Mondbranden

advertisement
Thema: Oral medicine
Van der Waal: Mondbranden
Mondbranden
I. van der Waal
Mondbranden komt vooral bij ouderen voor, vaker bij vrouwen dan bij mannen. Vaak voorkomende
begeleidende symptomen zijn klachten over een droge mond en smaakstoornissen. De oorzaak is
meestal onbekend. Hoewel vaak wordt verondersteld dat sprake zou zijn van een onderliggend psychisch lijden, is het wetenschappelijke bewijs daarvoor nooit geleverd. Bij de meeste patiënten verdwijnen de klachten spontaan, ook al kan dat jaren duren.
Samenvatting
Trefwoorden:
• Mondziekten en kaakchirurgie
• Mondafwijking
WAAL I VAN DER. Mondbranden. Ned Tijdschr Tandheelkd 2001; 108: 237-241.
Uit de afdeling Mondziekten en kaakchirurgie/Orale
Inleiding
Mondbranden komt vaker voor bij vrouwen dan bij
mannen en uit zich vooral boven het veertigste jaar.
De term ‘mondbranden’ wordt gebruikt voor een min
of meer chronisch pijnlijk of branderig gevoel in het
mond- of tongslijmvlies zonder dat er sprake is van
aantoonbare slijmvliesveranderingen (afb. 1) (Zakrzewska, 1995). Wanneer de klachten alleen de tong
betreffen, worden ook wel de termen glossodynie of
glossopyrose gebruikt. Wanneer patiënten met een
gebitsprothese klagen over een branderig of onaangenaam gevoel in het gehemelteslijmvlies - en soms ook
elders in de mond - zonder dat het slijmvlies een geïrriteerd aspect toont, wordt meestal de term ‘denture
sore mouth’ gebruikt. In feite is hier sprake van een
variant van mondbranden. Vermoedelijk geldt dat ook
voor onbegrepen tandpijn, odontalgie.
Veelal is bij klachten van mondbranden tevens sprake van smaakstoornissen en het gevoel van een droge
mond (xerostomie), en wordt gesproken over het
mondbrandsyndroom, in het Engels ‘burning mouth
syndrome’ genoemd.
Epidemiologie
Epidemiologische gegevens over de frequentie van
voorkomen van mondbranden in de diverse delen van
de wereld zijn slechts beperkt beschikbaar (Hakeberg
et al, 1997). Ook in Nederland zijn op dit gebied nauwelijks gegevens beschikbaar. Publicaties over dit onderwerp betreffen steeds bepaalde, geselecteerde patiëntengroepen, zoals patiënten uit het bestand van een
algemene tandartspraktijk, patiëntes die een gynaecologische polikliniek bezoeken wegens overgangsklachten, of patiënten met diabetes mellitus. In Nederland
gaat het vermoedelijk om ongeveer duizend mensen
die zodanig last van mondbranden ondervinden, dat
zij daarvoor één- of meermalen per jaar hulp zoeken.
Tabel 1. Plaats van mondbranden bij 154 patiënten
(meer lokalisaties gelijktijdig mogelijk)
(Van der Ploeg et al, 1987).
Tong (tongranden, tongpunt, tongrug)
Lippen
Gehemelte (al of niet door prothese bedekt)
Wangslijmvlies
Keel
Ned Tijdschr Tandheelkd 108 (2001) juni
71%
50%
46%
21%
19%
pathologie/Algemene ziekteleer van het Vrije Universiteit Medisch Centrum in
Amsterdam/Academisch
Het klachtenpatroon
Centrum Tandheelkunde
Amsterdam (ACTA)
De meeste patiënten klagen over een brandend gevoel
in de mond of tong en omschrijven dat vaak als een
gevoel de mond of tong aan te hete soep te hebben verbrand. Jeuken of steken zijn eveneens veel genoemde
klachten. De klachten komen vrijwel zonder uitzondering dubbelzijdig voor.
