Samenvatting van het conflict Israël - Palestina Vrede binnen handbereik als beide partijen maar willen? Splinternieuw volk tegen oeroud broedervolk? Zijn de Palestijnen de dupe van de schandelijke behandeling die Joden eeuwenlang in Europa hebben ondergaan? Is in de Joodse staat geen ruimte voor Arabieren? Aspecten van het conflict op een rijtje. Is vrede binnen handbereik? Sommige insiders denken van wel. Beide partijen zijn volgens hen de uitputting nabij. Binnenkort hebben ze geen trek meer om te vechten en sluiten ze vrede. Soms lijkt de droom even uit te komen. Steeds opnieuw is sprake van geweld. Waar gaat het conflict over? Op het eerste gezicht is het een simpele ruzie om land. De oorspronkelijke Arabische inwoners van Palestina willen de Joodse nieuwkomers er niet bij. De geïmmigreerde joden willen hun Bijbelshistorische land bewonen – liefst zonder de Palestijnse Arabieren erbij. Er komt dus direct vrede als de nieuwkomer, de staat Israël, de sinds 1967 bezette gebieden ontruimt en teruggeeft aan de Palestijnen. Deze voorstelling van zaken is te simpel en geeft geen afdoende verklaring voor de diepgewortelde wederzijdse haat. Conflicten over stukjes land ter grootte van een Nederlandse provincie hebben op onze aarde overal en altijd gewoed. Ook vandaag hebben tientallen landen burenruzie over stukjes land. Moderne machtsblokken, met hun militaire en politieke systemen, lijken het probleem niet tot een oplossing te kunnen of willen brengen. Er spelen juist in dit conflict enorme militaire, religieuze, economische en politieke belangen. Een inventarisatie levert een lange rij conflictpunten op, met een financiële, politieke, militaire en religieuze achtergrond. Tot slot zijn er dan nog de dagelijkse omgangskwesties tussen militante burgers. Wanneer is het begonnen? Op de vraag wanneer het conflict nu precies is ontstaan zijn veel antwoorden mogelijk. Voor sommigen ligt de kern al bij de raadselachtige Bijbelfiguur Abraham en zijn zoons Ismaël en Izaak. Anderen zien de antieke oorlogen tussen Filistijnen en Israëlieten als startpunt. Sommigen wijzen op het jaar 1880, begin van de massale joodse immigratie. Historici beginnen met mei 1948, als de staat Israël wordt uitgeroepen. Veel commentatoren laten de voorgeschiedenis voor wat die is en kiezen voor de Zesdaagse oorlog van 1967 en de erop volgende bezetting. In feite is sprake van een gewapend conflict vanaf de wederzijdse moordpartijen, gewapende aanvallen dus tussen Arabieren en Joden, die zijn begonnen in de jaren 1920. De rol van Abraham Het is opmerkelijk dat joden, christenen en moslims het over één ding eens lijken te zijn: deze mystieke Bijbelfiguur is hun aartsvader. In het eerste Bijbelboek, Genesis, wordt beschreven hoe Abraham van zijn onzichtbare God de landbelofte krijgt. Het ‘beloofde land’ is precies het stuk grond waar het conflict van nu om draait. Het wordt, zoals blijkt uit tientallen Bijbelteksten, uitdrukkelijk ter beschikking van Gods ‘uitverkoren volk’, de joden, gesteld. Even opmerkelijk is dat de islam de Bijbel in grote lijnen ‘insluit’ en dat de Koran het joodse recht op het land bevestigt. De moslims van vandaag - op een enkeling na – wijzen de landbelofte af. Bij die afwijzing speelt een religieuze overweging de hoofdrol. Aan hun heilige boek, de Koran, hechten ze vanzelfsprekend meer waarde dan aan de joods-christelijke Bijbel. Het Palestijnse land is eeuwenlang eigendom van de islam geweest en moet daarom weer in islamitisch bezit komen. De Joden zijn volgens de Koran een belangrijke vijand. Ze zijn eeuwenlang in de islamitische wereld een onderdanige en ‘beschermde’ minderheidsgroep geweest. Hun nieuwe (militaire) macht bedreigt het geloof van de moslims; de oude toestand moet worden hersteld. De rivaliteit tussen Abrahams zonen Ismaël en Izaak - en vooral die tussen hun miljarden nakomelingen - speelt een niet te onderschatten rol. De rol van de Romeinen Vlak vóór het begin van onze jaartelling bezet het Romeinse rijk het land Israël. Op dat moment is het al meer dan 1200 jaar hoofdzakelijk bewoond door de Israëlieten, het joodse volk. Een deel ervan (het Tienstammenrijk) was rond 700 v. Chr. afgevoerd, gedeporteerd, naar Assyrië. Een ander deel (de overgebleven Israëlieten, w.o. de inwoners van Judea, de stam van Juda, de Joden) was in 586 v. Chr. naar Babylonië afgevoerd. De gedwongen verhuizingen worden diaspora(=omzwerving) genoemd. Een deel van het volk, voornamelijk inwoners van Judea, keert (in 538 v. Chr. o.l.v. Ezra) terug naarIsraël. Over de in Assyrië en Babylonië achtergebleven Israëlieten weten we bijna niets: vermoedelijk zijn ze geassimileerd, d.w.z. in de autochtone bevolking opgegaan. Vandaag zouden we zeggen dat ze Arabier zijn geworden (!). Tussen de in Israël wonende Joden en hun Romeinse bezetter ontstaat een conflict. Het gaat over aanpassingsproblemen. Dejoden weigeren voor de Romeinse goden te buigen. Ze geven de voorkeur aan hun eigen, Bijbelse god. Ze komen in opstand en moeten daar zwaar