Het concept integriteit volgens Musschenga Onderzoek

advertisement
Onderzoek
Het concept integriteit volgens
Musschenga
Aanzetten tot een zorgethische reflectie
Filip
RiaZutterman
Vercamer
Ideeën veranderen, visies wijzigen en ook onze waarden en normen evolueren. Het maatschappelijk overkoepelend waardesysteem is verdwenen. Zou ‘integriteit’ een begrip kunnen zijn voor de zorgsector waar
hulpverleners – van welke gezindte ook – zich kunnen in vinden? Die vraag is de aanzet geweest om me
door het boek te worstelen van Bert Musschenga: Integriteit. Over de eenheid en veelheid van de
persoon. 1 Het interessante bij Musschenga is dat hij het begrip integriteit vanuit heel wat verschillende
facetten benadert waarin hij kritisch het ideeëngoed van heel wat auteurs verwerkt en zijn bevindingen
wetenschappelijk onderbouwt. Zijn de ideeën uit zijn boek te verbinden met een zorgethische visie? In dit
artikel wil ik een paar aanzetten geven om daarover na te denken.
Als inleiding sta ik eerst stil bij verschillende verklaringen van integriteit. Daarna volgen drie luiken.
In een eerste luik zal ik me focussen op het concept integriteit zoals Musschenga het ontwikkelde in
zijn boek om vervolgens in een tweede luik enkele facetten van een zorgethische visie te belichten.
Tenslotte wil ik in een derde luik vanuit die zorgethische benadering een aantal reflecties formuleren
op het integriteitsconcept van Musschenga.
Inleiding: Integriteit als een
meervoudig begrip
Het begrip ‘integriteit’ is een term die vaak
gebruikt wordt in tal van contexten zonder echter
exact te worden gedefinieerd. In het woordenboek
“Van Dale” staat integriteit voor rechtschapenheid,
onomkoopbaarheid en ongeschondenheid. In andere woordenboeken vinden we onschendbaarheid,
eerlijkheid, onkreukbaarheid, en ongeschonden
toestand.
Woorden als onschendbaarheid duiden eerder op
fysieke en psychische integriteit waar de woorden
als rechtschapen, eerlijk, onkreukbaar, onomkoopbaar eerder naar morele integriteit wijzen.
De idee van integriteit is van oudsher in de medische
wereld opgenomen in de Hippocratische eed en de
principe-ethiek onder de noemer ‘weldoen, niet
schaden’. Waar dit een opdracht is voor de beroepsbeoefenaars ten opzichte van hun patiënten, vinden
we het meer recent terug in de “wet patiënten-
rechten” 2 waar het informed consent bij wet verplicht is en vooral de autonomie van de patiënt
beoogt te vrijwaren met het oog op het niet schaden van hun integriteit.
Dat integriteit een grote rol speelt in de hedendaagse wettelijke context blijkt onder meer uit het
belang dat diverse overheden hechten aan een
omschrijving van integriteit en het uitwerken van
een integriteitsbeleid binnen hun bestuur.
Zo werd het onderwerp integriteit als een apart
item geagendeerd op het VN congres 3 “Building
Trust in Government”.
Het begrip integriteit zou afgeleid zijn van het
Latijnse woord ‘intangere’ wat vertaald kan worden
als: niet (in) aanraken (tangere). Het verwijst naar
iets dat of iemand die onbesmet, onaangetast,
ongekreukt, ongeschonden is.
Volgens Bert Muschenga is het woord integriteit
afgeleid van het Latijnse woord ‘integritas’ wat
vertaald de betekenis krijgt van heelheid, ongeschondenheid, intact zijn, eerlijkheid, kuisheid of
1 B. MUSSCHENGA, Integriteit. Over de eenheid en heelheid van de persoon, Utrecht, Lemma, 2004.
2 De wet patiëntenrechten dateert van 22.08.2002. De wet patiëntenrechten of informed consent hangt samen met respect voor
de autonomie van de patiënt. Zie L. ANCKAERT, L. MARCELIS (ed) Zorg op maat van de mens. Ethisch overleg en andvies in het
ziekenhuis, Leuven, LannooCampus, 2006, blz. 136-143, 205-213.
3 Building Trust in Government: congres van de Verenigde Naties op 26 en 27 juni 2007 te Wenen.
Pastorale Perspectieven Nr. 144-145 - 2009/3-4
3779
fatsoen. Volgens Musschenga slaat intact zijn op de
lichamelijke integriteit. Hij merkt op dat kuisheid
vandaag niet meer direct verbonden is aan integriteit, waar authenticiteit nu net wel gelinkt wordt
aan integriteit terwijl dit vroeger niet zo was.
Algemeen wordt integriteit als een soort verzamelnaam beschouwd die een aantal als noodzakelijk
geachte voorwaarden omvat. Die voorwaarden
kunnen ietwat variëren van persoon tot persoon.
Wanneer Musschenga het heeft over ‘integere personen’ plaatst hij daar de omschrijvingen heelheid
en eerlijkheid bij. In die zin gebruikt hij een morele
invalshoek: om integer te zijn dienen personen te
voldoen aan voorwaarden zoals eerlijk zijn, rechtvaardig zijn. Het is deze morele connotatie die vaak
onder integriteit wordt begrepen.
Er zijn een aantal positieve en negatie connotaties
die in verband staan met integriteit. Wie niet
over die welbepaalde (voor)waarden of competenties beschikt, is dan geen integer persoon.
In die zin behelst integriteit een negatieve
lading: het afwezig zijn van oneerlijkheid, onrechtvaardigheid, corruptie, fraude.
Integriteit binnen een positieve connotatie wordt
dan weer verbonden met betrouwbaarheid en
kwaliteit.Hier wordt integriteit geassocieerd met
‘beschikken over bepaalde kwaliteiten of competenties. In die zin wordt het een maatstaf voor
het beoordelen van de kwaliteit van het functioneren van personen en organisaties.
