een goede samenwerking met de overige bestuursniveaus en de overige gefedereerde entiteiten is essentieel; • stimuleren van de transversaliteit tussen de beleidstakken, maar ook tussen de sectoren en de beleidsmaatregelen (daarbij zelfs het kader van het AViQ overstijgend); • bevorderen van innovatie, met name via de raad voor strategie en planning; • zorgen voor voldoende middelen aansluitend op een inventarisatie van de behoeften van de bevolking; • algemeen nastreven van kwaliteit en toegankelijkheid van de zorg en diensten voor de burger. 3.2. Uitvoering van de overgedragen bevoegdheden Na de oprichting van de Waalse ION als belangrijkste resultaat van de eerste helft van de legislatuur, stellen we vast dat een aantal hervormingen zich reeds in een vergevorderd stadium bevinden. We lichten deze hieronder toe. 3.2.1. Hervorming van de ziekenhuisfinanciering Op 23 juni 2016 kondigde de Waalse regering de goedkeuring van een hervorming van het financieringsmechanisme voor de ziekenhuisinfrastructuren aan. Het doel ervan is “het verdui­ delijken van de beschikbare middelen voor een optimaal beheer van de ziekenhuizen en het bevorderen van een betere besteding van overheidsgelden, waarbij wordt gewaakt over een gunstig klimaat voor een kwaliteitsvolle gezondheidszorg27”. De hervorming verloopt over drie assen28: • “het bevorderen van de rationele ontwikkeling van de ziekenhuissector en synergiën tussen ziekenhuizen, met behoud van de hoge kwaliteit van de aangeboden zorg; • aanbieden aan de burger van medische expertisecentra die beschikken over geavanceerde apparatuur en die voldoende territoriaal verspreid zijn, met het oog op kwaliteit, nabijheid en toegankelijkheid; • garanderen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën door middel van een nieuw mechanisme dat de ziekenhuis­ actoren responsabiliseert met betrekking tot hun infra­ structuur­projecten…” De regering wil op termijn de investeringscapaciteit verhogen tot 418 miljoen euro per jaar. Daarvan gaan 14,5 miljoen naar onderhoud, 14,5 miljoen naar vervangingen, 277 miljoen naar bouw en 112 miljoen naar materieel en apparatuur. De regering verwacht ook dat dit bedrag zal afnemen als gevolg van een geleidelijke vermindering van het aantal bedden met 25%, wat een besparing van ongeveer 313,5 miljoen euro zal opleveren. Het eigenlijke financieringsmechanisme zal bestaan uit de facturatie door het ziekenhuis van een maximum opnameprijs per dag. Dit bedrag zal voor elk ziekenhuis worden berekend op basis van het aantal bedden per diensttype, de bouwkosten, de vervangingskosten, de kosten voor materieel en apparatuur, en de onderhoudskosten. Het bedrag zal worden vermeld op de factuur aan de patiënt en zal volledig worden betaald door de verzekeringsinstellingen, die het bedrag van de Waalse overheid zullen kunnen terugvorderen. Bedragen die deze opnamekosten overschrijden, moeten uit eigen middelen door de ziekenhuizen worden gefinancierd. Het nieuwe mechanisme betekent een breuk met het tot nu toe heersende systeem en heeft als gevolg dat ziekenhuizen gefinancierd kunnen worden op basis van hun werkelijke kosten en op basis van alle kosten gerelateerd aan bouwprojecten die in de kalender zijn opgenomen. 3.2.2. Ouderenbeleid en oprichting van de ­zelfredzaamheidsverzekering Op dit gebied zijn er verschillende hervormingen op til. Ten eerste herinneren we aan het recente regeringsakkoord inzake de invoering van een zelfredzaamheidsverzekering in 201729. De grote lijnen ervan zijn reeds bekend. Het gewenste stelsel is gebaseerd op het principe van een verplichte sociale verzekering (tegenover maatschappelijke bijstand). Het gaat dus om een reëel sociaal zekerheidsstelsel op basis van solidariteit tussen alle burgers. De financiering van het systeem zal gebeuren door een verplichte bijdrage geïnd door de VI’s op basis van VT/NIET-VT (50 of 25 euro) en op basis van de huidige budgetten voor thuishulp en de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB). De tussenkomst van de verzekering zal gebeuren door middel van financiering van diensten en zal variëren naargelang de mate van afhankelijkheid en het inkomen. Dit model wijkt af van dat van de Vlaamse Zorgverzekering, die een forfaitaire maandelijkse uitkering toekent. De regering rechtvaardigt deze keuze door de noodzaak om de prestaties te reguleren, concurrentie te voorkomen en de kwaliteit van de dienstverlening te bewaken. De tussenkomst van de zelfredzaamheidsverzekering omvat de volgende diensten: gezinshulp, sociale huishoudhulp, thuis­ 27 Persconferentie van 23 juni 2016 van de Waalse regering: "Vers un paysage hospitalier wallon modernisé, responsabilisé et performant". 