Niet alleen kennis alleen Onderzoek naar kennis bij P&O’ers omtrent gelijke behandeling en non discriminatie op de arbeidsmarkt Door: Iris Kappelle 12 mei 2010 Voor de opleiding Personeel en Arbeid van de Hogeschool Rotterdam In opdracht van RADAR, bureau voor gelijke behandeling en tegen discriminatie ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Titel: Niet alleen kennis alleen Subtitel: Onderzoek naar kennis bij P&O’ers omtrent gelijke behandeling en non discriminatie op de arbeidsmarkt Opdracht voor: Stichting RADAR Auteur: Iris Kappelle Studentnummer: 0788811 Opleiding: Personeel en Arbeid van de Hogeschool Rotterdam Begeleidend docent: Dick Bos Plaats: Rotterdam Datum: 12 mei 2010 2 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Samenvatting Discriminatie kan deels bestreden en voorkomen worden door in een organisatie de non-discriminatie en gelijke behandelingsprincipes toe te passen en sensitief te zijn op signalen van discriminatie en zorg te dragen voor een discriminatievrije werkvloer en organisatie. Om discriminatie te voorkomen is de rol van de afdeling P&O en de P&O’er in deze belangrijk. Door een gebrekkige kennis van discriminatie- en gelijke behandelingswetgeving stellen bedrijven en organisaties hun medewerkers, bewust of onbewust, bloot aan discriminatie. De gevolgen hiervan voor de medewerker, maar ook voor het bedrijf en de maatschappij kunnen groot zijn. Met deze kennis in mijn achterhoofd en met de wetenschap dat in mijn vier jaar HBO P&A opleiding er minimale aandacht is besteed aan non-discriminatie en gelijkebehandelingswet- en regelgeving is het idee ontstaan om te onderzoeken welke kennis P&O’ers hebben van de gelijke behandelings- en non-discriminatiewetgeving, hoe ze aan deze kennis komen en waar ze de kennis voor gebruiken. Daarnaast ben ik ook werkzaam als P&O’er bij anti discriminatiebureau RADAR en was dit onderzoek voor mij het samenvoegen van twee belangrijke aspecten in mijn werkleven. Het hebben van kennis is één ding, het bijhouden van deze kennis is een tweede. Voornamelijk omdat de anti-discriminatie- en gelijkebehandelingswetgeving ten aanzien van de arbeidsmarkt de laatste jaren steeds verder is uitgebreid, zoals de uitbreiding van artikelen in het strafrecht en uitbreiding van het aantal gelijkebehandelingswetten. Vanuit de hypothese dat discriminatie op de arbeidsmarkt deels voorkomt uit het ontbreken van kennis bij P&O’ers ten aanzien van non-discriminatie en gelijke behandeling wordt de volgende probleemstelling onderzocht: Welke kennis is aanwezig bij P&O’ers over de wet- en regelgeving ten aanzien van gelijke behandeling en non discriminatie op de arbeidsmarkt en waar hebben P&O’ers deze kennis voor nodig? Om deze probleemstelling te beantwoorden zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: Wat is precies discriminatie en hoe groot is discriminatie op de arbeidsmarkt in Nederland? Wat is de kennis bij P&O’ers van wet- en regelgeving over gelijke behandeling en non discriminatie op de arbeidsmarkt en hoe groot is deze kennis? Wordt deze kennis ook in de praktijk gebruikt? Is er voldoende behoefte om deze kennis te vergroten en welke manieren zijn er om deze kennis te vergroten? Discriminatie is een nadeel berokkenen door het maken van onderscheid ten aanzien van individuen of groepen op grond van kenmerken die in die situatie geen aanvaardbaar motief vormen. Er zijn tal van gronden waarop mensen gediscrimineerd kunnen worden. In de praktijk zijn vooral leden van minderheidsgroepen slachtoffer.1 In Nederland zijn er verschillende wetten die discriminatie moeten bestrijden. Artikel 1 van de Grondwet is uitgewerkt in artikelen in het Strafrecht, in de Algemene Wet Gelijke Behandeling en aanvullende gelijke behandelingswetten zoals op grond van leeftijd en handicap. Discriminatie is een fenomeen waar jaarlijks meer dan een miljoen mensen in 1 www.encyco.nl/nol.php 3 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Nederland slachtoffer van worden. Niet al deze voorvallen worden gemeld bij de daarvoor bestemde instanties zoals de politie, anti discriminatiebureaus en de Commissie Gelijke Behandeling. Hierdoor blijft er steeds veel discussie bestaan over de precieze aard en omvang van discriminatie. Aan de hand van literatuuronderzoek, een digitale enquête, interviews met P&O’ers, een interview met de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) en een analyse van de oordelen van de Commissie is er een beeld ontstaan van de aanwezige kennis van de P&O’ers, maar ook van de praktische toepassing van deze kennis. De uitkomsten van de digitale enquête geven het beeld dat er daadwerkelijk kennis is bij de P&O’ers over de gelijkebehandelingswetgeving en de toepassing daarvan, maar de grootte van deze kennis is afhankelijk per wet en per toepassing. Daarnaast is er een redelijk begrip over wat wel en niet mag in een bepaalde situatie, maar ook hier verschilt de kennis per situatie en discriminatiegrond enorm. Ook de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) geeft aan dat de kennis van de P&O’ers wisselend is, vooral de nieuwe wetgeving omtrent handicap is niet bekend bij P&O’ers. Het ontbreken van kennis van de geldende gelijke behandelingswetgeving speelt vaak een rol in een klacht. Uit de interviews met de P&O’ers blijkt dat zij in de praktijk niet regelmatig parate kennis omtrent het onderwerp nodig hebben; het is vaak geen onderwerp van belang in de organisatie en ook leidinggevenden en medewerkers komen niet met concrete vragen hierover naar ze toe. Mocht het wel op de agenda staan dan is hier vaak een directe aanleiding voor, bijvoorbeeld het ontwikkelen en uitzetten van een gedragscode. Een enkele keer worden de P&O’ers gevraagd door leidinggevenden en/of medewerkers inzake discriminatie en gelijke behandelingsvraagstukken. Aangegeven wordt door de P&O’ers dat de rol van de vertrouwenspersoon in hun organisatie ook belangrijk is in dit kader. In het dagelijkse werk hebben de P&O’ers niet veel zaken aan de hand waarbij kennis is vereist omtrent discriminatie en gelijke behandeling, maar de P&O’ers vinden dat een zeker niveau van kennis wel gewenst is. Zowel de Commissie als de P&O’ers geven aan dat het niet alleen om kennis draait om discriminatie aan te pakken; ook het weten waar deze kennis te vinden is, hoe het vervolgens toe te passen, weten dat er discriminatie speelt in een klacht, er gevoelig voor zijn en de manier van communiceren is ook belangrijk. Daarbij geven zowel de Commissie als de P&O’ers aan dat dit vaardigheden zijn die op een P&O opleiding aangeleerd moeten worden, hier moet de basis worden gelegd. De P&O’ers die hierna gevraagd zijn geven aan dat er te weinig aandacht aan dit onderwerp is besteed tijdens de gevolgde P&O opleiding. Iets meer dan de helft van de P&O’ers die de digitale enquête hebben ingevuld zijn van mening dat zij reeds voldoende kennis hebben of dat de problematiek nauwelijks voorkomt in het bedrijf waar ze werken. Ruim een derde van de P&O’ers gaf aan wel behoefte te hebben aan het uitbreiden van hun kennis omdat ze op de hoogte willen blijven van de laatste ontwikkelingen en omdat ze het 4 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 idee hebben niet over de juiste kennis te bezitten. Ook de Commissie concludeert dat er een toename is in het aantal vragen en verzoeken dat werkgevers en P&O’ers bij hun neerlegt. Verder geven de geïnterviewde P&O’ers aan ook behoefte te hebben aan meer kennis over het onderwerp. Een groot deel van de P&O’ers die deelnamen aan de digitale enquête zijn niet op de hoogte van bestaande websites waar veel informatie over non-discriminatie- en gelijkebehandelingswetgeving is te vinden, in allerlei praktische toepassingen. Ook de Commissie als organisatie is niet bij iedereen bekend. Middelen als digitale nieuwsbrieven en websites hebben de voorkeur van P&O’ers om hun kennis bij te houden. Op basis van deze uitkomsten vormt zich het beeld dat de kennis van P&O’ers wisselend is ten aanzien van de non discriminatie- en gelijkebehandelingswetgeving. Er is kennis bij de P&O’ers over de gelijkebehandelingswetgeving en over de toepassing daarvan, maar de grootte van deze kennis is erg afhankelijk per wet en per toepassing. Daarnaast is er wel een redelijk begrip over wat wel en niet mag aan de hand van de casuïstiek, maar ook hier verschilt de kennis per casus en discriminatiegrond. In de praktijk blijkt dat er niet vaak een directe aanleiding is om deze kennis ook te hebben. Het onderwerp heeft geen prioriteit in de organisatie en de P&O’ers worden hierop niet regelmatig bevraagd door leidinggevenden of medewerkers. Op basis van deze uitkomsten concludeer ik dat als er meer kennis is van de wet- en regelgeving het onderwerp ook hoger op de agenda komt te staan in bedrijven. P&O’ers zouden dan ook sneller benaderd worden door leidinggevenden en medewerkers op basis van hun aanwezige kennis. Een andere conclusie die getrokken kan worden is dat het aanpakken van discriminatie meer inhoudt dan alleen het hebben van kennis. Je kunt kennis hebben van de wetten en de regels, maar als discriminatie vervolgens niet herkend en correct wordt opgepakt door een medewerker te wijzen op de klachtenregelingen, wordt het probleem van discriminatie niet aangepakt. P&O’ers ontbreekt kennis ten aanzien van discriminatie en gelijkebehandelingswetgeving, maar het draait niet alleen om kennis alleen. Ook andere vaardigheden zoals voelsprieten om discriminatie te herkennen en een duidelijke en correcte communicatie zijn wenselijk in de rugzak van de P&O’er. Ik doe drie aanbevelingen om naast de kennis ook de houding en vaardigheden van de P&O’er te verbeteren ten aanzien van het onderwerp discriminatie en gelijke behandeling. Als eerste aanbeveling stel ik voor om een module te ontwikkelen voor P&O studenten om kennis, houding en vaardigheden betreffende discriminatie en gelijke behandeling tijdens de P&O opleiding mee te krijgen. Ten tweede moet een gedegen scholingsplan zorgen dat P&O’ers deze basis vast blijven houden tijdens de uitvoering van hun werk en de derde aanbeveling is het opstellen van een mediaplan om er zorg voor te dragen dat het anti discriminatiebureau en andere klachtinstanties de P&O’ers regelmatig voeden met nieuwe informatie omtrent het onderwerp en deze informatie aanleveren om de kennis, houding en vaardigheden van de P&O’ers te stimuleren. 5 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Voorwoord In het vierde jaar van de HBO opleiding Personeel en Arbeid wordt er van de studenten een onderzoek gevraagd naar een bepaald P&A onderwerp. Gezien mijn werk als P&O’er bij RADAR, bureau voor gelijke behandeling en tegen discriminatie, wilde ik dit onderzoek gebruiken om de onderwerpen non-discriminatie, gelijke behandeling en personeel en arbeid bij elkaar te brengen. Ik heb hiervoor als aanleiding het onderzoek ‘Vrij Baan’ genomen van mijn collega Rita Schriemer, uit 2008. Het betreft een analyse van alle arbeidsmarktklachten die in 2003 tot en met 2007 bij RADAR zijn gemeld. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat discriminatie niet altijd het gevolg is van kwade opzet van werkgevers. Een van de uitkomsten van het onderzoek is dat werkgevers bovendien vaak slecht op de hoogte zijn van de wet- en regelgeving voor gelijke behandeling en anti discriminatie. Ik ben hierdoor gefascineerd. In al mijn werkjaren bij RADAR heb ik mij regelmatig afgevraagd wat mensen er toe brengt om te discrimineren, waar komt dit vandaan? Ik kan mij voorstellen dat in ‘the heat of the moment’ er dingen worden gezegd die achteraf niet zo bedoeld zijn maar dat mensen willens en wetens discrimineren vind ik moeilijk te begrijpen. Daarnaast vond ik het moeilijk te begrijpen dat werkgevers zo slecht op de hoogte zijn van de anti-discriminatie- en gelijke behandelingswetgeving. Ik weet wel degelijk wat er op de arbeidsmarkt en in bedrijven gebeurt en ik heb niet het idee dat discriminatiebestrijding hoog op de agenda staat van bedrijven en prioriteit heeft. Bedrijven proberen op alle mogelijke manieren hun bedrijf gezond en draaiende te houden. Dit is niet altijd makkelijk in het huidige klimaat, maar naar mijn mening geen reden om je te wenden tot beslissingen die discriminerend zijn in diens uitwerking; het aannemen van jonge mensen (die kosten niet zo veel), het aannemen van mannen (want die worden niet zwanger), het aannemen van gezonde, niet-gehandicapten (die kosten ook niet zo veel) en het niet aannemen van een persoon met een andere geboorteplaats dan de jouwe (want die zorgen voor problemen). Er zijn heel veel verschillende manieren om naar het probleem discriminatie te kijken, maar feit is en blijft dat discriminatie verboden is of het nu direct of indirect, bedoeld of onbedoeld gebeurt. Dit onderzoek is in de eerste plaats geschreven voor RADAR, maar is ook voor andere anti discriminatiebureaus en klachtinstanties zoals de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) bedoeld om zicht te krijgen op het kennisniveau van de P&O’ers. Ook voor P&O’ers zelf is het een interessant onderzoek om te lezen en mogelijk een eye-opener voor een enkele. Hierbij bedank ik mijn vriend Björn, familie (vooral mijn vader), collega’s (vooral Ilse en Rita voor hun inhoudelijke ondersteuning) en vrienden voor hun morele steun bij het schrijven van dit onderzoek. Ook bedank ik Dick Bos voor zijn begeleiding . Verder wil ik de P&O’ers bedanken die de enquête hebben ingevuld, de vier P&O’ers die mij de gelegenheid hebben gegeven hun te interviewen en Barbara Bos van de Commissie Gelijke Behandeling voor haar interview. 