WEES NIET BANG

advertisement
WEES NIET BANG! – preek over 1 Thessalonicenzen 4:15-17
Deze preek is al gehouden in de kerken te Haren, Kornhorn, Lemele-Lemelerveld, Marum en
Onnen.
Aanwijzingen voor de liturgie
Morgendienst
Votum en vrede- / zegengroet
Psalm 97:1,2 en 3
Lezing van de wet des HEREN
Psalm 97:5
Gebed
Lezen: Openbaring 20:11-15
Psalm 98:3 en 4
Lezen: Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 37
Tekst: 1 Thessalonicenzen 4:15-17
Preek
Lied 300:1,2,4 en 6
Dankgebed en voorbede
Collecte
Gezang 37:1 en 2
Zegen
Middagdienst
Votum en vrede- / zegengroet
Psalm 97:1,2 en 3
Gebed
Lezen: Openbaring 20:11-15
Psalm 98:3 en 4
Lezen: Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 37
Tekst: 1 Thessalonicenzen 4:15-17
Preek
Lied 300:1,2,4 en 6
Belijdenis van het geloof
Psalm 7:4 en 7
Dankgebed en voorbede
Collecte
Gezang 37:1 en 2
Zegen
WEES NIET BANG
- preek over 1 Thessalonicenzen 4:15-17 Gemeente van onze Here Jezus Christus!
Wij geloven in de Here Jezus Christus - die neergedaald is uit de hemel, en vlees geworden.
Die gekruisigd is, geleden heeft, begraven is. Die op de derde dag is opgestaan, opgevaren
naar de hemel, zit aan de rechterhand van de Vader en die “in heerlijkheid zal weerkomen om
te oordelen de levenden en de doden”. En dat laatste - dáár willen we het in de preek van
vanmiddag over gaan hebben, met elkaar.
En dan weet ik niet, hoe het met ú zit. Maar er zijn mensen, die daar toch wel wat moeite mee
hebben. En wat bang voor zijn - voor die wederkomst van Jezus, op de wolken van de hemel.
“Want ja” - zeggen ze dan. “We belijden toch maar, dat Hij terugkomt om te oordelen de
levenden en de doden. Geen mens, die daaraan ontkomen zal - aan dat oordeel. We hebben
daar vanmiddag nog van gelezen, in Openbaring 20”.
En ja, hoe zal dat oordeel dan uitpakken? Dat is dan wel de grote vraag, natuurlijk! En de
grote angst ook, van veel mensen. Want “wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te
zijn in het boek des levens” - zegt de bijbel. “Werd hij geworpen in de poel des vuurs”. En dat
is toch niet niks - een gruwelijke, eeuwige straf! En geen wónder daarom ook, als mensen daar
toch wat tegenop zien. En bang voor zijn - voor dat oordeel.
Nu, en zo hadden ook de Thessalonicenzen - de mensen aan wie Paulus onze tekst geschreven
heeft. Zo hun angsten, als het om de wederkomst ging. Alleen - hun angst was wel een ándere
dan de onze. Want zij keken juist met groot verlangen uit naar de dag van Jezus’ terugkomst.
Verheugden zich daarop. Maar - was hún vraag, en hún angst. Zullen onze overleden broeders
en zusters er wel bij zijn? En het meemaken?
En dan kunnen wij daar wat vreemd tegenaan kijken - tegen die vraag, en die angst van de
Thessalonicenzen. “Want ja, we geloven toch zeker de opstanding van de doden?” - kunnen
we dan denken. Maar Paulus neemt de Thessalonicenzen voluit serieus - in hun vragen en
angsten. Gaat erop in, en gebruikt ze als aanleiding. Om in onze tekst wat te vertellen over hoe
het gaan zal - op de dag dat Jezus terugkeert, op de wolken van de hemel.
En dan mag ik u vanmiddag die tekst verkondigen onder het volgende thema, waar ik de preek
ook in samenvat:
WEES NIET BANG VOOR JEZUS’ TERUGKOMST!