voor boeten. Op grote schaal worden ze vermoord en verjaagd. Ze raken verspreid over heel Europa, Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Opnieuw is sprake van diaspora. De rol van een nieuwe religie: het christendom Na de dood van de Joodse rabbijn Jezus (volgens Arafat de Palestijn Jezus) komt een nieuwe godsdienst op: het christendom. Volgens de joodse religie (en later nemen de moslims dat over) is Jezus niet meer dan een profeet. De christenen zien hem als de Zoon van God. Onmiskenbaar komt het nieuwe geloof voort uit het jodendom: alle verkondigers van het nieuwe geloof zijnJoden: Mattheüs, Marcus, Lucas (wat minder zeker, volgens sommigen was hij een Griek), Johannes, Petrus, Paulus, Jacobus. De gelovigen - zowel voormalige joden als voormalige heidenen - worden zwaar vervolgd. Dat duurt een paar eeuwen. Opeens keren de kansen. Keizer Constantijn ziet wel wat in het nieuwe geloof. Hij staat het christendom toe en zijn opvolger verklaart het tot staatsgodsdienst. De geschiedenis herhaalt zich. Joden willen ook voor de christenen niet buigen: het merendeel weigert zich tot het nieuwe geloof te bekeren. Ze houden vast aan hun eigen ‘geschiedenisboek’ en hun eigen heilige normen en waarden, die van de Hebreeuwse Bijbel. Ze ontkennen dat Christus hun Messias is. Ze verwachten een ander - iemand met meer fysieke dan geestelijke macht, iemand die voor vrede zorgt, iemand die (volgens de fraaie woorden van profeet Jesaja) zorgt dat ‘zwaarden worden omgesmeed tot ploegscharen’. Dat na Jezus eerder conflict ontstaat dan vrede zien ze als bewijs dat Jezusnooit de in de profetieën aangekondigde krachtige leider kan zijn (geweest). De gevolgen zijn verschrikkelijk. In heel Europa worden Joden eeuwenlang geconfronteerd met discriminatie, vervolging en moord. Niet alleen om hun geloof en om hun afwijkende gedrag, maar ook om hun rijkdom of om hun armoede, om hun kennis of hun domheid. Er worden de meest akelige sprookjes verzonnen om Joden in een kwaad daglicht te stellen. Tussen de eerste en de twintigste eeuw gaat het niet om tientallen, niet om honderden, maar om duizenden incidenten met een bloedige afloop. In de ogen van veel christenen hebben ze erom gevraagd. In het bijbeldeel van de christenen, het Nieuwe Testament, staat immers dat “ze” Jezus Christus hebben vermoord? En hebben ze – volgens dezelfde Bijbel - niet geroepen: “Zijn bloed kome over ons en onze kinderen”? Christelijke kerkleiders leveren aan het ‘demoniseren’ een forse bijdrage: steeds opnieuw spreken en schrijven ze negatief over het Joodse volk. De rol van religieus geïnspireerde strijd: de Jihad Ook bij moslims leeft veel Jodenhaat. In het heilige boek van de islam, de Koran, wordt op diverse plaatsen opgeroepen tot geweld tegen Joden. Daar komt iets bij. Grond die eenmaal in handen van de islam is geweest mag, volgens wat vandaag de ‘politieke islam’ heet, nooit meer uit handen worden gegeven. Met politieke islam wordt bedoeld een kleine minderheid in demoslimwereld die geweld en terreur tegen de Joden en het Westen voorstaat. Het begrip is omstreden en vaag: sommige bronnen noemen de hele islam geen gewone religie maar een gewelddadige ideologie. Volgens anderen is nog niet één procent van de moslims bereid geweld te gebruiken. Hoe het zij, om verloren gegane grond terug te krijgen moet de ‘ware moslim’ bereid zijn de Jihad (spreek uit: Dzjihaad) te voeren. Veel westerse waarnemers lijken het religieuze aspect te willen negeren: geloofskwesties spelen geen grote rol meer in hun denken. Toch ontkent niemand dat geloof een verklaring vormt voor de sterke drijfveer, de extreem krachtige motivatie, van veel Arabische en islamitische tegenstanders van de staat Israël. Volgens deskundigen neemt de radicalisering toe: steeds meer moslims zijn bereid als martelaar voor Allah te sterven. Ze halen kracht uit hun religie. Anderen houden wat aardser: volgens hen is de Israëlische onderdrukking van de islamitische Arabische Palestijnen de grondoorzaak van Jodenhaat. De rol van het Zionisme De discriminatie in Europa leidde ertoe dat mensen van joodse afkomst een nieuwe droom ontwikkelden. Ze wilden zich niet langer neerleggen bij de diaspora, hun verspreiding over de aarde. Ze wilden en willen dat aan de omzwerving, aan dediscriminatie, het antisemitisme en de vervolging, een eind komt. Midden 19e eeuw krijgt de nieuwe beweging een naam: hetzionisme. Ze wenst dat joden terugkeren naar hun Bijbelshistorische land. Er is behoefte aan een 'veilig tehuis', want steeds opnieuw blijkt dat Europa voor joden niet veilig is. Al ver vóór de Holocaust (1942-1945) zetten honderdduizenden – vooral Oost-Europese - joodse mensen deze sterke wens om in een feit: ze vertrekken. Het merendeel gaat naar de Verenigde Staten en vestigt zich in steden als New York. Anderen kiezen voor Palestina. Eind 19e eeuw, vanaf 1880, komt grootschaligeimmigratie (‘Aliya’, terugkeer) op gang. Meestal gaat het om politieke vluchtelingen. Vanwege hun ideaal worden ze aangeduid als ‘zionisten’: ze keren terug naar het Bijbelse Zion (Sion). Ongewenste immigratie van Europese joden Er hebben ook na de Romeinse verwoesting van 70 en 130 n. Chr. altijd groepen Joden in Palestina geleefd. Historisch onderzoek toont aan dat partijen in de eeuwen vóór de opkomst van het zionisme, toen het evenwicht nog niet verstoord leek, met elkaar in vrede leefden. De in Palestina wonende Arabieren zien begin 20e eeuw de immigratie van Europese jodenechter met wrevel aan. Ze willen de stroom nieuwkomers afremmen. Al vanaf het begin kunnen partijen het niet goed met elkaar vinden. Er is al sprake van geweld als de eerste 20.000 nieuwkomers zich in het land hebben gevestigd. Het conflict van vandaag lijkt begonnen met de komst van grote aantallen (Joodse, meestal zionistische) landbouwpioniers, voornamelijk afkomstig uit Oost-Europa, zoals Polen en Rusland. Joodse grondaankoop vanuit het buitenland Buitenlandse Zionistische organisaties kopen vanaf begin 20e eeuw op legale wijze landbouwgebied in Palestina aan. De eigenaars zijn bijna altijd rijke Arabische buitenlanders. Ze wonen zelf in Syrië, Libanon of Egypte. Eerst vallen de prijzen nog wel mee. Als de effendi’s, de grondeigenaars, merken dat de joden vastbesloten zijn, wordt vaak een exorbitant hoge prijs gevraagd voor meestal nog onontgonnen, moerasachtig gebied. De immigranten stichten er kibboetsen, landbouwgemeenschappen op socialistische grondslag, d.w.z. met een gezamenlijke eigendom. Dan al worden zenederzettingen genoemd: het woord was nog niet zo beladen als nu. In sommige gevallen worden die hen later met grof geweld weer ontnomen. Hetzelfde geldt voor niet in moderne tijden aangekochte grond. Zo roeien Arabieren in 1929 de complete joodse gemeenschap in Hebron uit. Ze nemen grond en gebouwen eenvoudig over. De groep woonde daar al eeuwen. Een kleine veertig jaar later, na de oorlog van 1967, vestigen kleine groepen Joden zich opnieuw in dat gebied. Veel waarnemers zien dat achteraf als kolonisatie, als onrechtmatig landjepik. Zo wordt in de strijd om het land onrecht op onrecht gestapeld. De regering van Israël ontruimt zelf ook eigen nederzettingen, niet zonder geweld, zoals na de teruggaaf van deSinaï aan Egypte, de ontruiming van de Gazastrook en kleine nederzettingen op de Westbank in 2005. De dubbelrol van Engeland Het optreden van het Verenigd Koninkrijk tussen 1917 en 1947 kan op zijn zachtst gezegd onbetrouwbaar, ‘dubbel’, worden genoemd. Dat land krijgt een beheersmandaat van de Volkenbond, de voorloper van de Verenigde Naties. Men probeert beide partijen te vriend te houden. De Britse bezetter treedt volgens veel bronnen hard op tegen Joodse terreur en doet te weinig tegen Arabische. Arabische immigratie wordt onbeperkt toegestaan; Joodse wordt met kracht bestreden. De weifelende houding van de bezetter verkleint de problemen tussen Arabieren en Joden niet. Olie – de nieuwe en felbegeerde energiebron - lijkt een doorslaggevende rol te hebben gespeeld. De rol van Arabische leiders In 1933 komt in Duitsland Hitler aan de macht. In delen van Europa waart in die tijd een duistere geest rond: het fascisme. Onderdrukking, arrestatie, moordpartijen zijn aan de orde van de dag. Het tomeloze geweld leidt tot de verschrikkelijkste oorlog ooit gevoerd. De meeste Arabische landen kiezen de kant van de fascistische regimes in Duitsland en Italië. De door Engeland benoemde (groot-) moefti van Jeruzalem, Amin al-Hoesseini (hij zou een oom zijn geweest van de later zo bekende Yasser Arafat al-Hoesseini), speelt een kwaadaardige rol. Hij levert een actieve bijdrage aan de volkerenmoord op Joden in Europa. Hij werkt ijverig mee aan de Holocaust en veroorzaakt – rechtstreeks en doelbewust - honderdduizenden slachtoffers. In het Midden-Oosten roept hij zijn Arabische volgelingen voortdurend op tot moord op de in Palestina wonende Joden. Hij vlucht na WO2van het ene naar het andere Arabische land, maar Frankrijk laat hem ontsnappen en de overwinnaars zien geen reden hem voor zijn daden ter verantwoording te roepen. Dat oorlogsmisdadigers vrij rondlopen is niet uniek. Honderden, zo niet duizenden Duitse oorlogsmisdadigers weten, onder meer via de Odessa-organisatie) te ontsnappen en zo hun veroordeling te ontlopen. Velen vertrekken naar Zuid-Amerika; anderen komen in de Arabische wereld, zoals Syrië en Egypte, terecht en krijgen daar vooraanstaande functies. Ze worden verantwoordelijk gehouden voor een verschijnsel dat nieuwer lijkt dan het is: de ‘islamisering van het antisemitisme’. Verdelingsplan en staat Israël De Britten geven het mandaat na WO2 op. In 1947 komen de Verenigde Naties – via de UNSCOP - met een verdelingsplan. Het leidt tot grote onrust. Arabische leiders wijzen de voorstellen – en daarmee de kans op een Palestijnse staat - af. De eenzijdige en verrassende uitroeping van de staat Israël, in mei 1948, door Ben-Goerion, vergroot de spanning. Prompt vallen Arabische legers Palestina binnen. De Joden winnen de oorlog – tegen de verwachting