28 Idem 29 Zie persbericht van 22 juli 2016 van de Waalse regering: "Assurance autonomie - La Wallonie parée pour faire face aux enjeux de l’allongement de la vie et de la perte d’autonomie." CM-Informatie 266 • december 2016 25 oppas en woonzorgcentra. De verzekeringstussenkomst voor de eerste drie dienstentypes zou bestaan uit een financiële korting op een bepaald aantal uren prestaties. De tussenkomst voor woonzorgcentra zou moeten resulteren in een korting op de bewonersfactuur (dagprijs) in functie van de mate van afhankelijkheid en het inkomen. Hoewel de grote lijnen reeds bekend zijn, is het in dit stadium nog niet mogelijk om de omvang en de toegevoegde waarde dat dit mechanisme voor de burger te beoordelen. Die zullen afhangen van de toekenningscriteria en de reikwijdte en het volume van de gedekte diensten. Ten tweede, maar in rechtstreeks verband met de hierboven beschreven hervorming, heeft de regering ook een hervorming van de sector van de woonzorgcentra aangekondigd30. Deze hervorming zal tegelijk met de zelfredzaamheidsverzekering worden ingevoerd. De hervorming zal betrekking hebben op het prijsbeleid en de prijsregulering in de instellingen en op het financieringsmechanisme van het systeem31, zowel op het gebied van de prestaties als op het gebied van de infrastructuur. In dit verband is het zeer waarschijnlijk dat de financieringsmodus voor de infrastructuur zal aansluiten bij de financieringsmodus voor ziekenhuisinfrastructuur zoals hierboven beschreven. “geïnte­greer­de zorg voor chronisch zieken”). In dit kader is voor Wallonië een eerste reeks van 6 pilootprojecten voor­ geselecteerd. Het is eveneens de bedoeling om de multi­ disciplinaire samenwerking te bevorderen, onder meer door te zorgen voor een betere synergie tussen de gezondheidswerkers en een geoptimaliseerd preventiebeleid, wat moet leiden tot een hervorming van de palliatieve sector in Wallonië. Daarnaast zal een reeks maatregelen worden ingevoerd met het oog op het ontwikkelen van het zorgaanbod in zones waarin een tekort heerst, vooral in landelijke gebieden. Het betreft voornamelijk de hervatting van het Impulseo-mecha­ nisme (ondersteuningsmechanisme voor de algemene genees­kunde), de ontwikkeling van verenigingen voor geïntegreerde gezond­ heidszorg (voornamelijk wijkgezondheids­centra) op het platteland en het instellen van een verlaagde huurprijs voor stagiairs en huisartsassistenten die zich op het platteland vestigen. De laatste, “transversale”, as die de regering vernoemt is het instellen van een voortdurende evaluatie van de voorzieningen en het beter informeren van het publiek inzake de bestaande voorzieningen. Meer specifiek voor wat betreft de ziekenfondsen, wil de Waalse regering hen betrekken bij het operationele beheer van het nieuwe stelsel van de zelfredzaamheidsverzekering. De ziekenfondsen moeten een “dienst voor zelfredzaam­ heids­ verzekering” oprichten met de volgende opdrachten: • informeren en begeleiden van de leden, • innen van de ledenbijdragen; • controleren van de facturen van de diensten, • betalen van de thuiszorgdiensten in het kader van de prestaties; • uitbetalen van de tegemoetkoming van de zelfredzaamheids­ verzekering aan rechthebbenden in woonzorgcentra. De regering heeft haar visie op de uitoefening van haar bevoegdheden in dit domein nog niet bekend gemaakt. Het gaat voornamelijk om initiatieven beschut wonen (IBW), psychia­ trische verzorgingstehuizen (PVT) en de overleg­platforms GGZ. Minister Prévot heeft zich in het Waals parlement reeds meermaals uitgesproken voor een beleid dat zich resoluut richt op de geestelijke gezondheid van kinderen en adolescenten33. 3.2.3. Hervorming van de eerstelijnszorg Op 21 juli ll. keurde de Waalse regering een kadernota goed met betrekking tot een hervorming van de eerstelijn32. De beleidsmaatregelen zullen over drie hoofdassen verlopen. Ten eerste een reeks van maatregelen die een geïntegreerde patiëntenzorg bevorderen. Dit omvat bijvoorbeeld de introductie van het “ASSISTEO”-model of het delegeren van taken van de huisarts aan de verpleegkundigen, de reorganisatie van de zorg aan chronisch zieken volgens het gezamenlijke plan van de federale overheid en de gefedereerde entiteiten (het plan voor 3.2.4. Beleid geestelijke gezondheid 3.2.5. Preventiebeleid Net als voor het geestelijke gezondheidsbeleid, is er ook inzake preventie nog geen vooruitgang geboekt over de richtlijnen die de regering wil volgen. De regering heeft zich in het Waals parlement regelmatig uitgesproken voor het instellen van een “Waals voedings- en gezondheidsplan” in overleg met de actoren in dit domein34. 3.2.6. Gevolgen De maatregelen van het Waals Gewest garanderen een nauwe samenwerking tussen de verschillende actoren in het maatschappelijke middenveld, waaronder de verzekerings­ instellingen, bij het vastleggen van het sociale beleid. Op die manier blijft het sociale model dat zijn waarde op het federale 30 Met "woonzorgcentra" bedoelen we alle voorzieningen in dit domein die betrokken zijn in de zesde staatshervorming: rusthuizen (ROB), rust- en verzorgingstehuizen (RVT), dagverzorgingscentra (DVC) en centra voor kortverblijf (CKV). 