6 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Inhoudsopgave Samenvatting pagina 3 Voorwoord pagina 6 Afkortingen pagina 8 Inleiding pagina 9 Hoofdstuk 1: Discriminatie op de arbeidsmarkt pagina 13 1.1 Wat is discriminatie? Pagina 13 1.2 Omvang discriminatie op de arbeidsmarkt pagina 14 1.3 Discriminatie en arbeidsmarkt pagina 17 Hoofdstuk 2: pagina 21 Aanwezige kennis bij P&O’ers 2.1 Welke kennis is er en hoe groot is deze? Pagina 21 2.2 Kijk van de Commissie pagina 25 Hoofdstuk 3: pagina 27 De kennis in de praktijk 3.1 Rol binnen het bedrijf pagina 27 3.2 Praktische kennis pagina 28 Hoofdstuk 4: pagina 33 Vergroten van de kennis 4.1 Is er (voldoende) behoefte om deze kennis te vergroten? Pagina 33 4.2 Welke ideeën zijn er om deze kennis te vergroten? Pagina 34 Hoofdstuk 5: pagina 36 Conclusies en aanbevelingen 5.1 Conclusies pagina 36 5.2 Aanbevelingen pagina 38 Hoofdstuk 6: pagina 40 Implementatieplan Literatuurlijst pagina 43 Bijlagen pagina 44 Bijlage 1: Tabellen hoofdstuk 1 Bijlage 2: Digitale enquêtevragen Bijlage 3: Tabellen hoofdstuk 2 Bijlage 4: Vragenlijst voor interviews met P&O’ers 7 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Afkortingen Adb Anti discriminatiebureau AwGB Algemene wet Gelijke Behandeling CGB Commissie Gelijke Behandeling NVP Nederlandse Vereniging voor Personeelsmanagement & Organisatieontwikkeling WGBH/CZ Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte WGBL Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd WGB Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen WOA Wet onderscheid arbeidsduur WOBOT Wet onderscheid bepaalde en onbepaalde tijd 8 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Inleiding Aanleiding onderzoek Iedereen in Nederland loopt de kans om op enige moment in diens leven gediscrimineerd te worden. Naar schatting 1,5 à 2 miljoen mensen ervaren jaarlijks discriminatie of ongelijke behandeling op de een of andere grond2. De arbeidsmarkt is het terrein waar discriminatie het meest plaatsvindt. In het onderzoek ‘Vrij Baan, discriminatie op de arbeidsmarkt’ 3, uitgevoerd door anti discriminatiebureau RADAR, wordt geconcludeerd dat discriminatie niet altijd het gevolg is van kwade opzet van werkgevers. Een van de uitkomsten van het onderzoek is dat werkgevers bovendien vaak slecht op de hoogte zijn van de wet- en regelgeving voor gelijke behandeling en anti discriminatie. Niet bij iedere P&O’er is gelijke behandelings- en non discriminatie wetgeving bekend en/of staat hoog op de agenda. Vaak mist de P&O’er de (specifieke) kennis ten aanzien van discriminatiebestrijding op de werkvloer. Door in een organisatie de non-discriminatie- en gelijkebehandelingswet- en regelgeving toe te passen, sensitief te zijn op signalen van discriminatie, zorg te dragen voor een discriminatievrije werkvloer en organisatie, kan discriminatie bestreden en voorkomen worden. P&O’ers hebben hier een belangrijke rol in, omdat in elk personeelsinstrument een link is met anti discriminatie en gelijke behandeling. Om discriminatie te voorkomen is de rol van de afdeling P&O en de P&O’er in deze belangrijk. Door een gebrekkige kennis van gelijke behandelingswetgeving stellen bedrijven en organisaties hun medewerkers, bewust of onbewust, bloot aan discriminatie. De gevolgen hiervan voor de medewerker, maar ook voor het bedrijf en de maatschappij kunnen groot zijn. Met deze kennis in mijn achterhoofd en met de wetenschap dat in mijn vier jaar HBO P&A opleiding er minimaal aandacht is besteed aan non-discriminatie en gelijkebehandelingswet- en regelgeving is het idee ontstaan om te onderzoeken welke kennis P&O’ers hebben, hoe ze aan deze kennis komen en waar ze de kennis voor gebruiken. Het hebben van kennis is één ding, het bijhouden van deze kennis is een tweede. Voornamelijk omdat de anti discriminatie- en gelijkebehandelingswetgeving ten aanzien van de arbeidsmarkt de laatste jaren steeds meer is uitgebreid, zoals de uitbreiding van artikelen in het strafrecht, uitbreiding van de Algemene Wet Gelijke Behandeling, de nieuwe Wet Gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, de nieuwe Wet Gelijke Behandeling op grond van leeftijd bij arbeid en uitbreiding van de discriminatie passages in de Arbowet. 2 3 Het verschil gemaakt: evaluatie AWGB en werkzaamheden CGB 1999-2004, CGB mei 2005, p 7 Vrij Baan, discriminatie op de arbeidsmarkt 2003-2007, Rita Schriemer, april 2008 9 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Door meer bekend te zijn met de veranderende en verscherpte non-discriminatie regels, de jurisprudentie daarvan en wat het beleid daadwerkelijk betekent voor een bedrijf, kunnen bedrijven en hun P&O’ers voorkomen dat medewerkers blootgesteld worden aan discriminatie. Zoals gezegd ligt de sleutel om discriminatie op de arbeidsmarkt aan te pakken bij de werkgevers en specifieker bij de personeelsafdeling, de P&O’er. Het is daarom interessant om te onderzoeken welke kennis de P&O’er heeft van de anti-discriminatie- en gelijkebehandelingswetgeving en waar dit in de praktijk voor wordt gebruikt. Probleemstelling Vanuit de hypothese dat discriminatie op de arbeidsmarkt deels voorkomt uit het ontbreken van kennis bij P&O’ers ten aanzien van non-discriminatie en gelijke behandeling wordt de volgende probleemstelling geformuleerd en onderzocht: Welke kennis is aanwezig bij P&O’ers over de wet- en regelgeving ten aanzien van gelijke behandeling en non discriminatie op de arbeidsmarkt en waar hebben P&O’ers deze kennis voor nodig? Om deze probleemstelling te onderzoeken zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: - Wat is discriminatie? - Hoe groot is discriminatie op de arbeidsmarkt in Nederland? - Wat is de kennis bij P&O’ers van wet- en regelgeving over gelijke behandeling en non discriminatie op de arbeidsmarkt? - Hoe groot is deze kennis? - Hoe ziet deze kennis er praktisch uit? - Is er voldoende behoefte om deze kennis te vergroten? - Welke ideeën zijn er om deze kennis te vergroten? Methode van onderzoek Deze onderzoeksvragen zijn middels verschillende methoden onderzocht. De eerste twee vragen: wat is discriminatie? en hoe groot is discriminatie op de arbeidsmarkt in Nederland? heb ik onderzocht middels literatuuronderzoek. De resterende vragen heb ik middels een digitale enquête, interviews met P&O’ers en een medewerker van de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) en een analyse van arbeidsmarktoordelen van de Commissie onderzocht. Hieronder volgt een korte toelichting op de methodes van onderzoek welke ik heb gebruikt. Literatuuronderzoek Naar het onderwerp arbeidsmarktdiscriminatie zijn veel onderzoeken gedaan, in het verleden en ook recentelijk. Daarnaast worden jaarlijks nieuw cijfermateriaal gepubliceerd ten aanzien van de aard en omvang van (arbeidsmarkt)discriminatie. Ik heb diverse bronnen gebruikt voor het literatuuronderzoek, zoals onderzoeken van de CGB, anti discriminatiebureaus, het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). 10 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Elektronische interviewvorm Ik heb een digitale enquête opgesteld om P&O’ers te vragen naar hun kennis van de antidiscriminatie- en gelijke behandelingswetgeving. Ik heb voor deze methode gekozen omdat er veel mensen tegelijk bereikt worden, het een gemakkelijke manier is om snel inzicht te krijgen hoe een bepaalde groep over een onderwerp denkt en ook worden sociaal wenselijk antwoorden voorkomen. Het nadeel is dat de uitkomsten statisch zijn en niets meer of minder vertellen. Vandaar ook mijn keuze om daarnaast interviews te houden met P&O’ers. De digitale enquête heb ik samengesteld middels het programma Questionpro.com. De enquête treft u aan in bijlage 2. Ik heb niet gewerkt met een vooraf bekende groep P&O’ers en ik heb hierdoor geen zicht op het totaal aantal P&O’ers dat kennis heeft genomen van de enquête. Ik heb zoveel mogelijk medestudenten, bekenden, collega’s, vrienden en familie gevraagd om de digitale enquête in te vullen en/of door te sturen naar bekenden die werkzaam zijn op een personeelsafdeling. Daarnaast is mijn verzoek voor deelname aan de enquête opgenomen in de nieuwsbrief van de NVP, de Nederlandse Vereniging voor Personeelsmanagement & Organisatieontwikkeling. De nieuwsbrief wordt wekelijks verstuurd naar de 5000 leden van de NVP. De NVP is hét netwerk voor P&O-professionals die zich bezig houden met issues als HR-strategie, arbeidsverhoudingen, werving en selectie, beloningssystemen, arbeidsvoorwaarden en opleidingsplannen. De NVP heeft ook de sollicitatiecode ontwikkeld. Verder heb ik een bericht gepost op de website HRbase, een netwerksite voor P&O’ers met meer dan tienduizend leden. Interviews met P&O’ers In de digitale enquête werden P&O’ers gevraagd om deel te nemen aan een verdiepend interview over dit onderwerp. Hier hebben vier mensen op gereageerd, afkomstig uit drie bedrijven (twee mensen uit hetzelfde bedrijf). Aan de hand van een vaste vragenlijst en per geïnterviewde specifieke vragen naar aanleiding van de digitale enquête heb ik de interviews afgenomen. U treft de vaste vragenlijst aan in bijlage 4. Interview met de Commissie Gelijke Behandeling Naast de informatie uit de enquête en de interviews van de P&O’ers wilde ik ook de mening vragen van een klachtinstantie die dagelijks te maken heeft met klachten over discriminatie op de arbeidsmarkt. Ik heb hiervoor gesproken met een juridisch adviseur van de Commissie Gelijke Behandeling (CGB), Barbara Bos. De CGB is een door de Nederlandse overheid ingestelde commissie die zich bezighoudt met het bevorderen van gelijke behandeling en de bestrijding van discriminatie. De Commissie is ingesteld op grond van de Algemene wet gelijke behandeling uit 1994. De Commissie bestaat altijd uit negen leden, maar kan in samenstelling variëren. Uitspraken van de Commissie zijn niet bindend. Wel kan met een uitspraak van de CGB een uitspraak van een rechter worden gevraagd, waarbij deze laatste 11 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 het oordeel van de CGB zal meewegen. Taken van de Commissie zijn het oordelen, adviseren, onderzoeken en het geven van voorlichting. Analyse van de arbeidsmarktoordelen CGB Een van de taken van de Commissie is oordelen in situaties waarbij direct en indirect onderscheid een rol speelt. Om meer inzicht te krijgen in het kennisniveau van P&O’ers heb ik 34 oordelen uit 2008 van de Commissie Gelijke Behandeling bekeken. De volledige oordelen van de Commissie zijn geanonimiseerd op hun website te bekijken. Ik heb de oordelen bekeken waarin geoordeeld is dat er sprake van onderscheid is geweest met betrekking tot de arbeidsmarkt, gespecificeerd op grond van ras, geslacht en seksuele geaardheid en deels leeftijd. Opbouw onderzoek Het onderzoek ziet er als volgt uit. In hoofdstuk 1 zal ik een korte uitleg geven van de begrippen discriminatie, onderscheid en gelijkbehandeling. Ook wil ik aan de hand van cijfers aangeven hoe groot het probleem van discriminatie op de arbeidsmarkt in Nederland is. Deze harde cijfers kunnen niet genoemd worden zonder daar een aantal kanttekeningen bij te plaatsen. Vervolgens wordt in hoofdstuk 1.3 de volgende onderwerpen gelinkt aan discriminatie op de arbeidsmarkt behandeld: welke wetgeving is er beschikbaar, wie zijn slachtoffer van discriminatie, wie veroorzaakt discriminatie, waarom vindt er discriminatie plaats en wat zijn de gevolgen van discriminatie? In hoofdstuk 2 zal er onderzocht worden welke kennis er bij P&O’ers aanwezig is. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de verschillende onderzoeksmethoden. In hoofdstuk 3 zal ik middels de gegevens uit de interviews met P&O’ers een beeld geven van de praktische toepassing van deze kennis op de werkvloer. Hoofdstuk 4 zal ingaan op de behoefte bij P&O’ers om de kennis te vergroten en welke manieren van mediagebruik hiervoor genoemd worden door de P&O’ers zelf. Het onderzoek eindigt met een aantal conclusies en aanbevelingen in hoofdstuk 5. Een van de aanbevelingen wordt in een implementatieplan verwerkt, dat in hoofdstuk 6 is opgenomen. 12 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 1 Discriminatie op de arbeidsmarkt Inleiding In dit hoofdstuk wordt de probleemstelling verder uitgewerkt door antwoord te geven op de onderzoeksvragen: ‘wat is discriminatie en hoe groot is discriminatie op de arbeidsmarkt in Nederland?’. Deze vragen zal ik door middel van literatuuronderzoek beantwoorden. Er wordt gekeken naar discriminatie vanuit een juridische en sociologische benadering in hoofdstuk 1.1. In hoofdstuk 1.2 wordt de aard en omvang van discriminatie toegelicht middels de cijfers die beschikbaar zijn bij de Commissie Gelijke Behandeling (CGB), de anti discriminatiebureaus (adb’s) in Nederland, de politie en het Openbaar Ministerie (OM). Bij deze ‘harde’ cijfers van discriminatie kunnen kanttekeningen worden geplaatst. Deze worden kort besproken. In hoofdstuk 1.3 wordt discriminatie op de arbeidsmarkt nader toegelicht en wordt er kort stil gestaan bij de wetgeving omtrent arbeidsmarktdiscriminatie, de partijen inzake arbeidsmarktdiscriminatie en de oorzaken en gevolgen van discriminatie; welke beweegredenen hebben bijvoorbeeld werkgevers om te discrimineren en wat heeft dit voor gevolgen? 1.1 Wat is discriminatie? Onder discriminatie wordt verstaan: een nadeel berokkenen door het maken van onderscheid ten aanzien van individuen of groepen op grond van kenmerken die in die situatie geen aanvaardbaar motief vormen. Er zijn tal van gronden waarop mensen gediscrimineerd kunnen worden. In de praktijk zijn dit vooral leden van minderheidsgroepen. 4 Er kan op verschillende manieren naar discriminatie gekeken worden. Er is wet- en regelgeving om discriminatie te voorkomen, de juridische kant van discriminatie. Daarnaast is er de sociologische benadering van het begrip discriminatie. Juridische kant van discriminatie De Grondwet is de belangrijkste wet in Nederland en artikel 1 luidt als volgt: ‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan’. Artikel 1 van de Grondwet is concreet gemaakt door middel van wetsartikelen in het Strafrecht en wetgeving omtrent gelijke behandeling, zoals de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB). Ook andere wetten, zoals de Ambtenarenwet en de Arbeidsomstandighedenwet geven handen en voeten aan het bestrijden van discriminatie. 4 www.encyco.nl/nol.php 13 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Termen discriminatie, onderscheid en gelijke behandeling In de gelijke behandelingswetgeving wordt, anders dan in het strafrecht, de term onderscheid gebruikt in plaats van discriminatie. Ook wordt er gesproken van direct en indirect onderscheid. Bij direct onderscheid gaat het om een behandeling of maatregel die discriminatie tot doel heeft. Bij indirect onderscheid is discriminatie niet het doel, maar heeft het dat wel tot gevolg. Discriminatie is per definitie verboden, terwijl bij onderscheid er sprake kan zijn van een objectieve rechtvaardiging, waardoor het onderscheid is toegestaan. In de gelijke behandelingswetgeving zijn rechtvaardigingsgronden geformuleerd. Een voorbeeld hiervan is voorkeursbeleid, het specifiek werven van bijvoorbeeld vrouwen voor een bepaalde functie. Gelijke behandeling spreekt voor zich: het gelijk behandelen van een ieder. Sociologische kant van discriminatie Onderzoekers zoals Frank Bovenkerk, Maso en Elich hebben allen definities van discriminatie geformuleerd. Ook hierin komt de achterstelling van mensen op grond van kenmerken die in de context van de handeling geen aanvaardbaar motief vormen naar voren. Er zijn diverse vormen van discriminatie zoals indirect en directe discriminatie, bedoelde en onbedoelde discriminatie en ook achternaamdiscriminatie of postcodediscriminatie. Termen als vooroordelen en beeldvorming zijn met discriminatie verbonden. Ook bij discriminatie op de arbeidsmarkt speelt dit een grote rol. Een vooroordeel is een mening die mensen al bij voorbaat in hun hoofd hebben over andere (groepen) mensen, zonder te weten of het wel klopt met de feiten 5. Beeldvorming is het mentale beeld dat mensen hebben van een bepaald onderwerp (minderheden, vrouwen). Dat beeld wordt veelal gevormd door de media, maar ook door veel andere invloeden, zoals opvoeding, onderwijs, traditie en godsdienst.6 1.2 Omvang discriminatie op de arbeidsmarkt Volgens sommige mensen komt discriminatie niet voor en volgens andere is het een groot probleem. Het lijkt of er altijd een uitleg gegeven moet worden over de cijfers van discriminatie; ze worden zelden als feit aangenomen. Ik vind het belangrijk om aan te tonen, middels harde cijfers, dat er daadwerkelijk discriminatie voorkomt. Aan de hand van diverse bronnen wil ik de gevallen van discriminatie, de cijfers, laten zien. Daarbij wil ik ook uitleg geven aan de begrippen onderregistratie, onderrapportage en gevoelens van discriminatie. Er zijn diverse instanties in Nederland waar discriminatiecijfers worden verzameld. Dit zijn onder andere de ruim 30 anti discriminatiebureaus (adb’s) in Nederland, waar burgers op een laagdrempelige manier hun klacht(en) van discriminatie kunnen melden. De klachten worden geregistreerd in een registratie-programma en jaarlijks verschijnt er een rapport van alle klachtcijfers gemeld bij anti discriminatiebureaus in Nederland, de Kerncijfers. 