Column Zeggenschap 2016 nr.2 Leidt avv tot hogere lonen? Paul de Beer Eens in de zoveel tijd zwelt de discussie over de avv, de algemeen verbindend verklaring van cao’s, weer aan. De discussie wordt meestal gestart door de tegenstanders van de avv, die menen dat het opleggen van een bedrijfstak-cao aan bedrijven die niet bij de onderhandelingen betrokken waren, ongewenst is. Daarmee wordt immers de (loon)concurrentie binnen de sector beperkt en wordt het voor startende bedrijven lastiger om een positie te veroveren omdat zij vaak moeilijk aan de caovereisten (zouden) kunnen voldoen. Voorstanders van de avv voeren aan dat het beperken van loonconcurrentie juist goed is, omdat het arbeidsrust creëert en een race to the bottom voorkomt. Bovendien voorkomt avv free rider gedrag van bedrijven die wel profiteren van afspraken over ‘goede doelen’, zoals scholing, maar er niet aan meebetalen. De discussie gaat dus vooral over de vraag of de voordelen de nadelen overtreffen of omgekeerd. Die discussie is lastig te beslechten omdat het ontbreekt aan hard cijfermateriaal. Er is nauwelijks empirisch onderzoek beschikbaar naar de effecten van de avv, doordat de hiervoor benodigde gegevens ontbreken. Recent heeft het Centraal Planbureau echter een nieuw onderzoek naar het effect van avv op de lonen gepubliceerd. Met een nieuwe dataset vergelijken de onderzoekers het loon van werknemers die onder een ge-avv’de cao vallen met het loon van werknemers onder een niet-ge-avv’de cao. De onderzoekers constateren dat als een cao algemeen verbindend wordt verklaard en er dus geen concurrentie van niet-gebonden bedrijven in dezelfde sector is, de lonen op een hoger niveau liggen. Dit effect is echter wel afhankelijk van de conjunctuur. In 2007, toen de Nederlandse economie zich op de top van de conjunctuurgolf bevond, waren de lonen in ge-avv’de cao’s gemiddeld vier procent hoger dan in niet-ge-avv’de cao’s. In 2011, midden in de crisis, was dit verschil verdwenen. Het CPB concludeert daarom dat avv’en het loon gemiddeld met twee procent verhoogt. Men had overigens ook kunnen concluderen dat het loon in ge-avv’de cao’s tussen 2007 en 2011 ieder jaar één procent is achtergebleven bij het loon in niet ge-avv’de cao’s. Wie het onderzoeksrapport goed leest, ontdekt echter iets merkwaardigs. Het loonopdrijvende effect van de avv berekenen de onderzoekers voor de theoretische situatie dat alle werknemers in een sector direct onder de cao vallen – in welk geval de avv overbodig zou zijn. Naarmate het aandeel werknemers dat dankzij de avv onder de cao wordt gebracht, groter is, wordt het effect van de avv kleiner. Bij de gemiddelde ge-avv’de cao, waar de avv ongeveer een kwart van de werknemers aan de cao bindt, is het loon juist twee tot vier procent lager dan bij een niet-ge-avv’de cao! Toen ik hierover bij het CPB navraag deed, verklaarde men dit effect uit het lagere loon van de werknemers die niet direct, maar via de avv onder de cao vallen. Het CPB kon daarvoor overigens geen verder bewijsmateriaal of verklaring leveren. Het is ook niet erg plausibel, want het zou betekenen dat het belangrijkste doel van de avv – het tegengaan van loononderbieding – niet wordt gerealiseerd. Mijn stelling dat het loon in ge-avv’de cao’s wellicht lager is in ruil voor afspraken over ‘goede doelen’ was volgens het CPB echter een geheel nieuwe interpretatie van bestaand onderzoek. Zo zijn we terug bij af. De tegenstanders van de avv kunnen met het CPB-rapport in de hand ‘bewijzen’ dat de avv tot hogere lonen leidt. De voorstanders van de avv kunnen met datzelfde rapport – maar wel met wat meer moeite – betogen dat avv juist bijdraagt aan loonmatiging en goede doelen. De discussie is dus nog niet ten einde.