Middeleeuwen - WordPress.com

advertisement
Middeleeuwen
hoorcollege 9
Docent: P.C. van der Eerden
Datum: 30 november 2006
Mededeling:
1. Tentamen: De cijfers varieerden tussen 1 en 9. Helaas kan Van Der Eerden
niet individueel met de studenten overleggen. Van Der Eerden wil proberen
om op de vrijdag van de responsie bijeenkomst modelantwoorden te
verstrekken.
2. Dit tentamen telt voor 4/10 en het volgende voor 6/10. Als mentor en oud
docent, zegt hij dat als u het goed hebt gedaan (boven een 7) u zeker moet
doorgaan. Degene die tussen de 5 en de 7 zitten zullen er hard aan moeten
trekken, en vooral niet denken dat de zaak binnen is. Met een 6 bent u niet
zeker. Degene die het slecht gemaakt hebben die moeten of hard werken en
denken ik mik op de herkansing of als u al slechte resultaten hebt ontvangen
zou Van Der Eerden willen aanraden de hele zaak in heroverweging te
nemen.
Van Der Eerden vat nog even kort samen wat hij vorige keer heeft verteld. Hij had
ons drie golven geschetst. Hij was vergeten te zeggen dat je natuurlijk als historicus
door kunt golven, niet dat dat voor het tentamen nodig is, maar het zou wel erg zijn
als u zich niet realiseert dat de grootste golf daar achteraan komt, en dat dat de golf
is van de 15e en vooral van de 16e eeuw, als de hervormingen en de reformatie
uiteindelijk de kloosters weg spoelen.
Golven
Eerste golf
De Clunyacensische golf (Cluny was maar een van de kloosters):
1. In de 10e en eerste helft van de 11e eeuw.
2. Vooral naar binnen gericht, binnen de kloostermuren. Het is een hervorming:
van monniken onder elkaar, binnen het Benedictijns patroon. Er komen nog
geen andere ordes of andere regels. Het is als het ware Benedictus en zijn
regel aangescherpt.
3. Enorme klemtoon op het zielenheil en het bidden voor het zielenheil. Daarmee
in concredo als je die monniken ziet op de liturgie.
4. Deze kloosters slagen er al snel in om een positie in te nemen die ze
onderscheid van de oudere kloosters. En dan kan je dit het beste aan twee
termen ophangen:
1) Ze verwerven immuniteit1. Dat betekend dat die kloosters er in
slagen om een soort rechtspositie te krijgen, die het wereldlijke
machten onmogelijk maakt, om op hun gebied, te interveniëren. Met
andere woorden: die kloosters worden een soort politieke eilandjes.
Het idee daarmee is uiteraard dat je daarmee die wereldlijke macht,
die die hervorming in gevaar zou kunnen brengen, uit jouw enclave
1
Immuniteit: Cluny is daar het klassieke voorbeeld van.
houdt. Het grote gevaar is uiteraard dat dan de abt van het klooster
die enclave moet besturen en zo gauw hij bestuurder wordt, wordt
hij toch weer macht hebber etc. Dat is die ontwikkeling waar Van
Der Eerden vorige keer op gewezen heeft: hoe houd je in godsnaam
de politiek buiten de deur? Nou hoe kan je de naburige graaf, hertog
of zelfs de koning buiten de deur houden? Maar dan uiteindelijk
moet je zelf als een soort bestuurder optreden, en al heel gauw
wordt zo een abt dan toch weer een politiek baasje. Hij gaat allerlei
politieke handelingen verrichten.
Toch was het een zeer belangrijk fenomeen, want het maakt de
kloosters veel en veel machtiger.
2) Dit is een interkerkelijk punt. Exceptie betekent op een andere
manier de enclave beheren, namelijk de enclave binnen het kerkelijk
bestuur. De abt, de monniken, het klooster en hun gebied werden
daarmee uit de bisschoppelijke structuur genomen en rechtstreeks
onder de paus geplaatst. Dus de bisschop van het gebied, waar het
klooster in lag, had vanaf dat moment eigenlijk niets meer te zeggen
over dat klooster. En dat was een dubbel snijdend zwaard, want aan
de ene kant betekende dit dat de bisschop op afstand werd
gehouden, maar aan de andere kant betekende dat dat een paus
daarbij werd betrokken (die helemaal geen macht hadden). Dit was
in de 10e en eerste helft van de 11e eeuw. Pausen waren in deze
fase op het dieptepunt van hun macht. Dus het is wel heel
interessant om als Bourgondisch klooster te zeggen ‘wij zijn alleen
aan de paus gehoorzaamheid verplicht. Wij zijn alleen onder de
paus geplaatst.’. Zo een klooster werd daardoor ook een soort
kerkelijk eilandje op zichzelf.
Tweede golf
Deze was in de 11e en 12e eeuw. De klemtoon ligt nu op een nieuw fenomeen: hoe
houden we de wereld buiten de deur? Vooral door een ascetisch en heremitisch
leven te leiden. Binnen het klooster waren sommige ordes extreem ascetisch: deze
werden de Kartuizers genoemd. In het klooster leefde men vooral in een wereld, in
een natuurlijke omgeving, waarin de verleidingen van de luxe buiten de deur werden
gehouden. Er kwam een soort luxe in Europa waarin die verleidingen zo ver mogelijk
buiten de deur werden gehouden.