5 6 http://www.art1.nl/artikel/1377-Vooroordelen_discriminatie_en_racisme http://www.arbeidinbeeld.be/Beeldvorming/Beeldvorming.htm 14 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Verder worden de klachten die een strafrechtelijke component hebben gemeld bij de politie en bij voldoende bewijs opgepakt door het Openbaar Ministerie. De gelijke behandelingswetgeving wordt getoetst door de Commissie Gelijke Behandeling in Utrecht. Jaarlijks publiceren zij hun cijfers en oordelen. Cijfers anti discriminatiebureaus De meest recente cijfers over klachten van discriminatie, gemeld bij adb’s in Nederland, komen uit het jaar 2008, middels de Kerncijfers. Kijkend naar de periode van 2005 tot en met 2008, vier jaar, zijn er jaarlijks gemiddeld 4455 klachten gemeld. Van deze 4455 klachten hadden jaarlijks gemiddeld 37,5% (1675) betrekking op het terrein arbeid. Zie tabel 2 in bijlage 1. Kijkend naar de arbeidsmarktklachten valt op dat klachten met betrekking tot werving, selectie en bemiddeling veruit de grootste categorie is. In vier jaar tijd zijn er totaal 4440 klachten gemeld, een gemiddelde van 1110 klachten per jaar. Dit betreft de instroom op de arbeidsmarkt. De klachten op de werkvloer is hierna de grootste categorie, met over vier jaar geteld 983 klachten, een gemiddelde van 245 klachten per jaar. Zie tabel 3 in bijlage 1. Cijfers politie en Openbaar Ministerie Actuele cijfers zijn niet bekend over gevallen van arbeidsmarktdiscriminatie die bij het Openbaar Ministerie (OM) terecht komen. De meest recentste cijfers komen uit 2007. Het OM heeft toen vier inschrijvingen op grond van werk gedaan. Artikel 137g van het Strafrecht is de basis van onder andere vervolging van discriminatie op de arbeidsmarkt. In 2007 zijn 98 verdachten aangehouden door de politie op basis van dat artikel. Er zijn ook geen recentere gegevens beschikbaar omtrent de aangiften bij de politie. Van deze 98 zaken stromen 16 zaken door naar het Openbaar Ministerie, waarvan vier zaken betrekking op werk hebben. De overige zaken betreffen onder andere horecadiscriminatie en recreatie. Cijfers Commissie Gelijke Behandeling7 Op het moment van schrijven van dit onderzoek zijn de cijfers van de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) met betrekking tot 2009 nog niet gepubliceerd. De CGB publiceert twee soorten cijfers; de instroom van verzoeken en de uitstroom van verzoeken in een jaar. Zaken die in een bepaald jaar worden afgehandeld kunnen al voor dat jaar zijn ingestroomd. Instroom CGB: In 2008 heeft de CGB 432 verzoeken ontvangen. In 58% (252) van de ingediende verzoeken betrof het arbeidszaken. Ter vergelijking: in 2007 zijn 515 verzoeken ingediend waarvan 69% arbeidszaken betrof. Zie ook tabel 4 in bijlage 1. Kijkend naar de gronden waarop een verzoek is ingediend betreft de grootste grond leeftijd, 25%. Ras (17%) en geslacht (13%) volgen. Uitstroom CGB: Van de totaal 442 zaken die zijn uitgestroomd bij de Commissie, heeft de CGB geoordeeld in 155 zaken. Dat is 35%. In de overige gevallen is de zaak gesloten, de zaak kennelijk ongegrond verklaard, er heeft een geslaagde mediation plaatsgevonden of de zaak is ingetrokken na 7 Commissie Gelijke behandeling jaarverslag 2008 15 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 een schikking. Van de 155 zaken waarin geoordeeld is in 2008 was er in 57% van de oordelen sprake van onderscheid. Kijkend naar het terrein arbeid betrof 33% van de beoordeelde zaken een klacht over werving en selectie, in 15% betrof het beëindiging van de arbeidsrelatie, in 15% arbeidsvoorwaarden en in 2% een klacht over aanstellingsbeleid. 10% betrof arbeid overig. De kanttekeningen bij de ‘harde’ cijfers Bij de harde cijfers van discriminatie dienen enkele opmerkingen te worden geplaatst ten aanzien van onderregistratie, onderrapportage en de gevoelens van discriminatie tegenover de gevallen van discriminatie. Onderregistratie en onderrapportage Om de cijfers van discriminatie zoals hiervoor genoemd op waarde te schatten dienen de begrippen onderregistratie en onderrapportage te worden genoemd. Onderregistratie betekent dat niet alle klachten met een discriminatoir element ook daadwerkelijk als discriminatieklacht wordt geregistreerd. Een voorbeeld is het registreren van een mishandeling met een discriminatoire karakter onder de wetcode van mishandeling en het discriminatoire karaker niet opnemen in de registratie. Onderrapportage betekent dat niet alle voorvallen van discriminatie ook daadwerkelijk gemeld worden bij de daarvoor bestemde klachtinstanties, zoals de politie, de adb’s en de CGB. Gevoelens van discriminatie8 Tegenover de gevallen van discriminatie, de ‘harde’ cijfers, staan gevoelens van discriminatie. Dit zijn de onderhuidse, niet te bewijzen, ‘je kunt er je vinger niet achterkrijgen’-gevallen, wat naar mijn mening ook discriminatie betreft. Een gevoel van discriminatie is niet altijd een geval van discriminatie en een geval van discriminatie is niet altijd gebaseerd op een gevoel van discriminatie. De gevallen van discriminatie zijn te herleiden tot een dader, een plaats en een datum. Gevoelens van discriminatie zijn niet te herleiden tot iets concreets, maar gaan wel degelijk over hetgeen iemand meegemaakt heeft en hoe een situatie beleeft wordt. Het betreft de werkelijkheid gezien vanuit het individu. Deze gevoelens worden niet meegeteld in de registraties van de klachten en worden vaak ook niet gemeld bij klachtinstanties, maar zijn wel degelijk aanwezig. Hetzelfde geldt voor de cijfers die jaarlijks door onderregistratie en onderrapportage niet worden opgenomen in de registraties. Discriminatie vindt plaats, de meningen lopen uiteen over het precieze aantal. 8 Gevallen en gevoelens van discriminatie onder Marokkaanse Rotterdammers, een impressie van een voorlichtingsronde onder de Marokkaanse gemeenschap in Rotterdam, RADAR: R. Schriemer/S. Kasmi, juni 2007 16 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 1.3 Discriminatie en arbeidsmarkt Over het onderwerp discriminatie en arbeidsmarkt is veel te zeggen. De afgelopen jaren is er veel onderzoek naar gedaan; naar de werving en selectie, naar de werkvloer, naar victimisatie, naar het waarom van discriminatie op de arbeidsmarkt, et cetera. De wetgeving op het terrein van arbeid is veruit het uitgebreidst in vergelijking met de andere terreinen. Er wordt kort toegelicht welke wetgeving voorhanden is om discriminatie op de arbeidsmarkt tegen te gaan. Ten aanzien van de arbeidsmarkt wordt aangegeven wie er slachtoffer is of kan worden van discriminatie en er wordt een beeld geschetst van de veroorzakers van discriminatie. Het waarom van discriminatie is al jaren een onderwerp van onderzoek en er worden twee relevante theorieën besproken. Discriminatie heeft gevolgen, zowel voor het individu als voor het collectief en tot slot worden een aantal van de gevolgen kort toegelicht. Wetgeving discriminatie en arbeid De wetgeving ten aanzien van discriminatie op de arbeidsmarkt is de laatste jaren aanzienlijk toegenomen. In de Grondwet, het Strafrecht, de Ambtenarenwet, de Arbowet, de Wet op de Ondernemingsraden en de gelijkebehandelingswetgeving zijn artikelen opgenomen ten aanzien van discriminatiebestrijding. De gelijkebehandelingswetgeving komt voort uit artikel 1 van de Grondwet en een aantal internationale verdragen die zich met grondrechten bezighouden. Artikel 1 is een vrij algemene bepaling en daarom is artikel 1 in een aantal afzonderlijke wetten uitgewerkt 9, de gelijkebehandelingswetgeving. Dit betreffen de volgende wetten: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (WGB) sinds 1980; Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) sinds 1994; Wet onderscheid arbeidsduur (WOA) sinds 1996; Wet onderscheid bepaalde en onbepaalde tijd (WOBOT) sinds 1997; Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ) sinds 2003; Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd (WGBL) sinds 2003. De reikwijdte van de gelijkebehandelingswetgeving verschilt per wet naar terrein en grond. Over het algemeen kan er op de volgende terreinen een beroep worden gedaan op de gelijke behandelingswetgeving: arbeid, onderwijs en bij het aanbieden van goederen en diensten. De Commissie Gelijke Behandeling is bevoegd om de naleving van de gelijkebehandelingswetgeving te toetsen en te beoordelen. Wie treft arbeidsmarktdiscriminatie? In principe kan iedereen op een bepaald punt in diens leven slachtoffer worden van discriminatie. Van de mensen die een discriminatie-ervaring hebben gemeld en slachtoffer zijn, zijn in omvang de autochtonen de grootste etnische groep, bezien over alle gronden van discriminatie. Autochtone Nederlanders meldden discriminatie op de meest uiteenlopende gronden, vooral op basis van geslacht, seksuele geaardheid, leeftijd en ras. De discriminatiegronden waarop allochtone melders 9 http://www.cgb.nl/artikel/over-de-wetgeving 17 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 discriminatie melden heeft grotendeels betrekking op herkomst en geloof. Slachtoffers van discriminatie zijn even zoveel mannen als vrouwen10. Discriminatie op de arbeidsmarkt komt voornamelijk voor op de discriminatiegronden herkomst/kleur/ras en leeftijd.11 Vooral op het domein van werving en selectie en de werkvloer komen deze gronden het vaakst voor. Discriminatie kan iedereen overkomen, afhankelijk van de specifieke kenmerken van de persoon (geslacht, afkomst, leeftijd) en het arbeidsdomein waar het betrekking op heeft (werving en selectie, werkvloer, uitstroom). Met het oog op de volgende paragraaf dient opgemerkt te worden dat hoewel iedereen slachtoffer kan worden van discriminatie, iedereen ook dader kan zijn van discriminatie: de wederkerigheid van discriminatie. Wie veroorzaakt arbeidsmarktdiscriminatie? Om inzicht te krijgen in het soort bedrijven waarover klachten van discriminatie worden ingediend wordt hiervoor als bron de data van het antidiscriminatiebureau (adb) RADAR gebruikt, middels het onderzoek ‘Vrij Baan’. De Commissie Gelijke Behandeling (CGB) publiceert geen gegevens omtrent de veroorzaker van discriminatie. De detailhandel is de sector waarover de meeste klachten worden gemeld, gevolgd door het openbaar bestuur/politie en uitzendorganisaties.12 De ervaring van de Commissie is dat bij grote werkgevers allerlei instrumenten omtrent discriminatieaanpak is geregeld; gedragscode, vertrouwenspersonen en een klachtencommissie. Bij kleine werkgevers is dit vaak niet op orde en als zich een klacht omtrent discriminatie voordoet weten ze vaak niet welke procedure te volgen.13 Ten aanzien van de organisatiestructuur en -cultuur van organisaties waarover klachten worden ingediend is over het algemeen weinig bekend en er is weinig tot geen specifiek onderzoek naar gedaan. Wel heeft de Commissie het onderzoek ‘Discriminatie is het woord niet, lesbische vrouwen en homoseksuele mannen op de werkvloer’ uitgevoerd, waarin een duidelijk beeld wordt geschetst van de werkvloeren van een aantal organisaties, onder andere een grote gemeente en een ziekenhuis. De cultuur op de werkvloer binnen een afdeling/organisatie is van groot belang voor het melden van discriminatieklachten door een gedupeerde en de manier waarop een klacht wordt opgepakt door een leidinggevende. Zogenaamde ‘vrouwensectoren’ staan positiever tegenover homoseksuelen (m/v) dan sectoren waarin mannen domineren. Mannensectoren hebben de meeste moeite met homomannen en iets minder met lesbovrouwen. Ook de werklocatie blijkt van belang; het verschil tussen de Randstad en de provincie is meer dan eens als relevant naar voren gekomen, ook als het gaat over liberaliteit en religiositeit. 14 10 11 12 13 14 Vrij Baan, RADAR, 2008 Vrij Baan, RADAR, 2008, en Kerncijfers, Art1, 2008 Vrij Baan, RADAR, 2008, blz. 39 Interview CGB, Barbara Bos, 8 april 2010 Discriminatie is het woord niet, CGB, april 2009, blz. 10 18 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Waarom is er (arbeidsmarkt)discriminatie? Tijdens het onderzoek kwam bij mij steeds de vraag op waarom discriminatie plaatsvindt. Ik heb hierover gesproken met de Commissie Gelijke Behandeling (CGB), heb een aantal oordelen van de Commissie doorgelezen en ik heb de literatuur er op nageslagen. In de literatuur zijn verschillende theorieën te vinden over waarom mensen discrimineren. Ik behandel twee theorieën hierbij kort: de realistische conflicttheorie en de sociaal categorisatietheorie. De realistische conflicttheorie betreft de veronderstelling dat er tussen groepen competitie bestaat om schaarse goederen zoals banen en inkomen te verkrijgen of te behouden. De competitie vindt plaats op groepsniveau en de perceptie van mogelijke competitie is al voldoende. De dreiging die uitgaat van de aanwezigheid van een groep bij het verkrijgen van schaarse goederen leidt tot meer soliditeit binnen de eigen groep en tot meer vijandigheid naar de andere groep. Die vijandigheid kan zich uiten in discriminerend gedrag. 