Bodem in de drie gewesten.book

advertisement
Bodem • 1. Vlaams Gewest
Decr. Vl. Parl. 27 oktober 2006 - Bodemdecreet (Art. 2)
BODEM
INHOUDSOPGAVE
1. Vlaams Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2. Brusselse Wetgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3. Waals Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3
115
294
1. Vlaams Gewest
Decr. Vl. Parl. 27 oktober 2006 – Bodemsanering en bodembescherming . . . . . . . . . . . . .
B. Vl. Reg. 1 juni 1995 – Vlarem II (uittreksel, bijlage art. 2.4.0.1–4) . . . . . . . . . . . . . . . . . .
B . V l . R e g . 1 4 d e c e m b e r 2 0 0 7 – V l a a m s r e g l e m e n t bo d e m s a n e r i n g e n
bodembescherming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
B. Vl. Reg. 8 mei 2009 – Erosiebestrijding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
M.B. (Vl.) 9 mei 2008 – Uitgegraven bodem, bouwkundig bodemgebruik, vormvaste
toepassingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
M.B. (Vl.) 9 mei 2008 – Grondverzetregeling, codes van goede praktijk en
standaardprocedures . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
M .B . ( V l. ) 2 5 a ug us t us 2 0 0 9 – B o de m s a n e r i n g e n b o de m b e s c he r m i n g ,
modelformulieren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
M.B. (Vl.) 25 maart 2010 – Bodemattest, modelformulier voor aanvraag . . . . . . . . . . . . . .
3
50
56
104
110
112
113
114
Decr. Vl. Parl. 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming
(B.S., 22 januari 2007, err., B.S., 20 februari 2007)
R 1. Zie B. Vl. Reg. 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming, B.S.,
22 april 2008
R 2. Zie M.B. (Vl.) 9 mei 2008 – Vaststelling van codes van goede praktijk en standaardprocedures in het kader van de grondverzetregeling van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 en het Vlarebo van 14 december 2007, B.S., 29 mei 2008
R 3. Zie M.B. (Vl.) 9 mei 2008 – Vaststelling van modelformulieren in het kader van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 en het Vlarebo van
14 december 2007, B.S., 29 mei 2008
4. Inwerkingtreding, met uitzondering van art. 176, § 2, en tenzij uitdrukkelijk anders vermeld: 1 juni 2008 (art. 178 BD juncto art. 236 B. Vl. Reg.
14 december 2007 (hierna Vlarebo), B.S., 22 april 2008 (eerste uitg.))
TITEL I
TITEL II
INLEIDENDE BEPALING
DEFINITIES, DOELSTELLINGEN EN ALGEMENE
BEPALINGEN
Art. 1. Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.
{1É2
HOOFDSTUK I
DEFINITIES
J 1. – Een mogelijke of zelfs geplande saneringsoperatie staat er niet
aan in de weg dat een exploitatie- of afvalstoffenvergunning wordt verleend. Het gegeven dat een exploitatie- of afvalstoffenvergunning werd
verleend vormt immers geen beletsel voor het bestuur om naderhand een
bodemsanering overeenkomstig de daartoe geëigende procedure uit te
voeren en bodemsanering kan er weliswaar toe leiden dat de exploitatie al
dan niet tijdelijk niet kan worden verdergezet of dat de exploitatiewijze tijdelijk ingrijpende aanpassingen moet ondergaan, maar dit vormt op zich
geen reden om bij voorbaat elke exploitatie- of afvalstoffenvergunning te
weigeren of zoals te dezen die vergunning slechts voor een heel korte termijn en met ingrijpende beperkingen te verlenen (R.v.St., nr. 67.974,
4 september 1997, NV DUBOIS-VAN DEN BOSCH, http://www.raadvstconsetat.be).
J 2. – Het Bodemsaneringsdecreet is van openbare orde (Gent, 9 juni
1997, T. Not., 1997, 494, noot J. BOUCKAERT).
Art. 2. In dit decreet wordt verstaan onder:
1° bodem: vaste deel van de aarde met inbegrip van het
grondwater, en de andere bestanddelen en organismen
die er zich in bevinden;
2° waterbodem: waterbodem, zoals gedefinieerd in het
decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid;
3° OVAM: Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij;
4° bodemverontreiniging: aanwezigheid van stoffen of
organismen, veroorzaakt door menselijke activiteiten, op
of in de bodem of opstallen, die de kwaliteit van de bodem
op rechtstreekse of onrechtstreekse wijze nadelig beïnvloeden of kunnen beïnvloeden;
Larcier Thema Wetboeken – Bodem 2011 (1 april 2011) – © Larcier---Export:28-04-2011_10:17---
3
Bodem • 1. Vlaams Gewest
Decr. Vl. Parl. 27 oktober 2006 - Bodemdecreet (Art. 2)
5° ernstige bodemverontreiniging: bodemverontreiniging die een risico oplevert of kan opleveren tot nadelige
beïnvloeding van mens of milieu.
