Tekst Gert-Jan van den Bemd Zoeken naar alternatieven Een van de wetenschappers die het centrum recent hebben versterkt, is dr. Pim Pijnappel. Hij heeft in het centrumbestuur plaatsgenomen en leidt de, bij de afdeling Klinische Genetica gestationeerde basale onderzoeksgroep. Deze richt zich op ziektemechanismen en op alternatieve behandelingen voor de ziekte van Pompe en andere stofwisselingsziekten. Pijnappel is de opvolger van dr. Arnold Reuser, die vanuit de Klinische Genetica het huidige medicijn voor de ziekte van Pompe mede heeft ontwikkeld en die onlangs werd geridderd wegens zijn grote bijdragen aan het wetenschappelijk onderzoek naar deze ziekte. Is de enzymtherapie niet afdoende? Pijnappel: “Bij de enzymtherapie krijgen de patiënten elke twee weken enzym toegediend. Dat is tijdrovend, ingrijpend en bijzonder kostbaar. Maar er is nog een reden om naar een alternatief te zoeken: het enzym wordt met een infuus in de bloedbaan gebracht. Van daaruit moet het nog in het spierweefsel doordringen om zijn werking te kunnen doen. Dat is niet eenvoudig. Bovendien werkt het enzym niet bij alle patiënten even goed. Bij sommigen wordt het enzym herkend als lichaamsvreemde stof. Zij gaan antistoffen vormen, waardoor het enzym minder effectief gaat werken.” dat de focus volledig op de behandeling van kinderen ligt. Van der Ploeg pleit voor een afdelingsoverstijgende aanpak, waarbij het ziekteverloop van baby tot volwassene in ogenschouw wordt genomen: “Een baby weegt bij de geboorte drie kilogram en heeft 15% spiermassa, een volwassen man weegt rond de 70 kilogram met 40% spieren. Er gebeurt tijdens de ontwikkeling enorm veel. Daarom is het bij dit soort ziekten van belang dat je niet alleen weet hoe de ziekte verloopt bij een baby of bij een kind, maar dat je ook kijkt naar het volwassen stadium, want ook dat maakt onderdeel uit van het spectrum. Er is dan ook intensieve samenwerking met artsen van de centrumlocatie van het Erasmus MC waar volwassen patiënten worden behandeld. We bespreken in teamverband de patiënten, kijken gezamenlijk naar de onderzoeksresultaten en bepalen de therapie. Alle gegevens, van kinderen én volwassenen, worden door epidemiologen in één database opgeslagen, zodat ze kunnen worden geanalyseerd. Er zijn werkbesprekingen waar artsen, klinisch onderzoekers en basiswetenschappers elkaar op de hoogte houden van de laatste ontwikkelingen. Er is een voortdurende kruisbestuiving.” “Gentherapie zou één van de alternatieven kunnen zijn. Daarbij wordt geprobeerd om de productie van het enzym weer te herstellen. Dat zou bijvoorbeeld kunnen door virussen toe te dienen die stukjes DNA bij zich dragen met een foutloos, goed functionerend zure alpha-glucosidase gen. Het virus moet zich vervolgens in de spiercellen nestelen en daar de productie van het enzym gaan verzorgen. Dat klinkt misschien betrekkelijk eenvoudig, maar dat is het niet.” Zijn er meer opties? “Een andere mogelijkheid is de behandeling met stamcellen. Dat zijn de vroegste cellen van het menselijk lichaam die kunnen uitgroeien tot alle denkbare cellen: vetcellen, zenuwcellen, botcellen, bloedcellen en ook spiercellen. Maar hoe kom je aan stamcellen? Lange tijd werd verondersteld dat eenmaal gespecialiseerde cellen niet meer terug kunnen naar dat vroege stamcel stadium, maar Nobelprijswinnaar Shinya Yamanaka heeft laten zien dat het wel kan. Het doorbreken van dat dogma biedt geweldige mogelijkheden. Huidcellen, Van der Ploeg is tevreden over wat er tot nu toe is bereikt, maar er zijn nog volop uitdagingen: “We zijn aangekomen bij een mijlpaal. We hebben een therapie waarbij indrukwekkende resultaten worden geboekt, maar met de kennis die we nu hebben moeten we verder. Daarom investeren we ook vanuit ons centrum in nieuw wetenschappelijk onderzoek.” 52 Monitor • juni 2013 Monitor • juni 2013 bijvoorbeeld verkregen uit een biopt van een patiënt met de ziekte van Pompe, kunnen gebruikt worden om stamcellen te maken. Die stamcellen kunnen vervolgens zo worden gestimuleerd dat ze zich tot spiercellen ontwikkelen. De spiercellen zullen dezelfde afwijkingen vertonen als de spiercellen in het lichaam van de patiënt en zijn dus heel geschikt om onderzoek te doen en nieuwe therapieën te testen.” Wat heeft de patiënt eraan? Pijnappel deed ervaring op bij de Universiteit Utrecht. De technieken en denkwijze die hij zich daar heeft eigen gemaakt, komen in Rotterdam goed van pas en leidden recent tot een publicatie in toptijdschrift Nature. Pijnappel: “In Utrecht deed ik meer basaal onderzoek naar stamcellen, in Rotterdam is het meer patiënt-gerelateerd. Dat voegt een extra dimensie toe. Het is doelgericht en er is veel interactie met artsen uit de kliniek. Bij basaal onderzoek ben je voornamelijk bezig om kennis te vergaren. Soms is het niet altijd duidelijk wat je met die kennis kunt doen. Hier word je gedwongen om na te denken of de patiënt baat heeft bij het onderzoek.” Inmiddels is het al gelukt om stamcellen uit huidcellen te kweken. Pijnappel: “Op lange termijn willen we uitzoeken of het mogelijk is om het DNA van de stamcellen te repareren en de cellen vervolgens terug te geven aan de patiënt. Uit de gerepareerde stamcellen zouden dan gezonde spiercellen moeten groeien. Bij muizen is al aangetoond dat zoiets mogelijk is, maar het moet nog blijken of het bij de mens ook werkt.” 53