15 De sociale categorisatietheorie bestrijdt dat competitie essentieel is voor het ontstaan van discriminatie. Deze theorie betreft de veronderstelling dat alleen al het categoriseren van mensen in groepen voldoende is om discriminatie te veroorzaken. Mensen delen de complexe wereld in sociale categorieën in; makkelijk te bevatten groepen gebaseerd op bijvoorbeeld geslacht of ras. Door te categoriseren kan men, met relatief weinig informatie over die persoon in kwestie, een beslissing nemen over hoe met iemand om te gaan. 16 Ik denk dat in beide theorieën een waarheid schuilt. Vooral de theorie van de sociale categorisatie, het denken in stereotypen, spreekt mij aan en komt ook terug bij selectiegedrag van werkgevers. Het begrip statistische discriminatie is afgeleid van deze theorie en stelt dat werkgevers hun keuze voor een bepaalde kandidaat niet baseren op basis van individuele kenmerken van die kandidaat maar op basis van de informatie die de werkgever heeft over de sociale of etnische groep waartoe deze kandidaat behoort.17 Van de theorie naar de praktijk: voor dit onderzoek heb ik gesproken met een juridisch adviseur van de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) over onder andere de oorzaken van discriminatie. De Commissie geeft aan dat denken in stereotypen, de theorie van sociale categorisering, vaak voorkomt. P&O’ers kunnen zich hier wel en niet bewust van zijn; je kunt er heel bewust mee bezig zijn en het gebruiken of je bent je er niet bewust van maar past het wel toe. De ervaring van de Commissie is dat werkgevers zich heel vaak niet bewust zijn van het maken van onderscheid. Als ze op zitting komen bij de Commissie voelen ze zich vaak aangevallen en gekwetst vanwege de klacht die er ligt. Werkgevers zijn zich er niet bewust van dat ze denken in stereotypen. Een van de taken van de Commissie is een bijdrage te leveren aan die bewustwording. Wel dient opgemerkt te worden dat het per P-instrument verschilt hoe bewust of onbewust er onderscheid wordt gemaakt 15 Discriminatiemonitor niet-westerse allochtonen op de arbeidsmarkt 2007, SCP, november 2007, blz. 43-45 Discriminatiemonitor niet-westerse allochtonen op de arbeidsmarkt 2007, SCP, november 2007, blz. 43-45 17 Art 1 website: http://www.art1.nl/artikel/4405Discriminatie_etnische_minderheden_op_de_arbeidsmarkt_16 19 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 door P&O’ers; bij werving en selectie spelen bewuste vooroordelen meer een rol, bij arbeidsvoorwaarden is dit meer onbewust aanwezig.18 Een globale kijk naar de oordelen van de Commissie ten aanzien van gegrond onderscheid op het terrein arbeid levert een divers beeld op van waarom er discriminatie plaats vindt binnen bedrijven. Een opsomming aan de hand van 34 oordelen die te vinden zijn op de website van de Commissie: - soms vindt onderscheid plaats vanwege geklungel en onzorgvuldigheid bijvoorbeeld omdat het moeilijk is te zeggen dat iemand niet geschikt is voor de functie en als reden wordt daarom gezegd dat iemand te oud is; - soms vindt onderscheid keihard en bewust plaats; - soms vindt onderscheid plaats omdat er op de werkvloer een machocultuur heerst en ‘hé homo’ als algemene begroeting is geaccepteerd door werknemers en leidinggevenden; - soms vindt onderscheid plaats omdat de werkgever er van uitgaat dat het vastgelegde beleid onderscheid-vrij is, terwijl er indirect wel onderscheid plaatsvindt; - soms vindt onderscheid plaats vanwege het ontbreken van de kennis omtrent de gelijke behandelingswetgeving. Naast het bewust of onbewust discrimineren kan ook de aanpak van een discriminatie-klacht een rol spelen. Als zich een klacht van discriminatie voordoet dan is de werkgever niet altijd geneigd het juiste te doen om deze klacht op te pakken. Het gaat er dan om of de werkgever verwijtbaar is bij het omgaan met een klacht van discriminatie. Gevolgen ervaren discriminatie Discriminatie heeft op alle niveaus in de samenleving gevolgen voor individuen en de samenleving zelf. Op het niveau van het individu blijkt uit onderzoek dat het gevoel gediscrimineerd te worden negatieve effecten heeft op de gemoedstoestand en geestelijke gezondheid van mensen. Personen die discriminatie ervaren hebben meer last van angst, depressie, vijandigheid, stress en vooral een gevoel van machteloosheid. Deze machteloosheid is door onderzoekers in verband gebracht met een verminderd leervermogen, een lagere motivatie en hiermee een minder gunstig baanperspectief. Gekoppeld aan het niveau van de arbeidsmarkt zullen personen die negatieve effecten ondervinden een geringere kans hebben op opwaartse baanmobiliteit en minder goed op zoek kunnen gaan naar nieuw werk; discriminatie als self fulfilling prophecy. Discriminatie heeft ook invloed op het gedrag van mensen. Werknemers reageren op discriminatie door zich de aan hen toegeschreven karakteristieken eigen te maken.19 Uit onderzoek blijkt dat slachtoffers van discriminatie verschillende copingstrategieën hebben om om te gaan met discriminatie: ontkenning van het probleem, gelatenheid en in de eigen omgeving blijven of gericht op zoek gaan naar een veilige omgeving waar acceptatie aanwezig is.20 18 Interview CGB, Barbara Bos, 8 april 2010 Discriminatiemonitor niet-westerse allochtonen op de arbeidsmarkt 2007, SCP, november 2007, blz. 48 20 Gevallen en gevoelens van discriminatie onder Marokkaanse Rotterdammers, een impressie van een voorlichtingsronde onder de Marokkaanse gemeenschap in Rotterdam, RADAR: R. Schriemer/S. Kasmi, juni 2007 19 20 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 2 Aanwezige kennis bij P&O’ers Inleiding In het vorige hoofdstuk is het begrip discriminatie geïntroduceerd en antwoord gegeven op de vraag wat discriminatie is en hoe vaak het voorkomt op de arbeidsmarkt. Uit onderzoek van anti discriminatiebureau RADAR, na het lezen van 34 oordelen van de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) en gesproken te hebben met de Commissie, komt naar voren dat het ontbreken van kennis bij de werkgever en de personeelsafdeling een rol speelt in het ontstaan van arbeidsmarktdiscriminatie. Om te onderzoeken wat P&O’ers precies weten van de wet- en regelgeving over gelijke behandeling en non discriminatie op de arbeidsmarkt heb ik dit vanuit verschillende invalshoeken onderzocht. Ik heb een digitale enquête uitgezet onder P&O’ers en vervolgens met een aantal P&O’ers persoonlijk gesproken over dit onderwerp. Daarnaast heb ik gesproken met de Commissie en heb 34 CGB oordelen geanalyseerd op (het ontbreken van) kennis van de P&O’er. Te samen moeten deze bronnen antwoord geven op de vraag: Wat is de kennis bij P&O’ers van wet- en regelgeving over gelijke behandeling en non discriminatie op de arbeidsmarkt en hoe groot is deze kennis? In hoofdstuk 2.1 worden de resultaten van de digitale enquête gepresenteerd. In bijlage 2 is de volledige enquête terug te lezen zoals uitgezet onder P&O’ers. In hoofdstuk 2.2 worden de uitkomsten van het interview met de Commissie gebruikt om zicht te krijgen op de ervaringen van de Commissie met het kennisniveau van P&O’ers. 2.1 Welke kennis is er en hoe groot is deze? Opzet digitale enquête De digitale enquête is niet verspreid onder een vaststaande groep; de enquête is verspreid binnen mijn netwerk van klasgenoten, familie, vrienden en collega’s. Daarnaast is de enquête onder de aandacht gebracht van P&O’ers via netwerksites. Het is daarom niet bekend hoeveel mensen het verzoek hebben gekregen om mee te doen aan de enquête. De vragen die de deelnemers middels de digitale enquête voorgelegd kregen waren verschillend van aard: er werd om de mening van de P&O’ers gevraagd aan de hand van stellingen, er werd gevraagd naar de bekendheid van de gelijke behandelingswetgeving en de toepassing daarvan op de verschillende terreinen van de arbeidsmarkt en er werd casuïstiek voorgelegd waarbij gevraagd werd welke toepassing de juiste was, om de parate kennis te testen. 187 mensen hebben de enquête bekeken. Vervolgens zijn 104 mensen daadwerkelijk gestart met de enquête en hebben 81 mensen de eerste vraag ingevuld. Daarvan hebben 57 mensen de enquête volledig ingevuld. De uitkomsten van de 40 ingevulde vragen zal ik niet 1 op 1 toelichten. Ik gebruik de informatie waarvan ik denk dat het relevant is voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen. Per vraag zal ik wel duidelijk aangeven hoeveel mensen de betreffende vraag hebben ingevuld. 21 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Uitkomsten enquête 57 mensen hebben de enquête in zijn totaliteit ingevuld. Om een beeld te krijgen van de P&O’ers die de enquête hebben ingevuld en de organisaties waarvoor ze werken de volgende gegevens. De eerste algemene vragen zijn ingevuld door 81 personen. Hiervan was 28% afkomstig uit het oosten van het land. 18% was afkomstig uit de regio Rotterdam. 47% van de mensen die met de enquête begon (81)21 was P&O adviseur/manager. 33% was medewerker op een P&O afdeling. 59% van de P&O’ers (81) was werkzaam in een bedrijf met meer dan 500 medewerkers. 32% was werkzaam in een bedrijf met 101 tot 500 medewerkers. De sector waaruit de P&O’ers afkomstig waren is zeer divers. 32% van de P&O’ers (80) koos de sector overig waarvan een groot aantal aangaf in de energiesector te werken en 23% de sector overheid. Het gemiddelde opleidingsniveau van de P&O’ers (80) betrof in 60% HBO niveau en in 27% WO niveau. Hieronder wordt per vraag of cluster van vragen aangegeven wat hierop is geantwoord door de P&O’ers. Kennis belangrijk? Op de stelling ‘kennis van de non discriminatiewetgeving is belangrijk om discriminatie te voorkomen’ antwoordt 70% van de P&O’ers (73) (helemaal) mee eens, 22% antwoordde neutraal en 8% van de P&O’ers was het (helemaal) niet mee eens met deze stelling. Bekendheid met o.a. gelijkebehandelingswetgeving In vraag 14 tot en met 18 worden de P&O’ers gevraagd naar hun bekendheid met de diverse gelijke behandelingswetgeving en de toepassing daarvan op de verschillende arbeidsdomeinen zoals werving en selectie, arbeidsvoorwaarden en uitstroom. In bijlage 3, tabel 5 staan de resultaten vermeld met het aantal respondenten per vraag. Een korte toelichting daarop: De Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) is als wet het meest bekend onder P&O’ers, ruim 8 op de 10 P&O’ers, (81%), kent de wet. De arbeidsdomeinen waarop de wet van toepassing is, is gemiddeld in 69% van de gevallen bekend bij de P&O’ers. Het aantal P&O’ers dat de wet niet kent is gemiddeld 8%. De Wet Gelijke Behandeling Handicap en Chronische ziekte (WGBH/CZ) is met 45% iets minder bekend bij de P&O’ers. 1 op de 4 (25%) P&O’ers is niet bekend met de wet WGBH/CZ. Gemiddeld 40% van de P&O’ers is bekend met de toepassing van deze wet op grond van handicap op de verschillende arbeidsdomeinen, tegenover gemiddeld 28% van de P&O’ers die deze toepassingen niet kent. 21 Tussenhaakjes wordt aangegeven wat het totaal aantal mensen was dat de betreffende vraag heeft ingevuld 22 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 De Wet Gelijke Behandeling Leeftijd (WGBL) is in vergelijking met de WBGH/CZ beter bekend. De WGBL is bij 71% van de P&O’ers bekend, tegenover 6% die niet bekend is met deze wet. De toepassingen op de verschillende arbeidsdomeinen is gemiddeld bij 58% van de P&O’ers bekend. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de toepassing op het domein van werving en selectie bij 71% van de P&O’ers bekend is. Gemiddeld 16% van de P&O’ers is niet bekend met de toepassing van de WGBL op de verschillende domeinen. De sollicitatiecode van de Nederlandse Vereniging voor Personeelsmanagement & Organisatieontwikkeling (NVP) is bij 78% van de P&O’ers bekend. 1 op de 10 P&O’ers is niet bekend met de sollicitatiecode. Gemiddeld 74% is bekend met de verschillende fasen van de sollicitatiecode, tegenover 14% die niet bekend is met deze fasen. De bepaling in de Arbowet per 1 juli 2009 dat werkgevers voortaan arbeidsomstandighedenbeleid moeten voeren tegen discriminatie en de risico's van discriminatie op de werkvloer in kaart moeten brengen en zo nodig een preventieplan moeten maken, is niet bij alle P&O’ers bekend. 40% is wel op de hoogte van deze recente wijziging in de Arbowet, maar bijna een kwart van de P&O’ers, 24%, is hier niet mee bekend. 37% heeft er wel van gehoord, maar weet niet precies wat de wijziging inhoudt, terwijl er wel een actieve bijdrage van P&O’ers wordt verwacht om de risico’s van discriminatie in kaart te brengen. Samengevat Op basis van deze gegevens valt op dat de kennis van P&O’ers ten aanzien van de gelijkebehandelingswetgeving, de sollicitatiecode en de arbowetgeving op grond van discriminatie aanwezig is, maar dat het per wet/code verschilt hoe groot deze kennis is en de toepassing ervan op de verschillende terreinen. De Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) is het meest bekend onder P&O’ers, bij 81% van de P&O’ers die de enquête hebben ingevuld. De Wet Gelijke Behandeling Handicap en Chronische ziekte (WGBH/CZ) is de minst bekende gelijkebehandelingswet met 45%. De wetten en de Sollicitatiecode zijn grotendeels bekend bij de P&O’ers maar de precieze toepassing van de wet op de verschillende terreinen van de arbeid is minder bekend dan de wet op zichzelf. Casuïstiek In vraag 19 tot en met 23 wordt de P&O’er aan de hand van casuïstiek gevraagd om aan te geven of een bepaalde situatie wel of niet mag. De P&O’er kan ook aangeven dat hij/zij niet bekend is met de geschetste situatie. Ten aanzien van vragen naar zwangerschap in een sollicitatiegesprek weet 87% van de P&O’ers dat je dit niet mag vragen. Meer dan 1 op de 10 P&O’ers, 11%, weet dit niet. 23 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Welke groepen in aanmerkingen komen voor voorkeursbeleid bij werving en selectie (vrouwen, gehandicapten en etnische minderheden) is bekend bij 45% van de P&O’ers. 42,5% van de P&O’ers had deze vraag onjuist beantwoord. De vraag omtrent leeftijd in een advertentie is door de helft van de P&O’ers, 50%, correct beantwoord. Er mag in bepaalde gevallen naar leeftijd gevraagd worden mits daar een motivatie voor is. 47% van de deelnemers antwoordt dat in geen geval in een advertentie gevraagd mag worden naar leeftijd. 2 op de 3 P&O’ers, 66%, antwoordt correct op de vraag of het verplicht is een opdrachtgever te wijzen op diens discriminatoire eisen. 1 op de 10 P&O’ers, 10%, geeft niet het juiste antwoord op deze vraag. Ten aanzien van de vraag tegen welke personen (leidinggevende, collega, klant, cliënt) de werkgever de werknemer moet beschermen antwoordt een grote meerderheid correct, gemiddeld 92%. Geen van de P&O’ers gaf het foute antwoord. Wel waren een aantal P&O’ers niet bekend met de beschermingsplicht van de werkgever, gemiddeld 9%. Hieronder worden de uitkomsten gepresenteerd in een tabel. Tabel 1: uitkomsten vragen omtrent casuïstiek, vragen 19 t/m 23 Vraag Antwoord: correct Antwoord: fout Antwoord: mij niet bekend Bent u zwanger/kinderwens? (62) 87% (54) 11% (7) 2% (1) Voorkeursbeleid (80)22 45% (36) 42.5% (34) 12,5% (10) Leeftijd in advertentie (62) 50% (31) 47% (29) 3% (2) Eisen opdrachtgever (61) 66% (40) 10% (6) 25% (15) - Leidinggevende (62) 95% (59) 0 5% (3) - Collega (62) 97% (60) 0 3% (2) - Klant (62) 87% (54) 0 13% (12) - Cliënt/patiënt (62) 87% (54) 0 13% (8) Werknemer beschermen tegen: Samengevat De vragen over wat wel en niet mag ten aanzien van gelijke behandeling in de praktijk geeft een goed beeld van de parate kennis van de P&O’ers. Uit de beantwoorde vragen komt het beeld naar voren van P&O’ers die over het algemeen weten wat de juiste manier is om te handelen, afhankelijk van de situatie. Vooral de casus ten aanzien van zwangerschap en het beschermen van de werknemer scoren hoog op aanwezige kennis, respectievelijk 87% en 92% van de P&O’ers weet wat te doen in een dergelijke situatie. Ten aanzien van het voorkeursbeleid is de score lager, 45%. 22 Meerdere antwoorden mogelijk op deze vraag 24 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 De vraag over leeftijd is met 50% goed gescoord. Hierbij was bij een grote groep P&O’ers de uitzonderingsregel niet bekend. P&O’ers weten in 66% van de gevallen dat zij een opdrachtgever moeten wijzen op discriminatoire eisen. Interessant is te zien hoeveel P&O’ers niet op de hoogte zijn van de gelijke behandelingswetgeving in de praktijk. Dit verschilt per vraag en ligt ook aan de vraagstelling. De vragen over zwangerschap, het aanspreken van de opdrachtgever en het beschermen van de werknemer is gemiddeld in 10% van de gevallen niet correct beantwoord of was niet bekend. De vraag over voorkeursbeleid is in 42,5% van de gevallen niet correct beantwoord en de vraag over leeftijd is door 47% niet correct beantwoord door niet op de hoogte te zijn van de uitzonderingsregel. 