FOTO: KARIN SCHACKNAT Encephalartos altensteinii, een cycadee of Prehistorie van nu Het verre geologische verleden van onze planeet spreekt tot de verbeelding, ook bij veel plantenliefhebbers. Biedt dit onderwerp soms perspectief voor de inrichting van de hedendaagse tuin? Jammer dat de meeste soorten tijdens de evolutie zijn uitgestorven; toch bestaan er nog steeds planten met duidelijke referenties naar hun archaïsche oorsprong. Sommige zijn geschikt voor tuinplezier. Karin Schacknat Karin Schacknat is publicist 20 D e eerste levensvormen die zo’n 3,5 miljard jaar geleden de oceanen bevolkten waren ­eencellige micro-organismen. De eerste landplanten vertoonden zich tijdens het Ordovicium, 488 - 444 miljoen jaar geleden: heel kleine mossen en voorlopers van de huidige korsten levermossen die viltachtige ­plakkaten vormden en bijdroegen aan de verwering van gesteenten en de leefbaarheid van de atmosfeer. Sporen Tijdens het vroege Devoon (416 - 359 miljoen jaar geleden) presenteerden wolfsklauwgewassen (Lycopodium) een primeur: eenvoudige bladeren. De planten vermeerderden zich nog primitief, via sporen. Enkele zeldzame eigentijdse familieleden, OnzeEigenTuin/Zomer 2014 zoals stekende wolfsklauw (L. annotinum), komen in het oosten van Nederland op vochtige, zure grond voor. Verwant hieraan zijn mosvarens (Selaginellales), met vertakte kruidige stengels. De meeste komen voor in vochtige tropengebieden, zoals bijvoorbeeld Selaginella vogelii en S. kraussiana. Ook de leden van de paardenstaart­ familie (Equisetum) zijn sporenplanten uit ongeveer dezelfde tijd. Er ontwikkelden zich talrijke soorten. De grootste werden tientallen meters hoog. Er bestaan nu nog vijftien soorten van kleiner formaat, bijvoorbeeld de zeldzame bonte paarden­ staart (E. variegatum), Japanse holpijp (E. japonicum), en natuurlijk ­heermoes (E. arvense) dat berucht is als moeilijk te bestrijden onkruid. cycaspalm in de Hortus Amsterdam Verder zijn ook sporendragende varens te traceren tot in het Devoon, al ontplooiden ze hun grote diversiteit pas zo’n 80 miljoen jaar geleden. Mammoetbomen Rond 300 miljoen jaar geleden ontstond uit losse ­continenten één supercontinent, Pangea. Deze enorme landmassa veranderde het klimaat drastisch, veel plantensoorten stierven uit. Een geavanceerd systeem van voortplanting werd belangrijk om periodes van kou of droogte te kunnen doorstaan. En ziedaar, tussen de overgebleven sporenplanten verrezen de eerste zaadplanten. In eerste instantie waren dit naakt­ zadigen, waaronder coniferen. Indrukwekkende veteranen uit deze categorie zijn de mammoetbomen of reuzen­ sequoia’s (Sequoiadendron giganteum). Ze groeien op de westelijke hellingen van de Sierra Nevada in Californië, maar voor de ijstijd waren ze verspreid over het noordelijk halfrond blijkens fossiele resten in Europese bruinkoollagen. Hun Amerikaanse benaming redwood danken ze aan hun roodbruine, fluwelige bast die hen beschermt tegen bosbranden. Sommige hebben individuele namen noch varens. Het zijn Cycadeeën, een primitieve plantengroep die zo’n 300 miljoen jaar geleden verrees, nog voor de glorietijd van de dinosauriërs. Hieruit zijn de huidige cycadeeën ontstaan. In tropische en sub­tropische gebieden buiten Europa groeien er nu zo’n 280 soorten, allemaal bedreigd en wereldwijd beschermd. Palmvarens groeien langzaam, meestal rechtop, met een kroon van geveerde bladeren. De dikke stam bevat zetmeel als reservevoedsel. Bij sommige soorten wordt hieruit sagomeel gewonnen dat onder meer in de Indonesische keuken een rol speelt. Cycas revoluta is een decoratieve kuip- en kamerplant die heel oud kan worden