Even surfend op internet blijken de meest terugkerende betekenissen in diverse omschrijvingen
in de richting te gaan van: normen (sociaal,
professioneel, ethisch) en waarden (heelheid,
betrouwbaarheid, authenticiteit). Daarbij kan het
begrip zowel persoonsgebonden zijn (persoonlijke
standaard, beroepsmatig, zakelijk) als eerder gesitueerd zijn binnen een historische en culturele
context (levensbeschouwelijk, maatschappelijk).
Het concept integriteit verschijnt dus als een
meervoudig begrip.
Toch blijkt integriteit meer te zijn dan een verzamelnaam van normen en waarden die je als persoon of
als samenleving hanteert. Het functioneert ook als
een principe van waaruit je gedrag wordt
gestuurd. Die principes worden in (beroeps)codes
dan weer benoemd als grondinspiraties, fundamenten waarop waarden steunen. In het kader
van dit artikel zou het ons te ver leiden daarop
dieper in te gaan. Ik wil in een eerste luik het
concept integriteit zoals het door Bert
80
Het concept integriteit volgens Musschenga
Musschenga in zijn boek werd ontwikkeld van
nabij bekijken.
1. Integriteit ontvouwd volgens
Bert Musschenga
Bert Musschenga stelt dat het begrip integriteit
gevoelens van goed- en afkeuring uitdrukt over
uitingen, karakter en gedrag van individuele
personen en van collectieven, organisaties en
bedrijven. Deze omschrijving houdt zowel een
individuele als een collectieve benadering in.
Bovendien kadert hij het als ingebed in cultuur
en samenleving. Integriteit heeft volgens
Musschenga een defensieve functie: het begrenzen van wat anderen met je mogen doen.
Daarnaast beschouwt hij integriteit als een
‘evaluatief ‘begrip: een begrip waarin we onze
oordelen uitdrukken over mensen en ‘hun doen
en laten’. Hiermee wordt het hele spectrum van
iemands gedrag bedoeld. De auteur laat ons
opmerken dat het begrip verschillende functies
vervult in verschillende contexten en dat ook de
verschillende dimensies van een persoon een rol
spelen evenals de waarden en deugden waarover
een integer mens verondersteld wordt te beschikken.
Hij onderscheidt daarbij de functie van het ideaal
– een na te streven waarde die nooit helemaal
geraliseerd kan worden – van de functie als
maatstaf die we hanteren voor mensen en hun
gedragingen.
De auteur haalt haarfijn de verscheidene begripsinhouden van integriteit uit elkaar. Hij stelt drie
formele criteria voor of drie dimensies waaraan
voldaan dient te worden om te kunnen spreken
over een voldoende integriteit. Ook dient
opgemerkt te worden dat men de criteria voor
het begrip integriteit wel kan hanteren om te
oordelen dat mensen integer zijn zonder evenwel
hun opvattingen en gedragingen te moeten
goedkeuren. Deze drie criteria zijn: consistentie,
coherentie en correspondentie. Hoe dienen we
die begrippen te begrijpen?
1 Consistentie kan begrepen worden als
betrouwbaar zijn (solide, stevig) of in verschillende omstandigheden eenzelfde redenering of
gedrag aanhouden. In verschillende situaties
vallen zeggen en doen dus samen.
2. Coherentie betekent dan consequent zijn
(samenhang) of handelingen stellen die sporen
Het concept integriteit volgens Musschenga
met het denken en voelen; logische gevolgen.
De oordelen en regels passen bij elkaar, vormen
een geheel, zijn elkaars relevantie.
3. Correspondentie kan beschouwd worden als
waarachtig zijn (in aansluiting zijn op elkaar)
of het spreken en oordelen sluiten aan op het
denken en voelen. Geen verborgen agenda dus.
Zowel consistentie als coherentie verwijzen naar
de interne relatie tussen oordelen en fysieke
gedragingen op eenzelfde niveau. Daarentegen
verwijst correspondentie naar de externe relatie
op verschillende niveaus.
Vraag is nu of deze drie dimensies, door Musschenga
de drie formele criteria genoemd, op alle domeinen van het leven aanwezig dienen te zijn vooraleer men kan spreken van een integer mens.
Daartoe introduceert de auteur het begrippenpaar
lokaal-omvattend in zijn integriteitsmatrix.
Lokaal staat voor beperkt, begrensd, zowel qua
rollen (de rol van verpleegkundige is te onderscheiden van de rol als burger in de samenleving)
formeel
als qua contexten (de context van opvoeder is
niet deze van de wielerclub).
Omvattend betekent dat oordelen, overtuigingen
en gedrag ‘overal en altijd’ consistent, coherent
en corresponderend moeten zijn. Musschenga
koppelt persoonlijke integriteit los van morele en
rolintegriteit of professionele integriteit. Het
onderscheid tussen lokaal en omvattend laat hem
toe om van een formeel (tot het wezen behorend,
wezenlijk, ‘zijn’ in de zin van ‘to be’) en een materieel (inhoudelijk) concept te spreken. Daarbij
staat het formele concept voor die overtuigingen
en principes die eigen zijn aan de persoon
(persoonlijke integriteit) over wie we oordelen
wat zijn integriteit betreft en gaat het materiële
concept uit van de overtuigingen en principes die
de sociale praktijk in een samenleving bepalen
(de (kritische) rolintegriteit en morele integriteit).
De verschillende dimensies van integriteit vinden
we terug in onderstaande integriteitsmatrix. 4
Persoonlijke integriteit
(kritische) rol integriteit
(kritische) morele integriteit
- professionele integriteit
- burgerlijke integriteit
- politieke integriteit
materieel
- ambtelijke integriteit
enzovoort
lokaal
Musschenga verwoordt dit als volgt:
“Samenvattend: integriteit verwijst naar de
relatie tussen (1) iemands uitingen en gedragingen op verschillende tijdstippen (consistentie);
(2) op verschillende plaatsen: in verschillende
rollen, contexten (coherentie); (3) tussen diens
uiterlijke, waarneembare uitingen en gedragingen en innerlijke denkbeelden en gevoelens
en tussen diens verbale uitingen en diens
gedragingen (correspondentie)’.