Mondbranden doet zich vooral voor op de tong,
maar kan ook voorkomen op het gehemelte, de lippen,
het wangslijmvlies en de keel (tab. 1). Uit de meeste
onderzoeken blijkt, dat patiënten hun mondbrandklachten ’s morgens bij het wakker worden als het
minst erg ervaren en dat de klachten in de loop van de
dag geleidelijk toenemen en vooral ’s avond ondraaglijk zijn. Ongeveer één derde van de patiënten met
mondbrandklachten zegt er ook bij het eten last van te
hebben. Bijna de helft van de patiënten ervaart een verergering van de klachten bij het gebruik van
gekruid voedsel. Ongeveer twee derde van de
patiënten zegt door de
klachten slecht in slaap
te kunnen komen of er
’s nachts wakker van te
worden (Van der Ploeg
et al, 1987).
Bij de meeste mensen met mondbranden
zijn de klachten iedere
dag aanwezig, soms gedurende vele maanden
Datum van acceptatie:
27 februari 2001.
Adres:
Prof.dr. I. van der Waal
VUMC
Postbus 7057
1007 MB Amsterdam
Afb. 1. Normaal aspect van
het slijmvlies van de tongrug
bij een patiënte met al twee
jaar bestaande klachten over
het gevoel de tong te hebben
verbrand. Er zijn klinisch
geen zichtbare afwijkingen
van de tong.
237
Van der Waal: Mondbranden
Tabel 2. Andere bij mondbrandklachten geuite klachten in en rond de
mond (Grushka, 1987).
Droge mond
Smaakstoornissen
Slikproblemen
Reukverlies
Mondbranden
(n = 54)
%
Controlegroep
(n = 27)
%
63
60
28
13
19
7
7
8
of jaren. Bij sommige patiënten blijken de klachten
even abrupt te verdwijnen als zij zijn gekomen, terwijl
bij andere patiënten sprake is van een min of meer blijvend verschijnsel. Sommige patiënten zeggen na enkele jaren “er mee te hebben leren leven” of “het aanvaard te hebben”.
Door ongeveer een kwart van de patiënten met
mondbrandklachten wordt een tandheelkundige behandeling als aanleiding van de klachten beschouwd (Van
der Ploeg et al, 1987). Soms wordt ook een bepaalde
emotionele gebeurtenis, bijvoorbeeld het overlijden
van de echtgenoot, als begintijdstip van de klachten
vermeld.
Bij veel patiënten met mondbrandklachten is tevens sprake van andere klachten in en rond de mond.
Voornamelijk betreft het de reeds in de inleiding
genoemde klachten van een droge mond en smaakstoornissen (Formaker en Frank, 2000). Andere veel
genoemde ongemakken zijn droge ogen, moeilijk slikken, zwelling van het gelaat en ook reukverlies. Door
Grushka (1987) werd het voorkomen van voornoemde
klachten bij een groep patiënten met mondbranden
vergeleken met die van een controlegroep. Daarbij bleken vooral xerostomieklachten en smaakstoornissen
significant vaker voor te komen bij patiënten met
mondbrandklachten (tab. 2).
In een onderzoek bij postmenopauzale vrouwen
met klachten over mondbranden werd de frequentie
van het gelijktijdig voorkomen van andere klachten
vergeleken met die van overeenkomstige klachten bij
een controlegroep van postmenopauzale vrouwen, die
geen klachten over mondbranden had (Grushka, 1987).
Vrouwen met mondbrandklachten bleken vaker last te
hebben van onder andere slapeloosheid, neerslachtigheid, hoofdpijn en verminderd concentratievermogen.
In de oudere literatuur werd vaak een verband gelegd
tussen aandoeningen van het mondslijmvlies en die
van andere delen van het spijsverteringskanaal. In de
recente literatuur worden dergelijke verbanden echter
zelden meer genoemd.
Enkele lokale oorzaken
Verschillende, merendeels goedaardige afwijkingen
van het slijmvlies kunnen een pijnlijk of brandend
gevoel veroorzaken. Hierbij valt te denken aan candidose en lichen planus. Dit betreft echter steeds aandoeningen, die met zichtbare slijmvliesveranderingen
gepaard gaan en waarbij per definitie niet van (echt)
mondbranden mag worden gesproken.
238
Mondbranden komt nogal eens voor bij mensen bij
wie ter vervanging van een soms tientallen jaren oude
gebitsprothese, een nieuwe prothese wordt vervaardigd.