Bij de evaluatie van de ernst van de bodemverontreiniging wordt in concreto rekening gehouden met:
a) de kenmerken, functies, bestemmingen en eigenschappen van de bodem;
b) de aard en de concentratie van de verontreinigingsfactoren;
c) de mogelijkheid op verspreiding van de verontreinigingsfactoren;
6° nieuwe bodemverontreiniging: bodemverontreiniging die tot stand gekomen is na 28 oktober 1995;
7° historische bodemverontreiniging: bodemverontreiniging die tot stand gekomen is voor 29 oktober 1995;
8° gemengde bodemverontreiniging: bodemverontreiniging die tot stand gekomen is gedeeltelijk voor
29 oktober 1995 en gedeeltelijk na 28 oktober 1995;
9° grond: de bodem of de opstallen die zich op of in de
bodem bevinden, met uitzondering van de opstallen die
door de Vlaamse Regering worden bepaald;
10° verontreinigde gronden: gronden waar de bodemverontreiniging tot stand kwam en gronden waar de verontreinigende stoffen of organismen zich hebben verspreid of waar de bodemverontreiniging schadelijke gevolgen heeft;
11° grond waar de bodemverontreiniging tot stand
kwam: grond waar een emissie plaatsvindt of heeft plaatsgevonden die rechtstreeks of onrechtstreeks de bodem
heeft verontreinigd;
12° emissie: elke inbreng door de mens van verontreinigingsfactoren in de atmosfeer, de bodem of het water;
13° risicogrond: grond waarop een risico-inrichting gevestigd is of was;
14° risico-inrichtingen: fabrieken, werkplaatsen, opslagplaatsen, machines, installaties, toestellen en handelingen die een verhoogd risico op bodemverontreiniging
kunnen inhouden en die voorkomen op een lijst die de
Vlaamse Regering opstelt;
15° site: verzameling van verontreinigde gronden of potentieel verontreinigde gronden, vastgesteld krachtens dit
decreet;
16° site-onderzoek: bodemonderzoek dat uitgevoerd
wordt op een site om de bodemverontreiniging of potentiële bodemverontreiniging afkomstig van de bodemverontreinigende activiteit waarvoor de site is vastgesteld in
kaart te brengen en om de ernst ervan vast te stellen. Het
site-onderzoek voldoet aan de doelstellingen van een
orienterend en beschrijvend bodemonderzoek voor de bodemverontreinigende activiteit waarvoor de site is vastgesteld;
17°}1[ gebruiker:
a) natuurlijke of rechtspersoon die titularis is van een
zakelijk of persoonlijk recht op een grond, met uitzondering van de eigenaar;
b) vereniging van mede-eigenaars in het kader van een
onroerend geheel dat valt onder het stelsel van gedwongen mede-eigendom, vermeld in artikel 577-3 van het Burgerlijk Wetboek;]1
18° overdracht van gronden:
a) de overdracht onder levenden van het eigendomsrecht op een grond;
4
b) het vestigen onder levenden van een recht van
vruchtgebruik, een erfpacht of een opstalrecht op een
grond, alsmede het onder de levenden beëindigen van
deze op voormelde wijze gevestigde rechten;
c) het aangaan of het beëindigen van een concessie op
een grond;
d) de overdracht van het eigendomsrecht op een grond
en de beëindiging van een recht als vermeld in b) of c), ingevolge de ontbinding van een rechtspersoon;
e) de overdracht onder levenden van een recht als vermeld in b) of c);
f) de fusie van rechtspersonen, de splitsing van rechtspersonen en de met fusie of splitsing gelijkgestelde verrichtingen waarbij de rechtspersoon of de rechtspersonen
waarvan het vermogen zal overgaan eigenaar is van grond
of houder is van een recht als vermeld in b) of c);
g) de inbreng of de overdracht van een algemeenheid of
een bedrijfstak, voor zover daartoe een recht als vermeld in
a), b) of c), behoort;
h) het opstellen van de statuten van het gebouw als vermeld in artikel 577-4 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede
het acteren van de instemming van de mede-eigenaars
met de afwijking zoals bedoeld in artikel 577-3, eerste lid,
van het Burgerlijk Wetboek bij eenzijdige wilsuiting.
