Samenvatting van het conflict Israël

advertisement
Samenvatting van het conflict Israël - Palestina
Vrede binnen handbereik als beide partijen maar willen? Splinternieuw
volk tegen oeroud broedervolk? Zijn de Palestijnen de dupe van de
schandelijke behandeling die Joden eeuwenlang in Europa hebben
ondergaan? Is in de Joodse staat geen ruimte voor Arabieren? Aspecten
van het conflict op een rijtje.
Is vrede binnen handbereik?
Sommige insiders denken van wel.
Beide partijen zijn volgens hen de uitputting nabij.
Binnenkort hebben ze geen trek meer om te vechten en sluiten ze vrede.
Soms lijkt de droom even uit te komen. Steeds opnieuw is sprake van geweld.
Waar gaat het conflict over?
Op het eerste gezicht is het een simpele ruzie om land. De oorspronkelijke Arabische
inwoners van Palestina willen de Joodse nieuwkomers er niet bij.
De geïmmigreerde joden willen hun Bijbelshistorische land bewonen – liefst zonder de
Palestijnse Arabieren erbij.
Er komt dus direct vrede als de nieuwkomer, de staat Israël, de sinds 1967 bezette
gebieden ontruimt en teruggeeft aan de Palestijnen.
Deze voorstelling van zaken is te simpel en geeft geen afdoende verklaring voor de
diepgewortelde wederzijdse haat. Conflicten over stukjes land ter grootte van een
Nederlandse provincie hebben op onze aarde overal en altijd gewoed. Ook vandaag
hebben tientallen landen burenruzie over stukjes land.
Moderne machtsblokken, met hun militaire en politieke systemen, lijken het probleem
niet tot een oplossing te kunnen of willen brengen. Er spelen juist in dit conflict enorme
militaire, religieuze, economische en politieke belangen. Een inventarisatie levert een
lange rij conflictpunten op, met een financiële, politieke, militaire en religieuze
achtergrond. Tot slot zijn er dan nog de dagelijkse omgangskwesties tussen militante
burgers.
Wanneer is het begonnen?
Op de vraag wanneer het conflict nu precies is ontstaan zijn veel antwoorden mogelijk.
Voor sommigen ligt de kern al bij de raadselachtige Bijbelfiguur Abraham en zijn
zoons Ismaël en Izaak.
Anderen zien de antieke oorlogen tussen Filistijnen en Israëlieten als startpunt.
Sommigen wijzen op het jaar 1880, begin van de massale joodse immigratie.
Historici beginnen met mei 1948, als de staat Israël wordt uitgeroepen.
Veel commentatoren laten de voorgeschiedenis voor wat die is en kiezen voor
de Zesdaagse oorlog van 1967 en de erop volgende bezetting. In feite is sprake van een
gewapend conflict vanaf de wederzijdse moordpartijen, gewapende aanvallen dus tussen
Arabieren en Joden, die zijn begonnen in de jaren 1920.
De rol van Abraham
Het is opmerkelijk dat joden, christenen en moslims het over één ding eens lijken te zijn:
deze mystieke Bijbelfiguur is hun aartsvader. In het eerste Bijbelboek, Genesis, wordt
beschreven hoe Abraham van zijn onzichtbare God de landbelofte krijgt.
Het ‘beloofde land’ is precies het stuk grond waar het conflict van nu om draait. Het
wordt, zoals blijkt uit tientallen Bijbelteksten, uitdrukkelijk ter beschikking van Gods
‘uitverkoren volk’, de joden, gesteld.
Even opmerkelijk is dat de islam de Bijbel in grote lijnen ‘insluit’ en dat de Koran het
joodse recht op het land bevestigt. De moslims van vandaag - op een enkeling na –
wijzen de landbelofte af. Bij die afwijzing speelt een religieuze overweging de hoofdrol.
Aan hun heilige boek, de Koran, hechten ze vanzelfsprekend meer waarde dan aan de
joods-christelijke Bijbel. Het Palestijnse land is eeuwenlang eigendom van
de islam geweest en moet daarom weer in islamitisch bezit komen.
De Joden zijn volgens de Koran een belangrijke vijand. Ze zijn eeuwenlang in de
islamitische wereld een onderdanige en ‘beschermde’ minderheidsgroep geweest. Hun
nieuwe (militaire) macht bedreigt het geloof van de moslims; de oude toestand moet
worden hersteld. De rivaliteit tussen Abrahams zonen Ismaël en Izaak - en vooral die
tussen hun miljarden nakomelingen - speelt een niet te onderschatten rol.
De rol van de Romeinen
Vlak vóór het begin van onze jaartelling bezet het Romeinse rijk het land Israël. Op dat
moment is het al meer dan 1200 jaar hoofdzakelijk bewoond door de Israëlieten, het
joodse volk. Een deel ervan (het Tienstammenrijk) was rond 700 v. Chr.
afgevoerd, gedeporteerd, naar Assyrië. Een ander deel (de overgebleven Israëlieten, w.o.
de inwoners van Judea, de stam van Juda, de Joden) was in 586 v. Chr. naar Babylonië
afgevoerd. De gedwongen verhuizingen worden diaspora(=omzwerving) genoemd. Een
deel van het volk, voornamelijk inwoners van Judea, keert (in 538 v. Chr. o.l.v. Ezra)
terug naarIsraël.
Over de in Assyrië en Babylonië achtergebleven Israëlieten weten we bijna niets:
vermoedelijk zijn ze geassimileerd, d.w.z. in de autochtone bevolking opgegaan.
Vandaag zouden we zeggen dat ze Arabier zijn geworden (!).
Tussen de in Israël wonende Joden en hun Romeinse bezetter ontstaat een conflict. Het
gaat over aanpassingsproblemen. Dejoden weigeren voor de Romeinse goden te buigen.