Want Hij zal al de zijnen
1. verenigen
2. verheerlijken
1. Jezus zal al de zijnen verenigen.
Zoals gezegd, gebruikt Paulus de vragen van de Thessalonicenzen als aanleiding. Om wat te
vertellen, over hoe het gaan zal - op de dag van Jezus’ terugkomst, op de wolken van de
hemel. En het eerste, wat dan gebeuren zal. Datgene, waar die dag mee begínnen zal - om zo
te zeggen. Is dan een teken. Een dúbbel teken wel te verstaan: het roepen van de aartsengel, en
het geklank van de bazuin Gods.
En dan zijn dat indrukwekkende dingen. Hè, ze vormen alleen nog maar het startsein. Maar
zelfs dát is al indrukwekkend en overweldigend! Een aartsengel - is het Michaël? - die zijn
stem zal laten horen. En Gods bazuin, die zal klinken. Net als eens op de Sinaï - toen de HERE
óók neerdaalde, in al zijn macht en majesteit. En er óók het geluid van een bazuin was te
horen, dat gaandeweg zéér sterk werd.
En onwillekeurig, als we dat lezen. Verbinden we die dingen met het oordeel, en het gericht.
En dat is ook helemaal terecht - want ook artikel 37 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis
doet dat, in navolging van de bijbel. Als het zegt: “dan zullen voor deze grote Rechter
persoonlijk verschijnen alle mensen die ooit geleefd hebben: mannen, vrouwen en kinderen,
gedagvaard door de stem van de aartsengel en het geklank van een goddelijke bazuin”.
En ook Openbaring 20 vertelt ons ervan. Van de aarde en de hemel - die vluchtten voor het
aangezicht van Christus, maar voor wie geen plaats gevonden werd. En van de mensen - de
groten en de kleinen, staande voor de troon. Die geoordeeld werden op grond van hetgeen in
de boeken geschreven stond, naar hun werken. En dat zal dan allemaal gebeuren, als de
aartsengel zal roepen en de bazuin zal klinken!
En geen wonder daarom ook, dat we bang kunnen worden. Als we lezen van de dag dat Jezus
terugkomt, om te oordelen de levenden en de doden. En toch - toch is het maar zeer de vraag,
of dat terecht is. En we er echt réden voor hebben, om bang te zijn. En in íeder geval is het zo,
zegt Paulus in onze tekst. Dat de Thessalonicénzen geen reden hadden, voor hun angst. En
hun zorgen, als het om de jongste dag ging.
Immers, hebben we niet gehoord - in de inleiding op de preek. Dat zij er bang voor waren, dat
hun inmiddels overleden broeders en zusters er niet bij zouden zijn? Zouden moeten missen,
wat er op de jongste dag allemaal gebeuren ging? Nu, en dáárvoor - zegt Paulus. Voor die
angst. Is geen reden. “Wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen
geval de ontslapenen voorgaan”.
En dan legt-ie dat ook uit. “Want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een
aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, neerdalen van de hemel, en zij, die in Christus
gestorven zijn”. Hè, de overleden broeders en zusters! “Zullen het eerst opstaan”. En ja, dat
klínkt dan zo eenvoudig - Paulus heeft maar een paar woorden nodig, om het te beschrijven.
Maar als we er goed over nadenken, is het een ontzaglijk groot wonder!
Immers, ga maar na. De Thessalonicenzen - die waren wat verdrietig. Omdat er in de
betrekkelijk korte tijd dat ze nu christen waren. En met elkaar een gemeente vormden. Toch al
enkele broeders en zusters overleden waren. Hè, die hadden ze naar het graf moeten brengen.
En nu laten ze Paulus weten - dat ze bang zijn, dat die de wederkomst zullen moeten missen.
De terugkomst van hun Heer en Heiland, op de wolken van de hemel.