In afwijking van de voorgaande bepalingen worden niet
beschouwd als een overdracht van gronden:
a) de inbreng in een gemeenschappelijk huwelijksvermogen van een recht, als vermeld in het eerste lid, a), b) of
c);
b) }2[de rechtshandelingen en rechtsfeiten, vermeld in
het eerste lid, met betrekking tot nutsleidingen, en de
rechtshandelingen en rechtsfeiten, vermeld in het eerste
lid, met betrekking tot aanhorigheden van nutsleidingen,
voor zover in die aanhorigheden geen risico-inrichting gevestigd is of was;]2
}3
[c) de overdracht, het vestigen of het aangaan van een
recht als vermeld in het eerste lid, met betrekking tot een
grond uitsluitend voor het oprichten of het gebruik van
een opstal die voor de toepassing van dit decreet niet beschouwd wordt als grond in de zin van artikel 2, 9°, en het
beëindigen van een recht als vermeld in het eerste lid, met
betrekking tot een grond waarop in het kader van dat recht
uitsluitend een opstal gevestigd is of was die voor de toepassing van dit decreet niet beschouwd wordt als grond in
de zin van artikel 2, 9°;]3
19° overeenkomsten betreffende de overdracht van
gronden: alle overeenkomsten die een overdracht van
grond in de zin van 18° tot voorwerp hebben, evenals:
a) de inbreng in een rechtspersoon van een recht als
vermeld in 18°, eerste lid, a), b) of c);
b) het fusievoorstel en splitsingsvoorstel waarbij de
rechtspersoon of de rechtspersonen waarvan het vermogen zal overgaan, eigenaar is van grond of houder is van
een recht als vermeld in 18°, eerste lid, b) of c);
c) het voorstel van inbreng of overdracht van algemeenheid of van inbreng of overdracht van een bedrijfstak, voor
zover daartoe een recht als vermeld in 18°, eerste lid, a), b)
of c), behoort;
d) het opstellen van de statuten van het gebouw als vermeld in artikel 577-4 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede
het acteren van de instemming van de mede-eigenaars
met de afwijking zoals bedoeld in artikel 577-3, eerste lid,
van het Burgerlijk Wetboek bij eenzijdige wilsuiting;
Larcier Thema Wetboeken – Bodem 2011 (1 april 2011) – © Larcier---Export:28-04-2011_10:17---
Bodem • 1. Vlaams Gewest
Decr. Vl. Parl. 27 oktober 2006 - Bodemdecreet (Art. 2)
20° behandelen van bodemverontreiniging: wegnemen, neutraliseren, immobiliseren, isoleren of afschermen
van de bodemverontreiniging;
21° bodemsanering: behandelen van bodemverontreiniging door:
a) het opstellen van een bodemsaneringsproject of een
beperkt bodemsaneringsproject;
b) het uitvoeren van bodemsaneringswerken;
c) het uitvoeren van een eindevaluatieonderzoek;
22° bodemsaneringswerken: werken ter uitvoering van
een bodemsaneringsproject of van een beperkt bodemsaneringsproject;
23° risicobeheer: beheersen van de risico's verbonden
aan bodemverontreiniging door:
a) het opstellen van een risicobeheersplan;
b) het uitvoeren van risicobeheersmaatregelen;
c) het opmaken van opvolgingsrapporten;
24° voorzorgsmaatregelen: maatregelen om mens of
milieu tijdelijk te beschermen tegen de risico's van de bodemverontreiniging in afwachting van bodemsaneringswerken;
25° nazorg: maatregelen van bewaking, controle en zo
nodig herstel om de mens of het milieu te blijven beschermen tegen de risico's van bodemverontreiniging na bodemsanering;
26° schadegeval: onvoorziene gebeurtenis die aanleiding geeft tot bodemverontreiniging;
27° rechtsvoorganger: rechtspersoon die rechtstreeks of
onrechtstreeks verbonden is met een andere rechtspersoon door wettelijke rechtsopvolging, via fusie, splitsing,
met fusie of splitsing gelijkgestelde verrichtingen, inbreng
of overdracht van een algemeenheid, inbreng of overdracht van een bedrijfstak, of enige gelijkaardige rechtsfiguur;
28° gemandateerde: diegene die op grond van een lastgeving of een gerechtelijke beslissing bevoegd is om handelingen te stellen met betrekking tot het onroerend vermogen van de aangewezen persoon;
29° code van goede praktijk: door de OVAM aanvaarde