Ze geven de voorkeur aan hun eigen, Bijbelse god. Ze komen in opstand en moeten daar
zwaar voor boeten. Op grote schaal worden ze vermoord en verjaagd. Ze raken verspreid
over heel Europa, Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Opnieuw is sprake van diaspora.
De rol van een nieuwe religie: het christendom
Na de dood van de Joodse rabbijn Jezus (volgens Arafat de Palestijn Jezus) komt een
nieuwe godsdienst op: het christendom. Volgens de joodse religie (en later nemen
de moslims dat over) is Jezus niet meer dan een profeet. De christenen zien hem als de
Zoon van God. Onmiskenbaar komt het nieuwe geloof voort uit het jodendom: alle
verkondigers van het nieuwe geloof zijnJoden: Mattheüs, Marcus, Lucas (wat minder
zeker, volgens sommigen was hij een Griek), Johannes, Petrus, Paulus, Jacobus. De
gelovigen - zowel voormalige joden als voormalige heidenen - worden zwaar vervolgd.
Dat duurt een paar eeuwen. Opeens keren de kansen. Keizer Constantijn ziet wel wat in
het nieuwe geloof. Hij staat het christendom toe en zijn opvolger verklaart het tot
staatsgodsdienst.
De geschiedenis herhaalt zich. Joden willen ook voor de christenen niet buigen: het
merendeel weigert zich tot het nieuwe geloof te bekeren. Ze houden vast aan hun eigen
‘geschiedenisboek’ en hun eigen heilige normen en waarden, die van de
Hebreeuwse Bijbel. Ze ontkennen dat Christus hun Messias is. Ze verwachten een ander
- iemand met meer fysieke dan geestelijke macht, iemand die voor vrede zorgt, iemand
die (volgens de fraaie woorden van profeet Jesaja) zorgt dat ‘zwaarden worden
omgesmeed tot ploegscharen’. Dat na Jezus eerder conflict ontstaat dan vrede zien ze als
bewijs dat Jezusnooit de in de profetieën aangekondigde krachtige leider kan zijn
(geweest).
De gevolgen zijn verschrikkelijk. In heel Europa worden Joden eeuwenlang
geconfronteerd met discriminatie, vervolging en moord. Niet alleen om hun geloof en om
hun afwijkende gedrag, maar ook om hun rijkdom of om hun armoede, om hun kennis of
hun domheid. Er worden de meest akelige sprookjes verzonnen om Joden in een kwaad
daglicht te stellen. Tussen de eerste en de twintigste eeuw gaat het niet om tientallen,
niet om honderden, maar om duizenden incidenten met een bloedige afloop.
In de ogen van veel christenen hebben ze erom gevraagd. In het bijbeldeel van
de christenen, het Nieuwe Testament, staat immers dat “ze” Jezus Christus hebben
vermoord? En hebben ze – volgens dezelfde Bijbel - niet geroepen: “Zijn bloed kome
over ons en onze kinderen”? Christelijke kerkleiders leveren aan het ‘demoniseren’ een
forse bijdrage: steeds opnieuw spreken en schrijven ze negatief over het Joodse volk.
De rol van religieus geïnspireerde strijd: de Jihad
Ook bij moslims leeft veel Jodenhaat. In het heilige boek van de islam, de Koran, wordt
op diverse plaatsen opgeroepen tot geweld tegen Joden. Daar komt iets bij. Grond die
eenmaal in handen van de islam is geweest mag, volgens wat vandaag de
‘politieke islam’ heet, nooit meer uit handen worden gegeven. Met politieke islam wordt
bedoeld een kleine minderheid in demoslimwereld die geweld en terreur tegen
de Joden en het Westen voorstaat. Het begrip is omstreden en vaag: sommige bronnen
noemen de hele islam geen gewone religie maar een gewelddadige ideologie. Volgens
anderen is nog niet één procent van de moslims bereid geweld te gebruiken. Hoe het zij,
om verloren gegane grond terug te krijgen moet de ‘ware moslim’ bereid zijn
de Jihad (spreek uit: Dzjihaad) te voeren.
Veel westerse waarnemers lijken het religieuze aspect te willen negeren: geloofskwesties
spelen geen grote rol meer in hun denken. Toch ontkent niemand dat geloof een
verklaring vormt voor de sterke drijfveer, de extreem krachtige motivatie, van veel
Arabische en islamitische tegenstanders van de staat Israël. Volgens deskundigen neemt
de radicalisering toe: steeds meer moslims zijn bereid als martelaar voor Allah te
sterven. Ze halen kracht uit hun religie. Anderen houden wat aardser: volgens hen is de
Israëlische onderdrukking van de islamitische Arabische Palestijnen de grondoorzaak
van Jodenhaat.
De rol van het Zionisme
De discriminatie in Europa leidde ertoe dat mensen van joodse afkomst een nieuwe
droom ontwikkelden. Ze wilden zich niet langer neerleggen bij de diaspora, hun
verspreiding over de aarde. Ze wilden en willen dat aan de omzwerving, aan
dediscriminatie, het antisemitisme en de vervolging, een eind komt. Midden 19e eeuw
krijgt de nieuwe beweging een naam: hetzionisme. Ze wenst dat joden terugkeren naar
hun Bijbelshistorische land. Er is behoefte aan een 'veilig tehuis', want steeds opnieuw
blijkt dat Europa voor joden niet veilig is. Al ver vóór de Holocaust (1942-1945) zetten
honderdduizenden – vooral Oost-Europese - joodse mensen deze sterke wens om in een
feit: ze vertrekken. Het merendeel gaat naar de Verenigde Staten en vestigt zich in
steden als New York. Anderen kiezen voor Palestina. Eind 19e eeuw, vanaf 1880, komt
grootschaligeimmigratie (‘Aliya’, terugkeer) op gang. Meestal gaat het om politieke
vluchtelingen. Vanwege hun ideaal worden ze aangeduid als ‘zionisten’: ze keren terug
naar het Bijbelse Zion (Sion).