Het is begrijpelijk dat de patiënt daardoor het materiaal
van de nieuwe prothese als hoofdschuldige beschouwt.
Een van de symptomen van een op zichzelf zelden voorkomende overgevoeligheid voor prothesemateriaal,
vooral voor kunsthars, kan een branderig gevoel, vooral
van het gehemelte zijn. Het klinische beeld wordt daarbij eigenlijk altijd gekenmerkt door een ontstekingsbeeld van het slijmvlies, waardoor per definitie niet mag
worden gesproken van (echt) mondbranden. Eén van de
criteria is immers, dat daarbij het slijmvlies klinisch een
normaal, niet-ontstoken aspect heeft.
De praktische betekenis van het voorgaande is, dat
bij patiënten met mondbrandachtige klachten die een
prothese dragen onderzoek naar eventuele overgevoeligheid voor bestanddelen van de gebitsprothese alleen
zinvol is, wanneer er klinisch zichtbare afwijkingen
van het door de prothese bedekte slijmvlies aanwezig
zijn. Daarnaast dient vooral ook aandacht te worden
besteed aan de kwaliteit van de gebitsprothese, zoals
retentie, stabiliteit, ruimte voor de tong, beethoogte en
occlusie (Svensson en Kaaber, 1995).
Overgevoeligheidsreacties op metaalbestanddelen
van tandheelkundige restauraties zijn zeldzaam (Virgili et al, 1996). Als een dergelijk fenomeen zich voordoet, gaat dat gepaard met roodheid van het omgevende slijmvlies. Zoals in de inleiding is gedefinieerd, is bij
zichtbare slijmvliesafwijkingen niet de term ‘mondbranden’ van toepassing.
Over de eventuele rol van malocclusie van het gebit
bij mondbranden bestaan tegenstrijdige opvattingen.
Dit geldt min of meer ook voor malpositie van gebitselementen en ankers van een partiële prothese. Het lijken in ieder geval geen factoren van doorslaggevende
betekenis te zijn. Derhalve is terughoudendheid geboden met het uitvoeren van - vaak kostbare - behandelingen omdat er weinig zekerheid bestaat over de invloed
hiervan op de mondbrandklachten.
De suggestie wordt wel eens gedaan dat een slechte
mondhygiëne kan leiden tot mondbrandklachten of
bestaande klachten kan doen verergeren; wetenschappelijk bewezen is dat echter allerminst. Niettemin is
het goed om bij een patiënt die over zijn eigen tanden
en kiezen beschikt en bij wie sprake is van een verwaarloosde mondhygiëne, aandacht aan laatstgenoemd
aspect te besteden.
Door de patiënt vaak verondersteld, maar in de
praktijk vrijwel nooit te bewijzen, is de gedachte dat
mondbranden berust op allergie, bijvoorbeeld voor
bepaalde voedselbestanddelen. Gekruid voedsel wordt
meestal als ondraaglijk ervaren. Gewoonlijk is dan echter sprake van lokale irritatie en niet van een allergische reactie. Ook sommige dranken, zoals jus d’orange
en mousserende wijn, worden soms slecht verdragen.
In casuïstische mededelingen is verder melding
gemaakt van overgevoeligheid voor bijvoorbeeld
pepermunt, kauwgom, tandpasta, mondwater en lipstick. Gefundeerde adviezen kunnen op grond van dergelijke rapportages echter niet worden gegeven.
Ned Tijdschr Tandheelkd 108 (2001) juni
Thema: Oral medicine
Roken en alcoholgebruik lijken op zichzelf geen
belangrijke rol te spelen bij het ontstaan of verergeren
van mondbranden, ook al heeft een enkele patiënt het
idee dat roken of alcoholgebruik de klachten doet verergeren.
Enkele inwendige oorzaken
Hoewel bij vrouwen rond en na de menopauze klachten over mondbranden, droge mond en smaakveranderingen niet uitzonderlijk zijn, is op wetenschappelijke
gronden nooit het bewijs geleverd, dat hieraan hormonale invloeden ten grondslag liggen. Ook diabetes mellitus blijkt slechts zeer incidenteel een rol te spelen bij
mondbranden.
IJzergebrek is een veel voorkomend verschijnsel.