en voor het publiek toegankelijke geschreven regels met
betrekking tot de activiteiten en maatregelen vermeld in
dit decreet;
30° bodemsaneringsdeskundige: onafhankelijke deskundige erkend door de Vlaamse Regering. {4É12
}1. – 17° vervangen bij art. 99 Decr. Vl. Parl. 12 december 2008, B.S.,
4 februari 2009
}2. – 18°, al. 2, b), vervangen bij art. 100 Decr. Vl. Parl. 12 december 2008,
B.S., 4 februari 2009
}3. – 18°, al. 2, c), ingevoegd bij art. 100 Decr. Vl. Parl. 12 december 2008,
B.S., 4 februari 2009
R 4. Algemeen
– Zie art. 1 Vlarebo
R 5. Art. 2, 9°, BD
– Zie art. 4 Vlarebo
R 6. Art. 2, 14°, BD
– Zie art. 21 Vlarebo
– Lijst van risico-inrichtingen: zie bijlage 1 Vlarebo
R 7. Art. 2, 18°, BD
– Zie bijlage 1 Vlarebo: lijst van risico-inrichtingen
– Zie art. 21 Vlarebo
– Zie art. 58-60 Vlarebo
R 8. Art. 2, 30°, BD
– Taken bodemsaneringsdeskundige: zie art. 27-29 Vlarebo
– Voorwaarden tot erkenning als bodemsaneringsdeskundige: zie art. 2931 Vlarebo
– Algemene bepalingen: zie art. 32-35 Vlarebo
– Voorwaarden voor het gebruik van de erkenning als bodemsaneringsdeskundige: zie art. 36 Vlarebo
– Schorsing en opheffing van de handtekeningsbevoegdheid en van de erkenning als bodemsaneringsdeskundige: zie art. 37-42 Vlarebo
– Opheffing van rechtswege van de erkenning als bodemsaneringsdeskundige: zie art. 43-44 Vlarebo
– Duur en overdraagbaarheid van de erkenning als bodemsaneringsdeskundige: zie art. 45 Vlarebo
– Onverenigbaarheden: zie art. 46 Vlarebo
R 9. Art. 2, 17°, BD
– Inwerkingtreding: 14 februari 2009. Het Bodemdecreet spreekt nu van
een gebruiker, en niet langer van een persoon die de «feitelijke controle»
heeft.
R 10. Art. 2, 18°, 2e lid, b en c, BD
– Inwerkingtreding: 14 februari 2009
J 11. Art. 2, 11°, BD
– Uit art. 10, § 1, b), BSD volgt logisch dat elke eigenaar van een grond
waar de verontreiniging tot stand kwam wordt aanzien als een saneringsplichtige. Uit het decreet vloeit niet voort dat er maar één saneringsplichtige is. Bovendien vereist het gelijkheidsbeginsel dat als er meerdere eigenaars zijn van gronden waar de verontreiniging tot stand kwam, zij allen
hun deel van de saneringsplicht op zich nemen (R.v.St.., nr. 170.759, 3 mei
2007, T.M.R., 2007, afl. 5, 508, http://www.raadvst-consetat.be).
J 12. Art. 2, 18°, BD
– Het Bodemsaneringsdecreet is van openbare orde (Gent, 9 juni 1997, T.
Not., 1997, 494, noot J. Bouckaert).
– Art. 177, § 1, BD: omwille van de rechtszekerheid wordt voorzien in een
overgangsregeling. Het beëindigen van de persoonlijke gebruiksrechten
die werden aangegaan na 30 september 1996 en waarbij het aangaan van
deze gebruiksrechten conform de op dat ogenblik van kracht zijnde bepalingen van art. 2, 18°, BSD als een overdracht van gronden werd beschouwd, behoudt zijn kwalificatie als een overdracht van gronden, voor
zover de op dat ogenblik van kracht zijnde bepalingen betreffende de
overdracht van gronden werden nageleefd op het ogenblik van het aangaan van deze gebruiksrechten. In dit verband blijft de «oude» rechtspraak
inzake het Bodemsaneringsdecreet m.b.t. huur van toepassing:
— Indien op het ogenblik van de verplichting van uitvoering van een
oriënterend bodemonderzoek op een risicogrond (zoals in casu) de handelshuur niet meer bestond, ondanks dat deze verplichting uitgevoerd
moest worden bij de beëindiging van de handelshuurovereenkomst, dient
de verhuurder geen oriënterend bodemonderzoek te laten uitvoeren
(art. 2, 18°, BSD; Vred. Westerlo, 7 januari 2000, Huur, 2000, 32; T. Vred.,
2003, afl. 1-2, 36).
— De beëindiging der handelshuur dient als een overdracht van gronden
beschouwd in de zin van art. 2, 18º, BSD. De huurder is hierbij de overdrager en in die hoedanigheid gehouden aan OVAM zijn bedoeling te melden
om tot de overdracht over te gaan en bij zijn melding een verslag van het
oriënterend bodemonderzoek te voegen (Vred. Deurne, 25 mei 2001,
T.M.R., 2002 (verkort), afl. 2, 198).