Ongewenste immigratie van Europese joden
Er hebben ook na de Romeinse verwoesting van 70 en 130 n. Chr. altijd
groepen Joden in Palestina geleefd. Historisch onderzoek toont aan dat partijen in de
eeuwen vóór de opkomst van het zionisme, toen het evenwicht nog niet verstoord leek,
met elkaar in vrede leefden. De in Palestina wonende Arabieren zien begin 20e eeuw
de immigratie van Europese jodenechter met wrevel aan. Ze willen de stroom
nieuwkomers afremmen. Al vanaf het begin kunnen partijen het niet goed met elkaar
vinden. Er is al sprake van geweld als de eerste 20.000 nieuwkomers zich in het land
hebben gevestigd. Het conflict van vandaag lijkt begonnen met de komst van grote
aantallen (Joodse, meestal zionistische) landbouwpioniers, voornamelijk afkomstig uit
Oost-Europa, zoals Polen en Rusland.
Joodse grondaankoop vanuit het buitenland
Buitenlandse Zionistische organisaties kopen vanaf begin 20e eeuw op legale wijze
landbouwgebied in Palestina aan. De eigenaars zijn bijna altijd rijke Arabische
buitenlanders. Ze wonen zelf in Syrië, Libanon of Egypte. Eerst vallen de prijzen nog wel
mee. Als de effendi’s, de grondeigenaars, merken dat de joden vastbesloten zijn, wordt
vaak een exorbitant hoge prijs gevraagd voor meestal nog onontgonnen, moerasachtig
gebied. De immigranten stichten er kibboetsen, landbouwgemeenschappen op
socialistische grondslag, d.w.z. met een gezamenlijke eigendom. Dan al worden
zenederzettingen genoemd: het woord was nog niet zo beladen als nu. In sommige
gevallen worden die hen later met grof geweld weer ontnomen. Hetzelfde geldt voor niet
in moderne tijden aangekochte grond. Zo roeien Arabieren in 1929 de complete joodse
gemeenschap in Hebron uit. Ze nemen grond en gebouwen eenvoudig over. De groep
woonde daar al eeuwen. Een kleine veertig jaar later, na de oorlog van 1967, vestigen
kleine groepen Joden zich opnieuw in dat gebied. Veel waarnemers zien dat achteraf
als kolonisatie, als onrechtmatig landjepik. Zo wordt in de strijd om het land onrecht op
onrecht gestapeld. De regering van Israël ontruimt zelf ook eigen nederzettingen, niet
zonder geweld, zoals na de teruggaaf van deSinaï aan Egypte, de ontruiming van
de Gazastrook en kleine nederzettingen op de Westbank in 2005.
De dubbelrol van Engeland
Het optreden van het Verenigd Koninkrijk tussen 1917 en 1947 kan op zijn zachtst
gezegd onbetrouwbaar, ‘dubbel’, worden genoemd. Dat land krijgt een beheersmandaat
van de Volkenbond, de voorloper van de Verenigde Naties. Men probeert beide partijen
te vriend te houden. De Britse bezetter treedt volgens veel bronnen hard op tegen
Joodse terreur en doet te weinig tegen Arabische. Arabische immigratie wordt onbeperkt
toegestaan; Joodse wordt met kracht bestreden. De weifelende houding van de bezetter
verkleint de problemen tussen Arabieren en Joden niet. Olie – de nieuwe en felbegeerde
energiebron - lijkt een doorslaggevende rol te hebben gespeeld.
De rol van Arabische leiders
In 1933 komt in Duitsland Hitler aan de macht. In delen van Europa waart in die tijd een
duistere geest rond: het fascisme. Onderdrukking, arrestatie, moordpartijen zijn aan de
orde van de dag. Het tomeloze geweld leidt tot de verschrikkelijkste oorlog ooit gevoerd.
De meeste Arabische landen kiezen de kant van de fascistische regimes in Duitsland en
Italië. De door Engeland benoemde (groot-) moefti van Jeruzalem, Amin al-Hoesseini (hij
zou een oom zijn geweest van de later zo bekende Yasser Arafat al-Hoesseini), speelt
een kwaadaardige rol. Hij levert een actieve bijdrage aan de volkerenmoord
op Joden in Europa. Hij werkt ijverig mee aan de Holocaust en veroorzaakt – rechtstreeks
en doelbewust - honderdduizenden slachtoffers. In het Midden-Oosten roept hij zijn
Arabische volgelingen voortdurend op tot moord op de in Palestina wonende Joden. Hij
vlucht na WO2van het ene naar het andere Arabische land, maar Frankrijk laat hem
ontsnappen en de overwinnaars zien geen reden hem voor zijn daden ter verantwoording
te roepen. Dat oorlogsmisdadigers vrij rondlopen is niet uniek. Honderden, zo niet
duizenden Duitse oorlogsmisdadigers weten, onder meer via de Odessa-organisatie) te
ontsnappen en zo hun veroordeling te ontlopen. Velen vertrekken naar Zuid-Amerika;
anderen komen in de Arabische wereld, zoals Syrië en Egypte, terecht en krijgen daar
vooraanstaande functies. Ze worden verantwoordelijk gehouden voor een verschijnsel
dat nieuwer lijkt dan het is: de ‘islamisering van het antisemitisme’.