Het is de belangrijkste oorzaak van anemie. Uit onderzoek is nooit gebleken dat ijzergebrek een rol speelt bij
mondbranden. Bovendien is bij aandoeningen van het
mondslijmvlies door ijzergebrek sprake van zichtbare
veranderingen, zoals een glad en rood aspect van het
tongoppervlak, en mag dus eigenlijk niet van (echt)
mondbranden worden gesproken. Laatstgenoemde
overwegingen gelden ook voor pernicieuze anemie.
Ook daarbij doen zich zichtbare veranderingen van het
mondslijmvlies voor.
Vaak verondersteld maar zelden of nooit aangetoond is een mogelijk verband tussen deficiëntie van
één of meer van de vitaminen en mondbranden.
In een onderzoek bij patiënten met mondbrandklachten werd de speekselsecretie ‘in rust’ gemeten en
‘na stimulatie’. Als controle diende een naar leeftijd en
geslacht vergelijkbare groep patiënten zonder mondbrandklachten. De speekselsecretie in rust bleek bij de
mondbrandpatiënten significant lager te zijn dan bij
de controlegroep; de secretie na stimulatie was in de
mondbrandgroep echter significant hoger dan bij de
controlegroep. Een vermeende, eventueel met ouderdom samenhangende vermindering van vermogen tot
speekselsecretie bij patiënten met mondbranden, is
daarmee min of meer weerlegd (Wagner, 1984).
Een droge mond lijkt reeds bestaande mondbrandklachten te verergeren, maar is daar niet de oorzaak
van. Bij patiënten met mondbranden is het wel van
belang om bij het voorschrijven van medicijnen zo min
mogelijk gebruik te maken van medicijnen die de
speekselsecretie kunnen remmen of het gevoel van een
droge mond kunnen veroorzaken.
In zeldzame gevallen lijken mondbrandklachten te
kunnen worden veroorzaakt door geneesmiddelengebruik, zoals ACE-remmers (Brown et al, 1997).
Neurologische en mogelijke psychische oorzaken
In diverse onderzoeken is gesuggereerd, dat mondbrandklachten berusten op een neurologische afwijking
(Jaaskelainen et al, 1997; Lauritano et al, 1998). Een overtuigend bewijs daarvoor is echter nooit geleverd.
Bij patiënten met mondbrandklachten blijken
Ned Tijdschr Tandheelkd 108 (2001) juni
angst, depressie, somatische reacties op stress, en
neurotische labiliteit significant vaker voor te komen
dan bij de gemiddelde bevolking (Van der Ploeg et al,
1987; Trikkas et al, 1996; Jerlang, 1997; Bogetto et al,
1998; Richter en Vidas, 1999; Nicholson et al, 2000;
Pokupec-Gruden et al, 2000). Voornoemde bevindingen
mogen echter niet zonder meer worden geïnterpreteerd
als bewijs dat mondbrandklachten een psychische oorzaak hebben. Het omgekeerde lijkt evenzeer mogelijk:
patiënten staan door hun mondbrandklachten onder
psychische druk en scoren daardoor bij interviews hoog
wat psychische stoornissen betreft (Bergdahl en Bergdahl, 1999). Een ander, in de literatuur vaak genoemd
aspect is een crisissituatie in iemands leven; mogelijk is
niet zozeer het aantal doorgemaakte crises doorslaggevend voor het optreden van het mondbrandsyndroom, maar wel de ernst ervan (Bogetto et al, 1998).
Sommigen veronderstellen dat mondbranden, en
meer in het bijzonder tongbranden, wordt veroorzaakt
doordat patiënten met angstgevoelens voortdurend,
onbewust, met hun tong spelen en deze herhaaldelijk - tot
wel 10-20 maal per minuut - langs de randen van de tanden of de gebitsprothese, of de binnenkant van de wangen
en lippen bewegen. Anderen hebben deze gedachte min
of meer weerlegd (Grushka en Sessle, 1987).
De onzekerheid over de vraag of en in hoeverre psychische factoren een rol bij het ontstaan van mondbrandklachten spelen, vragen in de omgang met de
patiënt terughoudendheid. Waar patiënten enerzijds
wellicht blootstaan aan overbehandeling op somatisch
gebied, kunnen zij anderzijds ten onrechte worden
geconfronteerd met een sterk op de psychische kant
gerichte benadering. Begrijpelijk ervaren veel patiënten dat als teleurstellend en soms zelfs als krenkend.
