Belang van medezeggenschap binnen ondernemingen

advertisement
De SER vindt goede medezeggenschap belangrijk. Hierbij treft u paragraaf 3.5 uit
het advies Verschuivende Economische Machtsverhoudingen dat de SER in juni
2012 heeft vastgesteld. In deze paragraaf benadrukt de SER het belang van de overlegeconomie zowel op centraal niveau als op decentraal niveau. Zoals bekend
bestaat de SER uit vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties, vertegenwoordigers van werknemersorganisaties en onafhankelijke leden. Onder het subkopje
Ondernemingsniveau benadrukt de SER het belang van medezeggenschap binnen
ondernemingen.
3.5
1
De overlegeconomie
Centraal niveau …
… en decentraal niveau
Algemeen verbindend verklaren van cao’s
Ondernemingsniveau
Overlegeconomie in veranderende omstandigheden
3.5
De overlegeconomie
Voor het realiseren van de sociaal-economische doelstellingen is een goed functionerende overlegeconomie van groot belang. Zoals de raad in diverse eerdere adviezen heeft aangegeven, leveren advisering, afstemming door overleg en samenwerking bij de uitvoering van beleid een bijdrage aan de versterking van het aanpassingsvermogen van de Nederlandse economie17. De relatief goede prestaties van de
Nederlandse economie in internationaal verband zijn mede aan dit aanpassingsvermogen toe te schrijven. Zo scoort Nederland erg hoog op het punt van de reële loonflexibiliteit, nauwelijks lager dan de Verenigde Staten18. Stabiele arbeidsverhoudingen vormen ook een belangrijke vestigingsplaatsfactor.
Centraal niveau …
De bijdrage van de overlegeconomie geldt zowel op het centrale niveau (SER, Stichting van de Arbeid) als op het decentrale niveau (cao-partijen). Afstemming en overleg
op centraal niveau leveren een bijdrage aan het verwezenlijken van sociaal-economische doelstellingen. Dit gebeurt bijvoorbeeld via het doen van richtinggevende
aanbevelingen in de Stichting van de Arbeid aan partijen op het decentrale niveau.
Overleg op centraal niveau biedt daarnaast bij uitstek mogelijkheden om te komen
tot breed gedragen oplossingen voor sociaal-economische vraagstukken. In dit verband kan bijvoorbeeld worden gewezen op doorbraken op het terrein van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsverzekeringen en het ziektekostenstelsel, die uiteindelijk te bereiken waren op basis van adviezen die de SER hierover had uitgebracht.
Verder zijn de sociale partners aanspreekbaar op hun bijdragen aan een effectief
arbeidsmarktbeleid, waarin scholing en de ontwikkeling van vaardigheden van
werknemers belangrijke onderdelen zijn.
Minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in zijn brief van 5 april
2012 over de SER nog eens het grote belang van de overlegeconomie voor de Nederlandse samenleving benadrukt19.
17 SER (1992) Advies Convergentie en Overlegeconomie; SER (2006) Welvaartsgroei door en voor iedereen, meer in
het bijzonder themadocument Arbeidsverhoudingen; SER (2008) Advies Duurzame globalisering, inz. paragraaf 2.7.
18 Zie bijvoorbeeld: Rae, D. [et al.] (2007) Globalisation and the European Union: which countries are best placed to
cope?, OESO.
19 Zie Min. SZW (2012) Vragen over de SER, brief van 5 april van minister Kamp aan de Tweede Kamer betreffende
Vragen over de SER.
2
… en decentraal niveau
In het advies Welvaartsgroei door en voor iedereen komt de raad na een uitgebreide
analyse van de arbeidsverhoudingen tot de conclusie dat de decentralisatie van
de arbeidsvoorwaardenvorming moet worden voortgezet in samenhang met een
zekere mate van macro-economische afstemming van beleid20. Decentraal overleg
over de arbeidsvoorwaarden schept de mogelijkheid van maatwerk in cao’s en loondifferentiatie. Bij verdiepingsslagen valt te denken aan een verdere invulling van
cao’s op ondernemingsniveau, minder gedetailleerde regelgeving in cao’s en een
verdere uitbouw van keuzemogelijkheden in cao’s. Daarnaast vergen toekomstgerichte cao-afspraken dat op ondernemingsniveau nadrukkelijk vorm en inhoud
wordt gegeven aan het bevorderen van duurzame inzetbaarheid en sociale innovatie.