2.2 Kijk van de Commissie Ik heb met Barbara Bos, juridisch adviseur van de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) gesproken over de ervaringen van de Commissie ten aanzien van de kennis van P&O’ers op het gebied van de gelijke behandelingswetgeving. Hieronder volgt de ervaring van de Commissie hiermee. Voor de leesbaarheid gebruik ik als term de Commissie, in plaats van Barbara Bos van de Commissie. De kennis van P&O’ers wordt door de Commissie als wisselend ervaren. De Commissie geeft aan dat het ontbreken van kennis van de geldende gelijke behandelingswetgeving vaak een rol speelt in een klacht. De nieuwe wet met betrekking tot handicap en chronische ziekte (WGBH/CZ) heeft nog niet de nodige bekendheid onder werkgevers, aldus de Commissie. Dit wordt bevestigd door de uitkomsten van de digitale enquête: 45% van de P&O’ers is bekend met de wet tegenover 25% van de P&O’ers die niet bekend is met de wet. Deze wet heeft onder andere consequenties voor het aannemen van mensen met een handicap. Er moet door werkgevers verder gekeken worden dan de handicap en gekeken worden naar de persoon en welke kwaliteiten deze heeft. Werkgevers en P&O’ers moeten zich bewust zijn van de eventuele vooroordelen die zij hebben. Volgens de Commissie is de precieze kennis van de wet niet zo belangrijk. Het is belangrijker om je bewust te zijn van de vooroordelen die er zijn en bewust te zijn van het waarom iemand wordt afgewezen. Werkgevers en P&O’ers moeten kijken naar het cv en op basis daarvan zich een beeld ontwikkelen, kijkend naar het individu. De beeldvorming moet uitgeschakeld worden, maar dit vergt een bepaalde sociale vaardigheid. Deze vaardigheid laat wel eens te wensen over bij P&O’ers, aldus de Commissie. Bij een selectieprocedure moeten er heldere criteria worden geformuleerd en de eisen voor de functie moeten objectief uit te leggen zijn. Als iemand qua persoonlijkheid niet past in een organisatie, kun je daar iemand op afwijzen. Uit de praktijk van de Commissie een voorbeeld van hoe het niet moet: Een werkgever vond een sollicitant een eikel, maar vond dit moeilijk om te communiceren en heeft toen gezegd dat de sollicitant te oud was voor de functie. De Commissie merkt wel dat P&O’ers vaker gebruik maken van het juridisch spreekuur van de CGB, er wordt vaker voorlichting gegeven voor brancheorganisaties en onlangs is er meegewerkt aan een 25 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 interview voor de P&O actueel, een personeelsblad. P&O’ers zijn een belangrijke groep voor de Commissie. Er komen ook meer verzoeken binnen om eigen oordelen (beleid) te toetsen van organisaties. De politie heeft onlangs een verzoek om beoordeling van hun voorkeursbeleid ingediend. Zij hadden geformuleerd dat bij gebleken geschiktheid vrouwen werden aangenomen. De Commissie oordeelde dat dit niet strookt met de wetgeving, het moet gelijke geschiktheid zijn. Het meekrijgen van kennis vanuit een P&O opleiding is belangrijk. Gelijke behandelingswetgeving is basiskennis en het hoort bij je pakket als P&O’er. Deze kennis moet wel opgedaan worden. Iedereen moet begrijpen hoe wetgeving toegepast moet worden. In grote bedrijven heb je met complexere wet- en regelgeving te maken dan in kleine bedrijven. Daarnaast moeten P&O’ers zich bewust zijn van hun eigen vooroordelen en stereotypen. P&O’ers moeten klachten serieus nemen, een procedure opzetten, een vertrouwenspersoon inschakelen en weten waar je de wetgeving moet vinden. Je hoeft niet elke wet te kennen. Belangrijk is om te weten waar de wetgeving te vinden is, maar even belangrijk is het om een klacht serieus te nemen en op te pakken. Discriminatie is niet een onderwerp waar je als eerste aan denkt als iemand een klacht wil indienen. Je moet als P&O’er hiervoor voelsprieten ontwikkelen en er sensitief op zijn. De ervaring van de Commissie is dat door grotere bedrijven beleid (klachtenprocedures, gedragscodes) vaak beter wordt opgepakt en dat er meer beleid is vastgelegd in vergelijking met kleinere bedrijven. Wat vervolgens ontbreekt is het daadwerkelijke toepassen van dit beleid door sensitief te reageren op klachten en door medewerkers niet af te houden van het indienen van klachten of het niet serieus nemen van klachten. Het juiste gedrag ontbreekt vaak bij grotere bedrijven. Veel kleine werkgevers hebben geen beleid op papier gezet. De Commissie vindt het belangrijk dat de juiste stappen worden uitgevoerd in een klachtenprocedure; het serieus nemen van de klacht, het zorgvuldig oppakken van de klacht, het toepassen van hoor en wederhoor en het vastleggen van de gemaakte afspraken. Dit gebeurt in de praktijk niet altijd. Dat er beleid op papier staat kan als houvast dienen, maar is voor de Commissie geen pré. Het belangrijkste voor een P&O’er om te hebben zijn voelsprieten en de vaardigheid om informatie op te zoeken. 26 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 3 De kennis in de praktijk Inleiding In dit hoofdstuk zal voornamelijk onderzocht worden hoe de aanwezige kennis er in de praktijk uitziet en wordt antwoord geven op de onderzoeksvraag: hoe ziet de kennis ten aanzien van nondiscriminatie en gelijkebehandelingswetgeving er praktisch uit? Door de uitkomsten van de digitale enquête ging ik verder nadenken over de aanwezige kennis bij P&O’ers ten aanzien van gelijke behandelingswetgeving en de toepassing daarvan. Ik vroeg mij af vanuit welk kader zij kennis moeten hebben omtrent gelijkebehandelingswetgeving; krijg je als P&O’er eigenlijk wel te maken met vragen en casuïstiek in de praktijk, word je bevraagd door leidinggevende of medewerkers over dit onderwerp en wat vinden P&O’ers zelf dat ze moeten weten over dit onderwerp. Kortom: heb je als P&O’er überhaupt wel kennis nodig over het onderwerp gelijke behandelings- en non-discriminatiewetgeving? Middels een aantal vragen probeer ik zicht te krijgen op de praktijk van de P&O’er ten aanzien van het onderwerp gelijke behandelingswetgeving. Ik ben van mening dat je als P&O’er minimaal een basisniveau moet hebben ten aanzien van kennis over non-discriminatie en gelijkebehandelingswetgeving en wilde dit graag toetsen in de gesprekken met de P&O’ers zelf. Als bronnen voor dit hoofdstuk gebruik ik de uitkomsten van de digitale enquête en de uitkomsten van de interviews met P&O’ers. Als eerste komt in hoofdstuk 3.1 de uitkomsten van de digitale enquête aan de orde. Ik vroeg de P&O’ers naar de rol die zij in het bedrijf hebben ten aanzien van non-discriminatie en gelijkebehandeling en hoe zij invulling geven aan deze rol. Ten tweede worden de uitkomsten van de 1 op 1 interviews gepresenteerd in hoofdstuk 3.2. In totaal heb ik 4 interviews gevoerd met P&O’ers en onder andere gesproken over hun kennis van het onderwerp non-discriminatie en gelijke behandelingswetgeving; welke kennis is aanwezig, waar wordt deze kennis voor ingezet, welke vragen worden gesteld? In de 1 op 1 interviews heb ik wat meer de verdieping gezocht ten aanzien van de aanwezige kennis. 3.1 Rol binnen het bedrijf Bij 83% (49)23 van de ondervraagde P&O’ers wordt binnen het bedrijf concreet invulling gegeven aan de uitvoering van non-discriminatie en gelijke behandelingswet- en regelgeving. 7% van de bedrijven heeft geen concreet beleid (in de helft van de gevallen omdat er geen behoefte aan is) en bij 10% van de P&O’ers is niet bekend welke beleid ten aanzien van non-discriminatie wordt gevoerd. De manier waarop dit beleid invulling krijgt is in 31% van de (167)24 gevallen door middel van de inzet van een vertrouwenspersoon, in 26% van de gevallen betreft het een klachtenprocedure en in 25% van de gevallen is er een gedragscode opgesteld. Tot slot is in 17% van de gevallen uitgebreid beleid geformuleerd. 23 24 Tussenhaakjes wordt aangegeven wat het totaal aantal mensen was dat de betreffende vraag heeft ingevuld Meerdere antwoorden mogelijk 27 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Van de (54) P&O’ers die de enquête invulde heeft 39% een adviserende rol binnen het bedrijf ten aanzien van non-discriminatie en gelijkebehandelingswetgeving. 28% heeft geen rol in deze en 15% vervult een beleidsmatige rol. Van de P&O’ers (15) die in 28% geen rol heeft te vervullen geeft 87% aan dat die rol bij een andere collega/afdeling is weggelegd. Van de P&O’ers (36) die een specifieke rol hebben ten aanzien van het onderwerp ervaart 89% voldoende draagvlak binnen het bedrijf om deze rol uit te voeren. Opvallend is dat 74% van de P&O’ers (39) aangeeft deze specifieke rol op zich te nemen als zich een situatie voordoet in het bedrijf, dus nadat een voorval heeft plaatsgevonden. 53% van de P&O’ers (36) geeft zichzelf een 7 voor de uitvoering van deze rol. 31% geeft zichzelf een 8. Slechts een persoon geeft zichzelf een onvoldoende, een 5. De P&O’ers (27) is gevraagd wat er goed gaat in de uitvoering van deze rol. Een greep uit de antwoorden: - Ruimte om dit soort zaken te bespreken met het management; - Commitment, breed draagvlak, respect; - Laagdrempeliger invulling van deze rol en meepraten op alle niveaus; - Respectvolle afhandeling van casus zonder verstoring werkverhouding; - Vrij handelen en goede feedback van meerderen. De P&O’ers (23) geven ook aan wat in hun situatie veranderd moet worden om deze rol nog beter in te vullen: - Meer pro-actief en minder casusgebonden optreden, algehele beleving/beeldvorming van medewerkers; 3.2 - Actiever oppakken, voorlichtende rol, mediator rol; - Trainen HR adviseurs/medewerkers; - Bekendheid bij medewerkers dat ze o.a. bij de vertrouwenspersoon terecht kunnen. Praktische kennis In deze paragraaf worden de uitkomsten van de 1 op 1 interviews met de P&O’ers gepresenteerd. De vier geïnterviewde P&O’ers zijn werkzaam bij drie verschillende bedrijven: een grote overheidsinstelling, een internationaal logistiek productiebedrijf voor elektronica en een netwerkleveranciersbedrijf voor energie. Het aantal werknemers varieerde per bedrijf van 700, 300 tot 5000 medewerkers. Ik heb gesproken met een P&O adviseur, een P&O medewerker, een HR medewerker en een beleidsmedewerker arbeidsvoorwaarden. Voor de leesbaarheid refereer ik naar P&O’er. In het kader van privacy gebruik ik niet de namen van de bedrijven en de medewerkers. Ik zal per relevante vraag aangeven wat hierop is geantwoord door de P&O’ers. Is gelijkebehandelings- en non-discriminatiewetgeving een onderwerp in de organisatie en bij P&O? Bij de overheidsinstelling is er tot een half jaar geleden een werkgroep diversiteit actief geweest. In verband met een reorganisatie is deze werkgroep momenteel niet meer actief. De werkgroep bestond uit enkele managementleden, enkele P&O’ers en enkele medewerkers en gaf advies aan het hoogste management over diversiteitvraagstukken waarin ook gelijke behandeling en non- 28 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 discriminatie een rol speelden. De adviezen werden door het management grotendeels overgenomen. In een overleg met alle P&O’ers van de verschillende kantoren staat non-discriminatie en gelijke behandeling niet specifiek op de agenda. Een uitgangspunt in het dagelijks werk is alert zijn op gelijkheid en de regels voor alle medewerkers gelijk toepassen. Bij het internationale productiebedrijf staat het onderwerp gelijke behandeling en non discriminatie niet regelmatig op de agenda. Als het wel besproken wordt, is dit vaak in het kader van interculturele communicatie. De werkvloer is divers met 41 nationaliteiten. Er zijn regels vastgesteld ten aanzien van de voertaal op de werkvloer, Engels en Nederlands, en op de naleving daarvan wordt streng toegezien. Het onderwerp non-discriminatie en gelijke behandeling is wel aanwezig in de organisatie, juist door het multiculturele karakter, maar wordt als zodanig niet vaak besproken. Ook in het overleg met de P&O’ers wordt er niet regelmatig aandacht aanbesteed. De P&O’ers uit het netwerkleveranciersbedrijf geven aan dat het onderwerp niet meer op de agenda staat. De afgelopen tijd heeft het onderwerp op de agenda gestaan, zelfs bij de Raad van Bestuur, in relatie tot de nieuwe gedragscode. Hier is ook een sanctioneringsrichtlijn aan gekoppeld om gedrag in strijd met de gedragscode aan te pakken. Dit beleid is breeduit gecommuniceerd naar de medewerkers. Iedereen wordt geacht dit beleid te weten. Periodiek wordt er nagegaan of er kennis van de gedragscode is. Dit gebeurt middels het medewerkerstevredenheidsonderzoek. Het tevredenheidsonderzoek gaat over betrokkenheid, integriteit, arbeidsvoorwaarden, leidinggevenden en sturing aan het bedrijf. Onderwerpen zoals discriminatie en pesten worden niet opgenomen in het onderzoek. Vanaf dit jaar wordt het onderzoek elk kwartaal uitgevoerd. Wel is er 1 a 2 keer per jaar een bijeenkomst van HRM met de aanwezige vertrouwenspersonen en de klachtencommissie. Veel van de klachten met betrekking tot ongewenst gedrag wordt door de vertrouwenspersonen opgepakt. Een enkele keer wordt de klachtencommissie erbij betrokken en wordt een officiële klacht ingediend. Omgaan met ongewenst gedrag wordt ook besproken met de leidinggevenden van de verschillende sectoren. De leidinggevenden krijgen vaak in eerste instantie een medewerker met een klacht over ongewenst gedrag aan hun bureau. De leidinggevende pakt de klacht op maar als deze te ingewikkeld blijkt, wordt de medewerker doorverwezen naar de vertrouwenspersoon. In het overleg met alle HRM’ers van de verschillende beleidsdisciplines is discriminatie en gelijke behandeling geen agendapunt. Dat was het wel in verband met de opstelling en invoering van de gedragscode. Er is nu geen directe aanleiding om het onderwerp op de agenda te zetten. Worden de P&O’ers bevraagd door leidinggevende en medewerkers over het onderwerp? De P&O’er bij de overheid is recentelijk gevraagd door een leidinggevende naar beleid ten aanzien van een leeftijdseis bij een te volgen opleiding. Ze heeft het idee dat de vertrouwenspersonen ook regelmatig bevraagd worden door het management op het gebied van gelijkebehandelingswetgeving 29 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 in individuele gevallen. De P&O’er is nog niet door medewerkers direct bevraagd over dit onderwerp. Ze geeft wel aan dat er in diverse regelingen voor de overheid al veel beleid is vastgelegd, waarbij duidelijk is wat het beleid is en hoe dit wordt toegepast. De P&O’er in het internationale productiebedrijf wordt een enkele keer op het onderwerp bevraagd door leidinggevenden, onlangs nog inzake het verlengen van een contract van een zwangere medewerkster. De P&O’er is vaak te vinden op de werkvloer. Ze is direct aanspreekpunt voor de medewerkers als er vragen zijn, P&O is zo laagdrempeliger geworden. Ze wordt wel eens bevraagd op discriminatievraagstukken zoals rechten van tijdelijke krachten in relatie tot het uitbetalen van overuren. De P&O’ers uit het netwerkleveranciersbedrijf worden niet direct bevraagd door leidinggevenden of medewerkers op dit onderwerp. Komen de P&O’ers in hun (dagelijkse) werk veel zaken tegen waarbij kennis van de non discriminatie- en gelijke behandelingswetgeving gewenst is? In het dagelijkse werk komen de geïnterviewde P&O’ers niet veel zaken tegen waarbij kennis van de non discriminatie- en gelijke behandelingswetgeving is vereist. De P&O’er van de overheidsinstelling komt niet specifiek discriminatie en gelijkebehandelingszaken tegen waarbij kennis gewenst is, maar bij P&O speelt dit altijd wel mee in het uitvoeren van beleid; wetten en regels worden voor alle medewerkers gelijk toegepast. Wel viel haar op dat ze de casuïstiek in de digitale enquête niet direct wist te beantwoorden en dit bracht haar aan het twijfelen over haar aanwezige kennis. De P&O’er in het internationale productiebedrijf geeft aan dat in een multiculturele en internationale organisatie deze kennis wel wenselijk is en het in het werk vaak naar voren komt. Ze geeft aan dat interculturele communicatie hierin ook een belangrijke rol speelt. Je moet kunnen omgaan met de verschillende culturen op de werkvloer, conflicten moeten vanuit verschillende culturen worden bezien