in. In de christelijke wereld ontstaat enorm enthousiasme. Kennelijk heeft God het - na eeuwen van straf en boete om hun afwijzing van Christus, met deHolocaust als dieptepunt - weer goed met Zijn volk voor. De Joodse militaire overmacht Het blijft niet bij één oorlog. Na de oorlog van 1948 raken Israël en de Arabieren herhaaldelijk – in 1956, in 1967 en in 1973 - slaags. Israël demonstreert in alle gevallen een overmacht die voor de Arabieren moeilijk aanvaardbaar blijkt. Het uitblijven van Europese en Amerikaanse militaire hulp dwingt Israël tot creatieve oplossingen. Men besluit dan maar zelf wapens te maken. Het land beschikt intussen over zelfgefabriceerde wapens van uitstekende kwaliteit. Ze zijn een belangrijk exportproduct. Uitspraken van Arabische leiders draaien er niet omheen. De elkaar opvolgende oorlogen zijn van Arabische zijde bedoeld om de Joden uit het land te verdrijven, in zee te drijven of te vermoorden. De Arabische legers verliezen ze allemaal. Dat leidt in de Arabische wereld tot enorm gezichtsverlies, teleurstelling en wrok. De haat tegen Israël, dat door het Westen gesteund wordt, slaat om in haat tegen het Westen en tegen het christendom. Sindsdien is een nieuwe strijd ontstaan, die tegen de ‘kruisvaarders en de ongelovigen’, onder aanvoering van Al-Qaeda. Het is geen open strijd, van militair tegen militair, maar een guerrilla, van onzichtbare ‘militanten’ tegen staande legers. En waarbij opzettelijke aanvallen op burgers niet geschuwd worden. De Palestijnse vluchtelingen Een van de belangrijkste conflictbronnen is het probleem van de Palestijnse vluchtelingenstroom van 1948. Het is vandaag nog steeds niet opgelost. Israël heeft ze nooit toegestaan terug te keren naar hun huis. Israël stelt zich op het standpunt dat mensen die eerst op de dood van de Joden uit waren nu maar beter buiten de deur gehouden kunnen worden. De rol van de VN Speciaal voor de groep Arabische vluchtelingen in Palestina wordt een VN-organisatie, de UNRWA, in het leven geroepen. Merkwaardig is dat mensen vluchteling blijven heten nadat ze al jaren elders een dak boven hun hoofd hebben. Hetzelfde geldt voor hun kinderen en kleinkinderen. Speciaal voor de Palestijnen is de VN afgeweken van de regels die na WO2 voor andere groepen golden. De minimumtermijn van twee jaar werd veranderd in tien. Tot op vandaag geeft de VN miljoenenPalestijnen een uitkering. De vluchtelingen eisen terugkeer naar hun land of anders compensatie voor de in beslaggenomen huizen en landerijen. Vestiging elders – in Jordanië bij voorbeeld, of in het nieuwe thuisland van de vluchteling – komt voor de meesten niet in aanmerking. Direct na WO2 liepen er in en buiten Europa miljoenen ontheemden rond die van iedere hulp verstoken bleven en voor wie geen enkele regeling werd getroffen. Veel Joden vinden dat voor de Palestijnse vluchtelingeneen uitzondering is gemaakt. Het probleem zou door de V.N., samen met de Arabische landen in stand gehouden zijn, ‘om het Westen en de staat Israël in diskrediet te brengen’. De Wet op de Terugkeer Lijnrecht ertegenover staat de terugkeer van steeds meer Joodse immigranten (en het wettelijke recht daarop) binnen de staat Israël sinds 1950. Bij de Palestijnse Arabieren ontstaat wrevel omdat voor hen in Israël geen ruimte is, terwijl aan buitenlandse Joden alle ruimte wordt gegund. Joodse vluchtelingen In dezelfde periode (1947-1949) ontstaat een ongeveer net zo grote stroom vluchtelingen, niet met een Arabische maar een Joodse achtergrond. Ze vluchten uit de omringende Arabische landen, vaak met achterlating van alles wat ze hebben. Niet tijdelijk, in afwachting van terugkeer nadat de vijand verslagen is, maar uit angst voor moordpartijen. Ze worden in de nieuwe staat Israël opgenomen. Ook zij komen in tenten terecht. Ze worden met grote inspanningen en zonder enige hulp van buiten de Joodse gemeenschap opgevangen en op den duur geïntegreerd. Fondsen komen voornamelijk van buitenlandse (Amerikaanse) Joodse hulporganisaties. De internationale gemeenschap maakt er zich niet druk over en verleent geen steun. Israëlcritici wijzen erop dat niet alleen de in Israël wonende Arabieren worden gediscrimineerd, maar ook veel Joodse immigranten. Het compensatieprobleem De Palestijnen eisen compensatie voor hun vlucht. In Israël stelt men zich op het standpunt dat de Palestijnse Arabieren ‘vrijwillig’ gevlucht zijn. Bedoeld wordt dat ze tijdelijk het veld ruimden: de Arabische legers moesten eerst de Joodse indringers verjagen. Of erger. Arabieren – de elite eerst - vluchtten naar gebieden die door Arabische legers werden bezet. Dat Arabische leiders opriepen om ‘alle Joden te vermoorden’ is onbetwist: ze liggen vast in kranten en interviews. Joodse organisaties eisen gelijksoortige compensatie voor de uit Arabische landen gevluchte Joden. Het probleem lijkt onoplosbaar. Internationaal recht voorziet er niet in. Over de omvang van de kwestie, gerelateerd aan aantallen mensen en de bezittingen aan beide kanten, heerst grote