31 We herinneren eraan dat het gaat om het grootste budget voor gezondheidszorg en sociale zaken dat door de 6e staatshervorming werd overgedragen. 32 Zie het persbericht van Minister Maxime Prévot van 1 augustus 2016: "Réorganisation de la 1e ligne de soins en Wallonie". 33 Zie met name het volledige verslag van de openbare zitting van de Commissie voor Sociale Zaken en Volksgezondheid van het Waals Parlement van 5 juli 2016, p.57. 34 Zie met name het volledige verslag van de openbare zitting van de Commissie voor Sociale Zaken en Volksgezondheid van het Waals Parlement van 10 mei 2016, p.63. 26 CM-Informatie 266 • december 2016 niveau heeft bewezen, bewaard, en worden de betrokken actoren geresponsabiliseerd in het beheer ervan. Het model bevat dus een aantal waarborgen die de zieken­ fondsen toelaten verder de reële situatie en de behoeften van hun leden te verdedigen en waardoor zij verantwoordelijkheden krijgen in de uitvoering van het beleid en het gezamenlijke beheer van de daaraan verbonden budgetten. Bovendien zullen de verzekeringsinstellingen in de toekomst, door het paritaire beheer in het AViQ, deelnemen aan het gezamenlijke beheer van de bevoegdheden die tot op heden bij het ministerie voor volksgezondheid van het Waalse Gewest (voorheen DG05) berusten. Dit is met name het geval voor de thuiszorgsector, met inbegrip van de verschillende voor­zie­ ningen ter ondersteuning van de autonomie (bv. personenalarm). 4. Brussel 4.1. IRISCARE Net als in de andere gefedereerde entiteiten hebben ook de Brusselse overheden zich vanaf het begin van deze legislatuur gebogen over een model voor de organisatie en het beheer van de overgedragen bevoegdheden. Men zou zelfs kunnen zeggen dat de Brusselse instanties hierbij het voortouw hebben genomen, aangezien zij in het Verenigd College (VC) van de Gemeenschappelijk Gemeenschaps­Commissie (GGC) eind 2014 de eersten waren die een voorontwerp van ordonnantie goedkeurden. Een nieuwe ION op basis van een paritair beheersmodel werd opgericht: IRISCARE. Dit was echter zonder de politieke en institutionele complexiteit van Brussel gerekend: uit de officiële adviezen van de vertegenwoordigers van het maatschappelijke middenveld bleek dat het voorstel lauw ontvangen werd. Het VC moest de tekst herzien. Binnen het VC moesten twee standpunten worden verzoend: enerzijds een model waarbij het beheer volledig in handen van de overheid is en anderzijds een model op basis van paritair beheer. Pas in juli 2016 kwam men tot een akkoord. Het voorontwerp is ter tweede lezing voorgelegd en bevond zich in september in de handen van de Raad van State. Dit keer was er geen sprake van uitstel: over de tekst zal voor het einde van 2016 in de Verenigde Vergadering van de GGC worden gestemd. Dit betekent dat de ruimte voor aanpassingen aan de tekst zeer beperkt is... Concreet zal IRISCARE worden overkoepeld door een Algemeen beheerscomité belast met de bewaking van het orgaan en het beheer van het algemene budget (zie figuur 2). Dit comité zal eveneens instaan voor de verdeling van het budget tussen de twee beleidstakken van de structuur: gezondheidszorg en hulp aan personen enerzijds en de kinderbijslagen anderzijds. Het comité zal paritair worden samengesteld uit vertegenwoordigers van de sociale partners, de verzekeringsinstellingen, de zorg­ verleners en het Verenigd College. De kinderbijslagfondsen en de gezinsverenigingen zullen eveneens vertegenwoordigd zijn. In functie van het type beslissingen dat er genomen wordt, zullen hun leden al dan niet stemrecht hebben. De verzekerings­ instellingen en de zorgverleners zullen bijvoorbeeld slechts een adviserende rol hebben als het gaat om beslissingen inzake de kinderbijslag. De budgetten van de twee beleidstakken zullen gezamenlijk beheerd worden door respectievelijk twee instanties: de beheersraad voor gezondheidszorg en hulp aan personen en de beheersraad voor de kinderbijslagen. Deze zullen overigens een adviserende functie vervullen inzake een reeks beleids­ maatregelen die hen aanbelangen. De beheersraad voor gezondheidszorg en hulp aan personen zal paritair worden samengesteld uit vertegenwoordigers van de verzekeringsinstellingen en de zorgverleners. Ook de sociale Figuur 2: structuur van IRISCARE Algemeen beheerscomité Beheersraad voor gezondheidszorg en hulp aan personen Technische commissies Beheersraad kinderbijslagen - Ten laste neming van afhankelijkheid - Preventie en eerstelijn -GGZ -Handicap CM-Informatie 266 • december 2016 27 Tabel 3. overzicht technische commissies Commissie “beleidsaanpak van afhankelijkheid” Commissie “geestelijke gezondheid” Commissie “preventie en eerstelijn” Commissie “personen met een handicap” Woonzorgcentra psychiatrische geïntegreerde diensten voor thuiszorg; beleid met betrekking tot verzorgingstehuizen; personen met een handicap, met inbegrip van mobiliteitshulpmiddelen. tegemoetkoming voor hulp aan initiatieven beschut wonen; bejaarden (THAB); palliatieve zorg, met uitzondering van Revalidatieovereenkomst het platform voor palliatieve zorg centra voor kortverblijf en de ambulante sector van de dagverzorgingscentra; geestelijke gezondheidszorg. Thuishulp lokale multidisciplinaire netwerken verslavingszorg, in het bijzonder stoppen met roken coördinatie van thuiszorg preventiemaatregelen, in het bijzonder vaccinatie zelfredzaamheidsverzekering partners zullen deel uitmaken van de raad, evenals twee regerings­ commissarissen en een vertegenwoordiger van de adviesraad voor gezondheidszorg en hulp aan personen van de GGC. De beheersraad voor de kinderbijslagen zal paritair worden samengesteld uit vertegenwoordigers van de sociale partners, de gezinsverenigingen en de kinderbijslagfondsen. Ook hier zullen twee regeringscommissarissen aanwezig zijn. De beheersraad voor gezondheidszorg en hulp aan personen zal in haar opdracht worden ondersteund door 4 technische commissies en zij zal noodzakelijke knopen doorhakken op basis van voorstellen die door deze 4 technische commissies zijn geformuleerd. Deze technische commissies, eveneens paritair samengesteld uit verzekeringsinstellingen en zorg­ verleners, zullen de noodzakelijke vereisten bepalen voor de ontwikkeling van het beleid en zullen ad hoc akkoorden en overeenkomsten onderhandelen: Het politieke compromis heeft voornamelijk betrekking op een ander niveau. Het voorontwerp van ordonnantie werkt het functioneren van de structuur zoals hierboven uiteengezet uit, maar bepaalt tevens in detail de aangelegenheden die door IRISCARE of door de GGC zullen worden beheerd. In het voorontwerp is dus bepaald wat buiten het paritaire beheer en de controle van de verzekeringsinstellingen en de sociale partners zal vallen: • het volledige ziekenhuisbeleid; • het beleid inzake geestelijke gezondheid in voorzieningen andere dan ziekenhuizen (behalve wat betreft de financiering van de exploitatie van deze instellingen met betrekking tot prestaties aan individuen) 28 • de organisatie van de eerstelijnszorg en de ondersteuning van eerstelijnszorgverleners (behalve wat betreft de financiering van maatregelen op de eerstelijn met betrekking tot prestaties aan individuen, bv.: terugbetaling van de interventie van een palliatief team). IRISCARE zal niettemin een adviserende bevoegdheid hebben inzake deze materie. • gezondheidsopvoeding en activiteiten en diensten van de preventieve geneeskunde, en alle initiatieven inzake de preventieve geneeskunde (behalve wat betreft de financiering van preventiemaatregelen met betrekking tot prestaties aan individuen, bv.: interventie voor het stoppen met roken) • alle beleidsmaatregelen met betrekking tot de infrastructuur van de door IRISCARE behandelde materie. IRISCARE zal niettemin een adviserende bevoegdheid hebben inzake deze materie. Men heeft dus besloten om niet alle overgedragen bevoegd­ heden aan een enkele nieuwe ION toe te wijzen. Er is echter een samenwerkingsprotocol tussen de ION en de overheid voorzien, meer bepaald voor de voorbereiding en de opvolging van erkenningen door de overheid en voor alle andere diensten die door de ION aan de overheid worden geleverd. Dit omvat zelfs gemeenschappelijke diensten “met inachtneming van de beheersautonomie” van elke entiteit... In de praktijk zullen we dus waarschijnlijk te maken krijgen met diensten die dezelfde domeinen behandelen, maar afhankelijk zijn van een andere overheid, en die dus zullen moeten samenwerken. We mogen niet vergeten dat het voorontwerp zich reeds in een vergevorderd stadium bevindt en dat een aanpassing van de tekst onwaarschijnlijk is. We betreuren dat de voorkeur werd gegeven aan een politiek compromis boven de doeltreffendheid en efficiëntie van het voorgestelde instrument. CM-Informatie 266 • december 2016 De Brusselse overheden hebben sinds de aanvang van hun legislatuur eveneens een aantal initiatieven gelanceerd. 