en ook worden opgelost. Het is niet alleen een kwestie van kennis, maar vooral hoe pas je deze kennis toe en hoe communiceer je met elkaar. Bij het netwerkleveranciersbedrijf werd door beide P&O’ers aangegeven dat in hun dagelijkse werk zij geen zaken oppakken waarbij kennis van het onderwerp gewenst is. De HR-medewerker gaf aan dat zij dit wel jammer vond. De beleidsadviseur verklaarde dat dit ook aan het soort functie kan liggen binnen het bedrijf in hoeverre deze kennis meer aanwezig moet zijn; de werving en selectie wordt bijvoorbeeld gedaan door recruiters, die wel kennis van zaken moeten hebben. Bij het opstellen van arbeidsvoorwaarden moet je ook kennis van het onderwerp hebben, maar je werkt meer vanuit het principe van ‘iedereen is gelijk’ en dient ook als zodanig te worden benaderd, dan ten aanzien van de persoon. Dit laatste speelt bij werving en selectie meer een rol. 30 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Vanuit welk kader moeten de P&O’ers kennis over het onderwerp discriminatie- en gelijke behandelingswetgeving hebben? De P&O’er in de overheidsinstelling moet vanuit haar functie kennis hebben van gelijke behandelingswetgeving. De P&O’er in het internationale productiebedrijf is van mening dat je als P&O’er op de hoogte moet zijn van deze wetgeving, vooral bij werving en selectie. Je moet daarnaast ook weten hoe je met elkaar moet communiceren, vooral in een internationaal bedrijf. Interculturele communicatie is, volgens haar, de belangrijkste vaardigheid om te hebben als P&O’er. De HR medewerkster van het netwerkleveranciersbedrijf gaf aan dat zij niet vanuit een bepaald kader kennis nodig heeft. Zij wordt er niet op bevraagd. De beleidsmedewerker moet vanuit zijn functie kennis hebben ten aanzien van de beleidsontwikkeling op het gebied van arbeidsvoorwaarden. Hier horen ook ontwikkelingen bij ten aanzien van gelijke behandelingswetgeving. De beleidsmedewerker is niet gedetailleerd op de hoogte van deze wetgeving, maar regelingen worden zonder aanzien des persoon gemaakt. Vinden de P&O’ers dat P&O’ers in het algemeen een bepaalde basiskennis moeten hebben ten aanzien van het onderwerp discriminatie en gelijke behandeling? De mening van de P&O’er bij de overheidsinstelling is dat P&O’ers bekend moeten zijn met een groot deel van de gelijkebehandelingswetgeving en de toepassing daarvan. Als deze kennis niet accuraat is, zouden P&O’ers wel moeten weten dat je er op moet letten, er zouden alarmbellen moeten afgaan als er niet goed wordt gehandeld. Dit zijn kennis en vaardigheden die bij een opleiding aan bod moeten komen. Tijdens haar opleiding P&O is dit naar haar mening niet voldoende aan bod gekomen. De P&O’er in het internationale productiebedrijf vindt het belangrijk dat een P&O’er weet waar de kennis te vinden is ten aanzien van wetgeving, maar bijvoorbeeld ook ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Zelf gaat ze op het moment dat zich iets voordoet op het internet zoeken naar informatie. Op de opleiding P&O die ze gevolgd heeft lag het accent op internationaal HRM en hierbij werden de onderwerpen diversiteitsbeleid en interculturele communicatie behandeld. Ze kan zich niet herinneren dat de wetgeving omtrent non-discriminatie en gelijke behandeling is behandeld op de opleiding P&O die zij heeft gevolgd. De beleidsmedewerker van het netwerkleveranciersbedrijf geeft aan dat directe discriminatie vrij opvallend is. De lastige gevallen zijn die omtrent indirecte discriminatie. Bij hem is er behoefte om hiervoor antennes te ontwikkelen, om de lastige gevallen te herkennen. Hij weet niet of hij reeds voldoende antennes hiervoor heeft ontwikkeld, want dingen die je niet kent zie je niet en vallen ook niet op. Het ontwikkelen van deze voelsprieten is een vaardigheid die komt met de jaren, deze ervaring bouw je op. 31 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Samengevat De P&O’ers die zijn geïnterviewd gaven allen aan dat het onderwerp non-discriminatie en gelijkebehandeling(wetgeving) niet hoog op de agenda staat binnen hun organisatie en in overleggen die zij voeren met collega P&O’ers. Mocht het wel op de agenda staan dan is hier een direct aanleiding voor, in het geval van het netwerkleveranciersbedrijf betrof het het ontwikkelen en uitzetten van een gedragscode. Daarnaast heeft deze organisatie jaarlijks overleg tussen de P&O’ers, de vertrouwenspersonen en de leden van de klachtencommissie, waarbij in algemene termen gesproken wordt over discriminatie en gelijke behandeling. Een enkele keer worden de P&O’ers gevraagd door leidinggevenden en/of medewerkers inzake discriminatie en gelijke behandelingsvraagstukken. Aangegeven wordt dat de rol van de vertrouwenspersoon ook belangrijk is in dit kader en dat hier ook kennis aanwezig is. P&O’ers hebben over het algemeen kennis van de gelijke behandelingswetgeving vanwege de functie die ze bekleden. Een van de P&O’ers gaf aan niet vanuit een bepaald kader deze kennis te moeten hebben. Een andere P&O’er was van mening dat elke P&O’er deze kennis moet hebben en daarnaast ook communicatieve vaardigheden gericht op de omgang met verschillende culturen. In het dagelijkse werk hebben de P&O’ers niet veel zaken aan de hand waarbij kennis is vereist omtrent discriminatie en gelijke behandeling. Twee van de P&O’ers gaven aan dat het uitgangspunt binnen de organisatie en P&O is dat er beleid wordt gemaakt zonder aanzien des persoon en dat het beleid voor iedereen gelijk moet uitpakken. Een andere P&O’er gaf aan dat het belangrijk is om de kennis te hebben, maar dat het niet alleen om de kennis gaat, maar ook hoe je het toepast en communiceert. De P&O’ers vinden dat een zeker niveau van kennis wel gewenst is; je moet weten of iets mag of niet. Daarbij hoeft een P&O’er de wetgeving niet in detail te weten, maar hij/zij moet wel weten waar de precieze informatie te vinden is. Duidelijk werd uit de interviews dat kennis alleen niet belangrijk is, je moet ook discriminatie kunnen ‘zien’ als het niet zichtbaar is en er voelsprieten voor hebben. Deze vaardigheden zijn niet via een cursus of training te ontwikkelen; dat vergt ervaring. Twee van de P&O’ers gaven aan dat het onderwerp tijdens de P&O opleiding die zij hebben gevolgd op HBO niveau niet voldoende is behandeld. 32 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 4 Vergroten van de kennis Inleiding In hoofdstuk 2 en 3 is antwoord gegeven op de onderzoeksvragen wat is de kennis bij P&O’ers van wet- en regelgeving over gelijke behandeling en non discriminatie op de arbeidsmarkt, hoe groot is deze kennis en hoe ziet deze kennis er praktisch uit. Er is kennis bij de P&O’ers over de gelijkebehandelingswetgeving en de toepassing daarvan, maar de grootte van deze kennis is wel afhankelijk per wet en per toepassing. Daarnaast is er wel een redelijk begrip over wat wel en niet mag aan de hand van de casuïstiek, maar ook hier verschilt de kennis per casus en discriminatiegrond. De Commissie Gelijke Behandeling (CGB) geeft ook aan dat de kennis van de P&O’ers wisselend is, vooral de nieuwe wetgeving omtrent handicap is niet bekend bij P&O’ers. Uit de interviews met de P&O’ers blijkt dat zij in de praktijk niet regelmatig parate kennis omtrent het onderwerp nodig hebben; het is vaak geen onderwerp van belang in de organisatie en ook leidinggevenden en medewerkers komen niet met concrete vragen naar ze toe. Wel geven zowel de Commissie als de P&O’ers aan dat het niet alleen om kennis draait om discriminatie aan te pakken; ook weten waar deze kennis te vinden is, hoe het toe te passen, weten dat er discriminatie speelt in een klacht, er gevoelig voor zijn en de manier van communiceren is evenzo belangrijk. In hoofdstuk 4 zal antwoord gegeven worden op de resterende onderzoeksvragen: Is er voldoende behoefte bij P&O’ers om deze kennis te vergroten en welke ideeën zijn er om deze kennis te vergroten? Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de informatie van de digitale enquête en de uitkomsten van de interviews met de P&O’ers en de Commissie. 4.1 Is er (voldoende) behoefte om deze kennis te vergroten? Op de vraag in de digitale enquête of P&O’ers (57)25 behoefte hebben om hun kennis naar non discriminatie en gelijkebehandelingswetgeving uit te breiden antwoordt meer dan de helft van de ondervraagden nee, in 56% (32) van de gevallen. 39% (22) van de P&O’ers antwoordt ja. Ten aanzien van de P&O’ers (40) die geen behoefte hebben aan het uitbreiden van hun kennis geeft 45% (18) aan dat hun kennis van het onderwerp reeds voldoende is. 22,5% (9) geeft aan dat de problematiek niet of nauwelijks voorkomt en 20% (8) gaf aan dat het onderwerp bij een collega is belegd. Van de P&O’ers die hebben aangegeven wel behoefte te hebben aan uitbreiding van hun kennis geeft 56% (14) aan dat ze graag op de hoogte blijven van de nieuwste ontwikkelingen. 36% (9) geeft aan het idee te hebben momenteel niet voldoende kennis te hebben. Er is vooral behoefte aan kennis op de volgende terreinen: werkvloer (27%), werving en selectie (25%) en uitstroom (21%). 25 Tussenhaakjes wordt aangegeven wat het totaal aantal mensen was dat de betreffende vraag heeft ingevuld 33 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 De Commissie geeft in het interview aan dat er een toename te zien is in het aantal P&O’ers die bellen naar het spreekuur van de CGB voor informatie. Ook het toetsen van eigen beleid van bedrijven is de afgelopen jaren toegenomen. Tijdens de interviews met P&O’ers kwam naar voren dat er wel degelijk behoefte is om de aanwezige kennis te vergroten. De P&O’er van de overheidsinstelling gaf aan in de eigen praktijk niet tegen zaken te zijn aangelopen waarbij uitbreiding van kennis gewenst is, maar ze merkte tijdens het invullen van de enquête dat ze niet precies wist ‘hoe het ook al weer zat’ met de weten regelgeving. De P&O’er in het internationale productiebedrijf wil graag op de hoogte blijven van de ontwikkelingen die er zijn, ook op het gebied van interculturele communicatie. De beleidsadviseur arbeidsvoorwaarden uit het netwerkleveranciersbedrijf geeft aan met belangstelling de jaarlijkse bijeenkomst bij Bezemer en Kuiper26 te volgen. Daarnaast bezoekt hij soms een seminar, maar volgt grotendeels de ontwikkelingen via het internet. Hij is geabonneerd op veel nieuwsbrieven, waarin ook informatie over het onderwerp besproken wordt. De arbeidsjurist op de HRM afdeling volgt de uitspraken van de Commissie en informeert hem over relevante oordelen ten aanzien van arbeidsvoorwaarden. De HR medewerker heeft behoefte aan meer informatie over het onderwerp, maar gebruikt hier te weinig het internet voor. Ze vindt dat in de P&O Actueel niet veel aandacht wordt besteed aan het onderwerp. 4.2 Welke ideeën zijn er om deze kennis te vergroten? Ondanks dat 56% van de 57 ondervraagden aangeeft geen behoefte te hebben aan uitbreiding van hun kennis ten aanzien van non-discriminatie- en gelijkebehandelingswetgeving, wil ik op basis van de daarvoor opgegeven redenen (reeds voldoende aanwezige kennis en geen directe aanleiding) en de interviews met P&O’ers en de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) toch verder kijken naar de ideeën die er zijn om deze kennis te vergroten. De interviews en de opgegeven redenen geven mij nog voldoende het idee dat er behoefte is naar kennis omtrent dit onderwerp. In de enquête wordt in vraag 38 gevraagd of de P&O’ers op de hoogte zijn van bepaalde websites waar informatie over non-discriminatie- en gelijke behandelingswetgeving te vinden is, al dan niet met casuïstiek en praktische handleidingen en richtlijnen. De websites van de Commissie, cgb.nl en werving en selectie.nl, zijn bij respectievelijk 54% en 58% van de ondervraagden (24) niet bekend. De website leeftijd.nl is bij 71% van de P&O’ers niet bekend en de website van de brancheorganisatie van anti discriminatiebureaus (adb’s), Art1.nl en de lokale site van de adb’s zelf zijn bij respectievelijk 83% en 96% van de P&O’ers niet bekend. De website van de FNV met daarop een checklist gelijke beloning m/v is meer bekend, maar nog onbekend bij 46%. 26 Bezemer & Kuiper is een onafhankelijk advies- en trainingsbureau, gespecialiseerd in de aanpak van (seksuele) intimidatie, pesten en treiteren, agressie en geweld op het werk. 34 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Het volgende beeld komt bij mij naar voren naar aanleiding van deze vraag. Er is op internet heel veel informatie te vinden in allerlei handige checklisten, schema’s en handleidingen, maar deze informatie komt niet altijd terecht bij de mensen die er geholpen mee zijn, in dit geval de P&O’ers. De Commissie geeft bij monde van haar juridisch adviseur Barbara Bos aan dat de Commissie tal van mogelijkheden heeft om de kennis van de P&O’ers te vergroten. Op de website van de Commissie is informatie te vinden over de gelijkebehandelingswetgeving en zijn de oordelen van de Commissie, samen met praktische adviezen, na te lezen. De CGB heeft elke dag een juridisch spreekuur waarop ook werkgevers en P&O’ers informatie kunnen vragen. Daarnaast kunnen werkgevers hun beleid toetsen bij de Commissie in het geval zij denken dat het direct of indirect onderscheid tot gevolg heeft. De website werving en selectiegids.nl is speciaal ontwikkeld om P&O’ers de juiste informatie te geven bij de werving en selectieprocedure. De Commissie heeft genoeg middelen beschikbaar om de kennis te vergroten bij geïnteresseerden. Wel merkt de Commissie dat er een gebrek aan kennis over haar eigen bestaan is. Dit is de laatste jaren wel beter geworden, maar het kan altijd beter. Het gebruik maken van media zoals de pers en ook gerichte pers zoals personeelsbladen, helpt hier wel aan mee. De P&O’ers (65) geven aan dat de beste manieren om op de hoogte te blijven van ontwikkelingen op het gebied van non-discriminatie- en gelijkbehandelingswetgeving de volgende mediums zijn: nieuwsbrief per mail (29%), websites (17%) en het aansluiten bij reeds bestaande informatiestromen zoals P&O bladen en nieuwsbrieven (15%). 