Ook een kenmerk van deze tweede golf is dat er nu voor het eerst orde achtige
groepen kloosters ontstaan, die een eigen interne organisatie opbouwen en dus ook
een (internationaal) machtsblok op zichzelf gaan vormen. De Kartuizers en de
Cisterciënzers zijn daar de eerste twee grote voorbeelden van. Dat zijn ordes
geworden. Eigen organisaties met een centrale leiding en een ingewikkeld
samenhangend patroon van kloosters dwars door Europa heen.
Zeer interessant, want het is eigenlijk het eerste internationale contact dat in Europa
werd vertoond. De jaarlijkse vergaderingen van de Cisterciënzer abten is eigenlijk het
eerste grote internationale contact dat überhaupt in West-Europa tot stand komt.
Derde golf
Deze begint al in de 12e eeuw en loopt door tot de 14e eeuw, en daar begint dan die
vierde golf eigenlijk al.
Kenmerk van de derde golf is dat men weer een andere oplossing zocht. Waren de
eerste vooral bidders, de tweede vooral werkers, het kenmerk van de derde golf is
dat men de armoede centraal stelt.
Een ander belangrijk kenmerk, en het meest revolutionaire, is dat in deze derde golf
de muren van het klooster verdwijnen. Sterker nog men noemt hun instelling vaak al
niet eens meer kloosters.
De ordes komen achter elkaar, allemaal met hun eigen regels. Vanaf dat moment
word het Benedictijnse model met steeds meer concurrerende regels ter zijde
geschoven.
Deze mensen in de derde golf zijn predikers, predikers die door hun eigen voorbeeld
zich onder de mensen gaan begeven (armoede staat hier centraal in). Die dus niet
meer gericht zijn op monniken, wat voor de eerste orde zeer en voor de tweede orde
ook nog hoofdzakelijk het geval is.
In die derde golf zie je voor het eerst dat het niet meer gaat om die groep mensen,
maar dat men gaat kijken in broeders (Franciscanen/Dominicanen) en monniken (als
je het op een grote manier aanduid). Die eerste en tweede golf zijn echte monniken
nu krijgen we de broeders. Die Franciscaanse, Dominicaanse en Karmelitische
broeders, dat zijn mensen die op een straathoek of plein staan.
Daar komt nog een derde punt bij. Waren die eersten de gewone oude kloosters in
de domeniale maatschappij, Waren ie tweede kloosters ver weg in de woestenij, de
huize van de Dominicanen en de Franciscanen staan bij voorkeur in de stad. Daar
waar het publiek woont.
Het laatste kenmerk heeft Van Der Eerden al eens besproken, maar wil hij toch nog
even benoemen. Het is in deze derde golf dat er ook een soort wildheid in de
beweging ontstaat. En dat het heel makkelijk is om aan te wijzen dat, in die derde
golf, een deel van het water stroomt binnen de beddingen die de kerk voor een deel
uitgraaft en voor een deel zich natuurlijk laat vormen (dat deel dat daar doorheen
stroomt noemen wij Franciscaners, Dominicaners, Karmeliters, Augustijns) dat zijn
de beddingen waar het water gecontroleerd doorstroomd, maar er vormen zich
allemaal zijstromen en die noemen we ketterij.
Vorige keer heeft Van Der Eerden het al gehad over Tangelm. In het boek worden
ook de grote ketterijen besproken van groepen als de Valdensen en de Humiliati (de
mensen die zich vernederen) in Italië. Dat zijn ketterse stromingen waarvan je zou
kunnen zeggen dat deze golf, die midden in de bedding van de reformatie kon
blijven, een deel van zijn kracht ???.
Voorbeeld: Het interessantste voorbeeld dat het werkelijk één samenhangend
geheel is vormen de Franciscanen zelf, want in de 14e eeuw valt de Franciscaanse
orde uit elkaar in een deel dat binnen de bedding blijft en een deel dat uiteindelijk
over de bedding heen gaat en een eigen zijstroom, die ketters wordt, gaat vormen. In
1323 is een dramatisch moment in de Franciscaanse orde en ongeveer 1/3 tot een ¼
van die orde valt er letterlijk uit en wordt vervolgd vanaf dat moment. Een ketter
impliceert vervolging.
Dit is echt dramatisch, zeker als je je realiseert dat de Franciscanen en Dominicanen
zelf, juist de inquisitie ordes waren. Dat betekende in deze dat de broeders elkaar nu
gingen vervolgen.
Vierde golf
De vierde golf begint niet met Luther en Calvijn, maar al veel eerder begon het in de
Nederlanden met de moderne devotie. En dan ligt het accent al voor een groot deel
bij de leken. De vierde golf is een leken golf. Daar komt u aan het einde van het boek
nog even mee in aanraking.
Daar zie je als het ware dat die kloosters er al helemaal niet meer zo veel toe doen
en dat men wel in allerlei verbanden gaat leven, in een soort huizen waarin mensen
bij elkaar zitten om hun speciale vroomheid te beleven. Ze zijn nog altijd op de zelfde
idealen gericht. Ook nog in 1500 speelt mee dat men een zuivere en vroom leven wil
vol ascetische idealen, dat men geen rijkdom wilde maar een eenvoud zoals de
apostelen dat hadden.
Maar als je nu in 1500 gaat kijken, zijn dat vaak gewone doorsnee burgers die op
een gegeven moment zeggen laten we een soort commune stichten en dat leven
gaan leiden, ons niets meer gaan aantrekken van autoriteiten.