4.2. Het Brussels Gezondheidsplan Het plan wordt vermeld in de politieke verklaring van het Verenigd College van de GGC: “Het VC zal een voorstel doen voor de ontwikkeling van een algemeen gezondheidsbeleid waarin alle hefbomen van de 6 e staatshervorming verwerkt zijn en in overleg met alle actieve actoren in de sector… Het Brussels Plan voor de Gezondheidszorg (BPG) moet, in samenspraak met de Gemeenschappen die op het grondgebied van Brussel werkzaam zijn, zorgen voor meer efficiëntie in de sector op het gebied van gezondheidsbehoeften van de Brusselaars. …” Om dit project te realiseren werd een belangrijk participatief proces opgezet door het Verenigd College: van mei tot juli 2015 kwam een tiental thematische werkgroepen (WZC, geestelijke gezondheid, preventie en gezondheidspromotie, revalidatie, e-health, ...) diverse malen bijeen met vertegenwoordigers van de actoren op het veld, de patiëntenverenigingen, de verzeke­ rings­instellingen en de sociale partners. Hun opdracht bestond erin om voorstellen te formuleren met betrekking tot de volgende doelstellingen: • Een verbeterde toegankelijkheid van zorg op geografisch, sociaal en financieel vlak; • de doeltreffende overname van de materies overgedragen door de 6e staatshervorming; • het instellen van een coherent gezondheidsbeleid, wat een coördinatie van alle bevoegde politieke entiteiten impliceert. Verscheidene richtlijnen vormen een leidraad voor de uit­ werking en uitvoering van het BPG: • de efficiëntie van de beschikbare middelen; • de gerichte aanpak van de behoeften van de patiënt/burger; • de ontschotting tussen sectoren en tussen de sociale sector en de gezondheidssector; • de digitalisering; • samen leven/multiculturaliteit. Na een intense en vermoeiende mobiliseringscampagne konden de eerste resultaten aan de deelnemers worden voorgesteld. Een conclusie drong zich op: het werk moet worden voortgezet. Enkele groepen werkten verder, maar dit was lang niet het geval voor alle werkgroepen. Het Verenigd College tracht nu reeds meer dan een jaar de resultaten van de werkzaamheden te verzamelen maar kan geen concrete beslissingen nemen. Indien het BGP zijn oorspronkelijke ambities zal kunnen waarmaken, zal het als voorbeeld kunnen dienen voor de ontwikkeling van het toekomstige gezondheids­ beleid. We moeten nog even geduld hebben. Het gerucht doet de ronde dat het BGP nog voor het einde van 2016 aan de Verenigde Vergadering zal worden voorgelegd. 4.3. THAB en zelfredzaamheidsverzekering Net zoals in het Waals Gewest vormt de zelfredzaam­heids­ verzekering een onderdeel van mogelijke Brusselse projecten. Het Verenigd College heeft er voorzichtig mee ingestemd om een haalbaarheidsstudie uit te voeren voor de invoering van deze maatregel voor Brussel. Daarbij moet rekening worden gehouden met talrijke parameters: complementariteit met de Zorgverzekering (de Vlaamse facultatieve zelfredzaamheids­ verzekering in Brussel), de financiële duurzaamheid van de maatregel, hoe het verzekeringsmodel wordt georganiseerd, de rol van de actoren, het type dekking, ... Deze analyse werd toevertrouwd aan een universitair con­ sortium, het “Brussels Studies Institute (BSI)”, een permanente structuur ontstaan uit een samenwerkingsovereenkomst tussen drie Brusselse universiteiten: de Université Libre de Bruxelles (ULB), de Vrije Universiteit Brussel (VUB) en de Université Saint-Louis Bruxelles (USL-B). Laatstgenoemde organiseerde in het kader van deze studie een reeks focusgroepen waaraan CM deelnam. De resultaten van deze analyse werden in de zomer meegedeeld aan de leden van het Verenigd College. Op basis daarvan zou het Verenigd College een politiek akkoord moeten sluiten over de acties die op dit gebied moeten worden uitgevoerd. Dit akkoord zal in principe voor het einde van 2016 worden bekendgemaakt. De vraag naar de toekomst van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB), een materie die werd overgedragen van het federale niveau, is nauw verbonden met de richting die het Verenigd College zal volgen rond de oprichting van een zelfredzaamheidsverzekering. Volgens de politieke verklaring van het Verenigd College “zal de ontwikkeling van deze zelfredzaamheidsverzekering gebeuren op basis van de THAB (tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden), integraal over­ gedragen naar de GGC volgens de principes van een verzekering en niet uitsluitend als een bijstandsmaatregel, en geïntegreerd in een paritair beheer”. Momenteel is nog steeds een dialoog gaande tussen de betrokken ministers en de verzekerings­ instellingen om de voorwaarden voor de voort­zetting van het beheer van de THAB te bepalen. De reacties op de haal­ baarheidsanalyse van de zelfredzaamheids­verzekering zullen ongetwijfeld van invloed zijn op deze besprekingen en de rol die de ziekenfondsen daarin zullen spelen. Zoals hierboven vermeld, moeten de Brusselse overheden ook rekening houden met het feit dat de Nederlandstalige VSB en de THAB (overeenkomstig het oordeel van de Raad van State) op vrijwillige basis toegankelijk moeten blijven voor de Brusselse burgers. 