Evolutie van het plantenrijk in de schooltuin Het is leuk en leerzaam om de evolutie en ordening van het plantenrijk te schetsen aan de hand van een bezoekje aan een schooltuin. Het is prettig wanneer de vijf plantenafdelingen (algen, mossen, varens, paardenstaarten en zaadplanten) in de tuin vertegenwoordigd zijn. Ik vind het vooral belangrijk dat leerlingen aandachtig luisteren en proberen zich een voorstelling te maken van hoe het leven op aarde in de loop der tijd veranderd is. Het is dus vooral een kijk- en luisteropdracht. De leerlingen hoeven van mij niks op te schrijven. Ik wil wel dat ze de vijf plantenafdelingen leren herkennen. Begin het verhaal indien mogelijk aan de rand van een vijver, slootje of iets dergelijks. Immers, het leven is ontstaan in water en lange tijd was er uitsluitend leven in zeeën en oceanen en (nog) niet op het land. Geef aan dat het leven op aarde er niet altijd uit heeft gezien zoals nu. Dat geldt ook voor het plantenleven. Tijdens bepaalde periodes in de geschiedenis van de aarde zijn bepaalde taxa (afdelingen, ordes, families) dominant geweest. Het bekendste voorbeeld zijn natuurlijk de Dinosauriërs (245 mj - 65 mj). De evolutie van het plantenrijk 4,5 miljard jaar geleden ontstaan van de planeet aarde 3,5 miljard jaar geleden ontstaan van het leven, (primitieve) bacteriën, voornamelijk eencellig 1 miljard jaar geleden ontstaan van het plantenrijk: de algen en wieren, eencellig en meercellig, geen celdifferentiatie (geen stengels, wortels en blaadjes) 450 miljoen jaar geleden de eerste landplanten: mossen, meercellig, nauwelijks celdifferentiatie (geen vaatbundels, geen echte wortels), voortplanting d.m.v. sporen, vochtige omgeving nodig, de eerste landdieren waren insecten (vanaf 400 mj) 360 miljoen jaar geleden begin van de dominantie van de varens en de paardenstaarten, wel celdifferentiatie (stengels met vaatbundels, wortels en blaadjes), voortplanting d.m.v. sporen, vochtige omgeving nodig (want sporen drogen snel uit), eigenlijk alleen landplanten in moerassen, de eerste gewervelde landdieren (amfibieën), in Carboon (360 mj - 280 mj) zijn er uitgestrekte, moerasachtige bossen met gigantisch hoge ‘bomen’, soorten waar onze huidige varens en paardenstaarten aan verwant zijn, steenkool afkomstig van deze moerasbossen 250 miljoen jaar geleden begin van de dominantie van de zaadplanten: de naaktzadigen, voortplanting d.m.v. zaden, daardoor veel minder afhankelijk van vochtige omgeving, uitgestrekte bossen (geen moerassen) van naakzadigen (naaldbomen, coniferen en palmen), het tijdperk van de Dinosauriërs (reptielen) 65 miljoen jaar geleden begin van de dominantie van de bedektzadigen, voortplanting d.m.v. bloemen en vervolgens zaden met vruchten, niet alleen windbestuiving maar ook bestuiving door insecten en vogels, transport van zaden ook door dieren gigantische diversiteit aan bloemplanten (bedektzadigen), o.a. éénzaadlobbigen en tweezaadlobbigen, het tijdperk van de zoogdieren Opmerkingen - Het bovenstaande verhaal is natuurlijk sterk versimpeld. In werkelijkheid is de opeenvolging niet zo scherp als hier wordt voorgesteld. De jaartallen zijn afrondingen van schattingen. Varens zien we eigenlijk al eerder dan 360 miljoen jaar geleden. - Dit vind ik zelf altijd zo fascinerend om over na te denken: voordat de eerste landplanten kwamen was er behalve water alleen kale rots en grote zandvlakten. - Benadruk de evolutionaire trend dat planten in toenemende mate aangepast zijn aan leven onder droge omstandigheden. Het voordeel van leven op land (ten opzichte van leven in het water) is de onbeperkte beschikbaarheid van zonlicht (fotosynthese). - Laat zien dat planten met een heel verschillend ‘uiterlijk’ (zoals een gras, een kruidachtige plant, een struik en een succulent) toch allemaal bloemplanten (bedektzadigen) zijn. - Indien beschikbaar kan een Magnolia aangewezen worden als ‘primitieve’ bloemplant.