— De huurder moet instaan voor de materiële en juridische teruggave van
het gehuurde goed, in voorkomend geval met bodemattest en zonodig na
het doorlopen van de overdrachtsverplichtingen van het Bodemsaneringsdecreet. Zolang de door de huurder uit te voeren bodemsanering
loopt, wordt de effectieve ingebruikneming door de verhuurder zowel uit
juridisch als feitelijk oogpunt verhinderd. Het effectieve hergebruik van
het gehuurde goed is juridisch onmogelijk omdat de stopzetting van de
activiteiten door de huurder, in het bijzonder de exploitatie van een benzinestation, en de overdracht van het goed als gevolg van de huurbeëindiging enkel kan plaatsvinden als aan volgende voorwaarden voldaan is:
(1) de saneringsplichtige huurder heeft een ontvankelijk en volledig bodemsaneringsproject opgesteld, (2) de saneringsplichtige huurder heeft
jegens de OVAM een eenzijdige verbintenis aangegaan de bodemsaneringswerken uit te voeren, en (3) de saneringsplichtige huurder heeft een
financiële zekerheid gesteld (art. 44 en 38, § 2, BSD). Het effectieve hergebruik van het onroerend goed is ook feitelijk onmogelijk daar de bodemonderzoeken en de bodemsaneringswerken die nog moeten plaatsvinden
elk normaal ongehinderd gebruik van het gebouw verhinderen. De huurder is op basis van zijn teruggaveplicht contractueel aansprakelijk voor
Larcier Thema Wetboeken – Bodem 2011 (1 april 2011) – © Larcier---Export:28-04-2011_10:17---
5
Bodem • 1. Vlaams Gewest
Decr. Vl. Parl. 27 oktober 2006 - Bodemdecreet (Art. 3)
deze onbeschikbaarheid van het onroerend goed. De huurder die de overdrachtverplichtingen van het Bodemsaneringsdecreet niet naleeft, is bovendien aansprakelijk op basis van art. 1382 B.W. Aangezien het gehele
onroerend goed (benzinestation, appartement en garage) slechts één kadastraal nummer heeft, is het geheel juridisch onbeschikbaar door de lopende bodemsaneringsprocedure en is een partiële herverhuring van niet
in de bodemsanering betrokken delen van het onroerend goed onmogelijk. De huurder moet dan ook een schadevergoeding betalen op basis van
het equivalent van de vroegere huurprijs, onroerende voorheffing, syndicuskosten en brandverzekering, tot het bewijs wordt geleverd dat is voldaan aan de bepalingen van art. 38, § 2, BSD (Gent, 27 juni 2003, NjW,
2005, afl. 122, 990, noot P. De Smedt en E. De Witte).
— De verkoop in 1999 van 2 loften, aangekocht in 1996 en nadien gerenoveerd, valt onder het begrip «overdracht» zoals bedoeld in art. 2, 18°, BSD.
Het feit dat de verkoper de loften verworven had toen de overdrachtsregeling nog niet van toepassing was, staat aan de toepassing van de actuele
(sic) regeling niet in de weg. De overdrager kan zich evenmin beroepen op
het statuut van «onschuldig bezitter» daar bij zijn aankoop de eigenaar
kon vermoeden dat er verontreiniging in de bodem aanwezig was. Overigens rust op de overdrager met een professionele activiteit als zorgvuldig
ondernemer een onderzoeksverplichting naar mogelijke vervuiling, zelfs
wanneer hij ten tijde van de verkrijgin wettelijk daartoe niet verplicht was
(B. Vl. M., 8 oktober 1998, T. App., 2001, alf. 3, 42).
— De afwezigheid van een plaatsbeschrijving bij de aanvang van de
huurovereenkomst verhindert niet dat er schadevergoeding wordt toegekend wegens huurschade, noch dat een gerechtsdeskundige wordt aangesteld om vermoedelijke huurschade, in casu bodemverontreiniging, vast te
stellen. Het vermoeden neergelegd in art. 1731 B.W. laat immers het tegenbewijs toe (Gent, 13 februari 1998, T. Huur, 1997-1998, 282).
— Overeenkomstig art. 2, 18°, BSD dient onder «overdracht van gronden»
ook te worden verstaan: het aangaan of beëindigen van een huurovereenkomst voor een gecumuleerde duur van meer dan 9 jaar. Ongeacht of de
huurovereenkomst werd beëindigd op initiatief van de verhuurder of van
de huurder, is het aan de huurder om een oriënterend bodemonderzoek te
laten uitvoeren (Gent, 9 juni 1997, T. Not., 1997, 494, noot J. Bouckaert).