Vervolgens focust de auteur op waarden waarmee
integriteit verbonden is en op deugden die van een
integer persoon kunnen verwacht worden.
omvattend
Musschenga meent dat continuïteit de waarde is
die de consistentie in verschillende contexten
uitdrukt waar hij de heelheid als waarde benoemt
voor de coherentie in verschillende situaties.
Wanneer zowel de consistentie als de coherentie
in het vizier wordt genomen, spreekt Musschenga
over de correspondentie tussen denken, spreken
en doen. Deze correspondentie benoemt hij als
morele integriteit waarbij hij waarden van waarheid, waarachtigheid en oprechtheid situeert.
Merk op dat de waarden voor morele integriteit
correleren met die van persoonlijke integriteit. In
die zin zou ik durven spreken over integriteit als
een ‘meervoudig gelaagd’ begrip.
4 B. MUSSCHENGA, Integriteit. Over de eenheid en heelheid van de persoon, Utrecht, Lemma, 2004, blz.16
Pastorale Perspectieven Nr. 144-145 - 2009/3-4
3781
Naast de integriteitsmatrix en de waarden en
deugden geeft de auteur ook zijn kijk op de functie van deugden binnen integriteit. Hij stelt dat
deugden iemands integriteit constitueren. 5
Wat de deugden betreft die belangrijk zijn voor
integriteit ziet Musschenga twee soorten: de
intellectuele deugden en de karakterdeugden.
Beide soorten bevatten subgroepen bevatten: Ik
geef ze hieronder in een schema 6 weer:
Intellectuele deugden:
Kennisgericht:
Handelingsgericht:
open geest,
grondigheid,
waarheid,
objectiviteit
praktische wijsheid,
bepalen wat daarin
deugdzaam is
Karakterdeugden:
Eerste-orde-deugden:
over die mogelijkheden
beschikken die nodig zijn
om je werk goed te doen
Deugden binnen een
bepaalde rol zijn afhankelijk
van de waarde en principes
voor die rol
(specifiek en constructief)
Competenties
Hiermee hebben we de fundamenten blootgelgegd waarop het integriteitsconcept van
Musschenga steunt. Het is daarbij goed om voor
ogen te houden dat de fysieke en psychische
integriteit bij Musschenga gezien worden als
waarden, meer bepaald voorwaarden, voor een
geïntegreerde persoonlijkheid. Die geïntegreerde
persoonlijkheid heeft bij Musschenga veel te
maken met karakterdidentiteit, met het ‘zelf’ van
de persoon. Komen tot een harmonie in de
persoonlijkheidsstructuur is volgens de auteur in
deze complexe samenleving met een diversiteit
aan waarden en normen, geen evidentie. Iemand
kan dan wel een geïntegreerde persoonlijkheid
hebben of een sterk identiteitsbewustzijn, maar
is daarom nog niet integer. Integriteit en geïntegreerde persoonlijkheid vallen dus bijMusschenga
helemaal niet samen. Ook wordt persoonlijke
integriteit duidelijk onderscheiden van morele
integriteit. Deze laatste wordt bij Musschenga als
een deugd voorgesteld.
Tweede-orde-deugden:
motivatie en wijze
waarop je werkt
(hoe je het doet)
Clusters van deugden:
• communicatieve
(eerlijkheid)
• motivationele
(toewijding)
• volitionele of
wilsdeugden
(standvastigheid)
Het zelf, consistenties, coherenties, functies,
dimensies, contexten maar ook waarden en
deugden zijn basiselementen waaraan Musschenga zijn begrippenkader rond integriteit ophangt.
Ze zijn van belang om de drie grote domeinen die
Musschenga onderscheidt inzake integriteit –
persoonlijke integriteit, morele integriteit en
rolintegriteit – te kunnen ontvouwen.
Wat hij onder persoonlijke integriteit verstaat,
drukt hij als volgt uit:
“Iemand heeft persoonlijke integriteit als hij
helder kan maken dat zijn oordelen en
gedragingen niet onderling strijdig zijn en
ook in bredere zin corresponderen met elkaar
en actief streeft naar consistentie en
coherentie”. 7
Professionele integriteit is voor Musschenga een
‘eis’ die moet gesteld worden aan mensen van wie
5 B. MUSSCHENGA. Integriteit. Over de eenheid en heelheid van de persoon, Utrecht, Lemma, 2004.
6 Eigen schema op basis van tekstinhouden blz. 175-176.
7 B. MUSSCHENGA. Integriteit, blz. 111.
82
Het concept integriteit volgens Musschenga
Het concept integriteit volgens Musschenga
andere personen afhankelijk zijn. Wie afhankelijk is
van onbekenden zoekt waarborgen. Die waarborgen
vinden hun grond in ‘vertrouwen’. Dat vertrouwen is
gebonden aan een welbepaalde context. Volgens
Musschenga is “vertrouwen in iemands welwillendheid fundamenteler dan het vertrouwen in
een competentie”. 8
Wat de morele integriteit in de moderne samenleving betreft, ent hij zijn visie op de ideeën van
Alasdair MacIntyre 9 die hij ook bekritiseert.