Daar tegenover staat, dat patiënten soms zelf de veronderstelling uiten, dat er wellicht psychische factoren
in het spel zijn.
Beleid
Wanneer redelijkerwijs geen van de in de vorige paragrafen genoemde oorzaken aanwezig zijn, dient dat in
zorgvuldig gekozen bewoordingen te worden uitgelegd. Uitlatingen, die bedoeld zijn om de patiënt gerust
te stellen, hebben soms het tegenovergestelde effect. Zo
wordt vaak gezegd: “Het ziet er allemaal prachtig uit; er
is niets aan de hand!”. Een patiënt zal bij een dergelijke
opmerking zich soms onbegrepen voelen. Bovendien
kan een dergelijke opmerking een voor de patiënt
kwetsende ondertoon inhouden van het niet reëel zijn
van de geuite klacht. Bij de uitleg aan de patiënt is het
belangrijk te benadrukken dat het onwaarschijnlijk is
dat er een aantoonbare oorzaak in het spel is en dat het,
gelet op onder andere het reeds eerder uitgevoerde
mondonderzoek, niet om een kwaadaardig proces gaat.
Voor veel patiënten is deze laatste mededeling dermate
geruststellend, dat niet op verdere behandeling of begeleiding wordt aangedrongen. Het is voor de patiënt
prettig om de van zijn tandarts verkregen informatie
over mondbranden nog eens rustig in geschreven vorm
239
Van der Waal: Mondbranden
Tabel 3. Patiënteninformatie over mondbranden.
U heeft last van een branderig gevoel in uw tong en/of mond. Dit wordt
tong- en mondbranden genoemd. Deze tekst is bedoeld om antwoord te
geven op de meest gestelde vragen.
Wie hebben er last van?
Tong- en mondbranden is geen zeldzaam verschijnsel. Mensen tussen de
40 en 70 jaar hebben vaker last van tong- en mondbranden dan jongere
mensen. Gebleken is dat vrouwen vaker deze klacht hebben dan mannen.
Wat zijn de verschijnselen?
Tong- en mondbranden is een onschuldige klacht en wijst niet op kanker.
Het is wel een erg vervelende klacht. Voor sommige mensen vergalt het
zelfs alle plezier in het leven.
Sommige mensen hebben alleen last van een branderige of pijnlijke
tong. Anderen hebben het vooral aan de binnenkant van de lippen, het
gehemelte en soms ook wel in de keel. Veel mensen hebben ook last van
een droge mond of een afwijkende en soms geheel afwezige smaak.
Wat is de oorzaak?
In veel gevallen is er geen oorzaak aan te wijzen en zijn er in de mond
geen afwijkingen te zien. Overgevoeligheid voor het kunstgebit of vullingen in kiezen komt zelden voor. Het is eigenlijk nooit een ‘hormonenkwestie’ of ‘iets in het bloed’.
Er wordt ook wel eens gedacht dat spanningen of zorgen een rol spelen.
Zo blijkt bij veel mensen het mondbranden begonnen te zijn na een
onaangename gebeurtenis in hun leven. Ook blijken de klachten wel eens
te zijn ontstaan na een medische of tandheelkundige behandeling, zonder
dat daar een goede verklaring voor kan worden gegeven.
Is er behandeling mogelijk?
Omdat de oorzaak onbekend is, is geen goede behandeling mogelijk. Tot
nu toe is niet gebleken, dat alternatieve geneeswijzen zoals homeopathie
en acupunctuur een blijvende verbetering van mondbrandklachten geven.
Bij de meeste mensen verdwijnen de klachten weer uit zichzelf, maar dat
kan soms jaren duren.
Dring niet aan op behandelingen of onderzoeken waar uw huisarts of
tandarts niet achter staat.
te kunnen nalezen (tab. 3).