Verdelingsplan en staat Israël
De Britten geven het mandaat na WO2 op. In 1947 komen de Verenigde Naties – via
de UNSCOP - met een verdelingsplan. Het leidt tot grote onrust. Arabische leiders wijzen
de voorstellen – en daarmee de kans op een Palestijnse staat - af. De eenzijdige en
verrassende uitroeping van de staat Israël, in mei 1948, door Ben-Goerion, vergroot de
spanning. Prompt vallen Arabische legers Palestina binnen. De Joden winnen de oorlog –
tegen de verwachting in. In de christelijke wereld ontstaat enorm enthousiasme.
Kennelijk heeft God het - na eeuwen van straf en boete om hun afwijzing van Christus,
met deHolocaust als dieptepunt - weer goed met Zijn volk voor.
De Joodse militaire overmacht
Het blijft niet bij één oorlog. Na de oorlog van 1948 raken Israël en de Arabieren
herhaaldelijk – in 1956, in 1967 en in 1973 - slaags. Israël demonstreert in alle gevallen
een overmacht die voor de Arabieren moeilijk aanvaardbaar blijkt. Het uitblijven van
Europese en Amerikaanse militaire hulp dwingt Israël tot creatieve oplossingen. Men
besluit dan maar zelf wapens te maken. Het land beschikt intussen over zelfgefabriceerde
wapens van uitstekende kwaliteit. Ze zijn een belangrijk exportproduct.
Uitspraken van Arabische leiders draaien er niet omheen. De elkaar opvolgende oorlogen
zijn van Arabische zijde bedoeld om de Joden uit het land te verdrijven, in zee te drijven
of te vermoorden. De Arabische legers verliezen ze allemaal. Dat leidt in de Arabische
wereld tot enorm gezichtsverlies, teleurstelling en wrok. De haat tegen Israël, dat door
het Westen gesteund wordt, slaat om in haat tegen het Westen en tegen
het christendom. Sindsdien is een nieuwe strijd ontstaan, die tegen de ‘kruisvaarders en
de ongelovigen’, onder aanvoering van Al-Qaeda. Het is geen open strijd, van militair
tegen militair, maar een guerrilla, van onzichtbare ‘militanten’ tegen staande legers. En
waarbij opzettelijke aanvallen op burgers niet geschuwd worden.
De Palestijnse vluchtelingen
Een van de belangrijkste conflictbronnen is het probleem van de Palestijnse
vluchtelingenstroom van 1948. Het is vandaag nog steeds niet opgelost. Israël heeft ze
nooit toegestaan terug te keren naar hun huis. Israël stelt zich op het standpunt dat
mensen die eerst op de dood van de Joden uit waren nu maar beter buiten de deur
gehouden kunnen worden.
De rol van de VN
Speciaal voor de groep Arabische vluchtelingen in Palestina wordt een VN-organisatie,
de UNRWA, in het leven geroepen. Merkwaardig is dat mensen vluchteling blijven heten
nadat ze al jaren elders een dak boven hun hoofd hebben. Hetzelfde geldt voor hun
kinderen en kleinkinderen. Speciaal voor de Palestijnen is de VN afgeweken van de regels
die na WO2 voor andere groepen golden. De minimumtermijn van twee jaar werd
veranderd in tien. Tot op vandaag geeft de VN miljoenenPalestijnen een uitkering. De
vluchtelingen eisen terugkeer naar hun land of anders compensatie voor de in
beslaggenomen huizen en landerijen. Vestiging elders – in Jordanië bij voorbeeld, of in
het nieuwe thuisland van de vluchteling – komt voor de meesten niet in aanmerking.
Direct na WO2 liepen er in en buiten Europa miljoenen ontheemden rond die van iedere
hulp verstoken bleven en voor wie geen enkele regeling werd getroffen.
Veel Joden vinden dat voor de Palestijnse vluchtelingeneen uitzondering is gemaakt. Het
probleem zou door de V.N., samen met de Arabische landen in stand gehouden zijn, ‘om
het Westen en de staat Israël in diskrediet te brengen’.
De Wet op de Terugkeer
Lijnrecht ertegenover staat de terugkeer van steeds meer Joodse immigranten (en het
wettelijke recht daarop) binnen de staat Israël sinds 1950. Bij de Palestijnse Arabieren
ontstaat wrevel omdat voor hen in Israël geen ruimte is, terwijl aan
buitenlandse Joden alle ruimte wordt gegund.
Joodse vluchtelingen
In dezelfde periode (1947-1949) ontstaat een ongeveer net zo grote stroom
vluchtelingen, niet met een Arabische maar een Joodse achtergrond. Ze vluchten uit de
omringende Arabische landen, vaak met achterlating van alles wat ze hebben. Niet
tijdelijk, in afwachting van terugkeer nadat de vijand verslagen is, maar uit angst voor
moordpartijen. Ze worden in de nieuwe staat Israël opgenomen. Ook zij komen in tenten
terecht. Ze worden met grote inspanningen en zonder enige hulp van buiten de Joodse
gemeenschap opgevangen en op den duur geïntegreerd. Fondsen komen voornamelijk
van buitenlandse (Amerikaanse) Joodse hulporganisaties. De internationale
gemeenschap maakt er zich niet druk over en verleent geen steun. Israëlcritici wijzen
erop dat niet alleen de in Israël wonende Arabieren worden gediscrimineerd, maar ook
veel Joodse immigranten.
Het compensatieprobleem
De Palestijnen eisen compensatie voor hun vlucht. In Israël stelt men zich op het
standpunt dat de Palestijnse Arabieren ‘vrijwillig’ gevlucht zijn. Bedoeld wordt dat ze
tijdelijk het veld ruimden: de Arabische legers moesten eerst de Joodse indringers
verjagen. Of erger. Arabieren – de elite eerst - vluchtten naar gebieden die door
Arabische legers werden bezet. Dat Arabische leiders opriepen om ‘alle Joden te
vermoorden’ is onbetwist: ze liggen vast in kranten en interviews.