Voor MacIntyre behoren integrity 10 en constancy 11
tot de kern om iemand als een morele actor te
beschouwen. Integrity beschouwt MacIntyre als
de begrenzing die een persoon zich oplegt om zich
aan te passen aan rollen (in de ene context zus en
in de andere zo). Het zijn voor hem twee belangrijke deugden om in de gecompartimentaliseerde
samenleving zichzelf als een morele identiteit te
zien. Voor Musschenga zijn dit slechts dimensies
van integriteit. Hij bekrachtigt wel het feit dat
MacIntyre de eenheid van het leven en van het
zelf ziet als een narratieve eenheid, maar neemt
afstand van MacIntyre waar deze de eenheid
betrekt op een maatschappelijk gedeelde visie op
wat het goede leven is of zou kunnen zijn. Waar
Musschenga vindt dat de eenheid van het zelf
telkens weer herwonnen moet worden in de
waardeconflicten die zich voordoen in een complexe maatschappij verschilt hij van MacIntyre die
meent dat de deugdethiek een welbepaald idee
kan geven van wat de ‘common sense’ voor het
goede leven zou zijn. 12
De verdere ontwikkeling uitleggen om persoonlijke, professionele en morele integriteit te onder-
scheiden kan niet binnen het bestek van dit artikel.
Belangrijk is dat enkele leessleutels zijn aangereikt
om het concept integriteit te kunnen ontsluiten.
Voor Musschenga heeft integriteit vooral met
gedrag te maken. Kort en gebald klinkt het door
in: “Integere mensen zijn onbuigzaam, maar niet
star”. Zij visie is krachtig samengevat in: “Integriteit noem ik beproefde moraliteit in situaties
waarin het er werkelijk toe doet of je moreel dan
wel immoreel handelt” 13.
Kan de zorgsector met dergelijke omschrijving iets
aanvangen in haar zorgpraktijk? Hiermee belanden
we bij een tweede luik waarin ik enkele elementen
van zorgethiek wil belichten binnen het kader van
de zorgsector.
2. Facetten van een zorgethische
visie in de zorgsector 14
In de zorgsector behoort de zorgethische visie tot
de mainstream van hedendaags denken over zorg.
In dit luik il ik enkele aspecten belichten van een
zorgethische visie in de zorgsector. Daartoe
wordt in een eerste paragraaf kort aangegeven
wat zorgethiek inhoudt. Vervolgens worden in
een tweede paragraaf een viertal aspecten van
zorgethiek in het licht geplaatst.
1. Zorgethiek 15
Een zorgethiek kan niet anders dan een denken
zijn vanuit ethiek en vanuit de zorg. In ethiek
staat de vraag centraal of wat gedaan wordt wel
8 B. MUSSCHENGA. Integriteit, blz. 127-129.
9 Musschenga refereet naar hoofdstuk 15 uit het werk van A. MACINTYRE, After Virtue, a Study in Moral Theory (AV), University of
Notre Dame Press, Indiana, Notre Dame, 1981.
10 Integrity staat bij MacIntyre voor het vertonen van hetzelfde morele karkater in verschillende contexten. Zie B. Musschenga,
Integriteit, blz. 153-159.
11 Constancy (als dezelfde waarden over langere tijd) wordt bij Bert Musschenga uiteengevouwd in consistent, coherent en correspondentie.
12 B. MUSSCHENGA. Integriteit, blz. 145-166.
13 B. MUSSCHENGA. Integriteit, blz. 111.
14 Ik maak in dit tweede luik gebruik van ideeën van professor Chris Gastmans, onder meer uit zijn cursus Ethics of care en het boek
Cirkels van zorg. Tevens zijn elementen uit het boek Waarden in dialoog van Axel Liégeois een inspiratiebron evenals denkwijzen
ontleend aan Annelies van Heijst.
15 A. VAN HEIJST, Menslievende zorg. Een ethische kijk op professionaliteit, Kampen, Klement, 2005; ID., Iemand zien staan.
Zorgethiek over erkenning, Kampen, Klement, 2008; C. GASTMANS,L. VANLAERE, Cirkels van zorg. Ethisch omgaan met ouderen,
Leuven, Davidsfonds, 2005, ²2006, p. 11-22; L. VANLAERE, C. GASTMANS, Ethics in Nursing Education. Learning to Reflect on Care
Practices, in Nursing Ethics 2007, 14/6.
Pastorale Perspectieven Nr. 144-145 - 2009/3-4
3783
het goede is dat gedaan moet worden. De vragen
die aan bod komen hebben te maken met de
praktijk, met het leven, en vanuit die praktijk
zoeken mensen een antwoord dat ‘er toe doet’.
Men spreekt dan van ‘toegepaste ethiek’ 16 of van
‘praktijkethiek’ of zorgethiek. Zorgethiek wil
ethisch reflecteren over zorgpraktijken. 17
Zorgethiek – duidelijk te onderscheiden van
ethiek van de zorg! - steunt op twee pijlers:
1) een relationeel mensbeeld vormt het uitgangspunt
2) binnen de kwetsbaarheid van het menselijk
bestaan blijft de erkenning en de waardigheid van de mens als persoon centraal staan.
Axel Liégeois ziet in de visie op zorg een evolutie
en komt tot een relationeel personalistisch paradigma in zijn “Waarden in dialoog”. 18 Het fundament voor dat paradigma gaat terug op de
‘Leuvense personalistische visie’. 19 In die personalistische visie wordt de belangrijkste waarde
begrepen als: de mens als persoon in onderlinge
verbondenheid met anderen. Het gaat dus in zorgethiek om een relationeel mensbeeld en om de
kwetsbaarheid van het menselijk bestaan.
Goede zorg wordt dan zorg die de menswaardigheid net ondersteunt, om menswaardige zorg 20 of
– met een woord van Annelies Van Heijst – om
menslievende zorg. Dat betekent dat men uitgaat
van de kwetsbaarheid van het menselijk bestaan
en dat goede zorg dan het middel, het antwoord
is om de waardigheid te herstellen of te versterken. Hierbij dient opgemerkt te worden dat, ook
al is de ander zorg- of hulpbehoevend - wat de
relatie tot de hulpverlener in een asymmetrische
verhouding brengt -, de zorgvrager toch mens
blijft, een persoon, een ‘andere die waardigheid
verdient’. Bovendien kan het zorg geven voor de
zorgverlener betekenisgevend zijn voor de zinvolheid van zijn eigen bestaan.