– Een stuk grond wordt gekocht met het oog op de uitbreiding van een naburig bedrijf. Deze bestemming kon redelijkerwijze niet verwezenlijkt
worden zonder sanering van de bodem, na de vaststelling van de aanwezigheid van de ondergrondse mazouttank en de bodemverontreiniging.
Dit stuk grond heeft dus een verborgen gebrek in de zin van art. 1641 B.W.
De verkoper heeft bovendien de bedrijvigheid van de oude fabriek verder
gezet, zij het elders. Hij heeft derhalve een bijzondere professionele kennis
van gebouwen geschikt voor een dergelijke bedrijvigheid en moet meer in
het bijzonder vermoed worden deze te hebben wat betreft de voormalige
fabrieksgebouwen waarvan zij niet alleen de opvolgster was in de eigendomsrechten van het terrein in kwestie, maar ook wat betreft de bedrijfsactiviteit zelf. Hij moet dan ook t.a.v. het verkochte terrein inclusief de restanten van het fabrieksgebouw, beschouwd worden als verkoper die, zoals
een professionele verkoper, de verkochte zaak goed kent en vermoed
wordt op de hoogte te zijn van het verborgen gebrek. Aangezien de verkoper dit vermoeden niet heeft weerlegd, heeft het exoneratiebeding dan
ook t.a.v. het gebrek geen uitwerking. De saneringskosten kunnen derhalve in mindering worden gebracht op de aanvankelijke koopsom van de
grond (Antwerpen, 17 januari 2000, A.J.T., 2000-01, 255; Amén., 2001,
241).
– De verzaking van het vruchtgebruik en de beëindiging onder levenden
van een niet onder de levenden gevestigd vruchtgebruik is geen overdracht van gronden in de zin van art. 2, 18º, BSD. Derhalve dienden n.a.v.
bedoelde rechtshandeling de door het Bodemsaneringsdecreet opgelegde
verplichtingen (bodemattest en desgevallend een melding met oriënterend bodemonderzoek aan OVAM te bezorgen) niet nageleefd te worden
(Vred. Deurne, 25 mei 2001, T.M.R., 2002 (verkort), afl. 2, 198).
– Volgens oud art. 2, 17°bis, BSD werden de privatieve en/of gemeenschappelijke delen die onder het stelsel van mede-eigendom van art. 577,
§ 3, B.W., vallen, niet als grond beschouwd op voorwaarde dat noch in de
privatieve delen, noch in de daaraan verbonden gemeenschappelijke
delen een risicoactiviteit plaatsvindt. Een letterlijke lezing van dit artikel
had tot gevolg dat voor de overdracht van een privatief gedeelte dat geen
uitstaans heeft met een risicoactiviteit op een ander gedeelte van het
grondperceel toch de zware overdrachtsverplichtingen van het Bodemsaneringsdecreet moeten worden nageleefd. OVAM hanteerde echter een
minder strikte interpretatie waardoor deze verplichtingen enkel werden
opgelegd indien zich in de gemeenschappelijke delen een risicoactiviteit
bevindt ten behoeve van het privatieve gedeelte dat men wenst over te
dragen of een dergelijke risicoactiviteit werd uitgeoefend in het over te
dragen privatief gedeelte zelf (Antwerpen, 29 april 2002, NjW, 2002, 247,
noot; T.M.R., 2002, 530). In art. 30 Bodemdecreet werd aan de Vlaamse
6
Regering de bevoegdheid verleend om deze praktijk juridisch te verankeren.
– De eenheid van grond bij toepassing van het Bodemsaneringsdecreet is
het kadastraal perceel. De overdracht van grond dient te worden bekeken
op het niveau van het kadastraal perceel. Het kadastraal perceel, waarvan
het stuk dat aan de eisers werd verkocht deel uitmaakte, was opgenomen
in het register van verontreinigde gronden. Aangezien het grondstuk dat
aan de eisers werd verkocht een deel was van een vervuild perceel, moest
het voor de verkoop onderworpen worden aan een oriënterend bodemonderzoek (Gent, 27 februari 2007, T.M.R., 2007, afl. 5, 426).
– Uit de gegevens van de zaak blijkt dat de melding van overdracht enkel
betrekking heeft op het kadastraal perceel 2757 R 10. De in art. 31, § 3,
Bodemsaneringsdecreet neergelegde voorwaarde omtrent het gebruik
van de verontreinigde grond dient dan ook gerelateerd te zijn aan voormeld perceel (R.v.St., 1 april 2010, nr. 202.703, De Feyter).