De wereldlijke kerk
Van Der Eerden heeft vorige keer gezegd eerst de kloosters en dan kwam hij pas
met de wereldlijke kerk. Er is een soort misverstand over het woord wereldlijk en
werelds:
1. Werelds is waar alle hervormers tegen waren. Werelds is zo leven dat je de
verlokkingen van de wereld juist inzuigt. Heerlijk is de wereld!
2. Wereldlijk daar en tegen is een volledig neutrale term en geeft uitsluitend aan
dat men in de wereld staat.
En zo spreekt men, als je de geestelijkheid bespreekt over twee type geestelijken:
1. Reguliere geestelijkheid: Dat zijn mensen die volgens een regel leven. Over
deze hebben we het tot nu toe gehad.
2. Seculiere geestelijkheid (wereldlijk): Daar worden al die mensen mee bedoeld
die in die wereld staan. Alle bisschoppen en priesters zijn wereldlijke
geestelijken. Tenzij een priester in een klooster gaat dan word het een
reguliere geestelijke, maar in beginsel als hij een parochie heeft dan is het een
wereldlijke geestelijke.
Dus nu even naar die wereld, het andere deel van de kerk.
Wanneer begint die hervorming daar door te dringen? En waar ging het om? Het
ging om hele andere dingen dan in die kloosters, het ging vooral om drie
hoofdpunten.
Celibaat
Het eerste punt is het celibaat. Ze mochten niet meer met vrouwen wat doen. Dat
was een heel gedoe. De Roomse kerk is nooit van dit probleem afgekomen. In die
vierde golf is dit probleem voor de protestanten opgelost, die hebben namelijk het
celibaat geschrapt. In de vierde golf bleek dit dus geen hervormingsideaal te zijn.
Heel interessant: dan zie je dat één van de hoofd hervormingsidealen uiteindelijk juist
word gezien als een onnatuurlijke en niet door Christus gewenste stand. Want daar
gaat het om. De vraag bij het celibaat is: Was het zo dat de oerkerk en Christus en
Gods bedoeling impliceerden dat er een elite zou komen die celibatair zou leven? Of
is dat niet zo? Daar zijn verschillende meningen in de kerk over.
En dat betekend dat men dat in de loop van de middeleeuwen is gaan nastreven. Dit
is nooit volledig gelukt, maar vanaf het moment dat die hervorming de seculiere
clerus binnendrong wel een hoogtepunt. Al maar werd er gekeken wat die mannen
deden.
De geestelijkheid komt uit de wereld. Sterker nog alle bisschoppen komen uit de
adel. Alle aristocraten hadden vele vrouwen, maar één officiële gehuwde partner,
maar een ongelofelijk aantal concubines. Het heeft wel lang geduurd voordat de
bisschop tevreden was met zijn ambt en alle geneugten van het leven enthousiast
aan de kant schoof.
Pacifisme
Het tweede punt is het pacifisme. Het is in deze fase dat de hervorming naar die
wereld in de kerk overslaat. Dat deze mensen zich heel erg gaan richten op het
fysieke gedrag op het terrein van het geweld. Men ging zich richten tegen de priester
en de bisschop die eigenlijk als een soort pseudo geweide optrad.
Onder Karel de Grote was het heel gewoon dat bisschoppen zelf gewapend aan het
hoofd van hun troepen naast de wereldlijke geestelijkheid optraden. Onder de Duitse
koningen in de 10e en 11e idem dito. Talloze van die bisschoppen waren knokkers
van de eerste orde.
Het tweede punt van die hervorming is het beklemtonen dat een geestelijke een
eigen pacifistische levensstijl heeft. Dat een geestelijke het zwaard niet draagt. Dat
een geestelijke het bloed niet vergiet. In middeleeuwse termen zegt men ‘een
geestelijke zal nooit bloed aan de handen hebben’.
Op den duur werd dit in die hervorming hoog opgenomen, dan moesten er allerlei
reinigingsprocedures plaatsvinden als een geestelijke besmet was met bloed. En als
u zich realiseert dat die maatschappij permanent één bloedbad is, is dat inderdaad
een ingrijpende affaire. Het betekend dat een deel van de samenleving zich onttrekt
aan het universele geweld.
Mensen – en juist de geestelijken – moesten pacifistisch zijn en zich van het bloed
onthouden.
Anti Simonie
Hier was men tegen. Wat was simonie? Het komt eigenlijk van Simon Petrus uit de
bijbel, het is een begrip dat globaal inhoud; het handelen in kerkelijke ambten.
Handelen betekend dat men op de één of andere manier dus financiële voordelen of
investeringen daarmee combineert. Dat betekend dus gewoon dat het niet meer
mocht dat je zei ‘nou meneer de bisschop ik wil graag mijn zoon priester maken in
die en die parochie, hier heeft u scheppen geld, als u nu even wilt tekenen dan is
mijn zoon aangesteld.’ of ‘Mijnheer de Paus ik wil graag mijn zoon bisschop van
Keulen maken, als u even tekent dan krijgt u geld.’. Dat noem je simonie, maar
simonie is ook dat je dat vervolgens ook gaat gebruiken als bron van inkomsten.
Met andere woorden simonie is een fenomeen waarbij dat heilige ambt, eigenlijk
vooral een economisch object word; een zaak waar men vooral wereldlijke voordelen
aan verbind.
Daar gaan die hervormers zich tegen keren.
En al deze punten:
1. Celibaat;
2. Pacifisme;
3. Anti simonie.
Uiteraard met achterin de gedachte dat die kerels die zich niet aan het celibaat
hielden, die voortdurend het zwaard hanteerden en die flink met de portefeuille
wapperde als het om baantjes ging, dat die niet durfden. Dat die niet de ware
geestelijke waren die het volk zouden kunnen inspireren.