35 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 5 5.1 Conclusies en aanbevelingen Conclusies Iedereen in Nederland loopt de kans om op enige moment in diens leven gediscrimineerd te worden. Jaarlijks worden bij diverse klachtinstanties discriminatie gemeld en geregistreerd. Deze ‘harde’ cijfers komen terecht in de statistieken. Daarnaast vinden er tal van incidenten plaats waarvan geen melding wordt gedaan, om uiteenlopende redenen, die ook doorgaan voor discriminatie. De cijfers van discriminatie geven aan dat de arbeidsmarkt het maatschappelijke terrein is waarop discriminatie het meest plaatsvindt in Nederland. Discriminatie op de arbeidsmarkt is een feit. Er zijn verschillende redenen waarom discriminatie plaatsvindt in het algemeen en specifiek op de arbeidsmarkt. De rol van de werkgever en de P&O’er speelt daarbij een rol. Dat het ontbreken van de juiste kennis van non-discriminatie- en gelijke behandelingswetgeving een rol kan spelen inzake discriminatie op de arbeidsmarkt wordt bevestigd door onderzoek en interviews met belanghebbenden. Aan de hand van literatuuronderzoek, een digitale enquête, 1 op 1 interviews, een interview met de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) en een analyse van de oordelen van de Commissie is er een beeld ontstaan van de aanwezige kennis van de P&O’ers en van de praktische toepassing daarvan. De uitkomsten van de digitale enquête geven het beeld dat er daadwerkelijk kennis is bij de P&O’ers over de gelijkebehandelingswetgeving en de toepassing daarvan, maar de grootte van deze kennis is afhankelijk per wet en per toepassing. Daarnaast is er een redelijk begrip over wat wel en niet mag in een bepaalde situatie, maar ook hier verschilt de kennis per situatie en discriminatiegrond. Ook de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) geeft aan dat de kennis van de P&O’ers wisselend is, vooral de nieuwe wetgeving omtrent handicap is niet bekend bij P&O’ers. Het ontbreken van kennis van de geldende gelijke behandelingswetgeving speelt vaak een rol in een klacht. Uit de interviews met de P&O’ers blijkt dat zij in de praktijk niet regelmatig parate kennis omtrent het onderwerp nodig hebben; het is vaak geen onderwerp van belang in de organisatie en ook leidinggevenden en medewerkers komen niet met concrete vragen naar de P&O’ers toe. Mocht het wel op de agenda staan dan is hier vaak een direct aanleiding voor, bijvoorbeeld het ontwikkelen en implementeren van een gedragscode. Een enkele keer worden de P&O’ers gevraagd door leidinggevenden en/of medewerkers inzake discriminatie en gelijke behandelingsvraagstukken. Aangegeven wordt door de P&O’ers dat de rol van de vertrouwenspersoon ook belangrijk is in dit kader. In het dagelijkse werk hebben de P&O’ers niet veel zaken aan de hand waarbij kennis is vereist omtrent discriminatie en gelijke behandeling, maar de P&O’ers vinden dat een zeker niveau van kennis wel gewenst is. Het kader waar vanuit de P&O’ers kennis van de gelijke behandelingswetgeving moeten hebben is vanuit de functie die ze bekleden. 36 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Zowel de Commissie als de P&O’ers geven aan dat het niet alleen om kennis draait om discriminatie aan te pakken; ook weten waar deze kennis te vinden is, hoe het toe te passen, weten dat er discriminatie speelt in een klacht, er gevoelig voor zijn en de manier van communiceren daarover is evenzo belangrijk. Daarbij geven zowel de Commissie als de P&O’ers aan dat dit vaardigheden zijn die op een P&O opleiding aangeleerd moeten worden, hier moet de basis worden gelegd. De P&O’ers die hierna gevraagd zijn geven aan dat er te weinig aandacht aan dit onderwerp is besteed tijdens de gevolgde P&O opleiding. Iets meer dan de helft van de P&O’ers die de digitale enquête hebben ingevuld zijn van mening dat zij reeds voldoende kennis hebben of dat de problematiek nauwelijks voorkomt in het bedrijf waar ze werken. Ruim een derde van de P&O’ers gaf aan behoefte te hebben aan het uitbreiden van hun kennis omdat ze op de hoogte willen blijven van de laatste ontwikkelingen en omdat ze het idee hebben niet de juiste kennis te bezitten. Ook de Commissie concludeert dat er een toename is in het aantal vragen en verzoeken dat werkgevers en P&O’ers bij hun neerlegt. Verder geven de geïnterviewde P&O’ers aan ook behoefte te hebben aan meer kennis over het onderwerp. Een groot deel van de P&O’ers die deelnamen aan de digitale enquête zijn niet op de hoogte van bestaande websites waar veel informatie over non-discriminatie- en gelijkebehandelingswetgeving is te vinden, in allerlei praktische toepassingen. Ook de Commissie als organisatie is niet bij iedereen bekend. P&O’ers geven de voorkeur aan middelen als digitale nieuwsbrieven en websites om hun kennis bij te houden. Op basis van deze uitkomsten vormt zich het beeld dat de kennis van P&O’ers wisselend is ten aanzien van de non-discriminatie- en gelijkebehandelingswetgeving. Er is kennis bij de P&O’ers over de gelijkebehandelingswetgeving en over de toepassing daarvan, maar de grootte van deze kennis is erg afhankelijk per wet en per toepassing. Daarnaast is er wel een redelijk begrip over wat wel en niet mag aan de hand van de casuïstiek, maar ook hier verschilt de kennis per casus en discriminatiegrond. In de praktijk blijkt dat er niet veel directe aanleiding is om deze kennis ook te hebben. Het onderwerp heeft geen prioriteit in de organisatie en de P&O’ers worden hierop niet regelmatig bevraagd door leidinggevenden of medewerkers. Ook kan de conclusie getrokken worden dat indien er meer kennis is van de wet- en regelgeving het onderwerp ook hoger op de agenda zou kunnen komen te staan in bedrijven. P&O’ers zouden dan ook sneller benaderd worden door leidinggevenden en medewerkers op basis van hun aanwezige kennis. Een andere conclusie die getrokken kan worden is dat het aanpakken van discriminatie verder gaat dan het hebben van kennis alleen. Je kunt kennis hebben van de wetten en de regels, maar als discriminatie vervolgens niet wordt herkent en correct wordt opgepakt door een medewerker te wijzen op de klachtenregelingen, wordt het probleem van discriminatie niet aangepakt. 37 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 De tools die je als P&O’er moet hebben gaan dus verder dan alleen het hebben van kennis alleen. Het herkennen, weten waar informatie te vinden, correct handelen bij klachten en de manier van communiceren zijn allemaal belangrijke vaardigheden die een P&O’er zou moeten hebben. Verder kwam in de gesprekken met de P&O’ers en de Commissie naar voren dat ook de cultuur in een bedrijf van belang is om discriminatie aan te pakken. Daarnaast speelt de rol van een vertrouwenspersoon een belangrijke rol. Zij hebben veel kennis van zaken omtrent dit onderwerp, mogelijk meer dan de P&O’ers. P&O’ers ontbreekt kennis ten aanzien van non-discriminatie en gelijkebehandelingswetgeving, maar het draait niet alleen om kennis alleen. Ook andere vaardigheden zoals voelsprieten en een duidelijke en correcte communicatie zijn wenselijk in de rugzak van de P&O’er. 5.2 Aanbevelingen Dit afstudeeronderzoek doe ik in opdracht van stichting RADAR. De aanbevelingen zullen dusdanig geformuleerd worden opdat RADAR ze kan oppakken en implementeren. Een van de aanbevelingen zal in hoofdstuk 6 verder worden uitgewerkt in een implementatieplan. Het ontbreekt P&O’ers aan voldoende kennis en vaardigheden om discriminatie op de arbeidsmarkt aan te pakken. De rol van de P&O’er in deze is belangrijk om dit probleem te tackelen mits de juiste tools aanwezig zijn. Met kennis van zaken red je het niet alleen. Ook de juiste houding en vaardigheden zijn belangrijk in deze. De P&O’er moet op verschillende momenten in diens P&O loopbaan deze vaardigheden en kennis meekrijgen en ontwikkelen. De P&O/P&A opleiding is daar een eerste moment in, hier moeten de wortels worden gelegd. Momenteel wordt er nog te weinig aandacht aan dit onderwerp besteed, zowel aan de kennis, houding als aan de vaardigheden. Een gedegen module non-discriminatie en gelijkbehandeling voor HBO studenten van de opleiding P&A/P&O is een pre in deze. Naast het hebben van de wortels moet regelmatig de basis gevoed worden met informatie en het (verder) ontwikkelen van vaardigheden. Hierdoor ben je als P&O’er alert op signalen van discriminatie en kun je ze ook als zodanig herkennen. Maar de basis van de P&O’er moet breder zijn dan alleen discriminatie. Ook gelijke behandeling, diversiteitbeleid en maatschappelijk ondernemen zijn onderwerpen die in de bagage moet zitten van de P&O’er. Hoe bijvoorbeeld om te gaan met de veranderende beroepsbevolking en het aanboren van nieuwe groepen werknemers nu de vergrijzing doorzet? Als de basis goed gelegd is heeft dit ook zijn doorwerking op de andere personeelsinstrumenten in het bedrijf. Jaarlijks kan er een bijscholing plaatsvinden om de kennis en vaardigheden op te frissen of specifieke scholing op een bepaald thema zoals leeftijdsbewust personeelsbeleid of seksuele intimidatie. Er zou een scholingsbeleid opgesteld moeten worden voor P&O’ers om hun kennis, houding en vaardigheden jaarlijks bij te scholen. Naast het jaarlijks scholingstraject is ook aan te bevelen dat P&O’ers tussentijds gevoed worden met informatie over actuele ontwikkelingen op het gebied van non-discriminatie- en 38 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 gelijkebehandelingswetgeving. Het beeld dat naar voren komt uit de enquête en interviews is dat de bestaande sites met relevante informatie niet bekend zijn, evenals de organisaties die de informatie kunnen toelichten. Evenzo belangrijk is het om P&O’ers regelmatig informatie te geven omtrent dit onderwerp om hun kennis, houding en vaardigheden te ontwikkelen. Het is dan ook belangrijk om middels deze drie aspecten de informatie aan te bieden. Dit betekent dat er niet alleen informatie over een nieuwe wet wordt medegedeeld, maar ook wordt aangegeven wat dit nu precies betekent voor de werkvloer en wat hierin de rol van de P&O’er is. Het heeft de voorkeur om gebruik te maken van digitale middelen zoals een nieuwsbrief en websites om deze informatie door te geven. Ook kan er gebruik worden gemaakt van personeelsbladen zoals de P&O actueel en de Intermediair PW. Deze hebben een groot bereik onder P&O’ers. De voorgestelde aanbevelingen: Aanbeveling 1: Een gedegen module non-discriminatie en gelijkbehandeling ontwikkelen voor HBO P&A/P&O studenten waarvoor mogelijk eerst draagvlak moet worden gecreëerd bij de hogescholen. Deze module moet vervolgens in de jaarplanning van de scholen worden opgenomen. Deze aanbeveling wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 6. Aanbeveling 2: Een scholingsplan ontwikkelen voor P&O’ers in bedrijven, gericht op kennis en vaardigheden omtrent gelijke behandeling en discriminatie. Jaarlijks wordt een bepaalde cursus of training gevolgd om de kennis, houding en vaardigheden bij te scholen. Het scholingsplan bestaat uit een op maat gemaakt plan met concreet te volgen cursussen, workshops en trainingen, uitgeschreven over een termijn van vijf jaar waarbij elke cursus een ander accent legt en verdieping aanbrengt. Daarnaast kan in het plan ook een actueel scholingsaanbod worden opgenomen waarvan bedrijven, los van het scholingsplan, gebruik kunnen maken om tussentijdse vragen op te pakken. Binnen het bedrijf moet voor een dergelijk scholingsplan draagvlak gecreëerd worden en eventueel budget beschikbaar worden gesteld. RADAR biedt bedrijven een op maat gemaakt scholingsplan aan. Aanbeveling 3: Een mediaplan ontwikkelen waarin de gerichte inzet van verschillende media uitgebreid aan bod komt en strategisch wordt gebruikt om de aspecten van kennis, houding en vaardigheden van de P&O’er op dit onderwerp te blijven ontwikkelen. In de keuze van het overbrengen van de boodschap moet naast het overbrengen van de kennis ook gekeken worden hoe er ingespeeld kan worden op het verder ontwikkelen van de vaardigheden en houding van P&O’ers. Een dergelijke mediaplan cq. communicatieplan zou ontwikkeld kunnen worden door een vierdejaars student communicatie. Er zouden verschillende mediabronnen, gericht op de doelgroep, gebruikt kunnen worden die op vaste momenten, bijvoorbeeld maandelijks, een bericht of artikel sturen naar P&O’ers. Door gebruik te maken van verschillende media (digitaal middels nieuwsbrief, forums en gerichte websites en tijdschriften) komt de informatie sneller en gerichter aan dan door gebruik te maken van één medium, bijvoorbeeld de eigen website. 39 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 6 Implementatieplan In dit laatste hoofdstuk wordt een van de aanbevelingen uitgewerkt in een implementatieplan, in dit geval de aanbeveling betreffende het ontwikkelen van een module non-discriminatie en gelijkbehandeling voor HBO studenten P&A/P&O. De module zorgt voor basiskennis bij de toekomstige P&O’ers. De module zorgt naast de basiskennis ook voor het ontwikkelen van een basishouding en basisvaardigheden om de principes van nondiscriminatie en gelijke behandeling te beschermen, het herkennen van discriminatie als het zich voordoet en het onderwerp op een juiste manier oppakken en communiceren naar de medewerkers. Het opzetten en uitvoeren van een dergelijke module gaat in fasen. De eerste fase is een plan van aanpak opstellen, een projectplan waarin het implementatieplan concreter wordt uitgewerkt. Het plan zal onder andere het volgende inhouden: een verdere uitwerking van de plannen, een globale opzet van de module zelf, welke scholen worden gecontacteerd en wanneer de go/no go momenten zijn. In de tweede fase wordt er contact gelegd met de hogescholen in het werkgebied van RADAR (Rotterdam, Dordrecht, Breda en Tilburg) en worden er verkennende gesprekken gevoerd waarin het onderwerp discriminatie en gelijke behandeling wordt besproken. Besproken zal worden welke ideeën de afdeling P&A hierover heeft, of zij de conclusies uit dit onderzoek delen, of er draagvlak is voor een module over dit onderwerp en of er financiële middelen beschikbaar zijn. Mochten de hogescholen belangstelling hebben dan kan er met de individuele scholen of gezamenlijk gekeken worden naar de inhoud van de module. Met de input van de scholen kan er vervolgens een volgende fase worden ingegaan door een opzet voor de module concreter te maken en deze te bespreken met de hogescholen. Indien deze opzet akkoord is bevonden kan er op een of twee hogescholen een pilot worden gedraaid en vervolgens worden geëvalueerd. De module kan waar nodig bijgesteld worden en vervolgens gebruikt worden door de docenten in het volgende schooljaar. De modulehandleiding en de opgedane ervaringen kunnen uiteindelijk ook doorgegeven worden aan andere anti discriminatiebureaus om te gebruiken om de module te laten draaien op de hogescholen in hun eigen regio. Bij deze gekozen aanpak zijn er diverse besluitvormingsmomenten die in de fasen naar voren komen, in principe na elke overgang naar de volgende fase. Steeds moet er besloten worden of en hoe de volgende fase wordt ingegaan. Daarnaast zijn er verschillende partijen betrokken bij de besluiten die genomen moeten worden, waardoor de besluitvorming lastiger wordt. Dit is in het gehele proces een punt van aandacht. 