HOOFDSTUK II
DOELSTELLINGEN
Art. 3. § 1. Het bodembeleid is het beleid gericht op een
duurzaam bodembeheer waarbij tegemoet gekomen
wordt aan de behoeften van de huidige generaties zonder
de mogelijkheden van toekomstige generaties om aan hun
behoeften te voldoen in gedrang te brengen. Daarvoor
dient het beleid de kwaliteit van de bodem door bodemsanering en bodembescherming te verzekeren, te behouden
en te herstellen, zodat onze bodems in de toekomst nog zoveel mogelijk functies kunnen uitoefenen en er nog verschillende types landgebruik mogelijk blijven. Tevens is
het bodembeleid er op gericht een zo breed mogelijk maatschappelijk draagvlak te scheppen, waarbij educatie en
voorlichting van de doelgroepen inzake bodembeheer
wordt gestimuleerd.
§ 2. Het beleid inzake bodemsanering is er op gericht
om zoveel mogelijk de richtwaarden voor bodemkwaliteit
te realiseren. Deze richtwaarden worden door de Vlaamse
Regering vastgesteld en beantwoorden aan het gehalte
aan verontreinigende stoffen of organismen op of in de bodem, dat toelaat dat de bodem al zijn functies kan vervullen zonder dat enige beperking moet worden opgelegd.
§ 3. Het beleid inzake bodembescherming is er op gericht de bodem te beschermen tegen verontreiniging en
verstoring, en de waardevolle bodems te vrijwaren. De bescherming van de bodem tegen verontreiniging heeft tot
doel zoveel mogelijk de streefwaarden voor bodemkwaliteit te behouden. Deze streefwaarden worden door de
Vlaamse Regering vastgesteld en beantwoorden aan het
gehalte aan verontreinigende stoffen of organismen op of
in de bodem, dat als normale achtergrond in niet-verontreinigde bodems met vergelijkbare bodemkenmerken teruggevonden wordt. {1É2
R 1. – Richtwaarden voor de bodemkwaliteit: zie art. 2 en bijlage II Vlarebo
R 2. – Streefwaarden voor bodemkwaliteit: zie art. 3 en bijlage III Vlarebo
HOOFDSTUK III
ALGEMENE BEPALINGEN
Art. 4. § 1. Behoudens andersluidende bepaling gaan de
termijnen, vermeld in dit decreet, in:
1° in geval van kennisgeving bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs, op de eerste dag die
volgt op de dag waarop de brief aangeboden werd op de
woonplaats, dan wel op de maatschappelijke of administratieve zetel van de geadresseerde;
Larcier Thema Wetboeken – Bodem 2011 (1 april 2011) – © Larcier---Export:28-04-2011_10:17---
Bodem • 1. Vlaams Gewest
Decr. Vl. Parl. 27 oktober 2006 - Bodemdecreet (Art. 8)
2° in geval van kennisgeving bij aangetekende brief of
bij gewone brief, op de derde werkdag die volgt op de dag
waarop de brief aan de postdiensten overhandigd werd,
tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst;
3° in geval van afgifte tegen ontvangstbewijs, op de dag
na de datum van het ontvangstbewijs.
De termijnen verstrijken om middernacht van de laatste
dag. Als de laatste dag een zaterdag, zondag of wettelijke
feestdag is, verloopt de termijn de eerstvolgende werkdag.
§ 2. De Vlaamse Regering kan bepalen dat een kennisgeving ook op elektronische wijze kan gebeuren. Zij bepaalt in dat geval de nadere modaliteiten. {1É2
J 1. – Als vertrekpunt van de absolute verjaringstermijn van dertig jaar
uit de overgangsregeling uit art. 10 wet 10 juni 1998 tot wijziging van
sommige bepalingen betreffende de verjaring, moet ook bij bodemverontreiniging die sanering vereist het ogenblik van de schadeverwekkende feiten worden genomen, en niet het ogenblik dat de saneringswerken zijn
uitgevoerd (Gent, 13 oktober 2003, T.M.R., 2005, afl. 6, 689).
J 2. – Verlenging termijnen eerstvolgende werkdag: deze bepaling wijzigt het standpunt dat eerder werd ingenomen in de rechtspraak. Het arrest R.v.St. 23 februari 2006 stelt dat wanneer de termijn, bepaald in
art. 23 BSD, verstrijkt op een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag, deze
niet wordt verlengd tot de daaropvolgende werkdag (R.v.St., nr. 155.474,
23 februari 2006, RAGB, 2006, 805).
TITEL III
BODEMSANERING
HOOFDSTUK I
IDENTIFICATIE EN INVENTARISATIE VAN
GRONDEN
Afdeling I
Grondeninformatieregister
Art. 5. § 1. De OVAM beheert een grondeninformatieregister waarin ze gegevens over gronden opneemt die haar
in het kader van dit decreet worden bezorgd.