en makkelijk in onderhoud is. Alleen vraagt ze wat ruimte om zich heen want de bladeren houden niet van teveel aanraking, dan worden ze bruin. zoals de befaamde ‘General Sherman’ die ruim 83 meter hoog is, met een stamdoorsnede van 7,70 meter. Zijn leeftijd wordt geschat op zo’n 2.500 jaar. Reuzensequoia’s worden in Europa vaak als sierbomen aangeplant en ze zijn gewoon in de handel verkrijgbaar, zij het in bescheiden formaat. Ze gedijen prima in regenrijke gebieden als GrootBrittannië, België en Nederland. Levende fossielen Andere relicten uit de oertijd die het in ons klimaat goed doen zijn de Japanse parasolden (Sciado­pitys verticillata) en de Japanse notenboom (Ginkgo biloba), allebei de laatste overlevenden van hun families. De Sciado­ pityaceae ontstonden al 200 miljoen jaar geleden, de Ginkgoaceae iets later, in gezelschap van allerlei reptielen. Karakteristiek bij Ginkgo is het twee­ lobbige blad dat in de herfst stralend geel verkleurt. Zaden en bladeren gelden als geneeskrachtig tegen allerlei kwalen. Naar verluidt is Ginkgo bijzonder resistent tegen milieuvervuiling. Hij laat zich makkelijk stekken. Naar verluidt geldt dat laatste ook voor Wollemia nobilis, een tot 40 meter hoge verwant van de slangendenfamilie (Araucariaceae), primitieve naaldbomen die rond 200 miljoen jaar geleden zijn ontstaan. W. nobilis is pas in 1994 ontdekt, in valleien van de Blue Mountains, Nieuw-Zuid-Wales, Australië waar nog een aantal ervan in het wild groeit. De exacte locatie is geheim, ter bescherming tegen gretige ­verzamelaars. In Nederland is W. nobilis te zien in onder andere verschillende botanische tuinen en Arboretum Trompenburg, Rotterdam. Gekweekte exemplaren zijn af en toe te koop, onder andere in botanische tuinen. Bloei De volgende stap in de evolutie is het ontstaan van planten met zaadknoppen die in een vruchtbeginsel zijn opgesloten, de zogeheten bedektzadige oftewel bloemdragende planten. Dit nieuwe principe opende opeens veel verschillende mogelijkheden om zowel stuifmeel als ook zaden te verspreiden waardoor de soortenrijkdom van flora en fauna enorm toenam. Het tijdstip waarop deze ontwikkeling begint, ligt waarschijnlijk rond het vroege Krijt, 140 miljoen jaar geleden. Uit dat tijdperk dateren fossiele vondsten van soorten Magnolia of directe voorlopers ervan. De manier waarop hun bloemdekbladeren, meeldraden en vruchtbeginsel zijn gerangschikt komt overeen met die van hedendaagse nazaten. Verder stamt ook Amborella trichopoda van vroege bloeiers af, een struik of kleine boom tot acht meter hoogte, met witte bloemetjes. Het geslacht Illicium omvat ongeveer 42 soorten struiken en kleine bomen Selaginella vogelii, Hortus Amsterdam Mammoetboom, Sequoiadendron giganteum, in Californië Zie voor cursussen over de evolutie van planten: www.dehortus.nl (Amsterdam) en www.hortusleiden.nl. Tot 1 oktober is in de Hortus Botanicus Leiden ook de ­tentoonstelling ‘Planten uit de Oertijd’ te zien. FOTO: WIKIMEDIA FOTO’S: KARIN SCHACKNAT Cycadeeën Bij de naaktzadigen horen ook palmvarens die overigens niet verwant zijn aan palmen die in warme, vochtige en lommerrijke gebieden gedijen. Bekend is Chinese steranijs (I. verum, niet te verwisselen met I. anisatum waarvan de zaden giftig zijn). Illicium is verwant aan Schisandra, die oorspronkelijk afkomstig is uit OostAzië en een fundamentele rol speelt in de traditionele Chinese geneeskunde. Schisandra is een bladverliezende, winterharde klimplant die houdt van lichte schaduw en humusrijke grond. n Sporen aan de onderzijde van het blad van tongvaren Wollemia nobilis, Kew Gardens, Londen OnzeEigenTuin/Zomer 2014 21