Joodse organisaties eisen gelijksoortige compensatie voor de uit Arabische
landen gevluchte Joden. Het probleem lijkt onoplosbaar. Internationaal recht voorziet er
niet in. Over de omvang van de kwestie, gerelateerd aan aantallen mensen en de
bezittingen aan beide kanten, heerst grote onduidelijkheid. Nauwkeurige cijfers zijn niet
beschikbaar en de bronnen zijn het niet met elkaar eens. Opmerkelijk is dat dit probleem
veel minder aandacht krijgt in de nieuwsmedia. Verdedigers van de Palestijnse zaak
weten het niet of vinden het niet belangrijk – waarschijnlijk omdat het opgelost is en dus
geen rol meer speelt. Veel critici van Israël koesteren ten onrechte het idee dat er maar
één vluchtelingenprobleem is. Ze beschuldigenIsraël van etnische zuivering: het
moedwillig en met geweld verjagen van een gevestigde bevolkingsgroep. Een groep
Israëlische historici, de ‘nieuwe historici’ (new historians) bevestigt, met allerlei nuances,
de opvatting dat etnisch gezuiverd is.
Bezetting en onderdrukking
Na de oorlog van 1967 ‘bezet’ Israël de tot dan toe Arabische gebieden, zoals een deel
van Jeruzalem, de Gazastrook en deWestbank. De Westbank is de nieuwe naam voor de
kern van het antieke joodse gebied: Judea en Samaria. Al vóór de oorlog waren
in Palestina Arabische terreurorganisaties opgericht, zoals de PLO. Ze plaatsen in hun
statuten de vernietiging van de staat Israël centraal. Ze plegen in binnen- en buitenland
aanslagen op Joden en ze blazen vliegtuigen op. Hun acties, zoals die tijdens de
Olympische Spelen in München, halen de wereldpers. De verhoudingen tussen Israëli’s
en Palestijnenverslechteren snel. Veel mensen in de hele wereld tonen begrip voor de
terreuracties. De ‘Palestijnse kwestie’ krijgt alle aandacht. De Israëli’s verspelen
sympathie. Palestijnse terroristen ondergaan vernederingen, represailles, mishandeling
en marteling.
Oplevend antisemitisme in de Arabische wereld
Het antisemitisme, de langdurige en intensieve Jodenvervolgingen en Jodenhaat, heerste
eeuwenlang vooral in Europa. Vanaf de bezetting in 1967 komt in de Arabische
wereld een enorme anti-joodse propaganda op gang. Die vertoont sterke
overeenkomsten met de argumenten uit de Hitlertijd. De indoctrinatie van de Palestijnse,
Arabische, meestal islamitische, jeugd biedt niet veel uitzicht op een wat tolerantere
houding.
Palestijnse opstand en terreur
De opstelling van Arafat, de PLO, Fatah, Hamas, de beide Intifada’s, de Jihad,
de zelfmoordaanslagen, het op Israëlische steden en dorpen afschieten van raketten:
voor Israël zijn het even zoveel aanleidingen om agressief op te treden tegen Palestijnse
terreur. Het Israëlische geweld wordt niet altijd gezien als logisch gevolg van Palestijns
geweld. Langzaam ontstaat het beeld dat Israël er op uit is, de Palestijnen te verjagen.
Antizionistische bronnen wijzen erop dat in de zionistische plannen nooit rekening
gehouden is met de Palestijnse ‘autochtonen’. Men heeft Palestina willen zien als “een
land zonder volk voor een volk zonder land”. Voor het probleem van de al aanwezige
inwoners zijn allerlei oplossingen bedacht. “Gedwongen verhuizing”, ook
wel transfer genoemd, naar Arabische landen is steeds een optie geweest. Aan de andere
kant stellen Arabische bronnen steeds luider het bestaansrecht van Israël ter discussie.
Diverse organisaties, zoals Hamas,Hezbollah, komen er openlijk voor uit dat de
vernietiging van Israël hun hoofddoel is.
Oudste rechten, historisch recht, gewoonterecht
Een veelgestelde vraag: Wie heeft meer recht op het land, de Palestijnen of de
Joden? Internationaal recht voorziet er (nog) niet in: de geleerden verschillen van
mening.
Joden (of liever: ‘de Israëlieten’) hebben het land duizenden jaren bewoond. Volgens
de Bijbel hadden ze van God de opdracht de oorspronkelijke bewoners te verjagen. Ze
zijn er op hun beurt bij herhaling uit verjaagd. Volgens de Bijbel was dat om hun zonden:
ze hadden zich te veel vermengd met de volken die ze moesten uitroeien, of ze aanbaden
vreemde goden. Eerst waren het de Assyriërs, daarna de Babyloniërs, die aanvielen. Het
land komt steeds weer in vreemde handen. Uiteindelijk zijn het de Romeinen die een
eind maken aan het bestaan van Israël. Arabieren nemen de plaats in van de Joodse
bevolking, hoewel op sommige plaatsen altijd Joden zijn blijven wonen.
Een kleine tweeduizend jaar later komen groepen joodse immigranten terug. De
Arabieren – hoe bekend ook om hun gastvrijheid - zijn niet bereid een stap opzij te doen.
Pro-Israëlische bronnen doen moeite aan te tonen hoe uitgestrekt deArabische wereld is:
er is ruimte genoeg voor Palestijnse Arabieren. Volgens veel bronnen stonden de joodse
nieuwkomers een vreedzame samenleving voor: anderen beweren dat de zionisten vanaf
het begin het land voor zichzelf wilden.
Beloofde land?
Veel mensen – en zeker niet alleen joden – zien Gods
aan Abraham gedane landbelofte als doorslaggevend. De ‘grootlandbelofte’
(Genesis 15:18) geldt niet alleen voor de nakomelingen van Izaak maar ook voor die
van Ismaël en alle andere nakomelingen van de aartsvader.
