Emeritiforum – 29 april 2010 Ouder worden en oud zijn Psychologische perspectieven Alfons Marcoen Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Centrum voor Ontwikkelingspsychologie Ouder worden en oud zijn • De drie evoluerende gezichten van het ouder worden • Het ouder worden in levensloopperspectief • De dubbele focus van het psychologisch onderzoek naar ontwikkeling en ouder worden • Succesvol ouder worden • Constructief ouder worden • De paradox van het ouder worden en gerotranscendentie De drie evoluerende gezichten van het ouder worden = lichamelijk = sociaal = persoonlijk-existentieel OUD(ER) WORDEN • Lichamelijk verouderen Primaire, secundaire en tertiaire veroudering Effecten op het cognitief-psychologisch functioneren Toenemend verlies van adaptatievermogen in de 3de en 4de leeftijd OUD(ER) WORDEN OVERKOMT ONS OUD(ER) WORDEN • Senior worden wijziging van zijn sociale positie in de familie het beroepsleven de gemeenschap (grootouder worden, mentor worden op het werk, pensionering, het overlijden van zijn ouders, tot de oudere generatie behoren in gemeenschap) OUD(ER) WORDEN WORDT ONS GESCHONKEN en/of AANGEDAAN OUD(ER) WORDEN Op hogere leeftijd zijn leven persoonlijk zin en vorm geven Zijn leven opvatten als een persoonlijke prestatie, als het vervullen van een ontwikkelingstaak. Met een positieve houding, adequaat omgaan met wat het leven met zich meebrengt, zodat men kan spreken van succesvol / positief /optimaal / productief / constructief / zinvol ouder worden OUD(ER) WORDEN IS OOK EIGEN WERK Normbiografie / Standaardbiografie Drie grote vaste levensfasen volgen elkaar op, gedifferentieerd voor mannen (arbeid) en vrouwen (zorg) 1: leren, 0-18/25 jaar, verzorging, opvoeding en scholing 2: werken, 18/25-65 jaar, betaalde arbeid of zorg 3: rusten, na 65 jaar, pensioen of zorg Keuzebiografie Na de jeugdperiode en jongvolwassenheid, zowel voor vrouwen als voor mannen, volgen minder vast afgebakende levensfasen op basis van herhaalde keuzes (met betrekking tot diverse sociale posities in arbeid, gezin, zorg en vrije tijd) en de veranderende lichaamsconditie, resulterend in een verlengde periode van ouder worden bestaande uit een derde en vierde levensfase. HET IS ZINVOL VAN EEN ONDERSCHEID TE MAKEN TUSSEN DE DERDE EN DE VIERDE LEEFTIJD DE DERDE LEEFTIJD De derde leeftijd (young old) (1) Baltes & Smith 2003 • De levenverwachting neemt toe: meer oudere mensen leven langer. • Volwassenen vandaag beschikken over een substantieel latent potentieel voor een betere fysieke en mentale fitheid in de ouderdom. • Opeenvolgende cohorten (generaties) vertonen winst in fysieke en mentale fitheid. • Er is evidentie van de aanwezigheid van een cognitief-emotionele reserve. De derde leeftijd (young old) (2) Baltes & Smith 2003 • Meer en meer mensen worden succesvol ouder. • Veel senioren vertonen hoge niveaus van emotioneel en persoonlijk welbevinden (plasticiteit van het zelf). • Ze beschikken over effectieve strategieën om met de winsten en verliezen om te gaan op latere leeftijd. DE VIERDE LEEFTIJD De vierde leeftijd (oldest old) Baltes & Smith 2003 • Behoorlijk grote verliezen in cognitief potentieel en bekwaamheid tot leren • Toename van chronische stress • Grote prevalentie van dementie (ongeveer 50% bij 90-jarigen) • Hoge niveaus van kwetsbaarheid, disfunctionaliteit en multimorbiditeit • Sterven op oudere leeftijd, op een waardige wijze, is een grote zorg. Leven en sterven in