Algemeen verbindend verklaren van cao’s
Met de cao-vorming hangt direct samen het stelsel van algemeenverbindendverklaring (avv) van cao-afspraken21. Eind 2011 heeft de minister van SZW de voordelen
daarvan nog eens uiteengezet22. Hij stelt daarbij dat avv bijdraagt aan stabiele
arbeidsverhoudingen. Collectieve afspraken bevorderen evenwichtige arbeidsverhoudingen en arbeidsrust. Hiermee vormen ze een belangrijke voorwaarde voor
een positieve sociaal-economische ontwikkeling. Zo wordt in Nederland relatief
weinig gestaakt en worden resultaten geboekt door overleg tussen de sociale partners en het kabinet. Daarnaast kan door avv andere, met name sectorale, wet- en
regelgeving door de overheid beperkt blijven. Met avv worden de transactiekosten
voor bedrijven verlaagd. Individuele werkgevers hoeven niet zelf over de arbeidsvoorwaarden te onderhandelen. Het algemeen verbindend verklaren van cao-bepalingen ondersteunt cao-afspraken die het bedrijfs- of sectorbelang overstijgen, zoals
afspraken over scholing, intersectorale mobiliteit en de civielrechtelijke handhaving
van cao’s. Door avv gaat er geen negatief concurrentie-effect uit van het opnemen
van dergelijke afspraken in de cao.
Avv is ook belangrijk in het kader van het vrij verkeer van werknemers. Dit vrij verkeer heeft geleid tot een toenemend aantal arbeidsmigranten uit Midden- en OostEuropa. Naast het wettelijk minimumloon en de andere publiekrechtelijke arbeidsbeschermende maatregelen is het avv’en van een aantal ‘harde’ cao-bepalingen ook
van toepassing bij grensoverschrijdende arbeid (zie ook paragraaf 5.3)23. In het licht
van recente ontwikkelingen met buitenlandse werkgevers en werknemers voegt de
20 SER (2006) Welvaartsgroei door en voor iedereen. Zie meer in het bijzonder het achterliggende themadocument
Arbeidsverhoudingen.
21 De SER bracht in 1992 een fundamenteel advies uit over het AVV-stelsel.
22 Zie Min. SZW (2011) Algemeen verbindend verklaren van cao’s, brief d.d. 28-11-2011.
23 Zie verder hoofdstuk 5.
3
ONZEKERHEID EN BELEID
raad hier nog aan toe dat de cao’s toegankelijk moeten zijn voor alle betrokkenen,
ook uit het buitenland24. De plicht om te zorgen voor toegankelijke en toepasbare
cao’s ligt bij de cao-partijen zelf.
Sturing van het avv-beleid op grond van politieke desiderata is wezensvreemd aan
het stelsel en zet daarmee de bijl aan de wortel daarvan. Het avv-stelsel moet uiteraard wel voldoende ruimte bieden voor maatwerk op ondernemingsniveau. Hiertoe
zijn velerlei mogelijkheden aanwezig en eerder ook aanbevolen door de Stichting
van de Arbeid25. Daarnaast is er het dispensatiebeleid van de minister zelf, zoals
vastgelegd in het Toetsingskader avv, laatstelijk gewijzigd in 2007 op basis van twee
adviezen van de Stichting van de Arbeid van medio 200626. Op 8 juni heeft de Stichting van de Arbeid gereageerd op voornemens van de minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid om het dispensatiebeleid aan te passen27. In deze reactie komt de
Stichting van de Arbeid tot de conclusie dat haar eerdere aanbevelingen op dit punt
actualisering behoeven, vooral wat de transparantie van de dispensatiemogelijkheden betreft.
Ondernemingsniveau
De raad ziet de onderneming als een langetermijnsamenwerkingsverband van
diverse bij de onderneming betrokken partijen28. De belanghebbenden zijn de groepen en individuen die (direct of indirect) het bereiken van de ondernemingsdoelstellingen beïnvloeden of erdoor worden beïnvloed. Het bestuur en de RvC hebben
een integrale verantwoordelijkheid voor de afweging van de diverse belangen, doorgaans primair gericht op de continuïteit van de onderneming.
Op ondernemingsniveau ligt er een rol voor de ondernemingsraad (respectievelijk
personeelsvertegenwoordiging) op basis van de Wet op de ondernemingsraden (WOR).
Uit onderzoek blijkt dat de WOR een internationaal gezien hoogwaardig stelsel
biedt van medezeggenschap in de vorm van overleg-, advies- en instemmingsbevoegdheden29.
Mede met het oog op de verdergaande globalisering is een hoogwaardig stelsel
van medezeggenschap voor werknemers belangrijk voor de ontwikkeling van het
24 Dit speelt bijvoorbeeld in de Eemshaven. Zie: Het Financieele Dagblad, 7-3-2012.
25 Zie bijvoorbeeld Stichting van de Arbeid StvdA (1996) Dispensatieverlening van bepalingen in CAO’s.
26 StvdA (2006) Advies wijziging dispensatie AVV en Aanbeveling inzake de toepassing van arbeidsvoorwaardelijke
regels bij grensoverschrijdende arbeid in Nederland.