2. Aspecten van een zorgethische visie
1) Zorg als waarde
Zorgethiek heeft wortels die enerzijds teruggaan
op het gedachtegoed uit de morele psychologie
(o.a. Kohlberg en Gilligan) 21 en anderzijds op ideeën
die meer het sociale aspect beklemtonen zoals te
vinden is bij Joan Tronto 22, Marian Verkerk 23 en
Annelies van Heijst 24.
Het perspectief op zorg wijzigde in die mate dat
zorg als waarde in het menselijk bestaan werd
begrepen. Het heeft alles te maken met wat
mensen van nature doen om ‘ervoor te zorgen
16 J. VERSTRAETEN, Leiderschap met hart en ziel. Spiritualiteit als weg naar oorspronkelijkheid, Tielt, Lannoo, 2003, blz.26.
17 Zorgpraktijk wordt omschreven als ‘een verantwoordelijkheidspraktijk waarin verschillende betrokkenen verantwoordelijkheid
jegens elkaar en zichzelf dragen in een proces van reageren op kwetsbaarheid.’ Definitie die Chris Gastmans gebruikt in zijn cursus ‘ethics of care’ en afgeleid is uit de omschrijving van de Amerikaanse filosofe Margaret Walker die de sociale ethiek van de
zorg beklemtoonde.
18 A. LIÉGEOIS, Waarden in dialoog. Ethiek in de zorg, LannooCampus, Leuven, 2009, blz.10-15.
19 Voor “de Leuvense personalistische visie” verwijs ik, in navolging van A. Liégeois (waarden in dialoog, blz. 73-74) en van
C. Gastmans en K Dierickx (Ethiek in wtite jas, blz. 13-25) naar wijlen Louis Janssens die de grondlegger ervan is en tot eind jaren
zestig een eigen visie ontwikkelde op de persoon die in het personalisme als belangrijkste waarde wordt gezien, (die als ‘zijnde’
kan existeren in het zijn’) en vanuit zelfopoffering als liefde kwam hij tot liefde is wederkerigheid.
20 Ik wil hierbij verwijzen naar de lezing van Win Tadd op het congres van Caritas op 18/10/2007 over het Europees onderzoek naar
waardigheid onder de titel ‘Dignity and Older People: A European Study’waarvan het besluit kernachtig samengevat werd in volgende zin van een oudere persoon uit Frankrijk: “It is in care that human dignity is consolidated. You feel more valued, when
someone takes care of you. It is a demonstration of love and that gives dignity’.
21 Lawrence Kohlberg en Carol Gilligan: ondermeer het onderzoek en de theorie van Kohlberg op de ontwikkeling van het moreel
denken (een verdere uitwerking was van de theorie van Piaget); Kohlberg was de promotor van het onderzoek dat Gilligan voerde naar de morele ontwikkeling, echter haar resultaten botsten met die van Kohlberg; de zes stadia in drie tweeluiken zijn zowat
algemeen gedachtegoed geworden, zij het dat deze theorie door de tijd wel wat aanpassingen kende.
22 J. TRONTO, sprak op het eerste internationale lenteseminarie van Sociaal werk aan de K.U.Leuven op 14 maart 2008.waarin ze de
ideeën naar voor bracht uit haar boek Moral boundaries. A political Argument for an Ethic of Care, New York/lond, Routlegde, 1993.
23 H. MANSCHOT, M. VERKERK, Ethiek in de zorg. Een discussie, Amsterdam/Meppel, Boom, 1994; M. VERKERK (Red.), Denken over
zorg. Praktijken en concepten,Utrecht, Elsevier/De Tijdstroom, 1997.
24 A. VAN HEIJST, Menslievende zorg. Een ethische kijk op professionaliteit, Kampen, Klement, 2005; Iemand zien staan. Zorgethiek
over erkenning. Kampen, Klement, 2008
84
Het concept integriteit volgens Musschenga
Het concept integriteit volgens Musschenga
dat we onze wereld behouden, in stand houden,
herstellen en dat is een appèl dat van binnenuit
wordt aangevoeld’. 25
Joan Tronto 26 heeft aangetoond dat het niet
alleen gaat om wat mensen doen, om de activiteiten, maar ook om, de houding en de motivatie,
om de wijze waarop de handelingen worden uitgevoerd (met respect, attentvol). Mensen zijn
bezorgd om iets of iemand, hebben er aandacht
voor. Mensen nemen ook de zorg op zich voor
iets of iemand en dat leidt tot het opnemen van
verantwoordelijkheid. Mensen geven zorg of verlenen zorg en dat heeft te maken met competentie, deskundigheid. Mensen ontvangen ook zorg
en dat heeft met ontvankelijkheid, relationaliteit
te maken. Kortom, zorg heeft alles met welzijn te
maken. Bovendien heeft in de zorgsector veelal
de zorg te maken met de kwetsbaarheid van het
menselijk bestaan.
Zorg is een bestaanswijze, een basiswaarde in het
menselijk bestaan en het appelleert de mens, het
is een ethische opgave. Zorg als waarde is gefundeerd in een mensbeeld dat de persoon van de
mens centraal stelt vanuit de vraag: wat is de
aard van de menselijke persoon, wat is goed voor
de menselijke persoon? Kortom, zorg heeft alles
te maken met welzijn.
In zorgethiek wordt de vraag naar het concreet
handelen gesteld binnen de zorgrelatie: wat kunnen we (samen) doen om goed te doen (voor
mekaar)? Die vraag is ook gekleurd door de
kwetsbaarheid.
Hoe kunnen zorgverlener en zorgvrager er voor
zorgen dat die zorgrelatie ‘deugddoend’ is, ook
als broosheid en kwetsbaarheid daarin aanwezig
zijn? Die vraag wordt op een bijzondere manier
beantwoord: men zoekt met en bij elkaar naar
wat nu het goede is om te doen.