Wanneer is dat nu allemaal op gang gekomen? Dat is eigenlijk opgang gekomen zo
een beetje in de tweede helft van de 11e eeuw. Dat wil zeggen dus als die eerste golf
al zo een beetje geweest is.
Twee zaken nu even apart.
In de eerste plaats dat deze idealen uiteraard niet zonder slag of stoot in zo een
samenleving aanvang konden nemen.
Tegenstanders
U kunt makkelijk bedenken wie hier tegen waren. Op de eerste plaats al die niet zo
vrome, niet zo zinnelijke geestelijken die op andere manieren aan die baantjes
gekomen waren, die nog een aantal concubines er op na hielden, die graag af en toe
een partijtje joegen en een partijtje vochten. Maar er is een veel structureler verschil;
het is bovenal die dominante adel die op deze manier de kerk geïntegreerd had in
hun eigen sociale/economische/politieke patronen. Het is bovenal de adel, inclusief
de koningen, die er zeer argwanend tegen over stonden.
Niet argwanend tegenover wat er aan vooraf was gegaan, die keurige hervormingen
in die kloosters van de Clunyniacensis. Prima idee, goede monniken, flink bidden,
ook voor mijn zielenheil, weet je wat daar heb ik wel wat voor over jongens, nog een
domeintje er bij. Daar had een vorst niet zo een last van, maar op het moment dat
men dat patroon waarbij grote invloedsferen, hele gebieden, enorme terreinen waarin
men hun eigen politieke leden ging uitzetten.
Die monniken konden dit nog onder elkaar regelen, maar dit paste als het ware de
hele samenleving aan. Hier kwam een spanningsveld tot stand waar iedereen bij
betrokken was.
Ontwikkeling
Het tweede punt is: Hoe heeft dat zich nu uiteindelijk ontwikkeld? Dat is heel curieus,
dat heeft zich ontwikkeld op de manier zoals een autoritaire instelling (de kerk)
eigenlijk alleen maar kan realiseren. Namelijk vanuit de top. Wilt u een
democratische samenleving wezenlijk veranderen, dan moet u op tal van manieren
proberen een meerderheid te bewerkstelligen. Wil u uw zin doordrijven tegen de
huidige situatie in, dan moet u een democratische aanhang verwerven. Dat is zo een
gewoonte voor ons geworden, omdat wij hier al anderhalve eeuw in leven.
Het moment waarop het begonnen is.
De top zat in Rome, de bisschop van Rome die zich ook de paus noemde. Dat is
eigenlijk gebeurd in het midden van de 11e eeuw.
U kunt zeggen dat met die pausen uit de tijd van Karel de Grote al van alles mis
was2. U moet zich voorstellen dat vanaf de tijd van Karel de Grote tot het midden van
de 11e eeuw, is dit van kwaad tot erger gegaan. En dat hele pausschap is geleidelijk
aan gedegenereerd tot een speelbal van:
1. Locale Romeinse en midden Italiaanse adel. Die bepaalden wie paus werden.
2. Hun kindertjes (zoontjes/neefjes/nichtjes). Er is ooit een keer een vrouwelijke
paus geweest (pausin Johanna). Dat is werkelijk in deze situatie te plaatsen
omdat het werkelijk een zooitje was. En dan moet je je voorstellen dat de
hoeren krioelden in het Vaticaan. En soms werden kinderen van 16 of 17 jaar
paus. Soms sloegen pausen elkaar de hersens in, zoals de nieuwe de vorige
paus.
Voorbeeld: Heel incidenteel was er een betere paus zoals Nicolaas de Grote in de
tweede helft van de 9e eeuw.
Die verrotting heeft een heel merkwaardige in zetting gehad.:
1. Aan de ene kant heeft het er toe geleid dat die kerk zich nauwelijks centraal
organiseerde en ontwikkelde.
2. Aan de andere kant heeft het er toe geleid dat in het midden van de 11 e eeuw,
vanuit de werkelijke macht (na pauze) van die Duitse koningen uiteindelijke
2
U heeft ze meegemaakt in de colleges over Karel de grote, toen ging het al niet zo
goed met die pausen, ze deugden niet en raakten in allerlei politieke conflicten
verzeild, waar ze zogenaamd hun tong hadden uitgerukt en op wonderbaarlijke
wijzen gingen praten.
een soort sanering is doorgevoerd. En dat konden ze omdat zij als enige in
staat waren om die hele Romeinse zooi bij tijd en wijle aan de kant te
schuiven. Met een leger daalde ze naar Rome af, en waren dan sterker dan
dat Romeinse aristocratische moeras en spoten dat schoon. Dat schoon
spuiten heeft er uiteindelijk toe geleid dat er pausen kwamen die precies deze
hervormingsideeën voor hun rekening namen.
Bij dit laatste zat de grote misrekening van de koning. Die koningen hadden tot dan
toe niet begrepen dat ze een bom legde onder hun eigen structuur. Het boek
bespreekt dat met de term investituurstrijd.
Investituurstrijd
Waar gaat het over? Voordat die hervorming en die idealen, in de tweede helft van
de 11e eeuw, zich van uit Rome begonnen uit te dijen, hadden de Duitse koningen de
kerk gebruikt om een concurrentie systeem op te bouwen van bestuur, toen dat
grafelijke systeem van de Karolingers al lang mislukt was.