de vierde leeftijd Resultaten van de BASE studie van Baltes Gedragsobservaties Chronische lasten accumuleren in de vierde leeftijd: 80% ervaren verliezen op 3 tot 6 gebieden, bijv. gezicht, gehoor, kracht, functionele capaciteit, ziekte, cognitie Toenemende vermindering en afbraak van het psychologisch aanpassingsvermogen Toenemende verliezen in de ervaring van de positieve kanten van het leven (geluksgevoel, sociale contacten) Leven en sterven in de vierde leeftijd Gedragsobservaties (vervolg) Het functioneringsprofiel 2 jaar voor het overlijden is vanaf de leeftijd van 85 tot 100-plus steeds negatiever Verliezen in het cognitief functioneren Verliezen inzake identiteit (grotere eenzaamheid en psychologische afhankelijkheid) Leven en sterven in de vierde leeftijd Sociale context De oudste ouderen zijn meestal vrouwen De meerderheid zijn weduwe en leven alleen (als ze niet in een tehuis wonen) De meerderheid worden gehospitaliseerd voor een zekere tijd in de laatste jaren van het leven De meerderheid sterft alleen in een hospitaal of instelling Het ouder worden in levensloopperspectief Ontwikkeling en ouder worden hebben beiden te maken met lichamelijke en psychologische veranderingen gesitueerd op de tijdslijn van de menselijke levensloop: V = f (T). Hoe verhouden deze twee soorten veranderingen zich tot elkaar? Veranderingen in functie van de tijd: V = f (T) Tijd is een leeg begrip. T staat voor de tijdspanne van de menselijke levensloop. Welke soort veranderingen kenmerken de ontwikkeling en welke kenmerken het ouder worden? Veranderingen V = f (T) • • • • • • • • GROEI TOENAME OPBOUW OPGANG VOORUITGANG VERBETERING STRUCTURERING INTEGRATIE Woorden om veranderingen aan te duiden Veranderingen V = f (T) • • • • • • • • AFTAKELING AFNAME AFBRAAK NEERGANG ACHTERUITGANG VERSLECHTERING VERVAL DESINTEGRATIE Woorden om veranderingen aan te duiden Veranderingen V = f (T) • • • • • • • • groei toename opgang opbouw vooruitgang verbetering structurering integratie aftakeling afname neergang afbraak achteruitgang verslechtering verval desintegratie POSITIEF NEGATIEF Levensfasen DEVELOPMENT and AGING Adult development Veranderingen aangeduid als ontwikkeling en als ouder worden (1) zijn elkanders keerzijde (J.J.F. Schroots) (2) kunnen geïntegreerd worden in een nieuw ontwikkelingsconcept (P. Baltes) ONTWIKKELING EN OUDER WORDEN OUDER WORDEN EN ONTWIKKELING Ontogenetische psychologie (J.J.F. Schroots) Eerste levenshelft ONTWIKKELING Tweede levenshelft OUDER WORDEN OUDER WORDEN ONTWIKKELING DEVELOPING growing maturing adulting AGING biologisch psychologisch sociaal senescing geronting eldering Ontogenetische psychologie (J. J. F. Schroots) Growing: de processen waardoor kinderen de typische gestalte en vorm verwerven van een volwassen organisme Maturing: de processen waardoor kinderen de karakteristieke kenmerken van het functioneren van een volwassen organisme verwerven met betrekking tot de realisatie van zelfregulatie en autonomie ten opzichte van diverse omgevingen Adulting: de processen van het verwerven door kinderen van sociale rollen en gedragingen die finaal verwacht worden van volwassenen in de maatschappij Ontogenetische psychologie (J. J. F. Schroots) Senescing: de processen die aan de basis liggen van de toenemende kans van het sterven van volwassenen op gevorderde leeftijd Geronting: het proces in rijpe organismen van de adaptatie en optimalisering van zelfregulatie en autonomie