Het gebruik van analgetica is bij mondbranden zelden
of nooit effectief. Dit geldt ook voor het lokale gebruik
van bijvoorbeeld 2% lidocaïne viskeus. Sommige
patiënten ervaren enige verbetering bij het spoelen
met huismiddelen, zoals kamillethee. Weer anderen
vinden het prettig om af en toe te zuigen op een ijsblokje of om regelmatig op kauwgom te kauwen. De
ervaringen met lokale middelen, zoals capsaïcine, zijn
slechts bij kleine patiëntengroepen beschreven, waarbij meestal niet sprake is geweest van een controlegroep (Huang et al, 1996). Hetzelfde is ook van toepassing op de eventuele waarde van het lokale anaestheticum dyclonine HCl (Formaker et al, 1998).
Het valt buiten het kader van deze bijdrage om gedetailleerd in te gaan op het eventuele gebruik van psychofarmaca of op de toepassing van gedragstherapeutische methoden bij de behandeling van patiënten met
mondbranden. Wellicht dat benzodiazepines, zoals
chloordiazepoxide (Librium®) en clonazepam (Rivotril®) bij bepaalde patiënten tot verlichting van de
klachten kunnen leiden, maar ook hier ontbreekt dubbelblind uitgevoerd onderzoek (Grushka et al, 1998).
Dezelfde beperking geldt voor het door sommige
auteurs genoemde gunstige effect van monoamine oxidase (MAO)-remmers en alpha-lipoidzuur (Grinspan et
al, 1995; Femiano et al, 2000). Vanwege het ontbreken
van onderzoeksgegevens is het moeilijk om een oordeel te geven over een aantal bij mondbranden aanbe240
volen homeopathische middelen (Willemsen, 1997).
Conclusie
Alvorens de diagnose ‘mondbrandsyndroom’ te stellen, dient nauwkeurig onderzoek te zijn uitgevoerd
naar de eventuele aanwezigheid van afwijkingen van
slijmvlies die de klachten zouden kunnen verklaren.
Hierbij blijkt zelden of nooit sprake te zijn van een
tandheelkundige oorzaak van mondbrandklachten.
Dit betekent ook dat dergelijke klachten zelden of
nooit door een tandheelkundige behandeling of door
vervanging van tandheelkundige materialen kunnen
worden behandeld.
Door onbekendheid van het klachtenpatroon van
mondbranden vinden patiënten bij tandartsen en huisartsen over het algemeen weinig hulp en begrip. Tegelijkertijd worden vaak allerlei tandheelkundige behandelingen uitgevoerd, waarvoor geen duidelijke indicatie bestaat. Vertrouwdheid met het symptomencomplex, tijd en aandacht voor de patiënt blijken sleutelwoorden te zijn om de patiënt met zijn klacht te leren
leven. Vermoedelijk verdwijnen mondbrandklachten
op den duur, zij het dat dit soms jaren kan duren.
Literatuur
• BERGDAHL M, BERGDAHL J. Burning mouth syndrome: prevalence
and associated factors. J Oral Pathol Med 1999; 28: 350-354.
• BOGETTO F, MAINA G, FERRO G, CARBONE M, GANDOLFO S. Psychiatric
comorbidity in patients with burning mouth syndrome. Psychosomatic Medicine 1998; 60: 378-385.
• BROWN RS, KRAKOW AM, DOUGLAS T, CHOKSI SK. ‘Scalded mouth syndrome’ caused by angiotensin converting enzym inhibitors. Two
case reports. Oral Surg Oral Med Oral Pathol Oral Radiol Endod
1997; 83: 665-667.
• FEMIANO F, GOMBOS F, SCULLY C, BUSCIOLANO M, DE LUCA P. Burning
mouth syndrome (BMS): controlled open trial of the efficacy of
alpha-lipoic acid (thioctic acid) on symptomatology. Oral Diseases
2000; 6: 274-277.
• FORMAKER BK, MOTT AE, FRANK ME. The effects of topical anesthesia
on oral burning in burning mouth syndrome. Ann N Y Acad Sci
1998; 855: 776-780.
• FORMAKER BK, FRANK ME. Taste function in patient with oral burning. Chem Senses 2000; 25: 575-581.
• GRINSPAN D, FERNANDEZ BLANCO G, ALLEVATO MM, STENGEL FM. Burning mouth syndrome. Int J Dermatol 1995; 34: 483-487.