Die kerk had voor een deel de gaten opgevuld van het zwakke ambtelijke systeem
dat Karel de Grote en zijn opvolgers hadden achtergelaten. En op het moment dat
die hervormers aan de macht komen, gaan ze zeggen: je mag alleen maar een
bisschop zijn als je een werkelijke waardige vent bent, je mag alleen een bisschop
zijn als je je houdt aan hoge normen van de reformatie.
De Duitse koningen hadden bisschoppen benoemd die in hun politieke straatje goed
uitkwamen. Hoge aristocraten die loyaal waren, daar ging het om.
Het conflict is in de tweede helft van de 11e eeuw en het eerste kwart van de 12e
eeuw uitgevochten. Uitgevochten met een ideologische strijd. Toen ontstond voor het
eerst de politieke discussie in Europa. De koning zei: ‘Als je het doet zoals jullie het
doen dan hebben we allemaal vrome mannetjes, maar die hele vrome mannetjes zijn
niet in staat om goed te besturen. Dan zal ook wel je eigen kerk in de soep lopen.’.
Die strijd is op twee manieren te definiëren:
1. Concreet als zo een bemoeiingstrijd: En dan heb je de investituurstrijd. Die is
uitgelopen op een vredesverdrag. In 1122 dan komt er een concordaat3 van
Worms. Daarin is een soort compromis bedacht, dat de benoeming van de
bisschop voortaan niet meer door de koning zou gebeuren, maar dat de
bisschoppen gekozen zouden worden door de lokale geestelijkheid en dat ze
dan vervolgens door de paus met het geestelijk ambt en door de koning met
hun wereldlijke ambten zouden worden beëdigd.
2. In ruimere zin: Al heel gauw is er niet alleen uit de hervorming voortgekomen
een kwestie van investituur (technische kwestie), maar is het een kwestie van
wie is eigenlijk de baas in de wereld geworden. Er is een soort universele strijd
ontstaan tussen de hoogste wereldlijke macht en de hoogste geestelijke
macht. Deze strijd heeft wel wat langer geduurd, die eindigde in de 13 e eeuw
in een drama voor beide partijen. Die heeft tot in de Staufische dynastie
doorgeduurd. Uiteindelijk heeft het er toe geleid dat die keizers al hun macht
3
Concordaat is een verdrag van de regering met de paus.
hebben verloren. Het heeft er toe geleid dat ze eigenlijk elkaar hebben
opgevreten. De winnaars waren allemaal locale machthebbers.
Pauze
Reformatie is dus een proces dat de hele middeleeuwen door permanent de kerk als
het ware in beweging houdt.
In bijna alle boeken is er een ondertoon die je positief zou kunnen noemen ten
aanzien van die reformatie. Het is het beeld van de ware gelovige tegenover de
oplichter. De volgevreten monniken tegenover de asceten. (kruislinks) Corruptie
tegenover zuiverheid.
Het kan ook van een andere kant bekeken worden. Het zijn de hervormers geweest
die de heilige oorlog, de Djihad, van het Christendom hebben gecreëerd. Het zijn de
moordenaars van alle andere geweest. Het zijn de hervormers geweest die voor het
eerst duizenden Joden hebben vermoord. Het zijn de hervormers geweest die de
brandstapels van de ketters hebben opgericht en ze bij honderden levend hebben
verbrand. U moet zich voorstellen dat het die zelfde magere niet corrupte mannetjes
zijn, met vuur in de ogen van het geloof, die ook heel gemakkelijk, behalve hun eigen
vroomheid, andermans leven in het zelfde patroon probeerde te krijgen.
Het kan geen kwaad om een aantal van dat soort ideeën over die middeleeuwse
maatschappij even in je hoofd te laten echoën. En dan ineens iets genuanceerder er
tegen aan te kijken: En dan te zien dat:
1. Zo een dikke bisschop ook een rustiger bisschop is;
2. Dat gemarchandeer met politieke macht tot op zekere hoogte ook ‘middel of
the road’ gedrag was, en dat de gene die daar een eind aan wilde maken ook
in allerlei andere opzichten de randen van de weg verkende en er soms over
heen gingen.
Het zijn bijna altijd die ‘wanderprediker’ die het volk vertellen dat het allemaal mis
gaat met de wereld en dat het einde der tijden nabij is. Dat de zonde en
goddeloosheid triomfeert. Die krijgen het volk heel makkelijk zo ver dat ze zeggen:
‘En daar is de Joodse wijk, en laten we beginnen met ze allemaal dood te maken.’.
Die stap is honderden keren gezet.
Het is niet zo dat al die reformatoren als bloeddorstige ketterbestrijders zijn
opgetreden. Er waren er ook die werkelijk uitsluitend in zich zelf keerden, en
voortdurend bezig waren met de djihad van de eigen ziel.
Hoofdstuk 9
Het boek besteed veruit de meeste aandacht aan Duitsland. Dat komt doordat het
Duitse rijk het allerbelangrijkste van alle erfrijken van Karel de Grote was.
Van Der Eerden heeft een raamwerk op het bord gezet. Dit raamwerk en de
periodisering en de namen van de koningen moet u als een raamwerk onthouden,
om daar die Duitse geschiedenis aan op te hangen. Als je dit niet weet is het heel
moeilijk om greep op de stof te krijgen.