Maar dan luidt het antwoord van de apostel dus. Dat ze daar niet over in hoeven te zitten omdat het eerste wat gebeuren zal. Als de bazuin zal klinken. De opstanding is van hun
overleden broeders en zusters. En ja, dat is dan toch wel heel moeilijk in te denken! En voor te
stellen - dat de graven, die ze nog maar net gesloten hebben. Dan weer open zullen gaan. En
de dood hun broeders en zusters weer terug zal geven.
En voor ons, zou je kunnen zeggen. Die vele eeuwen later leven. Is dat wonder er alleen nog
maar gróter op geworden. En onbegrijpelijker. Immers, hoeveel broeders en zusters. Hoeveel
mensen, die ‘in Christus gestorven zijn’. Zullen er sinds de dagen van Paulus al wel niet
begraven zijn? Dat is niet eens precies meer na te gaan - zó veel. Maar al die graven - zullen
op de dag van Jezus’ terugkomst dus weer open gaan!
En ja, als je je dát probeert voor te stellen. Dan lúkt je dat niet eens, en kom je diep onder de
indruk - van het grootse en machtige van waar Paulus over schrijft. Immers wij, met ons
beperkte verstand. En onze beperkte, menselijke blik. Kunnen nog niet precies overzien, wie
er op dit moment op aarde allemaal onze broeders en zusters zijn. Kinderen van onze Vader in
de hemel. En dan is er óók nog een deel van Gods kerk in de hemel!
Nu, en op die ene, wonderlijke dag. Zullen Gods kerk op aarde én in de hemel. De strijdende
én de triomferende kerk. Dan verenigd worden. De kerk, waarmee we ons verbonden weten.
En die is van alle tijden en alle plaatsen. Zal dán - bij de terugkomst van haar Heer en
Heiland. Hier op aarde zichtbaar zijn. En ja, dat is wel zó groot, en zó mooi. Dat we het niet
begrijpen, maar alleen maar gelóven kunnen. Dat Christus, op de dag van zijn terugkomst. De
jongste dag. Al de zijnen verenigen zal!
2. Christus zal al de zijnen verheerlijken.
Wees niet bang - zegt Paulus in onze tekst tegen de Thessalonicenzen. Bang, dat de broeders
en zusters die jullie reeds zijn voorgegaan. Die al overleden zijn. Ook maar iets zullen hoeven
te missen van de jongste dag. Want op het moment dat de aartsengel zal roepen. En de bazuin
zal klinken. Zullen hun graven opengaan. En zijzelf daaruit tevoorschijn komen - met een
nieuw, een verheerlijkt lichaam.
En da’s prachtig - de Thessalonicenzen zullen door de woorden van Paulus helemaal gerust
zijn gesteld. En van hun angst en zorgen bevrijd. Maar ja, zijn wij dat nu ook? Want
natuurlijk, het is groots en machtig - dat Jezus op de jongste dag in staat zal blijken te zijn.
Om al onze inmiddels overleden en begraven broeders en zusters. Weer bij ons terug te
brengen, en zo zijn kerk te verenigen. Zichtbaar, tastbaar - als nooit tevoren.
Alleen - die vereniging van Gods kinderen van alle tijden en plaatsen. Die heeft wel een dóel zou iemand op kunnen merken. En dat doel, dat is toch het laatste oordeel. Waar Openbaring
20 zo angstaanjagend over schrijft. Hè, die woorden die ik eerder óók al aanhaalde. In het
eerste punt van de preek. Dat “wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het
boek des levens, hij geworpen werd in de poel des vuurs”.
En zo belijden we het zélf ook - als kerk van Jezus Christus. In artikel 37 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis. “Al de gestorvenen zullen uit de aarde verrijzen en de zielen zullen
verenigd worden met het eigen lichaam waarin zij geleefd hebben. (...) Dan zullen de boeken
geopend en de doden geoordeeld worden naar wat zij in deze wereld gedaan hebben, hetzij
goed, hetzij kwaad. Ja, de mensen zullen rekenschap moeten geven van elk ijdel woord dat zij
gesproken hebben.”