onduidelijkheid. Nauwkeurige cijfers zijn niet beschikbaar en de bronnen zijn het niet met elkaar eens. Opmerkelijk is dat dit probleem veel minder aandacht krijgt in de nieuwsmedia. Verdedigers van de Palestijnse zaak weten het niet of vinden het niet belangrijk – waarschijnlijk omdat het opgelost is en dus geen rol meer speelt. Veel critici van Israël koesteren ten onrechte het idee dat er maar één vluchtelingenprobleem is. Ze beschuldigenIsraël van etnische zuivering: het moedwillig en met geweld verjagen van een gevestigde bevolkingsgroep. Een groep Israëlische historici, de ‘nieuwe historici’ (new historians) bevestigt, met allerlei nuances, de opvatting dat etnisch gezuiverd is. Bezetting en onderdrukking Na de oorlog van 1967 ‘bezet’ Israël de tot dan toe Arabische gebieden, zoals een deel van Jeruzalem, de Gazastrook en deWestbank. De Westbank is de nieuwe naam voor de kern van het antieke joodse gebied: Judea en Samaria. Al vóór de oorlog waren in Palestina Arabische terreurorganisaties opgericht, zoals de PLO. Ze plaatsen in hun statuten de vernietiging van de staat Israël centraal. Ze plegen in binnen- en buitenland aanslagen op Joden en ze blazen vliegtuigen op. Hun acties, zoals die tijdens de Olympische Spelen in München, halen de wereldpers. De verhoudingen tussen Israëli’s en Palestijnenverslechteren snel. Veel mensen in de hele wereld tonen begrip voor de terreuracties. De ‘Palestijnse kwestie’ krijgt alle aandacht. De Israëli’s verspelen sympathie. Palestijnse terroristen ondergaan vernederingen, represailles, mishandeling en marteling. Oplevend antisemitisme in de Arabische wereld Het antisemitisme, de langdurige en intensieve Jodenvervolgingen en Jodenhaat, heerste eeuwenlang vooral in Europa. Vanaf de bezetting in 1967 komt in de Arabische wereld een enorme anti-joodse propaganda op gang. Die vertoont sterke overeenkomsten met de argumenten uit de Hitlertijd. De indoctrinatie van de Palestijnse, Arabische, meestal islamitische, jeugd biedt niet veel uitzicht op een wat tolerantere houding. Palestijnse opstand en terreur De opstelling van Arafat, de PLO, Fatah, Hamas, de beide Intifada’s, de Jihad, de zelfmoordaanslagen, het op Israëlische steden en dorpen afschieten van raketten: voor Israël zijn het even zoveel aanleidingen om agressief op te treden tegen Palestijnse terreur. Het Israëlische geweld wordt niet altijd gezien als logisch gevolg van Palestijns geweld. Langzaam ontstaat het beeld dat Israël er op uit is, de Palestijnen te verjagen. Antizionistische bronnen wijzen erop dat in de zionistische plannen nooit rekening gehouden is met de Palestijnse ‘autochtonen’. Men heeft Palestina willen zien als “een land zonder volk voor een volk zonder land”. Voor het probleem van de al aanwezige inwoners zijn allerlei oplossingen bedacht. “Gedwongen verhuizing”, ook wel transfer genoemd, naar Arabische landen is steeds een optie geweest. Aan de andere kant stellen Arabische bronnen steeds luider het bestaansrecht van Israël ter discussie. Diverse organisaties, zoals Hamas,Hezbollah, komen er openlijk voor uit dat de vernietiging van Israël hun hoofddoel is. Oudste rechten, historisch recht, gewoonterecht Een veelgestelde vraag: Wie heeft meer recht op het land, de Palestijnen of de Joden? Internationaal recht voorziet er (nog) niet in: de geleerden verschillen van mening. Joden (of liever: ‘de Israëlieten’) hebben het land duizenden jaren bewoond. Volgens de Bijbel hadden ze van God de opdracht de oorspronkelijke bewoners te verjagen. Ze zijn er op hun beurt bij herhaling uit verjaagd. Volgens de Bijbel was dat om hun zonden: ze hadden zich te veel vermengd met de volken die ze moesten uitroeien, of ze aanbaden vreemde goden. Eerst waren het de Assyriërs, daarna de Babyloniërs, die aanvielen. Het land komt steeds weer in vreemde handen. Uiteindelijk zijn het de Romeinen die een eind maken aan het bestaan van Israël. Arabieren nemen de plaats in van de Joodse bevolking, hoewel op sommige plaatsen altijd Joden zijn blijven wonen. Een kleine tweeduizend jaar later komen groepen joodse immigranten terug. De Arabieren – hoe bekend ook om hun gastvrijheid - zijn niet bereid een stap opzij te doen. Pro-Israëlische bronnen doen moeite aan te tonen hoe uitgestrekt deArabische wereld is: er is ruimte genoeg voor Palestijnse Arabieren. Volgens veel bronnen stonden de joodse nieuwkomers een vreedzame samenleving voor: anderen beweren dat de zionisten vanaf het begin het land voor zichzelf wilden. Beloofde land? Veel mensen – en zeker niet alleen joden – zien Gods aan Abraham gedane landbelofte als doorslaggevend. De ‘grootlandbelofte’ (Genesis 15:18) geldt niet alleen voor de nakomelingen van Izaak maar ook voor die van Ismaël en alle andere nakomelingen van de aartsvader. De internationale gemeenschap en de grootmachten van vandaag erkennen in 1948 Israël als staat. Als Israël “ongeldig” verklaard wordt, dan moet dat evenzeer gaan gelden voor andere landen. Wetgeving over oudste rechten zou over de hele