§ 2. Bij de opname van een grond in het grondeninformatieregister levert de OVAM ambtshalve een bodemattest af aan:
1° de eigenaar en de gebruiker van de grond en de exploitant op de grond, voor zover deze door de OVAM gekend zijn;
2° de gemeente van de plaats waar de grond gelegen is.
}1[De gemeente legt de ontvangen bodemattesten ter inzage van belangstellenden.]1
De OVAM levert ook op aanvraag een bodemattest af.
§ 3. Het bodemattest vermeldt de identificatie van de
grond en geeft een overzicht van de informatie die over de
grond beschikbaar is in het grondeninformatieregister.
De OVAM is niet verantwoordelijk voor de juistheid van
de informatie die door derden aan haar werd verstrekt.
§ 4. De Vlaamse Regering stelt nadere regelen vast betreffende het beheer en de toegankelijkheid van het
grondeninformatieregister. {2É5
}1. – § 2, lid 1, 2°, aangevuld bij art. 101 Decr. Vl. Parl. 12 december 2008,
B.S., 4 februari 2009
R 2. Algemeen
– Zie art. 214 BD
– Zie art. 13-20 Vlarebo
– Bodemattest: art. 17-18 Vlarebo
R 3. Art. 5, § 2, 2e lid, BD
– Zie art. 215-217 Vlarebo
– Zie art. 233 Vlarebo (overgangsbepaling)
R 4. Art. 5, § 2, 2e lid, BD
– Inwerkingtreding art. 5, § 2, 2°, laatste zin, BD: 14 februari 2009
J 5. Art. 5, § 3, BD
– Deze informatie vestigt slechts een vermoeden over de risicostatus van
de grond. Het enkele feit dat de betrokken grond niet is opgenomen in dit
inventaris betekent niet dat deze op grond van andere bewijsvoering niet
als dusdanig kan worden gekwalificeerd (Gent, 9 november 2000, T.M.R.,
2001, 28; Vred. Kortrijk, 11 februari 1998).
Afdeling II
Lijst van risico-inrichtingen
Art. 6. De Vlaamse Regering stelt een lijst vast van risicoinrichtingen. {1É2
R 1. – Zie art. 21 Vlarebo
R 2. – Lijst van risico-inrichtingen: zie bijlage 1 Vlarebo
Afdeling III
Gemeentelijke inventaris
Art. 7. § 1. Elke gemeente beheert een inventaris van de
risicogronden die op haar grondgebied gelegen zijn.
Op eerste verzoek verstrekt de Bestendige Deputatie van
de provincie aan de gemeenten die gegevens die hen moeten toelaten de inventaris te beheren.
§ 2. Bij de opname van een grond in en de verwijdering
van een grond uit de gemeentelijke inventaris, bezorgt de
gemeente onverwijld een uittreksel betreffende de in de inventaris opgenomen gegevens aan de OVAM. De OVAM
neemt deze gegevens op in het grondeninformatieregister.
§ 3. De Vlaamse Regering stelt nadere regelen vast betreffende het beheer en de toegankelijkheid van de gemeentelijke inventaris. {1É2
R 1. – Zie art. 22-26 Vlarebo
R 2. – Grondeninformatieregister: zie art. 5 BD juncto art. 13-20 Vlarebo
HOOFDSTUK II
ERKENNING ALS
BODEMSANERINGSDESKUNDIGE
Art. 8. § 1. De Vlaamse Regering is bevoegd om een natuurlijke persoon of rechtspersoon als bodemsaneringsdeskundige te erkennen, alsook om de erkenning als bodemsaneringsdeskundige te schorsen of op te heffen.
De OVAM is van rechtswege erkend als bodemsaneringsdeskundige. }1[De Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek is van rechtswege erkend als bodemsaneringsdeskundige voor de taken die ze in opdracht van de
OVAM uitvoert in het kader van dit decreet.]1
§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en
de procedure tot erkenning, schorsing en opheffing van de
erkenning als bodemsaneringsdeskundige. Ze bepaalt ook
de voorwaarden voor het gebruik van de erkenning en kan
nadere regelen vaststellen betreffende de indeling van de
erkenning in types. {2É5
}1. – § 1, lid 2, aangevuld bij art. 102 Decr. Vl. Parl. 12 december 2008,
B.S., 4 februari 2009
R 2. Algemeen
– Zie art. 226 Vlarebo (overgangsbepaling)
Larcier Thema Wetboeken – Bodem 2011 (1 april 2011) – © Larcier---Export:28-04-2011_10:17---
7
Download