3) Vele dimensies in zorgethiek die de
waardigheid van de menselijke persoon
behartigen
Goede zorg wordt gezien als een zorg die – in de
praktijk te realiseren - gericht is op de bevordering
van de menselijke persoon in al zijn dimensies.
In zorgethiek wordt aandacht besteed aan de
verschillende dimensies van zorg die zowel houding als activiteit betreffen of te maken hebben
met motivatie en handeling. Zo komen morele
sensitiviteit, deskundigheid en verantwoordelijkheid
in zicht. Die dimensies worden in grote clusters
aangeduid. Zo is er de cluster van lichamelijkheid
(respect hebben voor de persoon), van het relationele (mensen -worden ‘iemand’ in verbondenheid), het sociale (de maatschappelijke context
waarin een rechtvaardige zorgverdeling moet
plaatsvinden), het psychische (de eigenheid en
individualiteit, het particuliere en de complexiteit
van belevingen en ervaringen van mensen), het
morele (de autonomie van iemand respecteren)
en het spirituele (de zinvragen en wat mensen
overstijgt respecteren). In elk van die dimensies
kan de kwetsbaarheid zich manifesteren waardoor de waardigheid van de persoon wordt aangetast.
Het gaat in de zorg niet alleen om de professionaliteit van de zorgverlener, maar ook om de
zorgverlener als persoon die geraakt wordt door
‘de ander’ en ‘bezorgd is om het welzijn van die
ander’. In de grondhouding van ‘zorg’ zitten een
aantal waarden zoals vertrouwen, eerlijkheid,
hoop, moed. De zorgverlener beleeft deze waarden
in de dagelijkse praktijk. In die zin heeft zorg
2) De zorgrelatie is gekenmerkt
door wederkerigheid, kwetsbaarheid
Marian Verkerk en Annelies Van Heijst tonen dan
weer hoe de mens als persoon in de zorgrelatie
centraal komt te staan. De zorgrelatie wil de
openheid en betrokkenheid van mensen op elkaar
uitdrukken. Kenmerkend voor zorgethiek is die
relationele wederkerigheid. Guy Widdershoven 27
noemt het een ‘wederzijdse praktijk’. Door de professionaliteit vande zorgverlener is die wederkerigheid een asymmetrische wederkerigheid.
De zorgvrager is immers in mindere of meerdere
mate kwetsbaar en afhankelijk, maar blijft een
mens die waardigheid verdient en in die waardigheid benaderd dient te worden. Daarover moet
gepraat worden en wel met alle betrokkenen. Dat
is de wijze waarop de ethische reflectie in een
zorgethische visie kan gebeuren.
25 C. GASTMANS, L. VANLAERE, Cirkels van zorg. Ethisch omgaan met ouderen, Leuven, Davidsfonds, 2005, 22006, blz.. 1-22;
L. VANLAERE, C. GASTMANS, Ethics in Nursing Education: Learning to Reflect on Care Practices, in Nursing Ethics 2007, 14/6.
26 Lezing Joan Tronto op het Internationaal lentecongres van 14 maart 2008 aan de K.U.Leuven.
27 G. WIDDERSHOVEN, Ethiek in de kliniek, Amsterdam, Boom, 2000.
Pastorale Perspectieven Nr. 144-145 - 2009/3-4
3785
fundamenteel met zingeving te maken. Voor
iemand zorgen wordt dan betekenisvol als gevolg
van het begaan zijn met het lot van de ander.
Zich inlaten met de waardigheid, de integriteit en
het welzijn van medemensen kan het leven zinvol maken, zowel voor de hulpverlener als de
hulpvrager.
4) Door overleg en dialoog ingebed in een snel
evoluerende maatschappij
In het boek Zorg om de zorg 28 wordt de vraag
gesteld of het huidig markteconomisch denken
die zorgrelatie niet verdrukt en de mens als persoon te weinig respecteert. Zorgethiek en het
concrete leven zitten ingebed in een samenleving
die er bepaalde waarden en normen op nahoudt.
2
9
Die waarden kunnen wijzigen en ook de normen.
Denk maar aan de regelgeving voor het informeren van patiënten die voortvloeit uit de autonomiegedachte en het zelfbeschikkingsrecht dat
vandaag hoogtij viert. De samenlevingsmoraal
weerspiegelt de waarden en normen die binnen
een maatschappij als normaal en goed worden
bevonden. Die moraal heeft duidelijk een invloed
op het zorgethisch denken bij vragen als: wat is
menswaardig? Kan euthanasie al dan niet een
menswaardige visie zijn? Vragen die twintig jaar
geleden met schroom binnenkamers werden
gesteld, krijgen nu aandacht op het publieke
forum. Ethische opvattingen en morele handelingen zijn lange tijd bepaald geweest door de
christelijke traditie. Er bestond een maatschappelijke consensus over ‘wat is goed?’ De grote tradities voldoen niet langer. 30 Vandaag wordt die
vraag zeer verscheiden beantwoord in zorgethiek.
Het antwoord ontstaat in samenspraak met de
betrokkenen door discussie en overleg, door wikken en wegen. Vooral door naar elkaar te luisteren en op zoek te gaan naar een gezamenlijk
idee, een consensus, kan een antwoord groeien in
respect voor de eigen waarden en normen van de
betrokkenen.
Dat alles, de personalistische visie, de kwetsbaarheid, de (asymmetrische) wederkerigheid van het
relationele, de vele dimensies in zorg hebben een
verbreding gebracht in de ethische reflectie op
het menselijk bestaan in de gezondheidszorg. 31
Immers, de ethische reflectie gebeurt in overleg
en dialoog met alle betrokkenen.