wereld tot gigantische gedwongen volksverhuizingen leiden. Het is een onoplosbaar probleem. Op aarde zou een onbeschrijflijke chaos ontstaan: Amerika terug aan de Indianen: driehonderd miljoen van oorsprong Europese bewoners terug naar Nederland, Duitsland, Frankrijk en Engeland. Zuid-Amerika terug aan de Inca’s en alle Spaanstalige inwoners terug naarEuropa. Normandië en Bretagne terug aan de oorspronkelijke bewoners. De Visigoten en de Germanen terug naar hun oorspronkelijke plek. Half Azië en een kwart van Afrika aan het verhuizen. Australië terug aan de Aboriginals en de Hugenoten hun huizen terug. Het zou unfair zijn de hoge criteria alleen aan de Joden van Israël op te leggen. Desondanks blijven veel toeschouwers Israëlals een illegale staat zien, op gestolen, op geroofd, land. Is Israël de ‘laatste kolonisator in de geschiedenis van de mensheid’? Voor de Palestijnen en Arabieren heeft de kern van het probleem bovendien een religieus aspect: binnen de islam is het uit handen geven van land dat ooit eigendom van moslims is geweest een onmogelijkheid. In de Koran – het heilige boek van demoslims – komen beide thema’s aan de orde: er staan teksten in die het Joodse recht op het land erkennen. Andere openbaringen claimen het behoud van land voor de islam. Jeruzalem De status van Jeruzalem, de heilige stad van joden, christenen en moslims, lijkt onoplosbaar. Iedereen meent recht op de stad te hebben. De VN stellen in 1947 voor dat de stad een internationaal bestuur moet krijgen. Israël roept de stad uit tot eeuwige hoofdstad van Israël. Gematigde Palestijnse organisaties claimen alleen Oost-Jeruzalem; de meeste eisen de hele stad – en het hele land. Joden claimen de stad in zijn geheel als exclusieve hoofdstad van de staat Israël. Zionistische organisaties tonen aan dat de stad al eeuwenlang een Joodse meerderheid heeft. Heiligdommen Het gevecht om de gezamenlijke religieuze gedenkplaatsen, zoals Hebron, Jeruzalem, de Rotskoepel en de Tempelberg is een probleem op zich. Heeft de tempel van Salomo er echt wel gestaan? Islamitische en Arabische organisaties spannen zich tot het uiterste in om aan te tonen dat de Joodse claim op heiligdommen onterecht is. Israël heeft sinds 1967 het beheer over deTempelberg in islamitische handen gelegd (Waqf). Joodse kolonisatie De zich steeds verder uitbreidende Israëlische kolonisatie roept internationale kritiek op. Critici zien het vestigen vannederzettingen als een opzettelijke provocatie. Het Palestijnse gebied moet Jodenvrij worden. Het woord verwijst naar de nazitijd en de Holocaust: Duitsland en Europa moesten Judenrein worden gemaakt. Eerder was al een deel van het oorspronkelijke Palestina, het Jordanië van vandaag, vrijgemaakt van Joden. Religieuze joden leven in de realiteit van delandbelofte: ze betogen dat het land van hun God is. Ze willen van Palestijns-Arabische rechten niets weten en stellen zich als de rechtmatige bezitter op. Vele miljoenen christenen staan erachter: ze noemen vanuit hun religieuze visie de band metIsraël ‘onverbrekelijk’. Onderdrukking en vernedering De Israëlische bezetting van 1967 leidt tot onderdrukking van de Palestijnen. Het optreden van het Israëlische leger in de Palestijnse gebieden, als vergelding voor aanslagen, met verarming en wanhoop als gevolg, zet kwaad bloed. Het optreden van de IDF wordt contraterreur genoemd. Het woord disproportioneel valt. Volgens veel critici staat het niet in de juiste verhouding tot de door Palestijnen gepleegde terreur. De beperkte bewegingsvrijheid van de Palestijnen is een dagelijks terugkerende ergernis. De muren, hekken, prikkeldraadgrenzen en controlepoortjes die Israël bouwt worden als vernederend ervaren. Het gedrag van Israëlische soldaten wekt constant irritatie. In documentaires wordt aangetoond hoe de vernedering in zijn werk gaat. Israël verliest er opnieuw veel sympathie mee. (Buitenlandse) toeristen, die de door moslims (de Waqf) beheerde Tempelberg willen bezoeken, worden overigens met dezelfde hinderlijke controlepoortjes en een set strenge regels geconfronteerd. Naleven VN-resoluties Een belangrijke conflictbron. Uit anti-Israëlische bronnen is te horen en te lezen dat Israël de besluiten en aanbevelingen van de VN “aan zijn laars lapt”. Pro-Israëlische bronnen tonen aan dat hetzelfde verwijt aan de Palestijnen kan worden gemaakt. Veel resoluties (242) eisen actie van beide partijen: critici stellen vaak alleen eisen aan de andere partij en laten de plichten voor eigen kant buiten beschouwing. Eigen staat voor Palestijnen De grote wens van de Palestijnen, om in een eigen, 100% autonome, Palestijnse staat te wonen, met eigen bestuur en een eigen strijdmacht, is nog onvervuld. Van veel kanten klinkt de kritiek dat het volk nog niet op eigen benen kan staan: er zijn te veel interne bestuurlijke problemen. Er is teveel gewapend conflict. Ook is er de kritiek dat Israël de Palestijnse gebieden zo versplintert dat nooit een eigen levensvatbare staat kan ontstaan. Anderen stellen dat