De internationale gemeenschap en de grootmachten van vandaag erkennen in
1948 Israël als staat. Als Israël “ongeldig” verklaard wordt, dan moet dat evenzeer gaan
gelden voor andere landen. Wetgeving over oudste rechten zou over de hele wereld tot
gigantische gedwongen volksverhuizingen leiden. Het is een onoplosbaar probleem. Op
aarde zou een onbeschrijflijke chaos ontstaan: Amerika terug aan de Indianen:
driehonderd miljoen van oorsprong Europese bewoners terug naar
Nederland, Duitsland, Frankrijk en Engeland. Zuid-Amerika terug aan de Inca’s en alle
Spaanstalige inwoners terug naarEuropa. Normandië en Bretagne terug aan de
oorspronkelijke bewoners. De Visigoten en de Germanen terug naar hun oorspronkelijke
plek. Half Azië en een kwart van Afrika aan het verhuizen. Australië terug aan de
Aboriginals en de Hugenoten hun huizen terug.
Het zou unfair zijn de hoge criteria alleen aan de Joden van Israël op te leggen.
Desondanks blijven veel toeschouwers Israëlals een illegale staat zien, op gestolen, op
geroofd, land. Is Israël de ‘laatste kolonisator in de geschiedenis van de mensheid’? Voor
de Palestijnen en Arabieren heeft de kern van het probleem bovendien een religieus
aspect: binnen de islam is het uit handen geven van land dat ooit eigendom
van moslims is geweest een onmogelijkheid. In de Koran – het heilige boek van
demoslims – komen beide thema’s aan de orde: er staan teksten in die het Joodse recht
op het land erkennen. Andere openbaringen claimen het behoud van land voor de islam.
Jeruzalem
De status van Jeruzalem, de heilige stad van joden, christenen en moslims, lijkt
onoplosbaar. Iedereen meent recht op de stad te hebben. De VN stellen in 1947 voor dat
de stad een internationaal bestuur moet krijgen. Israël roept de stad uit tot eeuwige
hoofdstad van Israël. Gematigde Palestijnse organisaties claimen alleen Oost-Jeruzalem;
de meeste eisen de hele stad – en het hele land. Joden claimen de stad in zijn geheel als
exclusieve hoofdstad van de staat Israël. Zionistische organisaties tonen aan dat de stad
al eeuwenlang een Joodse meerderheid heeft.
Heiligdommen
Het gevecht om de gezamenlijke religieuze gedenkplaatsen, zoals Hebron, Jeruzalem,
de Rotskoepel en de Tempelberg is een probleem op zich. Heeft de tempel van Salomo er
echt wel gestaan? Islamitische en Arabische organisaties spannen zich tot het uiterste in
om aan te tonen dat de Joodse claim op heiligdommen onterecht is. Israël heeft sinds
1967 het beheer over deTempelberg in islamitische handen gelegd (Waqf).
Joodse kolonisatie
De zich steeds verder uitbreidende Israëlische kolonisatie roept internationale kritiek op.
Critici zien het vestigen vannederzettingen als een opzettelijke provocatie. Het
Palestijnse gebied moet Jodenvrij worden. Het woord verwijst naar de nazitijd en
de Holocaust: Duitsland en Europa moesten Judenrein worden gemaakt. Eerder was al
een deel van het oorspronkelijke Palestina, het Jordanië van vandaag, vrijgemaakt
van Joden. Religieuze joden leven in de realiteit van delandbelofte: ze betogen dat het
land van hun God is. Ze willen van Palestijns-Arabische rechten niets weten en stellen
zich als de rechtmatige bezitter op. Vele miljoenen christenen staan erachter: ze noemen
vanuit hun religieuze visie de band metIsraël ‘onverbrekelijk’.
Onderdrukking en vernedering
De Israëlische bezetting van 1967 leidt tot onderdrukking van de Palestijnen. Het
optreden van het Israëlische leger in de Palestijnse gebieden, als vergelding voor
aanslagen, met verarming en wanhoop als gevolg, zet kwaad bloed. Het optreden van
de IDF wordt contraterreur genoemd. Het woord disproportioneel valt. Volgens veel critici
staat het niet in de juiste verhouding tot de door Palestijnen gepleegde terreur.
De beperkte bewegingsvrijheid van de Palestijnen is een dagelijks terugkerende ergernis.
De muren, hekken, prikkeldraadgrenzen en controlepoortjes die Israël bouwt worden als
vernederend ervaren. Het gedrag van Israëlische soldaten wekt constant irritatie. In
documentaires wordt aangetoond hoe de vernedering in zijn werk gaat. Israël verliest er
opnieuw veel sympathie mee. (Buitenlandse) toeristen, die de door moslims (de Waqf)
beheerde Tempelberg willen bezoeken, worden overigens met dezelfde hinderlijke
controlepoortjes en een set strenge regels geconfronteerd.
Naleven VN-resoluties
Een belangrijke conflictbron. Uit anti-Israëlische bronnen is te horen en te lezen
dat Israël de besluiten en aanbevelingen van de VN “aan zijn laars lapt”. Pro-Israëlische
bronnen tonen aan dat hetzelfde verwijt aan de Palestijnen kan worden gemaakt. Veel
resoluties (242) eisen actie van beide partijen: critici stellen vaak alleen eisen aan de
andere partij en laten de plichten voor eigen kant buiten beschouwing.
Eigen staat voor Palestijnen
De grote wens van de Palestijnen, om in een eigen, 100% autonome, Palestijnse staat te
wonen, met eigen bestuur en een eigen strijdmacht, is nog onvervuld. Van veel kanten
klinkt de kritiek dat het volk nog niet op eigen benen kan staan: er zijn te veel interne
bestuurlijke problemen. Er is teveel gewapend conflict. Ook is er de kritiek dat Israël de
Palestijnse gebieden zo versplintert dat nooit een eigen levensvatbare staat kan
ontstaan. Anderen stellen dat Palestina een terreurstaat zal worden, van
waaruit Israël onophoudelijk zal worden bestookt met raketten en granaten. Critici
vergelijken de situatie met Oost- en West-Pakistan.