Voor dit luik over zorgethiek wil ik besluiten dat
binnen de kwetsbaarheid van het bestaan de
mens als persoon centraal staat in de zorgrelatie.
Het woord integriteit is hierbij niet uitdrukkelijk
ter sprake gekomen. Toch zijn in de dimensies
duidelijk verbanden te vinden met elementen uit
het boek van Bert Musschenga: de integriteit als
grens, de context die een rol speelt en op het
psychische niveau merken we in de aandacht voor
de individualiteit en de eigenheid het belang van
de persoonlijke integriteit. Nieuw vanuit de zorgethiek is de plaats voor kwetsbaarheid en voor
relationele asyummetrische wederkerigheid.
In volgend derde luik beschouw ik enkele ideeën
van Bert Musschenga over integriteit vanuit een
zorgethische visie.
3. Reflecties op Musschenga’s integriteitsconcept
vanuit een zorgethisch perspectief
In deze reflectie wil ik vanuit een zorgethisch
perspectief een paar facetten benaderen die in
het integriteitsconcept van Musschenga aan bod
kwamen. Spoort het concept van Bert Musschenga met het gedachtegoed in de zorgsector?
De aspecten van de zorgethische visie is van
belang voor een helder verstaan wat in de zorgsector onder integriteit zou kunnen begrepen
worden. Immers, de zorgrelatie is gekenmerkt
door kwetsbaaarheid en een (asymmetrische)
wederkerigheid, aspecten die bij Musschenga
ontbreken.
Ik meen dat het begrip integriteit zeker van
belang is in de zorgsector. Het begrip wordt
sporadisch gebruikt, maar het zorgethisch denken gaat terug op heel wat waarden die met
integriteit verbonden kunnen worden. Zowel
28 A. VAN HEIJST et.al., Zorg om de zorg. Menselijke maat in de gezondheidszorg, Budel, Damon, 2008.
29 Het CEG (Centrum Ethiek en Gezondheid) geeft volgende omschrijving van waarden en normen: Waarden zijn uitgangspunten
voor ons handelen; het zijn de idealen van goed leven die we in ons gedrag na willen streven. Normen zijn geënt op die waarden
en vormen als het ware de spelregels van het samenleven en samenwerken. Ze geven de richting aan voor goed gedrag;
www.ceg.nl
30 A. MUSSCHENGA, Integriteit,blz. 36-37.
31 Chris Gastmans op het jubileumcongres van Caritas op 18 oktober 2007.
86
Het concept integriteit volgens Musschenga
Het concept integriteit volgens Musschenga
vanuit de zorgverleners als vanuit de wet op
patiëntenrechten staat “het niet schaden van de
integriteit van de patiënt” voorop. Wat betekent
dit voor het handelen in de zorgsector?
Naast het gedragsmatige aspect – wordt het
gedrag van iemand als integer ervaren? – stelt
Mia Leijssen dat integriteit vooreerst een innerlijke component 32 bevat. Die innerlijke component
omschrijft zij als “zelfkennis” of “de waarheid
omtrent zichzelf kennen”. Zij verbindt dit onmiddellijk met het professioneel handelen en merkt
op dat zelfkennis belangrijk is om het belang van
de cliënt te vrijwaren. Zij maakt meteen het
onderscheid tussen integer gedrag en onberispelijk gedrag. Integer gedrag kan gepaard gaan met
zoeken.
De vraag naar het concreet handelen is onlosmakelijk
verbonden met de zorgrelatie. Net op vlak van zorgrelatie onderscheidt het antwoord van zorgethiek
zich van het antwoord dat politici, juristen of
bedrijfsmanagers hanteren op ethische vraagstukken.
Er zijn uiteraard heel wat elementen die herkenbaar zijn. Ik heb echter ook enkele bedenkingen.
1. Iemand zijn is voor Musschenga vooral individualiteit hebben, autonoom zijn. Het bepaalt
zijn kijk op integriteit. Hij koppelt aan zijn
individualistische visie op de persoon de
intrinsieke waarde van het individu. Deze
analyse is naar mijn mening juist, maar vanuit
zorgethisch perspectief onvolledig. Immers, de
persoon (autonomie) is wezenlijk relationeel,
existeert in verbondenheid. Daar waar hij wel
aandacht heeft voor een sociale inbedding,
ontbreekt toch de verhouding van de persoon
tot de andere. Net die verhouding van “face to
face” is essentieel in de zorgsector. Het gaat
dan niet langer om een zaak die voor iemand
nuttig of billijk of waardevol en noodzakelijk
is, maar het gaat daar om jezelf als persoon en
dat is een heel andere afhankelijkheidsverhouding omdat je eigen persoonlijkheid en
je zijn, je identiteit ermee te maken heeft en
onder druk komt te staan. In die zin heb ik ook
moeite met de vooral gedragsmatige invalshoek van Musschenga.
2. Er lijkt me een lacune te zijn op vlak van de
wisselwerking tussen identiteit of geïntegreerde persoonlijkheid in een context van
afhankelijkheid en wat dit betekent voor de
integriteit van de persoon. Musschenga erkent
wel dat een persoonlijkheid zich ontwikkelt in
een continuüm van toevalligheden, invloeden
uit de sociale omgeving en door karaktereigenschappen van de persoon zelf en daarnaast verliest hij het situationele niet uit het
oog, maar ik mis de aandacht voor de kwetsbaarheid van de existerende mens. Nochtans
is net in de zorgethische benadering die
kwetsbaarheid een belangrijk gegeven. De
kwetsbaarheid van het bestaan wordt echter
door Musschenga niet meegenomen. Voor
Musschenga die de autonomie van de persoon
zo belangrijk acht, moet de kwetsbaarheid
van de mens die invloed heeft op zijn ‘zijn’
toch een gegeven zijn waarover hij in de
context van integriteit iets te zeggen heeft.