ten opzichte van diverse omgevingen bij de confrontatie met afnemende capaciteiten en resources Eldering: het proces van verandering van sociale rollen en gedragingen bij volwassenen in de richting van wat de maatschappij verwacht van oudere individuen Ontogenese Ontwikkeling en ouder worden Lichamelijk Groei Verouderen Psychologisch Volwassen worden Oud worden Maatschappelijk Volwassen rollen opnemen Senior worden Veranderingen aangeduid als ontwikkeling en ouder worden (1) zijn elkanders keerzijde (J.J.F. Schroots) (2) kunnen geïntegreerd worden in een nieuw ontwikkelingsconcept (P. Baltes) Veranderingen in onszelf en in ons leven kunnen we omschrijven met woorden als • • • • • • • • groei opbouw toename opgang vooruitgang verbetering integratie ONTWIKKELING aftakeling afbraak afname neergang achteruitgang verslechtering desintegratie OUDER WORDEN WINST VERLIES AANPASSINGSVERMOGEN Aanpassingsvermogen: winst en verlies doorheen de levensloop (P. Baltes) winst verlies geboorte ouderdom ONTWIKKELING / OUD(ER) WORDEN = energie en resources investeren in drie centrale ontwikkelingsdoelen GROEI BEHOUD (herstel / veerkracht) vooral in de eerste levenshelft toenemend in de middelbare en late volwassenheid VERLIESREGULATIE toenemend in de late volwassenheid en de hoge ouderdom Het streven naar groei en behoud van het aanpassingsvermogen en het omgaan met verlies gebeurt volgens Baltes en Baltes levenslang via drie basisprocessen: SELECTIE (SPECIALISATIE) OPTIMALISERING COMPENSATIE Naar een nieuw ontwikkelingsconcept (Baltes & Baltes, 1990) ONTWIKKELING = SELECTIEVE LEEFTIJDGEBONDEN VERANDERINGEN VAN DE AANPASSINGSCAPACITEIT VIA DRIE BASISPROCESSEN: SELECTIE – OPTIMALISERING – COMPENSATIE (SOC-theorie) PROCESSEN SELECTIE identificatie van activiteitsdomeinen, taken, doelen doorheen de levensloop; beperkte keuze uit veel mogelijkheden = specialisatie OPTIMALISERING verbeteren en versterken van bestaande middelen gericht op bepaalde doelen (blijvende aandacht, inzet en verfijning van adequate middelen) en zoeken naar versterking biedende omgevingen COMPENSATIE verwerven van nieuwe op doelen gerichte interne en externe middelen bij verlies van doelrelevante middelen of contextveranderingen S-O-C en OUDER WORDEN Het onomkeerbaar (lichamelijk) verouderen en de gevolgen ervan voor het psychosociaal functioneren vergen een voortdurende coördinatie van de drie basisontwikkelingsprocessen, SELECTIE, OPTIMALISATIE en COMPENSATIE. Arthur Rubinstein Briljant pianist tot op zeer hoge leeftijd. Gevraagd naar hoe hij dat deed: (1887-1982) Minder stukken op zijn repertorium nemen. S Meer oefenen. O Trage delen in een stuk trager spelen om het contrast met een volgende snel gedeelte te behouden. C SELECTIE (SPECIALISATIE) = het levenslang kiezen en bepalen van: activiteitsdomeinen, taken die we op ons willen nemen, doelen die we willen nastreven = bij onomkeerbaar verouderen en ouder worden * * * * * * * bepaalde activiteiten vermijden taken en doelen beperken het aantal activiteitsdomeinen beperken bepaalde doelen belangrijker vinden dan andere alternatieve taken opnemen alternatieve doelen kiezen zijn verwachtingen aanpassen OPTIMALISERING = het levenslang verbeteren en versterken van de middelen (kennis, vaardigheden,talenten) waarover we beschikken om bepaalde doelen te bereiken en het zoeken naar omgevingen die ons sterker maken. = doelen en verwachtingen blijven cultiveren door: * * * * * * * gerichte