En ja, hoe mooi en troostrijk is het dán nog? Die vereniging van al Gods kinderen? Als je
weet en beseft, dat daarop Gods óórdeel zal volgen? En toch, gemeente - toch moeten we
Paulus om zo te zeggen niet te veel in de reden vallen. Met onze angst voor het oordeel. Want
vóórdat het zover zal zijn. Vóórdat er geoordeeld zal worden - zegt Paulus. Zal er eerst nog
wat anders gebeuren. En wat dat dan is? - nu, daar schrijft hij over.
En wat staat er dan - in onze tekst? “Zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst
opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een
oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht”. En dat, dat is óók al zoiets
wonderlijks. En zoiets machtigs. Net zo goed als de opstanding van de ontslapen heiligen,
waar we eerder al van lazen en van hoorden.
Want u moet maar eens proberen, om u dat in te denken. Dat op een teken van de Here - op
het roepen van een aartsengel en op het geklank van een bazuin Gods. De graven open zullen
gaan. Onze gestorven broeders en zusters daaruit tevoorschijn zullen komen. En we als
levenden dan sámen met hen op de wolken weggevoerd zullen worden, onze Here Jezus
Christus tegemoet in de lucht!
Het doet een beetje denken, aan wat er eens met Elia gebeurd is. Aan het eind van diens leven.
Hè, de bijbel vertelt ons daarvan - dat de HERE Elia toen naar de Jordaan heeft gestuurd. De
profeet daar zijn mantel heeft genomen, die samen heeft gewonden en ermee op het water
heeft geslagen. Waarop zich dat verdeelde, en de profeet - samen met zijn opvolger Elisa - de
rivier is overgestoken.
En terwijl zij daar zo liepen, zegt de Schrift dan. Wandelende en sprekende. Zie! Een vurige
wagen en vurige paarden! Die scheiding maakten tussen hen beiden. En Elisa zag het en riep
uit: Mijn vader, mijn vader! Wagens en ruiters van Israël! En hij zag hem niet meer. Nu, en
zoals Elisa ééns ten hemel is gevaren. Zo zal dat dus met ál Gods kinderen gebeuren - als ze
op de dag des Heren Hem tegemoet zullen gaan in de lucht.
En dan staat er bij, dat ze weggevoerd zullen worden ‘op de wolken van de hemel’. En dát
mag ons dan doen denken, aan hoe de Here Jezus eens Zélf naar de hemel is gegaan. Op
hemelvaartsdag. Hè, toen maakten zijn voeten zich los van de grond. En heeft een wolk Hem
aan de ogen van zijn discipelen onttrokken. Nu, en zo zullen dus eens ook al de zijnen. Op de
wolken van de hemel weggevoerd worden.
Maar - wat is de betékenis daar dan van? Van dat weggevoerd worden van Gods kinderen,
hun Here tegemoet in de lucht? Nu, wordt wel gezegd - en dat met grond. Zij zijn om zo te
zeggen het ‘ontvangstcomité’ - dat de Here Jezus een eindje tegemoet gaat. En Hem
binnenhaalt. Zoals dat in de dagen van Paulus met belangrijke mensen váker gebeurde.
Oftewel: bij zijn terugkeer wordt de Heiland begroet door al de zijnen!
Nu, en als hij dát gezegd heeft. En beschreven. Voegt de apostel er nog één ding aan toe. We
zullen “op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en
zó zullen wij altijd met de Here wezen”. Want daar loopt het op uit - op het eeuwige leven.
Het voor eeuwig bij God, bij Christus mogen zijn. In een nieuwe hemel en op een nieuwe
aarde - daar, waar geen tranen en geen leed meer zullen zijn.