Saksische (Ottoonse) dynastie (919-1024:
936-973 Otto I de Grote; 962 keizer
983-994-1002 Otto III
Salische dynastie (1024-1125):
1039-1056 Hendrik III
1056-1106 Hendrik IV
1106-1125 Hendrik V
Staufische dynastie (1132-1254):
1152-1190 Frederik I Barbarossa
1212-1250 keizer Frederik II
Deze dynastieën zijn elkaar min of meer opgevolgd.
1. Saksische (Ottoonse) dynastie (919-1024: Genoemd naar het hertogdom dat
ze beheersen.
2. Salische dynastie (1024-1125): Naar het familie begrip.
3. Staufische dynastie (1132-1254): Soms ook wel Hohenstaufen genoemd, naar
de burcht waar ze vandaan komen.
Op nieuw moet je vaststellen, net als bij het Karolingische rijk, dat er verklaringen
moeten worden gezocht voor het feit dat ook deze tweede grote poging om een groot
rijk in Europa te stichten (de derde als je het Romeinse rijk meetelt) mislukt.
Waarom is deze mislukt?
1. Te groot: Bij de Karolingers is al gezegd dat het rijk te groot was, en dat is hier
ook het geval. In deze fase kunnen we dat beter beargumenteren door te
kijken naar de rijken4 die beter functioneerden, doordat ze kleiner waren.
Engeland5, Sicilië (koninkrijken) en landsheerlijkheden (soort staatje), zoals
het hertogdom Brabant en het graafschap Vlaanderen. Niet Frankrijk!
2. Te divers: Dit heilige Roomse rijk der Duitse natie6 was nog altijd opgebouwd
uit een niet samenhangend geheel van volkeren. Er waren drie ‘kronen’: de
Duitse, de Italiaanse7 en de Bourgondische8. Deze spraken niet de zelfde taal,
maar Grieks, Italiaans, Oxitaans-Frans en Duitse dialecten. Ze verstonden
elkaar niet en werden volkeren met een totaal andere cultuur en
sociale/economische structuur.
3. De kracht van de centrifugale stroom: Een tegen het centrum inwerkende
kracht die dat rijk kenmerkte. Wie waren dat dan? Waar zaten ze dan? In
Duitsland heb je dat vooral op het niveau van de stamhertogen.
LET OP Fout in boek: Je had in Duitsland, nadat het Karolingische rijk
uiteenviel, een Duitse koning en een aantal supermachtige hertogen
4
Deze rijken zijn opgekomen tussen de 10e en 13e eeuw.
Engeland is niet Groot-Brittannië, maar Engeland. Is dus qua omvang ongeveer de helft van de
Britse eilanden.
6 Dit was de officiële naam voor het Duitse rijk.
7 De Italiaanse kroon was de opvolger van de Longobardische kroon uit Noord-Italië.
8 Bourgondië is één van de moeilijkste geografische begrippen uit de hele geschiedenis. Dit veranderd
namelijk per eeuw van plaats. Bourgondië in deze tijd is de streek aan weerzijden van de ?Hohen?.
Dus het zuidoosten van Frankrijk. Wat wij de Provance noemen, valt er dus onder, maar tegelijkertijd
het gebied bij Lyon.
5
(stamhertogen). Deze waren stamhertogen van de Beieren, de Saksen
(noorden), de Franken (Hessen en een stukje van North-Rijn-West-Fahlen) en
van de Zwaben (Baden/Buchtenberg). In het boek staat dat de Alemannen
geen stamhertogdommen waren, dat is een fout, dat zijn de Zwaben
geworden. Dit zijn vier oude Germaanse stammen, die allemaal hun
hertogdom hadden, en die hertogen wilden zo min mogelijk naar de koning
luisteren; dat is de centrifugale kracht.
Er bleef in het noorden nog een brok over (geen stamhertogdom), dat waren
wij; de Lotharingers9. Daar had je geen stamhoofd, dat was niet één
‘volkschaft’. Daar ging de verbrokkeling nog een niveau verder. De graaf van
Holland en de hertog van Brabant waren daar de machtige mannen. Dus daar
kreeg het onder het niveau van de hertogen, op het niveau van de graven, al
de machtsconcentraties. Je zou kunnen zeggen Duitsland werd in vier anti
centralistische brokken gedeeld en één brok dat in zich zelf in blokken viel.
Godfried van Bouillon had ook niets te zeggen. Dat was meer een titel van een
locale machthebber in Henegouwe.
Voor Duitsland had Italië nog centrifugale krachten. Vooral belichaamd door
de grote opkomende steden. Die allemaal hun eigen stedelijke autonomie
tegen het koninklijk gezag richtte. Dat zou het model gaan leveren waar alle
vorsten daarna mee te maken krijgen10.
4. Keizerschap: Dat keizerschap, dat in de 10e eeuw weer aan Otto I de Grote11
word opgehangen, is een zwakte omdat:
A. Dat voortdurend Duitse keizers/vorsten in Europa een universalistische
pretentie hebben gegeven, waardoor een conflict met de paus ontstond
dat uiteindelijk niet te winnen was. Maar die ze min of meer allemaal
gedreven hebben naar conflicten die allemaal veel investeringen en
energie van het rijk gekost hebben. Conflicten met de paus
(investituurstrijd). Van ??deze vent?? Tot ??deze vent?? (2 e helft 11e
eeuw), Dan zit je bij ??deze koning?? (1106). Toen was ie al
minderjarig, daarom is hij zo lang koning geweest. Pas in de jaren ’70 is
hij pas zelf gaan regeren. En Frederik Barbarossa Is de eerste grote
koning, en ook de koning van de drama’s van de investituurstrijd. Vanaf
Hendrik IV tot eigenlijk Frederik II (einde ontwikkeling) die een
universalisme alle krachten uit het rijk zuigende pretentie heeft. Die
men waar probeerde te maken, maar niet waar kon maken doordat in
die strijd koning en paus uiteindelijk elkaar gewurgd hebben.