4.4. Een moratorium op ROB- en RVT-bedden In mei 2016 werd een voorontwerp van ordonnantie ter eerste lezing voorgelegd aan het Verenigd College. Dit voorontwerp heeft tot doel het beddenaanbod in de woonzorgsector te reguleren. In vergelijking met de andere gefedereerde entiteiten, CM-Informatie 266 • december 2016 29 vertoont de Brusselse situatie in deze sector een aantal bijzonderheden. Voor een aanzienlijk aantal bedden (voor het merendeel ROBbedden) is er een vergunning voor ingebruikname en exploitatie, maar deze bedden worden niet gebruikt (2.461 bedden). Brusselaars hebben de neiging om vroeger naar een woonzorgcentrum te gaan en zijn daar gemiddeld minder afhankelijk (38% van de bewoners in Brussel heeft een profiel van lichte afhankelijkheid). Brussel beschikt proportioneel over een kleiner aantal RTV-bedden (40% tegenover 50% voor België): momenteel worden 15.417 bedden in de sector geëxploiteerd, waarvan 6.047 RVT-bedden. De algemene verdeling van de bedden is: 24% in OCMW’s, 10% in private vzw’s en 66% in de lucratieve privésector. Voor ROB-bedden is de verdeling: 19% in OCMW’s, 7% in private vzw’s en 74% in de lucratieve privésector. Voor RVT-bedden is de verdeling: 32% in OCMW’s, 15% in private vzw’s en 53% in de lucratieve privé­ sector. Op basis van deze bevindingen - het te grote aantal ongebruikte bedden en de oververtegenwoordiging van ROB-bedden – wil het Verenigd College op termijn een striktere programmering ontwikkelen. De eerste stap bestaat in het instellen van een moratorium van bepaalde duur om geen nieuwe vergunningen te verstrekken voor ingebruikname en exploitatie. Deze maatregel betreft zowel ROB-bedden en RVT-bedden als bedden voor kortverblijf, inclusief bedden “in portefeuille”35. Om het aanbod beter op de behoeften af te stemmen, zullen de instellingen echter de mogelijkheid krijgen om ROB-bedden te converteren naar RVT-bedden of bedden voor kortverblijf. In de komende maanden zal het Verenigd College in meerdere besluiten de verschillende modaliteiten van het moratorium bepalen. Het leidt geen twijfel dat de koepelorganisaties aandacht zullen hebben voor deze nieuwe impuls die door de overheid wordt gegeven. 4.5. Een nieuw decreet voor de gezondheidspromotie door de COCOF Bij de 6e staatshervorming denkt men doorgaans aan de overdracht van federale bevoegdheden aan de gefedereerde entiteiten. Men heeft minder vaak oog voor een onrechtstreeks gevolg hiervan: de overname van aangelegenheden die reeds onder een andere entiteit vielen. Zoals reeds vermeld, zijn de Franstalige politieke vertegenwoordigers overeengekomen om het merendeel van de aangelegenheden onder de Franse Gemeenschap over te hevelen naar het Waals Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie (COCOF). Hierdoor is het decreet van 1997 inzake de organisatie van de gezondheidspromotie in de Franse Gemeenschap verouderd. De COCOF wilde deze juridische leemte dan ook beperken door in februari 2016 een eigen decreet te stemmen. Het primaire doel van het decreet is het ontwikkelen van een strategie voor de verbetering van de volksgezondheid en het wegwerken van sociale gezondheidsongelijkheid. Dit zijn de richtlijnen van het nieuwe decreet: • een algemeen plan voor gezondheidspromotie dat als referentiekader dient voor de verschillende actoren. Dit plan zal verder evolueren in functie van de prioriteiten van de overheid; • oprichting van een stuurgroep voor het beleid, administratief beheerd en gecoördineerd door de administratie; • adviserende mechanismen door de oprichting van een afdeling voor gezondheidspromotie in de adviesraad voor hulp aan personen en gezondheid van de COCOF; • organisatie van het instrument volgens die niveaus: - de eerste lijn: actoren en netwerken voor gezond­heids­ promotie verantwoordelijk voor de uitvoering van programma’s, projecten en activiteiten voor gezond­ heidspromotie zoals bepaald in het plan voor gezond­ heidspromotie; - de tweede lijn: diensten voor begeleiding en ondersteuning en referentiecentra. Zij ontwikkelen nuttige expertise op het gebied van gezondheidspromotie, waarvan de stuurgroep en de actoren kunnen gebruikmaken. De referentiecentra staan in voor de coördinatie van programma’s voor preventieve geneeskunde; - de overheid zal de stuurgroep ondersteunen met inbegrip van de uitwerking van het plan voor gezondheidspromotie en de evaluatie ervan. COCOF heeft dus geen tijd verloren om deze overgang te verzekeren. We benadrukken dat in het decreet een overlegmechanisme met de andere gefedereerde entiteiten is voorzien. De organisatie die door het nieuwe decreet wordt bepaald doet vermoeden dat we geleidelijk zullen evolueren naar van een “bottom up”- naar een “top down”-dynamiek. De stuurgroep zal dan wel een zekere consistentie in de ontwikkelde strategieën garanderen, toch zullen de actoren op het terrein door de autoriteiten niet mogen worden beschouwd als loutere uitvoerders. Dit impliceert specifieke aandacht voor overleg, respect voor de vrijheid van vereniging en voor de beperkingen aan de logica van projectoproepen ten gunste van een meer structurele en duurzamere financiering. 