En toch - zou iemand kunnen vragen. Vergéét de apostel niet wat, bij zijn beschrijving van de
jongste dag? Datgene namelijk, waar wij vaak zo bang voor kunnen zijn? En bevreesd? Het
oordeel? En het gericht? Want ja, dat zal dan toch óók een plaats moeten hebben? En waarom
zégt Paulus daar dan helemaal niks van, in onze tekst? En hóren we daar helemaal niks van?
Want zeg nou zelf - dat is toch merkwáárdig?
Ja, op het eerste gezicht wel. Maar toch is het wel te verklaren. Als we bedenken namelijk,
wat de aanleiding is geweest voor onze tekst. De angst van de Thessalonicenzen, dat hun
gestorven broeders en zusters er niet bij zullen zijn. Als de Here Jezus weerkomt op de
wolken van de hemel - om de zijnen op te halen en ze mee te nemen naar de nieuwe hemel en
de nieuwe aarde. Waar ze voor eeuwig bij Hem zullen zijn.
En dan zegt de apostel dus: daar hoeven jullie níet bang voor te zijn! Want ze zijn wel
gestorven en begraven. Maar dat is voor Jezus géén verhindering! Hij is bij machte - om als
Hij terugkomt, ervoor te zorgen. Dat ook al zijn ze gestorven. In de macht van dood en graf.
Hen er tóch bij te laten zijn, en het hen mee te laten maken. Want zijn macht is zó groot, dat
zelfs de dood voor Hem geen verhindering is!
Nu, en als het zó dan ligt. Dat als het om de wederkomst gaat. En om de jongste dag. De dood
ons dan geen angst hoeft aan te jagen. Zou dat dan ook niet voor het oordeel mogen gelden?
En het gericht? Hè, dat ook dát ons dan geen angst hoeft aan te jagen? Of bang hoeft te
maken? Omdat het geen verhindering zal blijken te zijn - voor de Here Jezus. Om ons voor
eeuwig bij Hem te nemen?
Ja maar, hoe kán dat dan? - zal iemand misschien vragen. Dat we van onze angst bevrijd
worden? De Thessalonicenzen van hun angst voor de dood? En wij van onze angst voor het
oordeel? Nu, dat zal ik u zeggen - het antwoord op die vraag vinden we in onze tekst van
vanmiddag. Waar gesproken wordt, in vers 16. Over hen, die in Christus gestorven zijn. Díe
zullen het meemaken, en altijd met de Here wezen!
Maar wat is dat dan? En wat betekent dat dan? ‘In Christus’ gestorven zijn? Wel - in geloof
gestorven zijn. Het geloof en het vertrouwen, dat je zijn eigendom bent. In leven én sterven.
Omdat Hij met zijn kostbaar bloed voor al je zonden volkomen heeft betaald. En je uit alle
macht van de duivel heeft verlost. Om je vervolgens ook te bewáren. Als je dát gelooft, dan
zal Christus je opwekken ten jongsten dage. Om voor eeuwig bij Hem te zijn.
En als je dát gelooft. Hoef je ook niet bang te zijn voor het oordeel. En het gericht. Want
natúúrlijk zul je dan verantwoording af moeten leggen. Voor alle zonden, die er in je leven
geweest zijn. Maar dankzij Christus, en zijn offer - zullen dat dan wel vergéven zonden zijn!
Of, zoals onze belijdenis het zegt: “de Zoon van God zal onze naam belijden voor God, zijn
Vader, en zijn uitverkoren engelen”.
En daarom - angst voor de wederkomst? En het oordeel? Het is alleszins te begrijpen, maar
tegelijk niet nodig. Tenminste niet, voor wie de Here Jezus kent. Hem belijdt als de Heer van
zijn leven, en zich zijn eigendom weet - in leven én sterven. En daarom - vertrouw op Hem,
nú al. Want dan zult u stráks niet beschaamd uitkomen, maar ingaan tot het feest van Uw
Heer. Op de dag dat de aartsengel zal roepen. En de bazuin zal klinken! Amen.
Download