Palestijnse corruptie en onderlinge strijd
Er is corruptie en er zijn bestuurlijke problemen in het Palestijnse overheidsapparaat.
Voortdurend treden conflicten naar buiten tussen PLO, Fatah, Jihadpartij en Hamas.
Steeds duiken nieuwe splintergroepen op die een eigen agenda voeren. De formele
overheid, de PLO (of Palestijnse Autoriteit of Palestijnse Nationale Autoriteit) heeft
onvoldoende greep op de ‘concurrentie’. Ook Hamas heeft de eigen ‘militanten’ niet in
bedwang.
Agressieve artikelen uit handvesten schrappen
Ondanks beloften en afspraken (Oslo) zijn de Palestijnen nog steeds hun belofte om het
streven naar vernietiging van Israëluit de handvesten te schrappen, niet nagekomen.
Ook het aanpassen van symbolen die Israël ontkennen, zoals de Palestijnse vlag, is tot
nu toe uitgebleven.
Onderhandelingen en overeenkomsten
Er is enorm veel tijd gestoken in onderhandelingen. Herhaaldelijk zijn en worden
overeenkomsten gesloten. Evenzo vaak worden ze geschonden. De hele wereld kijkt
ernaar. Zo nu en dan is er hoop. Partijen maken elkaar over en weer verwijten over het
niet nakomen van afspraken. Veel mensen koesteren grote bewondering voor
de Verenigde Naties. Als onafhankelijk bemiddelaar en arbiter komt de organisatie in
opspraak: Arabische en islamitische dictaturen hebben te grote invloed om de reputatie
van de VN als onafhankelijk bemiddelaar waar te maken. Bij herhaling worden
beleidsfouten gemaakt. Ze tasten de geloofwaardigheid van de organisatie aan. Voor een
overzicht van de onderhandelingsgeschiedenis klik hier.
Buitenlandse steun
De buitenlandse financiële, militaire en morele steun, wordt niet gelijk over beide partijen
verdeeld. De Palestijnen ervaren hun positie in de ogen van het westen als inferieur.
Vooral het beleid van de Europese Commissie en de Verenigde Staten wordt fel
bekritiseerd. Als al steun aan de Palestijnen gegeven wordt verdwijnt een flink deel
daarvan in de zakken van corrupte bestuurders. Merkwaardig is dat de Amerikaanse
steun aan Israël pas goed op gang komt na de oorlog van 1967. Het land heeft zijn
bestaansrecht bewezen en lijkt van nut te kunnen zijn als bolwerk van westerse macht in
een vijandige Arabische wereld. Ook hier spelen oliebelangen een rol.
Houding Arabische landen
De weigering van omringende Arabische landen om Palestijnse rebellen op te nemen is
een eigenaardige kwestie. Palestijnse opstandelingen (tegen Israël) zijn met grof geweld
en vele duizenden doden Jordanië uitgejaagd. Ze wilden daar de macht overnemen.
Daarna vestigden ze zich in Libanon, waar opnieuw moeilijkheden ontstonden. De
bestuurders vluchtten naarTunesië. Van daaruit vestigden ze zich, nota bene met
toestemming van Israël, in de Gazastrook en later op de Westbank. Volgens veel critici
houdt de Arabische wereld het Palestijnse probleem met opzet in stand om het Westen te
gijzelen.
Economie
De enorme verschillen in de economische situatie van de Israëli’s en de Palestijnen wekt
jaloezie. Israël bouwt aan een sterke, op westerse leest geschoeide economie. De
Palestijnse inwoners van de Gazastrook en de Westbank zien geen kans iets evenredigs
neer te zetten. Ze geven de door het Westen gesteunde Israëlische onderdrukking de
schuld van hun armoede. Ook de enorme kosten en inspanningen die Israël levert om
de kolonisten in de bezette gebieden te beschermen is ze een doorn in het oog.
De muur
In 2000 besluit de Israëlische regering om het Palestijnse zelfmoordcommando’s
moeilijker te maken. Er wordt een muurgebouwd. Hoewel het aantal
geslaagde zelfmoordaanslagen sterk afneemt ontstaat in de hele wereld een golf van
verontwaardiging. De muur staat voor een deel op Palestijns grondgebied. Zelfs het
Internationaal Gerechtshof in Den Haag veroordeelt de bouw. Israël stoort zich er niet
aan. Het Israëlische Hooggerechtshof dwingt te staat, sommige stukken van de muur te
verplaatsen omdat ze op Palestijns, althans op ‘betwist’, grondgebied staan.
Propagandamachines
Zowel Israël als de Palestijnen doen er alles aan om de wereldopinie op hun hand te
krijgen. Er wordt opzettelijk gelogen, er wordt bewust overdreven. Sommige Arabische
en Palestijnse leiders spreken met dubbele tong: in het Engels spreken ze woorden met
een heel andere intentie dan (soms direct erna) in het Arabisch. De wereld besteedt er
weinig aandacht aan. Ook allerlei andere belanghebbenden leveren inspanningen om de
wereldopinie via hun propagandamachines te beïnvloeden. De krachtige bemoeienis van
omstanders – vooral in de islamitische en de christelijke wereld - veroorzaakt een
constante stroom nieuwe conflictstof. Zo komen er in het Westen boeken op de markt
waarin de Israëlische agressie fel veroordeeld wordt. In sommige ervan wordt aan de
Palestijnse agressie geen enkele aandacht besteed. Zionistische lectuur verheerlijkt het
Israëlische standpunt. Overigens komt ook van joodse schrijvers een stroom
antizionistische lectuur op de markt. In deArabische wereld verschijnen antisemitische
boeken en films.