5. Duitstalige gemeenschap Als gevolg van de 6e staatshervorming zijn de bevoegdheden van de Duitstalige Gemeenschap uitgebreid. Voortaan draagt de Duitstalige Gemeenschap de organisatorische en financiële 35 Bedden waarvoor een vergunning is verkregen, maar die nog niet worden uitgebaat. 30 CM-Informatie 266 • december 2016 verantwoordelijkheid voor de overgedragen bevoegdheden inzake gezondheid en welzijn. De Duitstalige Gemeenschap bevindt zich momenteel in een overgangsfase van onderhandelingen en conceptualisering die het moet mogelijk maken om besluitvormings- en beheer­ procedures voor de nieuwe materies vast te leggen. In de laatste maanden van dit jaar zullen de regering en het parlement enkele elementaire beslissingen moeten nemen. 5.1.Beheersmodel De regering is van plan een nieuwe ION op te richten: de “Dienststelle für ein Selbstbestimmtes Leben” (DSL) - het agentschap voor autonoom leven. Dit agentschap zal alle materie inzake handicap en ouderen beheren (getuigschriften voor verstrekte hulp36, mobiliteitshulpmiddelen,…). In de vorm van een uniek loket zal het nieuwe agentschap burgers in een afhankelijkheidssituatie als gevolg van leeftijd of een fysieke of mentale handicap informeren, adviseren en bijstaan. Het is de bedoeling om aan de burgers alle middelen te verstrekken die noodzakelijk zijn om zelfstandig te kunnen leven. De verzekeringsinstellingen krijgen een vertegenwoordiging met stemrecht in de Raad van Bestuur van de ION. De verzekeringsinstellingen zijn van mening dat een paritair beheersmodel dat de ziekenfondsen mee betrekt, zorgt voor een bewaking van de financiering en de rendabiliteit en het mogelijk maakt om de fundamentele waarden van solidariteit te handhaven. De regering heeft het ontwerpbesluit voorgelegd aan het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap en wil de ION voor het einde van het jaar effectief oprichten. 5.2.2. Preventie Wat betreft preventie, wil de Duitstalige Gemeenschap een beleid voeren in overleg met de verschillende actoren en de VI daarbij als sturende actoren betrekken. De VI zijn zeer gevoelig en waakzaam voor dit onderwerp. Hoewel overleg tussen de overheidsactoren en het maatschappelijke middenveld wenselijk is, willen de VI hun vrijheid van initiatief in de materie behouden door het creëren van een link met het pact van Maggie De Block, dat recent getekend is tussen de federale minister en de verzekeringsinstellingen. 5.2.3. Ouderen Momenteel is het beleid inzake opvangstructuren voor ouderen het onderwerp van onderhandelingen. De rol die de VI in de toekomst zullen spelen in de financierings- en controle­ procedures is nog niet duidelijk. De VI wensen hun sterke betrokkenheid van vandaag te behouden om de belangen van de patiënten te verdedigen en een correcte aanwending van de financiële middelen te garanderen. 5.2.4. Zelfredzaamheidsverzekering De regering heeft een aanbesteding uitgeschreven voor een haalbaarheidsstudie van een zelfredzaamheidsverzekering in de Duitstalige Gemeenschap. Alle opties zijn momenteel open: geen zelfredzaamheids­ verzekering, een specifiek zelfredzaamheidsverzekeringsmodel voor de Duitstalige Gemeenschap, samenwerking met Vlaanderen, een samenwerkingsmodel met Wallonië. Dit zijn de meest waarschijnlijke opties. De regering wil zich vandaag nog niet uitspreken voor de ene of de andere optie zolang de resultaten van de studie nog niet beschikbaar zijn. Deze worden begin volgend jaar verwacht. 5.2.5. Kinderbijslag 5.2.Aangelegenheden 5.2.1. Financiering van de ziekenhuisinfrastructuur De regering heeft een besluit genomen met betrekking tot de financiering van de ziekenhuisinfrastructuur: de Duitstalige ziekenhuizen zullen aanspraak kunnen maken op subsidies tot 80% voor hun infrastructuurprojecten. De VI vrezen dat onvoldoende financiering voor de ziekenhuizen negatieve effecten kan hebben voor de patiënten, die het risico lopen op hogere facturen. Wat betreft de kinderbijslagen heeft de regering verklaard dat ze deze bevoegdheid in de administratie wil integreren door een uniek openbaar fonds op te richten. De regering voorziet ook een uniformisering van de basis­ bedragen en een verhoging van de toeslag voor het eerste kind. Bovenop een bedrag van 151 euro per kind, zullen kroostrijke gezinnen vanaf het derde kind een aanvullende toeslag van 130 euro per kind ontvangen. Om het systeem te vereenvoudigen werden de sociale toeslagen in één enkele categorie gehergroepeerd. Elk gezin dat recht heeft op een verhoogde tegemoetkoming (VT) zal een maandelijkse toeslag van 72 euro per kind ontvangen. Een andere toeslag van 50 euro zal met de kinderbijslagen van de maand augustus worden uitgekeerd – voor het begin van het nieuwe schooljaar – aan alle kinderen die kinderbijslagen ontvangen. 