Palestina een terreurstaat zal worden, van waaruit Israël onophoudelijk zal worden bestookt met raketten en granaten. Critici vergelijken de situatie met Oost- en West-Pakistan. Palestijnse corruptie en onderlinge strijd Er is corruptie en er zijn bestuurlijke problemen in het Palestijnse overheidsapparaat. Voortdurend treden conflicten naar buiten tussen PLO, Fatah, Jihadpartij en Hamas. Steeds duiken nieuwe splintergroepen op die een eigen agenda voeren. De formele overheid, de PLO (of Palestijnse Autoriteit of Palestijnse Nationale Autoriteit) heeft onvoldoende greep op de ‘concurrentie’. Ook Hamas heeft de eigen ‘militanten’ niet in bedwang. Agressieve artikelen uit handvesten schrappen Ondanks beloften en afspraken (Oslo) zijn de Palestijnen nog steeds hun belofte om het streven naar vernietiging van Israëluit de handvesten te schrappen, niet nagekomen. Ook het aanpassen van symbolen die Israël ontkennen, zoals de Palestijnse vlag, is tot nu toe uitgebleven. Onderhandelingen en overeenkomsten Er is enorm veel tijd gestoken in onderhandelingen. Herhaaldelijk zijn en worden overeenkomsten gesloten. Evenzo vaak worden ze geschonden. De hele wereld kijkt ernaar. Zo nu en dan is er hoop. Partijen maken elkaar over en weer verwijten over het niet nakomen van afspraken. Veel mensen koesteren grote bewondering voor de Verenigde Naties. Als onafhankelijk bemiddelaar en arbiter komt de organisatie in opspraak: Arabische en islamitische dictaturen hebben te grote invloed om de reputatie van de VN als onafhankelijk bemiddelaar waar te maken. Bij herhaling worden beleidsfouten gemaakt. Ze tasten de geloofwaardigheid van de organisatie aan. Voor een overzicht van de onderhandelingsgeschiedenis klik hier. Buitenlandse steun De buitenlandse financiële, militaire en morele steun, wordt niet gelijk over beide partijen verdeeld. De Palestijnen ervaren hun positie in de ogen van het westen als inferieur. Vooral het beleid van de Europese Commissie en de Verenigde Staten wordt fel bekritiseerd. Als al steun aan de Palestijnen gegeven wordt verdwijnt een flink deel daarvan in de zakken van corrupte bestuurders. Merkwaardig is dat de Amerikaanse steun aan Israël pas goed op gang komt na de oorlog van 1967. Het land heeft zijn bestaansrecht bewezen en lijkt van nut te kunnen zijn als bolwerk van westerse macht in een vijandige Arabische wereld. Ook hier spelen oliebelangen een rol. Houding Arabische landen De weigering van omringende Arabische landen om Palestijnse rebellen op te nemen is een eigenaardige kwestie. Palestijnse opstandelingen (tegen Israël) zijn met grof geweld en vele duizenden doden Jordanië uitgejaagd. Ze wilden daar de macht overnemen. Daarna vestigden ze zich in Libanon, waar opnieuw moeilijkheden ontstonden. De bestuurders vluchtten naarTunesië. Van daaruit vestigden ze zich, nota bene met toestemming van Israël, in de Gazastrook en later op de Westbank. Volgens veel critici houdt de Arabische wereld het Palestijnse probleem met opzet in stand om het Westen te gijzelen. Economie De enorme verschillen in de economische situatie van de Israëli’s en de Palestijnen wekt jaloezie. Israël bouwt aan een sterke, op westerse leest geschoeide economie. De Palestijnse inwoners van de Gazastrook en de Westbank zien geen kans iets evenredigs neer te zetten. Ze geven de door het Westen gesteunde Israëlische onderdrukking de schuld van hun armoede. Ook de enorme kosten en inspanningen die Israël levert om de kolonisten in de bezette gebieden te beschermen is ze een doorn in het oog. De muur In 2000 besluit de Israëlische regering om het Palestijnse zelfmoordcommando’s moeilijker te maken. Er wordt een muurgebouwd. Hoewel het aantal geslaagde zelfmoordaanslagen sterk afneemt ontstaat in de hele wereld een golf van verontwaardiging. De muur staat voor een deel op Palestijns grondgebied. Zelfs het Internationaal Gerechtshof in Den Haag veroordeelt de bouw. Israël stoort zich er niet aan. Het Israëlische Hooggerechtshof dwingt te staat, sommige stukken van de muur te verplaatsen omdat ze op Palestijns, althans op ‘betwist’, grondgebied staan. Propagandamachines Zowel Israël als de Palestijnen doen er alles aan om de wereldopinie op hun hand te krijgen. Er wordt opzettelijk gelogen, er wordt bewust overdreven. Sommige Arabische en Palestijnse leiders spreken met dubbele tong: in het Engels spreken ze woorden met een heel andere intentie dan (soms direct erna) in het Arabisch. De wereld besteedt er weinig aandacht aan. Ook allerlei andere belanghebbenden leveren inspanningen om de wereldopinie via hun propagandamachines te beïnvloeden. De krachtige bemoeienis van omstanders – vooral in de islamitische en de christelijke wereld - veroorzaakt een constante stroom nieuwe conflictstof. Zo komen er in het Westen boeken op de markt waarin de Israëlische agressie fel veroordeeld wordt. In sommige ervan wordt aan de Palestijnse agressie geen enkele aandacht besteed. Zionistische lectuur verheerlijkt het Israëlische standpunt. Overigens