Slachtoffers
Onder de Israëlische burgerbevolking vallen veel slachtoffers. Palestijnse strijders zien
Israëlische burgers niet als onschuldig: ze beschouwen iedere Jood als een potentiële
soldaat. Daarmee lijkt hun terreur tot verzet geworden.
Onder de Palestijnen vallen drie keer meer doden en gewonden. De
islamitische propaganda doet zijn werk. Veel Palestijnse slachtoffers sterven vrijwillig: ze
zien hun dood als een groot goed. Ze zijn er bewust op uit tot martelaar te worden
verheven. Ze houden zich niet aan de regels van het oorlogsrecht. Getroffen worden in
de Jihad – het gevecht met de ongelovigen – is een eer. Ze zijn niet als soldaat
herkenbaar. Ze vechten vanuit posities midden tussen burgers en zijn niet van burgers te
onderscheiden. De manier van vechten klopt niet – net als sommige onderdelen van de
Israëlische aanpak – met de Conventies van Genève. Ze zijn meestal onvoldoende
getraind en hebben, zelfmoordenaars uitgezonderd, vaak geen schijn van kans tegen het
geoefende, ‘geregelde’ leger van hun tegenstander. Het verklaart dat de aantallen
Palestijnse slachtoffers twee tot drie keer groter zijn dan die van Israël. Critici noemen
het een ‘sterfcultuur’.
Proportie
De aantallen slachtoffers zijn een bron van overdrijving en zelfs leugens. Beide partijen
houden lijsten van slachtoffers bij. Op internet zijn ze gemakkelijk benaderbaar. De
genoemde aantallen kloppen soms niet met die op de lijsten. Soms neemt de
internationale pers bewijsbare onjuistheden over. Aan Israëlische kant wordt na acties
betoogd dat men meer ‘eigen’ slachtoffers had kunnen voorkomen als er minder
zorgvuldig opgetreden was. Gedoeld wordt dan op de mogelijkheid van zware
bombardementen, “zoals Amerika doet”. Ook worden leiders van Palestijnse
terreurorganisaties zonder vorm van proces geliquideerd. Geregeld kost dat onschuldige
omstanders het leven. Anti-Palestijnse bronnen betogen dat het bij Israëlisch acties om
ongewenste randschade gaat, terwijl de Palestijnen bewust uit zijn op het doden van
onschuldige burgers.
De internationale pers besteedt veel aandacht aan de aantallen slachtoffers. Intussen
vallen in andere landen slachtoffers in aantallen die vele malen groter zijn. Voorbeelden:
Congo, Soedan (Darfoer), Somalië, Irak, Sri Lanka, Iran, Oost-Borneo,Tibet,
Nepal, Tsjetsjenië, Koerdistan, Kasjmir, etc. Voor die doden is om onduidelijke redenen
belangrijk minder aandacht.Israël wordt vaak beschuldigd van buitenproportioneel
reageren op vijandelijke acties. In het Westen lijkt proportioneel (leren)denken over
menselijk leed steeds meer in de aandacht te komen.
Uit balans
De kern van het probleem is zowel onvermogen als onwil om samen een vreedzame
samenleving op te bouwen. Het wordt vooral veroorzaakt door de agressie en onwil van
politieke of religieuze extremisten (20-30% van de bevolking) aan beide kanten.
Veel Palestijnen zijn opgevoed in een sfeer van haat en agressie tegen de Joden.
Joodse kolonisten maken Palestijnenhet leven onmogelijk. Beide partijen zijn religieus
geïnspireerd.
De meeste bronnen gaan er vanuit dat tussen de 70 en 80% van beide partijen in
principe tot vreedzame co-existentie bereid is. De extremisten denken nog steeds
voordeel te behalen uit gewapend geweld. Partijen zien de redelijkheid van elkaar eisen
nog niet in. Politiek en militair evenwicht zijn ver te zoeken.
Buitenlandse invloed
Ook de invloed van buitenlandse belanghebbenden staat een oplossing in de weg. Niet
alleen de VN, de USA en Europa, maar ook landen als Egypte, Jordanië, SaoediArabië, Iran, Irak, Syrië en Libanon (Hezbollah) houden zich intensief met het conflict
bezig. Ook deze bemoeienis lijkt disproportioneel: andere conflicten, met veel meer
slachtoffers, voornamelijk in de islamitische wereld, woekeren onbelemmerd verder.
Grootmachten lijken hun macht en invloed niet te gebruiken om vrede en het afzweren
van geweld af te dwingen, maar moedigen dat juist aan. De verantwoordelijkheid voor de
Palestijnse ellende kan niet alleen aan Israël en het Westen worden toegeschoven. Bij
omringende landen als Jordanië (80% van het
oorspronkelijkePalestina), Egypte, Libanon en Syrië valt nauwelijks serieuze bereidheid
vast te stellen om daadwerkelijke hulp, integratie en onderdak te bieden. Palestijnse
Arabieren die in 1948 of 1967 naar die landen zijn gevlucht wonen nog vandaag in
armoede, opgeborgen in vluchtelingenkampen, met nauwelijks kans op werk of
acceptatie.
Oplossing nog niet in zicht
Een samenvatting van de conflictstof lijkt niet zinvol zonder een overzicht te geven van
de vele (deel-) oplossingen die in de loop der jaren zijn ontwikkeld. Steeds weer ontstaat
er hoop in de harten van miljoenen mensen, als het erop lijkt dat partijen tot elkaar
gekomen zijn. Steeds weer strandt de zo begeerde vrede op onwil en onmacht van zowel
leiders als achterban.
********************************
Download