36 Om toegang te genieten tot diensten voor zorg en ondersteuning thuis en in voorzieningen. CM-Informatie 266 • december 2016 31 5.3.Uitdagingen De uitdagingen zijn talrijk. Ten eerste is het belangrijk dat de Duitstalige Gemeenschap het belang en de relevantie van een paritair beheer van de nieuwe bevoegdheden erkent. De VI vragen een beheersvorm met de actoren die momenteel reeds instaan voor het gemeenschappelijke beheer van aangelegen­ heden inzake de sociale zekerheid en dus beschikken over een grondige expertise en kennis ter zake. De VI hebben duidelijk gemaakt dat ze als medebeheerder betrokken willen worden bij het nieuwe welzijns- en gezondheidsbeleid om te komen tot een beleid en beheer die aan elke burger de toegang garandeert tot zorg en gezondheidsdiensten. Vanwege haar kleine omvang en de vele bijzonderheden gerelateerd aan de mobiliteit van haar inwoners, is het belangrijk dat de Duitstalige Gemeenschap een welzijns- en gezondheidsbeleid kan voeren dat transversaal, doeltreffend, financierbaar is, dat dicht bij de burger staat en dat aansluit bij zijn behoeften. In deze benadering is de samenwerking met de actoren op het terrein van essentieel belang. 6. Besluit De Christelijke Mutualiteit heeft de ambitie een onmisbare rol te spelen in de gezondheidssector in ruime zin. In de praktijk betekent dit een actieve bewaking van het beleid om de belangen van haar leden te verdedigen. Het impliceert eveneens een gezamenlijke verantwoordelijkheid in de definitie, evaluatie en de evolutie van het beleid. Onze verzekeringsinstelling zal blijven instaan voor het gezamenlijke beheer van budgetten op ad-hocbasis, wanneer dit nog mogelijk wordt gemaakt door de verschillende bestuursmodellen die hierboven werden beschreven. We zijn vandaag nog steeds onmisbaar in het operationele beheer van de verschillende voorzieningen voor de terugbetaling van de zorg. De zesde staatshervorming weerspiegelt de verschillende evoluties in de gefedereerde entiteiten. Nederlandstalige, Brusselse, Waalse of Duitstalige burgers zal niet meer dezelfde steun genieten inzake bijstand en zorg. Dit is een feit, waarvan akte. We moeten vaststellen dat verschillende stelsels van sociale bescherming worden ontwikkeld (cf. de kinderbijslag) en dat een versnippering van de solidariteit een van de logische gevolgen zal zijn. Hoewel op vele gebieden een administratieve vereenvoudiging wordt nagestreefd, stellen we ook vast dat de zaken complexer worden voor onze leden, de burgers en de patiënten. 32 Wat minder goed te voorzien viel, zijn de gevolgen voor onze eigen interne organisatie indien we onze opdracht met hetzelfde professionalisme willen blijven vervullen: alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat gezondheidszorg en welzijn voor iedereen toegankelijk blijven. Een korte vaststelling ter illustratie: voor de politieke opvolging van de overgedragen materies moeten onze medewerkers hun energie spreiden over 6 verschillende bestuursmodellen en maar liefst 8 ministers... en tegelijkertijd moeten ze oog hebben voor wat er op het federale en het Europese niveau gebeurt. Het Nationaal Intermutualistisch College, het overlegplatform van de VI, heeft daarom 4 onderafdelingen opgericht: Het VICO (Vlaams Intermutualistisch College), het NIC van de Franse Gemeenschap, het NIC voor Brussel en ten slotte het Duitstalige NIC. Indien we onze invloed en onze visie op de gezondheid en de samenleving willen behouden, is intermutualistische actie vereist. Daarom is onze actieve betrokkenheid in deze gebieden van essentieel belang. Eveneens moest er worden gezorgd voor een bijzondere coördinatie van het interne beleid: Nederlandstalig aan de ene kant en Frans- en Duitstalig aan de andere kant. Deze coördinatie vereist het inzetten van verschillende deskundigen, beleidsmedewerkers en het R&D-team. Geleidelijk zal ook moeten gezorgd worden voor ondersteuning aan onze afgevaardigden in de verschillende externe instanties. Dit omvat bijvoorbeeld de coördinatie van bijna 40 mandaten in het AViQ... De uiteenlopende beleidsmaatregelen in de 4 hoeken van ons land houdt niet alleen verschillende tussenkomstmodaliteiten in, maar ook de ontwikkeling van specifieke informatica­ toepassingen en extra personeel voor het beheer ervan. Qua schaalvoordeel is dit een gemiste kans... Een grote uitdaging voor onze beweging in de komende jaren zal zijn om onze organisatie aan te passen zodat we onze opdrachten kunnen voortzetten, maar vooral ook om de politieke wereld bewust te maken van de noodzaak om voldoende middelen te blijven vinden, ongeacht of onze opdrachten van politieke aard zijn of betrekking hebben op beheer of diensten. CM-Informatie 266 • december 2016