B. In tussen ontwikkelde zich overal andere politieke machten, die
natuurlijk geen boodschap meer hadden aan dat keizerlijk ideaal.
Engeland en Sicilië zijn plots veel sterkere staten. Daar zie je prompt
9
Lotharingen: Zo een beetje de Nederlanden, het Noorden van Frankrijk, Luxemburg, de Elsas etc.
De laatste hertog van Lotharingen die u kent is Godfried van Bouillon. Hij is in de kruistocht mee
gegaan.
10 Als u de volgende hoofdstukken (de laatste) in het boek leest, zult u nog meerdere malen, ook
andere, vorsten tegen volkomen autonome steden zien vechten. De meeste van die vorsten hebben
dat gewonnen. Waar ze dit niet gewonnen hebben zijn de Nederlanden en ook een beetje in de
stukken van Noord-Italië. Als je aan het eind van de middeleeuwen staat is Venetië al een volkomen
autonome republiek, waar niemand meer iets te zeggen heeft. Milaan, Genua, Florance allemaal
opkomende republiekjes.
11 Otto I de Grote: Dit is na Karel de Grote de tweede grote keizer. Niet voor niets ‘de grote’ genoemd.
Iemand die Karel de Grote probeert na te doen. Die probeerde de droom van Karel de Grote nieuw
leven in te blazen.
dat de Engelse, Siciliaanse en zelfs die Franse koningen (als ze weer
boven water komen), natuurlijk helemaal niets moeten hebben van een
vorst in Europa, die met oude Karolingische en Romeinse ideeën in zijn
hoofd, een soort universele macht te krijgen.
Universalisme is met andere woorden veel meer een ideologische
droom die vreselijk veel geld en energie kostte. Maar onderschat de
kracht van de droom niet. Het keizerschap is nooit uit de Europese
geschiedenis weggeweest tot de 20e eeuw12.
5. De Italiaanse lokroep: Ze droomden van het Italiaanse zuiden. Tegenwoordig
is Italië als volgt: In het noorden is net Nederland, in Rome moet je al wat
meer je hand op je portemonnee houden, in Napels word je al zenuwachtig als
je alleen bent en op Sicilië durf je nauwelijks alleen over straat. De welvaart
daalt. Dat beeld van Italië klopt niet voor de 16e eeuw. U moet het beeld egaal
maken, zelfs een beetje schuin ten gunste van het zuiden. Het zuiden was het
welvarendste gebied van heel de westerse wereld. En alle Duitse koningen
droomden van het zuiden, daar was de welvaart en de macht en kon je echt
geld verdienen door belastingen. Het opende ook de weg naar de zee. Dus
naar de wereld van het Oosten, vanuit het Oosten konden luxe producten
worden aangevoerd. Dus universele macht.
Paradoxaal genoeg heeft Frederik II13 alleen maar in dat zuiden geregeerd.
Die was zo verslaafd aan Sicilië dat hij de rest van het rijk min of meer in de
steek gelaten heeft. Duitsland interesseerde hem niet meer. Het rijk stort als
een kaartenhuis in.
Wat hebben die koningen gedaan dat het toch van 919 tot 1266 bij elkaar blijft?
1. Feodaliteit: Natuurlijk proberen die koningen, net als Karel de Grote en
sommige van zijn sterkste opvolgers, feodaliteit in de greep te houden. Met
andere woorden: ze probeerden hun feodale macht als leenheer zo lang
mogelijk als leenheer te handhaven. En beter dan de Franse en andere
koningen zijn ze hier geruime tijd in geslaagd. Met andere woorden: tot en met
de Salische dynastie zijn er nog al wat koningen geweest die er werkelijk in
geslaagd zijn om te zeggen ‘Ja jij bent mijn leenman en nou moet je ook
opkomen.’. Dat is tot Hendrik V en ook tot Barbarossa gelukt.
2. Bedreven een zeer actieve familiepolitiek: Veel van deze koningen zetten hun
broers/zoons/neven in op feodale plekken. De ideale plekken waren
hertogdommen. Otto de Grote en Hendrik II zijn er werkelijk in geslaagd om
hun potentieel gevaarlijkste vijanden, de hertogen van een aantal
hertogdommen in dat Duitse rijk, uit te schakelen doordat dat hun eigen familie
was. Helaas het krioelt van de broers die de dolk in de rug van hun broer de
koning steken. Helaas het krioelt van de koningen waarvan de zonen niet
kunnen wachten op de dood van de vader (Hendrik IV).
Middeleeuwse families zijn solidair tegen alle anderen, maar zo gauw ze intern
12
Het eerste wat Napoleon liet doen toen hij uiteindelijk de macht kreeg, was zichzelf tot keizer
kronen. Op de manier als Karel de Grote. Eindelijk een Fransman! De triomf in Frankrijk was niet te
houden. De Pruisische koningen moesten aan het eind van de 19e eeuw keizers worden. En daar
kwam de volgende ramp over Europa, want opnieuw moest dat universalisme op de één of andere
manier gepaard gaan met agressie en expansie.
13 Hendrik II: De laatste van de groten. In 1212 aan de macht gekomen. Toen was hij ook nog een
kind. En uiteindelijk de laatste echt grote Duitse keizer. Hij is in 1250 gestorven.
worden geconfronteerd, word de jaloezie en de haat vaak zo groot dat het niet
werkt.