27 StvdA (2012) Dispensatie in de cao.
28 SER (2008) Advies Evenwichtig ondernemingsbestuur.
29 Zie: SER (2008) Evenwichtig Ondernemingsbestuur: Externe consultatie en (onderzoeks)rapportages.
4
ondernemingsbeleid30. Van belang hierbij is dat de SER in november 2011 een briefadvies heeft uitgebracht over de rol van de ondernemingsraad bij de ontwikkeling
van maatschappelijk verantwoord ondernemen; de aanbevelingen zijn door het
kabinet overgenomen. Verder is er op 1 juni 2012 een speciale SER-Commissie
Bevordering medezeggenschap geïnstalleerd. Deze commissie is onder meer met
de speciale taak belast scholing van OR-leden te bevorderen31. Daarnaast gaat
het om goede omgangsvormen op de werkvloer. De Stichting van de Arbeid heeft
hierover diverse adviezen uitgebracht32.
Overlegeconomie in veranderende omstandigheden
De overlegeconomie weerspiegelt de wil tot samenwerking, waardoor de verschillende groeperingen in de samenleving met elkaar worden verbonden. Die samenwerking is niet vrijblijvend. Betrokkenen moeten hun eigen rol spelen en bereid
zijn de daarbij behorende verantwoordelijkheden op zich te nemen. Maatschappelijke ontwikkelingen als globalisering, individualisering, ontzuiling, maar ook de
opkomst van internet en de sociale media hebben tot gevolg dat de diverse uitingsvormen van de overlegeconomie zich moeten aanpassen. Dit speelt bijvoorbeeld op
het terrein van de bedrijfs- en productschappen.
Kort samengevat moet de kernfunctie van het overleg- en onderhandelingsmodel
steeds zijn: het onderhouden, bouwen en vernieuwen van draagvlak voor het te voeren sociaal-economisch beleid. Voor de deelnemende partijen ligt de waarde in een
uitkomst die de eigen doelstellingen verder helpt en tegelijkertijd voor de samenleving als geheel welvaartswinst oplevert. Met dit gezamenlijke doel voor ogen is de
bereidheid om ‘te geven en te nemen’ cruciaal.
Bij het sociaal-economisch beleid vormen de sociale partners met de overheid de
kernactoren. Maar ook kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en andere
belangengroepen kunnen vanuit hun eigen verantwoordelijkheid een eigen inbreng
leveren en draagvlak voor beleid bieden. Een structurele betrokkenheid vereist relevantie (van de belangen van de vertegenwoordigende organisatie), representativiteit
(zodat er sprake is van een redelijke afspiegeling van de groep die wordt vertegen-
30 SER (2008) Advies Duurzame globalisering, p. 78. Zie ook SER (2011) Advies Medezeggenschap en (I)MVO.
31 Zie SER (2011) Advies De toekomst van de scholing en vorming van OR-leden. Deze taak werd sinds 1975
vervult door het GBIO, dat per 1 januari 2013 zal worden opgeheven.
32 StvdA (1999): Met alle respect! Over bedrijfscultuur en omgangsvormen op de werkplek; StvdA (2001) Nota De lucht
geklaard: een aanbeveling over een rookbeleid van ondernemingen; StvdA (2008) Aanbeveling intimidatie en
geweld op het werk, 5 november 2008; StvdA (2009) Aanbeveling Mobiliteit en Telewerken; StvdA (2009) Brief
Klokkenluiders in de publieke en private sector, 3 april 2009; StvdA (2011) De Europese kaderovereenkomst over
intimidatie en geweld op het werk, 12 mei 2011.
5
ONZEKERHEID EN BELEID
woordigend), expertise (zodat een inhoudelijke meerwaarde wordt geleverd), compromisbereidheid (zodat de bereidheid bestaat om deelbelangen te overstijgen) en
commitment (zodat bereikte compromissen worden verdedigd).
Tegen deze achtergrond zullen de instituties van de overlegeconomie zich moeten
aanpassen aan de veranderende omstandigheden. Veranderingen in de internationale omgeving (globalisering en Europeanisering) zullen daarbij een belangrijk
kader vormen. Daarnaast zullen mogelijk nieuwe partijen een rol gaan spelen.
Ook de accenten in de functies en vormen van de overlegeconomie kunnen in de
tijd variëren33. Het genereren van draagvlak voor adequaat sociaal-economisch
beleid gericht op maatschappelijke welvaart zal echter steeds het doel moeten zijn.
In dit licht past ook een regelmatige reflectie op de SER-doelstellingen.
33 Te onderscheiden zijn de agendazettende rol, de platformfunctie, advisering, zelfregulering, beleidsafstemming,
het afsluiten van akkoorden en samenwerking bij de beleidsuitvoering.
6
Download