komt ook van joodse schrijvers een stroom antizionistische lectuur op de markt. In deArabische wereld verschijnen antisemitische boeken en films. Slachtoffers Onder de Israëlische burgerbevolking vallen veel slachtoffers. Palestijnse strijders zien Israëlische burgers niet als onschuldig: ze beschouwen iedere Jood als een potentiële soldaat. Daarmee lijkt hun terreur tot verzet geworden. Onder de Palestijnen vallen drie keer meer doden en gewonden. De islamitische propaganda doet zijn werk. Veel Palestijnse slachtoffers sterven vrijwillig: ze zien hun dood als een groot goed. Ze zijn er bewust op uit tot martelaar te worden verheven. Ze houden zich niet aan de regels van het oorlogsrecht. Getroffen worden in de Jihad – het gevecht met de ongelovigen – is een eer. Ze zijn niet als soldaat herkenbaar. Ze vechten vanuit posities midden tussen burgers en zijn niet van burgers te onderscheiden. De manier van vechten klopt niet – net als sommige onderdelen van de Israëlische aanpak – met de Conventies van Genève. Ze zijn meestal onvoldoende getraind en hebben, zelfmoordenaars uitgezonderd, vaak geen schijn van kans tegen het geoefende, ‘geregelde’ leger van hun tegenstander. Het verklaart dat de aantallen Palestijnse slachtoffers twee tot drie keer groter zijn dan die van Israël. Critici noemen het een ‘sterfcultuur’. Proportie De aantallen slachtoffers zijn een bron van overdrijving en zelfs leugens. Beide partijen houden lijsten van slachtoffers bij. Op internet zijn ze gemakkelijk benaderbaar. De genoemde aantallen kloppen soms niet met die op de lijsten. Soms neemt de internationale pers bewijsbare onjuistheden over. Aan Israëlische kant wordt na acties betoogd dat men meer ‘eigen’ slachtoffers had kunnen voorkomen als er minder zorgvuldig opgetreden was. Gedoeld wordt dan op de mogelijkheid van zware bombardementen, “zoals Amerika doet”. Ook worden leiders van Palestijnse terreurorganisaties zonder vorm van proces geliquideerd. Geregeld kost dat onschuldige omstanders het leven. Anti-Palestijnse bronnen betogen dat het bij Israëlisch acties om ongewenste randschade gaat, terwijl de Palestijnen bewust uit zijn op het doden van onschuldige burgers. De internationale pers besteedt veel aandacht aan de aantallen slachtoffers. Intussen vallen in andere landen slachtoffers in aantallen die vele malen groter zijn. Voorbeelden: Congo, Soedan (Darfoer), Somalië, Irak, Sri Lanka, Iran, Oost-Borneo,Tibet, Nepal, Tsjetsjenië, Koerdistan, Kasjmir, etc. Voor die doden is om onduidelijke redenen belangrijk minder aandacht.Israël wordt vaak beschuldigd van buitenproportioneel reageren op vijandelijke acties. In het Westen lijkt proportioneel (leren)denken over menselijk leed steeds meer in de aandacht te komen. Uit balans De kern van het probleem is zowel onvermogen als onwil om samen een vreedzame samenleving op te bouwen. Het wordt vooral veroorzaakt door de agressie en onwil van politieke of religieuze extremisten (20-30% van de bevolking) aan beide kanten. Veel Palestijnen zijn opgevoed in een sfeer van haat en agressie tegen de Joden. Joodse kolonisten maken Palestijnenhet leven onmogelijk. Beide partijen zijn religieus geïnspireerd. De meeste bronnen gaan er vanuit dat tussen de 70 en 80% van beide partijen in principe tot vreedzame co-existentie bereid is. De extremisten denken nog steeds voordeel te behalen uit gewapend geweld. Partijen zien de redelijkheid van elkaar eisen nog niet in. Politiek en militair evenwicht zijn ver te zoeken. Buitenlandse invloed Ook de invloed van buitenlandse belanghebbenden staat een oplossing in de weg. Niet alleen de VN, de USA en Europa, maar ook landen als Egypte, Jordanië, SaoediArabië, Iran, Irak, Syrië en Libanon (Hezbollah) houden zich intensief met het conflict bezig. Ook deze bemoeienis lijkt disproportioneel: andere conflicten, met veel meer slachtoffers, voornamelijk in de islamitische wereld, woekeren onbelemmerd verder. Grootmachten lijken hun macht en invloed niet te gebruiken om vrede en het afzweren van geweld af te dwingen, maar moedigen dat juist aan. De verantwoordelijkheid voor de Palestijnse ellende kan niet alleen aan Israël en het Westen worden toegeschoven. Bij omringende landen als Jordanië (80% van het oorspronkelijkePalestina), Egypte, Libanon en Syrië valt nauwelijks serieuze bereidheid vast te stellen om daadwerkelijke hulp, integratie en onderdak te bieden. Palestijnse Arabieren die in 1948 of 1967 naar die landen zijn gevlucht wonen nog vandaag in armoede, opgeborgen in vluchtelingenkampen, met nauwelijks kans op werk of acceptatie. Oplossing nog niet in zicht Een samenvatting van de conflictstof lijkt niet zinvol zonder een overzicht te geven van de vele (deel-) oplossingen die in de loop der jaren zijn ontwikkeld. Steeds weer ontstaat er hoop in de harten van miljoenen mensen, als het erop lijkt dat partijen tot elkaar gekomen zijn. Steeds weer strandt de zo begeerde vrede op onwil en onmacht van zowel leiders als achterban. ********************************