3. De politiek van de rijkskerk: Dit was de grootste en interessantste zet. In de
periode vanaf koning Otto I de Grote tot Hendrik III. Bisschoppen die beleent
werden met enorme stukken grond.
Voorbeeld: Onze bisschop van Utrecht was minstens zo machtig als alle
graven en hertogen om zich heen, omdat hij enorme stukken land had
gekregen als leen.
De truc hiervan was: zet de hoge geestelijkheid in als een korps van loyale
aristocraten tegenover die potentieel vijandige centrifugaal bende.
Dit waren de mannen van de koning; de pseudo graven.
Hiervan weten we ook dat het uiteindelijk mislukt. Als die investituurstrijd
losbarst onder ??deze koning??, dan slaagt die hervormingsbeweging er in
om deze peiler onder de centrale macht geleidelijk aan te laten desintegreren.
4. Ministerialen: Ingezet zo’n beetje aan het einde van de Saksische dynastie,
maar heel erg door ??deze vorsten??. Het komt er op neer dat deze koningen
op het idee kwamen14 om hun zetbaasjes in het rijk niet meer te kiezen uit de
hoge adel en de geestelijkheid, maar uit een groep exclusief opgeleide onvrije.
Dat was een paradox. ??Deze koningen?? Komen op het idee om een soort
elite van onvrije (ministeriale, dienstmannen), allemaal functies te geven in het
verlengde van het staatsgezag. Het idee hierachter was dat dergelijke lui hun
hele carrière te danken hebben aan het centrale gezag en zullen dus trouw
zijn. Dit heeft inderdaad een aantal generaties gewerkt. Dan, in de periode
van de Staufische dynastie, zie je dat de derde of vierde generatie ministeriaal
zich precies zo gaat gedragen als al die aristocraten van de oude adel. In de
13e eeuw zie je prompt dat deze ministerialen, als een nieuwe erbij gekomen
adel, al even centrifugaal gaan optreden.
5. ‘Hausmacht’: Vanaf het moment dat die dynastieën aan de macht komen gaan
ze iets doen dat geleidelijk aan steeds belangrijker word. Nadat die Staufen in
1266 weggevallen zijn, heb je een tijdje helemaal geen koning meer. In het
begin van de jaren ’70 komen er nieuwe Duitse koningen. Dan is dit vijfde punt
eigenlijk het enige dat over gebleven is.
Al deze koningen probeerden in Duitsland, daar waar hun familie sterk was,
een geconcentreerd machtsblok op te richten. En een kern van koninklijke
domeinen waarvan uit de rest moest worden geregeerd.15
A. Voor de Saksen vooral in Thuringen en Nedersaksen.
B. Voor de Saliers vooral in het gebied van Essen en het zuiden.
C. Voor de Staufen vooral in de Elsas. Als je nu door de Franse Elsas
gaat, kom je de ene na de anderen Staufische koningsburcht tegen.
In wezen was de koning dan niet veel meer dan een sterke regionale vorst:
een soort super graaf of hertog in bepaalde gebieden.
Als vanaf de jaren ’70 er nieuwe dynastieën komen van de Habsburgers en de
Luxemburgers, en als die nauwelijks meer een serieuze internationale macht
zijn, dan blijft er niet veel meer van over. Al die nieuwe dynastieën zijn vooral
‘housmacht’ dynastieën. Die zijn ergens in het rijk machtig en hebben de titel
van koning/keizer, maar het stelt eigenlijk niets meer voor. Ze zijn vooral
14
15
Dit is vergelijkbaar met wat de Romeinse keizers hadden gedaan.
Dat stond wel heel schril in contrast met de universalistische pretentie van
bijvoorbeeld het keizerschap.
regionaal machtig.
Aan het eind van de 13e eeuw en in de 14e en 15e eeuw dan gebruiken ze dat
koningschap eigelijk alleen maar voor één doel; het sterker maken van de
‘housmacht’. Het koningschap word in plaats van het doel het middel. Een
middel om ergens nog een sterkere regionale vorst te creëren.
Voorbeeld: De Habsburgers hebben in Oostenrijk een geweldige ‘housmacht’
opgebouwd.
Voorbeeld: De Luxemburgers hebben dat ook een tijdje gedaan in Bohemen.
Luxemburgers waren de koningen van Bohemen geworden.
6. Belastingheffing: De Staufen zijn er voor het eerst in geslaagd om een grote
vernieuwing door te voeren en belasting te heffen. In Italië kon belasting
geheven worden en natuurlijk hebben die Duitse koningen dat geprobeerd.
Vanaf Frederik Barbarossa die het in Noord-Italië probeerde. Frederik II is het
echt gelukt omdat hij ook koning in Zuid-Italië was. Koningen als Frederik
Barbarossa, die de Italiaanse steden werkelijk probeerde te onderwerpen aan
belasting, lukte dit. In dit rijk kon men werkelijk belasting betalen. Frederik
Barbarossa heeft eigenlijk niets anders gedaan dan gevochten in die steden,
om zijn fiscale macht te testen. Het is hem maar half gelukt.
Frederik II is het in Noord-Italië ook nooit gelukt, maar wel in het zuiden, waar
hij ook koning van was. En hij had ook de sterkste legers van al deze Duitse
koningen.
De fiscale gelden van Zuid-Italië waren meer dan alle andere inkomsten van
het rijk bij elkaar.
Download