3. Een aspect uit het boek van Musschenga waar
ik vanuit zorgethisch perspectief aandacht wil
aan besteden is de “verhouding tussen moraal
en integriteit”. Ik heb het vermoeden dat het
invullen van wat moraal vandaag is of kan
zijn, te weinig onderkend is geworden in het
boek Ik krijg de indruk dat hij (in het gesprek
dat hij hierover aangaat met MacIntyre) een
andere kijk heeft op die verhouding tussen
moraal en integriteit. Hij vindt dat MacIntyre de
moraal te statisch inkleurt, waar Musschenga
zelf meent dat, vanuit het moderne denken,
een fragmentarisatie heeft plaatsgevonden.
In een complexe en gefragmentaliseerde
samenleving is een overkoepelende moraal
voor de persoonlijke integriteit van de mens
niet meer vanzelfsprekend. Daarin kan ik vanuit
zorgethisch perspectief Musschenga nog volgen.
Ik heb het moeilijker met de onduidelijkheid
of hij nu wel dan niet een overkoepelende
moraal nodig acht voor integriteit. Hij wil
MacIntyre bekritiseren, maar geeft op dat vlak
weinig alternatieven. Wel is duidelijk dat voor
hem het individu de moraal beïnvloedt en niet
omgekeerd. Waar Musschenga de disconnetie
tussen moraal en integriteit voorstaat, meen
ik dat in een zorgethische benadering het telkens
weer het zoeken naar consensus tussen alle
betrokkenen wel elementen bevat die in wisselwerking staan met de (gefragmenteerde)
samenlevingsmoraal.
Waar ik Musschenga wel kan bijtreden is dat in
onze geïndividualiseerde, complexe en gecompartimentaliseerde samenleving verschillende
32 M. LEIJSSEN, Gids beroepsethiek, blz. 79.
Pastorale Perspectieven Nr. 144-145 - 2009/3-4
3787
morele visies aanwezig kunnen zijn. Daarbij
dan toch weer deze bedenking: net het aanwezig zijn en blijven van morele visies duidt
op het feit dat binnen een samenleving
bepaalde waarden door een meerderheid als
richtsnoer worden gehanteerd en als leidraad
dienen voor eigen handelen.
4. Een ander thema: integriteit als maatstaf en
integriteit als ideaal. Musschenga benoemt
integriteit wel als een waarde, een ideaal,
maar situeert dit onmiddellijk als ‘een maatstaf die anderen wordt voorgehouden’. Ik ben
de mening toegedaan dat dit ideaal niet
alleen voor de persoon een na te streven
waarde kan zijn, maar dat het net als maatstaf
kan gelden voor een samenleving. Dat deze
maatstaf een continuüm is die de wisselwerking tussen enerzijds verleden, heden en
toekomst, tussen wat is en nog moet komen,
en anderzijds tussen dat waartoe mensen in
staat zijn (in positieve zin) en wat mensen nog
moeten bevechten, is voor mij geen reden om
geen correlatie te aanvaarden tussen dit
continuüm van maatschappelijke norm- en
waardeschaal en een voortdurende ‘genese’
van een persoonlijk norm- en waardebesef die
in een gefragmenteerde samnleving telkens
opnieuw bevochten moet worden. Omgekeerd
kan een persoonlijk waardenschaal het maatschappelijk ethos beïnvloeden.
5. Vanuit een relationele visie op de zorgrelatie en
het relationeel personalistisch denken wordt de
mens gezien als een individu die als persoon in
verbondenheid met anderen existeert. Binnen
de zorg maakt ‘vertrouwen’ de verbondenheid
duidelijk in de relatie tussen zorgverleners en
zorgvrager. Voor de bredere kring van de
verschillende betrokkenen en zelfs verder in
een samenleving wordt die relatie in verbondenheid als solidariteit benoemd, wat kan
inhouden dat het algemeen welzijn of het
goede samen-leven belangrijker wordt geacht
dan het persoonlijk goede leven. In de zorg
voor de meest kwetsbaren blijft die solidariteit
uitdagen tot een groeien in humaniteit.
6. In wezen is het boek van Musschenga een
onderbouwen van het onderscheid tussen de
persoonlijke integriteit, de morele integriteit
en de rolintegriteit.
In een zorgethische benadering lijken me
zowel de persoonlijke integriteit, de morele
integriteit als de rolintegriteit net wezenlijk
met mekaar verbonden en staat net die
verstrengeling garant voor een wederkerige
integere zorgrelatie waarin de kwetsbaarheid
van het bestaan niet uit de weg wordt gegaan.
7. Bij de afweging van waarden is er tenslotte
altijd die ene maatstaf: “het respecteren en
bevorderen van het goede leven of samenleven van alle betrokkenen”. 33 In die zin wordt
recht gedaan aan de mens als persoon die altijd
weer “iemand is in verbondenheid” door wie ik
geappelleerd word, nog voor ik relationeel
verbonden ben, omdat - naar een woord van
Roger Burggraeve - mensen voor elkaar “hoeder
van mijn broeder” zijn.
Ik hoop met dit artikel een bijdrag te leveren voor
het zoeken – over alle levensvisies heen – naar
‘dat wat er toe doet’ voor een goed begrip van
integriteit in de zorgsector.
Over de auteur
Ria Vercamer is halftijds werkzaam als stafmedewerker in het DVC Heilig Hart te Deinze.
Daarnaast is ze ook halftijds pastoraal werkster
in het Psychiatrisch Ziekenhuis Sint-Camillus te
Sint- Denijs-Westrem. In juni 2009 behaalde ze
aan de theologische faculteit te Leuven de master
godsdienstwetenschappen en godgeleerdheid,
optie theologische ethiek, met een thesis over
het integriteitsbegrip van Bert Musschenga.
E-mail: [email protected]
33 AXEL LIÉGEOIS, Waarden in dialoog. Ethiek in de zorg, pro manuscripto, p. 31.
88
Het concept integriteit volgens Musschenga
Download