aandacht geven inspanningen leveren tijd maken en tijd investeren gebruik van vaardigheden nieuwe vaardigheden aanleren succesvolle leeftijdsgenoten als model nemen zichzelf motiveren tot zelfontwikkeling COMPENSATIE = verwerven van nieuwe op doelen gerichte interne en externe middelen bij het verlies van doelrelevante middelen of contextveranderingen = de gevolgen van verlies aan middelen en veranderingen in de levensomstandigheden opvangen door: * verhoogde inspanningen leveren * meer tijd investeren * ongebruikte vaardigheden en mogelijkheden activeren * modellen van compensatie nabootsen * technische hulpmiddelen gebruiken * beroep doen op hulp en bijstand in de omgeving • een visie op de levenslange winstverlies dynamiek in zake het aanpassingsvermogen • het onderscheid tussen drie ontwikkelingsdoelen: groei, behoud en verliesregulatie • de erkenning van drie basisontwikkelingsprocessen: selectie, optimalisatie en compensatie LEVENSLOOPPERSPECTIEF Paul Baltes (1987) formuleerde ook nog andere proposities die karakteristiek zijn voor de benadering van de ontwikkeling en het ouder worden in levenslooppsychologische perspectief. De ontogenetische (in de levensloop van het individu gesitueerde) ontwikkeling is een levenslang proces. Er vindt ontwikkeling plaats in elke leeftijdsperiode. De ene leeftijd is in dit opzicht niet belangrijker dan de andere. In de levensloop treden er veranderingen op in de dynamiek tussen biologie en cultuur. Biologisch gezien is de mens niet uitgerust voor een blijvende aanpassing aan de verwachtingen en doelen gecreëerd binnen de cultuur. Het leven is eindig, uiteindelijk faalt de aanpassing, de dood is onvermijdelijk. Hoe ouder iemand wordt hoe groter de nood aan ondersteuning van de aanpassing vanuit de cultuur (medicatie, ondersteunende contexten, zingeving). Biologie en cultuur De voordelen van de evolutionaire selectie nemen af met de leeftijd. De behoefte aan cultuur neemt toe met de leeftijd. De effectiviteit van de cultuur neemt af met de leeftijd. De ontwikkeling is gekenmerkt door grote intra-individuele plasticiteit. De mens kan door gerichte inspanningen altijd in een of ander opzicht veranderen, de grenzen van zijn kennis, begripsvermogen en vaardigheden verleggen. Levenslooppsychologen zijn geïnteresseerd in de leeftijdgebonden positieve en negatieve veranderingen van deze grenzen. Effect 5 à 6 trainingssessies op de vloeiende intelligentie (P. Baltes) De ontogenetische ontwikkeling gebeurt in een historisch-culturele context die zelf verandert. Als de culturele condities veranderen verandert ook het verloop van de ontogenetische ontwikkeling. Voor levenslooppsychologen is deze contextualistische benadering essentieel. DE DUBBELE FOCUS VAN HET PSYCHOLOGISCH ONDERZOEK NAAR ONTWIKKELING EN OUDER WORDEN • studie van functies en attributen (geheugen, intelligentie, reactiesnelheid, zien, horen, persoonlijkheidstrekken, ….) • studie van de hele persoon / het individu in zijn totaliteit Cross-sectioneel onderzoek Intelligentie-ontwikkeling (Jones & Kaplan, 1945) Longitudinaal onderzoek (metingen om de 7 jaar) Intelligentie-ontwikkeling (Schaie & Strother, 1968) Longitudinaal onderzoek Intelligentie-ontwikkeling (Eisendorfer & Wilkie, 1973) Longitudinaal onderzoek Intelligentie-ontwikkeling (Eisendorfer & Wilkie, 1973) Performance Crystallized EXAMPLES: Language Intelligence as Cultural Knowledge Social Intelligence PRAGMATICS EXAMPLES: Memory Problem Solving (symbols, figures) Intelligence as Basic Information Processing MECHANICS ca. 25 Age ca. 70 function-centered life-span theory model psychometrische intelligentie volgens Cattell & Horn Alfons Marcoen - 2001 MECHANIEK EN PRAGMATIEK van de INTELLIGENTIE (Baltes) Basisinformatieverwerking MECHANIEK inhoudsarm universeel biologisch genetische aanleg Verworven kennis PRAGMATIEK inhoudsrijk cultuurafhankelijk op basis van ervaring Mechaniek en pragmatiek van de intelligentie Werkgeheugen Wijsheid Mechaniek van de intelligentie • • • • • • • • hardware biologisch verankerd genetische aanleg vloeiende intelligentie (logisch redeneren – verbanden leggen – classificeren) cognitie-als-cognitie (zuiver denken) snelheid is essentieel belangrijk op jongere leeftijd neemt af met de leeftijd Geheugenprestaties van jonge en niet-demente bejaarde patiënten 18-29 jaar 30-39 jaar 40-49 jaar 50-59 jaar 60-69 jaar 70+ jaar Pragmatiek van de intelligentie • • • • • • • • software verworven door ervaring gekristalliseerde intelligentie cognitie in dienst van de aanpassing (toegepast denken) de inschatting van de situatie is essentieel cultureel verankerd toenemend belangrijk in de levensloop wordt stabiel of neemt toe Pragmatiek van de intelligentie • NORMATIEVE PRAGMATISCHE KENNIS * algemene culturele kennis * verbale vaardigheden * rekenvaardigheden * wereldkennis SCHOLING interindividuele verschillen in gekristalliseerde vaardigheden NEURONALE OVERDETERMINATIE minder leeftijdgebonden achteruitgang Pragmatiek van de intelligentie • PERSOONSPECIFIEKE PRAGMATISCHE KENNIS * afgesplitst van de normatieve kennis komt voort uit: ~ een combinatie van experiëntiële settings ~ persoonlijkheidskenmerken ~ motivatie ~ cognitieve capaciteiten * moeilijk te testen (specifieke deskundigheid) MECHANIEK en PRAGMATIEK • pragmatische kennis (expertise) in een specifiek domein verhindert niet de achteruitgang van de mechaniek • er is wel transfer mogelijk van het ene pragmatisch kennisdomein naar een ander Bijvoorbeeld: (1) ingenieurs met vooral ervaring in planningstaken versus ingenieurs met vooral expertise in probleemoplossingstaken passen zich beter aan aan de pensionering omdat ze meer ervaring hebben met onduidelijk gestructureerde taken; (2) lange ervaring met complexe werkinhoud bevordert flexibiliteit in denken pragmatische kennis binnen een specifiek domein kan de effecten van de achteruitgang in de mechaniek van de cognitie compenseren (niet ongedaan maken) Verminderd risico op cognitieve aftakeling in de ouderdom (Schaie, 1994) • afwezigheid van cardiovasculaire en andere chronische ziekten • leven in een gunstig milieu (bv. hoge SES) • substantiële betrokkenheid op activiteiten die typisch zijn voor een complex en intellectueel stimulerend milieu • een flexibele persoonlijkheidsstijl op middelbare leeftijd en soepelheid in motorisch-cognitieve taken Verminderd risico op cognitieve aftakeling in de ouderdom (Schaie, 1994) • getrouwd zijn met iemand met een hoog intellectueel niveau • het behoud van een hoog niveau van perceptuele informatieverwerking • tevreden zijn met zijn leven in de middelbare leeftijd en vroege ouderdom DE DUBBELE FOCUS VAN HET PSYCHOLOGISCH ONDERZOEK NAAR ONTWIKKELING EN OUDER WORDEN • studie van functies en attributen (geheugen, intelligentie, reactiesnelheid, zien, horen, persoonlijkheidstrekken, ….) • studie van de hele persoon / het individu in zijn totaliteit