• GRUSHKA M. Clinical features of burning mouth syndrome. Oral
Surg Oral Med Oral Pathol 1987; 63: 3036.
• GRUSHKA M, EPSTEIN JB, MOTT A. An open-label, dose escalation
pilot study of the effect of clonazepam in burning mouth syndrome. Oral Surg Oral Med Oral Pathol Oral Radiol Endod 1998; 86:
557-561.
• GRUSHKA M, SESSLE BJ. Burning mouth syndrome: a historical
review. Clin J Pain 1987; 2: 245-252.
• HAKEBERG M, BERGGREN U, HAGGLIN C, AHLQWIST M. Reported burning mouth symptoms among middle-aged and elderly women.
Eur J Oral Sciences 1997; 105: 539-543.
• HUANG W, ROTHE MJ, GRANT-KELS JM. The burning mouth syndrome. J Am Acad Dermatol 1996; 34: 91-98.
• JAASKELAINEN SK, FORSSELL H, TENOVUO O. Abnormalities of the blink
reflex in burning mouth syndrome. Pain 1997; 73: 455-460.
• JERLANG BB. Burning mouth syndrome (BMS) and the concept of
alexithymia - a preliminary study. J Oral Pathol Med 1997; 26: 249253.
• LAURITANO D, SPADARI F, FORMAGLIO F, ZAMBELLINI ARTINI Z, SALVATO A.
Etiopathogenic, clinical-diagnostic and therapeutic aspects of the
burning mouth syndrome. Minerva Stomatologica 1998; 47: 239251.
• NICHOLSON M, WILKINSON G, FIELD E, LONGMAN L, FITZGERALD B. A pilot
Ned Tijdschr Tandheelkd 108 (2001) juni
Thema: Oral medicine
study. Stability of psychiatric diagnoses over 6 months burning
mouth syndrome. J Psychosom Res 2000; 49: 1-2.
• PLOEG HM VAN DER, WAL N VAN DER, EIJKMAN MAJ, WAAL I VAN DER. Psychological aspects of patients with burning mouth syndrome.
Oral Surg Oral Med Oral Pathol 1987; 63: 664-668.
• POKUPEC-GRUDEN JS, CEKIC-ARAMBASIN A, GRUDEN V. Psychogenic factors in the aetiology of stomatopyrosis. Coll Antropol 2000; 24:
119-126.
• RICHTER I, VIDAS I. The influence of psychological factors on the
occurrence of symptoms of dryness and burning in the mouth.
Acta Stomatol Croat 1999; 33: 173-178.
• SVENSSON P, KAABER S. General health factors and denture function in patients with burning mouth syndrome and matched con-
trol subject. J Oral Rehabil 1995; 22: 887-895.
• TRIKKAS G, NIKOLATOU O, SAMARA C ET AL. Glossodynia: personality
characteristics and psychopathology. Psychotherapy & Psychosomatics 1996; 65:163-168.
• VIRGILI A, CORAZZA M, TROMBELLI L, ARCIDIACONO A. Burning mouth
syndrome. The role of contact hypersensitivity. Acta Derm Venereol (Stockh) 1996; 76: 488-490.
• WAGNER I-V. Möglichkeiten der Objektivierung des Syndroms der
Glossalgie und Stomatodynie, 1. Mitteilung: Quantitative Speichelmessungen. Zahn-Mund-Kieferheilkd 1984; 72: 211-216.
• WILLEMSEN G. De homeopathische behandeling van trigeminusneuralgie, mond- en tongbranden. TIG 1997; 13: 23-27.
• ZAKRZEWSKA JM. The burning mouth syndrome remains an enig-
Burning mouth syndrome
Summary
Symptoms of a burning sensation of the oral mucosa mainly occur in the elderly, more often in
women than in men. Often accompanying symptoms are complaints of a dry mouth and taste
disturbances, all together referred to as the burning mouth syndrome. In the majority of cases there
is no detectable cause. Although a psychogenic aetiology has often been put forward, no scientific
evidence has ever been provided on this matter. In the majority of patients the burning mouth
syndrome will disappear spontaneously, although this may take many years.
Key words:
Ned Tijdschr Tandheelkd 108 (2001) juni
• Oral pathology
• Oral medicine
241
Download