40 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Overzicht fasen, invoeringsplan Fasen Actie Planning Voorbereidingsfase Uitwerking implementatieplan Zomer 2010 in plan van aanpak Contacten leggen hogescholen voor met September 2010 eerste gesprekken Vaststellingsfase Implementatiefase Input hogescholen op module Oktober–november 2010 Definitieve module December-januari 2010-2011 Pilot van module draaien, en module evalueren Februari–april 2011 aanpassen In gebruik nemen van de Vanaf september 2011 module in nieuw schooljaar 2011-2012 Evaluatiefase Elk jaar module evalueren met docenten en waar nodig module aanpassen aan Juni 2012 actualiteit Voorbereidingsfase Module aanbieden aan andere adb’s De effecten op de korte termijn zullen voornamelijk de bewustwording bij de P&O’ers, de docenten en de hogescholen zelf zijn. Ook voor het anti discriminatiebureau zelf zal het effect hebben. De rol van de P&O is van groot belang om discriminatie buiten een bedrijf te houden, maar voor de werkgevers en P&O’ers spelen daarin allerlei belangen een rol die niet altijd zichtbaar zijn voor de buitenwereld. Zicht krijgen op deze belangen en hier op een andere manier mee om gaan kan al een effect op de korte termijn zijn voor P&O’ers, maar ook op de lange termijn. Door de module aan te bieden aan P&O studenten ontwikkelen zij kennis omtrent het onderwerp en er wordt middels oefeningen aandacht besteed aan de vaardigheden en houding van de P&O’er. Al deze aspecten moeten op de langere termijn effect hebben op de afname van discriminatie in bedrijven, doordat de rol van de P&O’er zal toenemen nu deze de nodige kennis, vaardigheden en houding heeft ontwikkeld om discriminatie te herkennen, erkennen en er naar te handelen. Het heeft uiteindelijk effect voor de sollicitanten en medewerkers die te maken krijgen met onderscheid en discriminatie op de arbeidsmarkt. Een voordeel van deze aanpak is dat als de module elk jaar wordt geëvalueerd en aangepast aan de laatste ontwikkelingen en wordt gegeven op de hogescholen in de regio’s waar RADAR actief is, dit een duidelijk effect moet hebben op discriminatie in de regio waar de module wordt ingezet. Het 41 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 effect moet zijn dat discriminatie sneller zichtbaar wordt voor een P&O’er en hierdoor sneller en correct wordt opgepakt binnen het bedrijf. Discriminatie op de arbeidsmarkt moet afnemen. Een nadeel van de module is dat verschillende mensen hun medewerking moeten geven om de module op te starten en de ervaring leert dat niet altijd iedereen het belang van de aanpak van discriminatie inzien. Het is daarom belangrijk om de meerwaarde van de module goed naar voren te brengen, zowel de meerwaarde voor de scholen als voor de P&O’ers zelf. De organisatiedoelen van RADAR zijn onder andere het bestrijden van discriminatie en bewustwording over het onderwerp creëren. De ontwikkeling van de module sluit naadloos aan op deze organisatiedoelen. Een aspect in de module zal ook de organisatievorm, -grootte, -doelen en de ontwikkelfase van de organisatie zijn waarin de P&O’er komt te werken of al werkt. De cultuur in een organisatie is hierin ook van belang. Het herkennen van organisatieculturen en het veranderen van een bepaalde cultuur zal in de module besproken worden. Doordat er zowel op de aspecten van kennis, houding en vaardigheden ingespeeld wordt komen de verschillende rollen van de P&O functionaris goed naar voren in deze module. De rol van de P&O’er als relatiebeheerder tussen werkgever en werknemer is van groot belang en wordt ook verder ontwikkeld in deze. Een van de taken van de P&O’er is signaleren en die rol is erg belangrijk in dit geheel. Ook de strategische rol van de P&O’er is belangrijk als je non-discriminatie en gelijke behandeling in een groter geheel wil zien en wil inzetten in een organisatie middels bijvoorbeeld maatschappelijk verantwoord ondernemen en diversiteitsbeleid. Deze strategische onderwerpen worden ook ontwikkeld tijdens de module te samen met het omgaan met de verschillende belangen die hier in spelen en daar als P&O’er je eigen stempel op drukken en een mening over ontwikkelen. Verder speelt de P&O’er ook een veranderende rol door de strategische beslissingen te implementeren in de organisatie en veranderingen te begeleiden. Tot slot heeft de P&O’er een rol in het uitvoeren van de P-instrumenten middels de non-discriminatie- en gelijkebehandelingwetgeving. Het ontwikkelen van een module voor P&O studenten is slechts een van de vele mogelijkheden die er zijn om P&O’ers meer kennis te bieden en hun houding en vaardigheden uit te breiden. De module is een logische stap omdat een opleiding de plek is waar toekomstige P&O’ers hun kennis opdoen, leren welke houding wenselijk is en welke vaardigheden daarvoor nodig zijn. Een werkgever mag verwachten dat de P&O’er kennis van zaken heeft, ook op het gebied van discriminatiebestrijding en het toepassen van gelijke behandeling in alle P-instrumenten. 42 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Literatuurlijst Art1: o.a. Wies Dinsbach en Igor Boog (december 2009). Kerncijfers 2008, landelijk overzicht van discriminatieklachten geregistreerd bij antidiscriminatiebureaus en meldpunten in Nederland Commissie Gelijke Behandeling o.a. Mairan van der Klein en Suzanne Tan (april 2009). Discriminatie is het woord niet, Lesbische vrouwe en homoseksuele mannen op de werkvloer: bejegening en beleid Commissie Gelijke Behandeling (2009). Jaarverslag 2008 RADAR: R. Schriemer/S. Kasmi, (juni 2007). Gevallen en gevoelens van discriminatie onder Marokkaanse Rotterdammers, een impressie van een voorlichtingsronde onder de Marokkaanse gemeenschap in Rotterdam RADAR: R. Schriemer (april 2008). Vrij Baan, discriminatie op de arbeidsmarkt 2003-2007 SCP: o.a. Jaco Dagevos en Iris Andriessen (november 2007). Discriminatiemonitor niet-westerse allochtonen op de arbeidsmarkt 2007 43 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Bijlagen Bijlage 1: Tabellen hoofdstuk 1 Bijlage 2: Digitale enquêtevragen Bijlage 3: Tabellen hoofdstuk 2 Bijlage 4: Vragenlijst voor interviews met P&O’ers 44 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Bijlage 1: Discriminatieklachten in hoofdstuk 1.2 Tabel 2: Aantal klachten van (arbeidsmarkt)discriminatie bij adb’s gemeld 2005-2008 Jaar Aantal klachten Aantal Percentage arbeidsmarktklachten 2008 4808 1846 38% 2007 4247 1741 41% 2006 4334 1476 34% 2005 4433 1640 37% Tabel 3: Arbeidsmarktklachten uitgesplitst naar domein, 2005-2008 Jaar Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal klachten klachten klachten klachten klachten klachten Werving en werkvloer Arbeids- Promotie, Uitstroom, Overig, selectie en voorwaar- doorstroom ontslagdrei onbekend bemiddeling den ging 2008 1257 223 66 24 62 262 2007 1221 256 65 33 82 84 2006 953 247 56 15 95 74 2005 1009 257 93 41 95 80 Totaal 4440 983 280 113 334 500 Tabel 4: Instroom CGB 2005-2008 2005 2006 2007 2008 Abs. Perc. Abs. Perc. Abs. Perc. Abs. Perc. Arbeid 414 67% 460 66% 354 69% 252 58% Totaal 621 100% 694 100% 515 100% 432 100% 45 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Bijlage 2: Digitale enquêtevragen In het kader van mijn afstudeeronderzoek voer ik in opdracht van RADAR, bureau voor gelijke behandeling en tegen discriminatie, (www.radar.nl) onderzoek uit naar de huidige kennis en eventuele behoefte aan kennis van P&O’ers ten aanzien van non discriminatie en gelijke behandeling. Ik wil u vragen deel te nemen aan mijn onderzoek en de volgende enquête in te vullen. De enquête Er worden u in totaal 40 vragen gesteld. Het zijn over het algemeen vragen met een ja/nee antwoord. De duur van de enquête bedraagt maximaal 15 minuten. Het betreffen algemene vragen over u en uw bedrijf, vragen over uw kennis van non-discriminatie en gelijke behandeling, vragen over hoe u aan uw kennis komt en vragen over de ontwikkelingen van gelijke behandeling binnen uw bedrijf. Vrijblijvend en anoniem Uw deelname aan het onderzoek is geheel vrijblijvend. Uw antwoorden worden strikt vertrouwelijk en anoniem behandeld. De enquête wordt gecodeerd verwerkt. Dit betekent dat de antwoorden op geen enkele manier naar u te herleiden zijn. Als u aan het eind van de enquête uw gegevens achterlaat inzake het interviewverzoek, worden uw gegevens uitsluitend gebruikt om contact te leggen. De resultaten van het onderzoek worden gebruikt in een afstudeeronderzoek van een student Personeel en Arbeid, deeltijd aan de Hogeschool Rotterdam. Aanwijzingen bij het invullen van de enquête U kunt de enquête starten door op de knop volgende, die hieronder staat, te drukken. Het is niet mogelijk om in de enquête terug te bladeren. Tijdens het invullen loopt een percentagebalk mee, zodat u kunt zien hoeveel procent van de enquête u reeds heeft ingevuld. Naar gelang de antwoorden kan het zijn dat u vragen overslaat. Ik wil u vragen om voor 5 april 2010 de enquête in te vullen. Hartelijk dank voor uw tijd en aandacht voor dit onderwerp en onderzoek. Indien u contact met mij wil opnemen over mijn onderzoek kunt u dit doen via mail: [email protected] Iris Kappelle [email protected] 46 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Algemene vragen In de volgende vragen wordt u gevraagd naar algemene informatie omtrent uw functie en het bedrijf waarvoor u werkzaam bent. 1. In welke regio is het bedrijf waar u voor werkt gevestigd? 1. Regio Rotterdam 2. Regio Den Haag 3. Regio Utrecht 4. Regio Amsterdam 5. Regio Zuid Nederland 6. Regio Oost Nederland 7. Regio Noord Nederland 8. Overig, namelijk 2. Wat 1. 2. 3. 4. 5. 6. is uw functie?Meerdere antwoorden mogelijk Medewerker op de P&O afdeling Recruiter, werving en selectie Preventiemedewerker, Arbo-coördinator P&O adviseur / P&O Manager OR/PVT lid Overig, namelijk 3. Hoeveel medewerkers zijn op dit moment werkzaam binnen het bedrijf waar u werkt? 1. 1-10 medewerkers 2. 11-49 medewerkers 3. 50-100 medewerkers 4. 101 tot 500 medewerkers 5. meer dan 500 medewerkers 4. In welke sector is het bedrijf waar u werkt actief? 1. Commerciële dienstverlening 2. Non-commerciële dienstverlening 3. Midden- en Kleinbedrijf 4. Overheid 5. Overig, namelijk 5. Wat 1. 2. 3. 4. is uw hoogst genoten opleiding? MBO HBO WO Overig, namelijk 47 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Stellingen ten aanzien van non-discriminatie en gelijke behandeling 6. Wilt u uw mening weergeven ten aanzien van de volgende stellingen? Iedereen heeft gelijke kansen binnen ons bedrijf. Een klacht van discriminatie wordt binnen ons bedrijf serieus opgepakt. Er wordt door werknemers en sollicitanten te snel geroepen dat er sprake is van discriminatie. Bij een discriminatieklacht speelt niet alleen discriminatie een rol, maar ook andere aspecten zoals een verstoorde arbeidsrelatie of economische belangen. Discriminatie op de arbeidsmarkt komt niet voor in Nederland. Kennis van de non-discriminatiewetgeving is belangrijk om discriminatie te voorkomen. Instrumenten zoals een klachtenprocedure, een gedragscode en/of een vertrouwenspersoon zijn een papieren werkelijkheid. In de praktijk hebben ze geen belangrijke functie om discriminatie te signaleren en aan te pakken. Helemaal mee eens Mee eens Neutraal Niet mee eens Helemaal niet mee eens ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ Ontwikkelingen in het bedrijf ten aanzien van discriminatie Er volgt een aantal algemene vragen over ontwikkelingen in uw bedrijf ten aanzien van nondiscriminatie en gelijke behandeling; welk beleid wordt er gevoerd, welke instrumenten worden er ingezet, zijn er signalen van discriminatie ed. 7. Is er sprake van een vastgelegd diversiteitsbeleid binnen uw bedrijf? 1. Ja 2. Nee 3. Dit is in ontwikkeling 4. Dit is mij niet bekend 8. Is er sprake van (beleid ten aanzien van) maatschappelijke ondernemen binnen uw bedrijf? 1. Ja 2. Nee 3. Dit is in ontwikkeling 4. Dit is mij niet bekend 9. Is er 1. 2. 3. 4. een vertrouwenspersoon aangesteld binnen uw bedrijf? Ja Nee Dit is in ontwikkeling Dit is mij niet bekend 10. Is binnen uw bedrijf een gedragscode vastgesteld, waarin ook discriminatie is opgenomen? 1. Ja 2. Nee 3. Dit is in ontwikkeling 4. Dit is mij niet bekend 48 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 11. Bereiken u signalen/bent u op de hoogte van signalen ten aanzien van discriminatie binnen uw bedrijf? 1. Ja 2. Nee 12. Bereiken u klachten/bent u op de hoogte van klachten (officieel en officieus) ten aanzien van discriminatie binnen uw bedrijf? 1. Ja 2. Nee 13. Zijn er in de afgelopen jaren, 2008 en 2009, klachtenprocedures gevoerd binnen uw bedrijf waarbij discriminatie een rol speelde? 1. Ja, het betrof 1-5 klacht(en)procedure(s) 2. Ja, het betrof 6-10 klachtenprocedures 3. Ja, het betrof meer dan 10 klachtenprocedures 4. Nee 5. Dit is mij niet bekend Kennis ten aanzien van non-discriminatie en gelijke behandeling wetgeving In de volgende vragen wordt u gevraagd naar uw kennis van de wetgeving omtrent non-discriminatie en gelijke behandeling en de toepassing van deze wetgeving op de verschillende terreinen van de arbeidsmarkt. 14. Bent u bekend met de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) en de toepassing van deze wet op de volgende terreinen? AWGB in het algemeen Terrein van werving en selectie Terrein van het aangaan en het beëindigen van een arbeidsverhouding Terrein van arbeidsvoorwaarden Terrein van arbeidsomstandigheden Mee bekend Neutraal ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ Niet mee bekend ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ 15. Bent u op de hoogte van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ) en de toepassing van deze wet op de volgende terreinen? WGBH/CZ in het algemeen Terrein van werving en selectie Terrein van het aangaan en het beëindigen van een arbeidsverhouding Terrein van arbeidsvoorwaarden Terrein van arbeidsomstandigheden Mee bekend Neutraal ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ Niet mee bekend ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ 16. Bent u op de hoogte van de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBL) en de toepassing van deze wet op de volgende terreinen? WGBL in het algemeen Terrein van werving en selectie Terrein van het aangaan en het beëindigen van een Mee bekend Neutraal ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ Niet mee bekend ❏ ❏ ❏ 49 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 arbeidsverhouding Terrein van arbeidsvoorwaarden Terrein van arbeidsomstandigheden ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ 17. Bent u op de hoogte van de sollicitatiecode van de Nederlandse Vereniging voor Personeelsmanagement & Organisatieontwikkeling (NVP) en de toepassing daarvan op de fasen van de sollicitatieprocedure? Sollicitatiecode in het algemeen Fase: ontstaan van vacature Fase: werving Fase: selectie Fase: nader onderzoek Fase: afwijzing, afronding sollicitatieprocedure en aanstelling Mee bekend Neutraal ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ Niet mee bekend ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ 18. Bent u op de hoogte van de Arbowetgeving waarin is opgenomen dat er arbeidsomstandighedenbeleid tegen discriminatie gevoerd moet worden? 1. Ja 2. Nee 3. Ik heb er van gehoord, maar ken niet de precieze inhoud. Praktische kennis ten aanzien van non-discriminatie en gelijke behandeling In de volgende vragen wordt u gevraagd naar uw praktische kennis van de non-discriminatie en gelijke behandelingswetgeving. Weet u wat wel en niet mag in dit kader? 19. Mag de volgende vraag tijdens de selectieprocedure gesteld worden aan vrouwelijke kandidaten: Bent u zwanger en/of heeft u een kinderwens?’ 1. Ja, in alle gevallen 2. Ja, maar uitsluitend onder bepaalde voorwaarden 3. Nee, in geen geval 4. Dit is mij niet bekend 20. Mag er een voorkeursbeleid, beleid om specifieke groepen te werven, worden gehanteerd tijdens de wervingsprocedure? Meerdere antwoorden mogelijk 1. Ja, in alle gevallen 2. Ja, ten aanzien van vrouwen 3. Ja, ten aanzien van etnische groepen 4. Ja, ten aanzien van mannen 5. Nee, in geen geval 6. Dit is mij niet bekend 21. Mag er in een wervingsadvertentie de volgende tekst staan: Gevraagd te reageren m/v maximaal 35 jaar oud? 1. Ja, in alle gevallen 2. Ja, mits er een motivatie van de leeftijdseis wordt gegeven (objectieve rechtvaardiging) 3. Nee, in geen geval 4. Dit is mij niet bekend 22. Is een werkgever of arbeidsbemiddelaar verplicht de opdrachtgever erop te wijzen als zijn/haar eisen discriminatoir van aard zijn? 1. Ja, in alle gevallen is dit verplicht 2. Ja, mits afhankelijk van het geval, er zijn uitzonderingen 3. Nee, dit is niet verplicht 4. Dit is mij niet bekend 50 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 23. Volgens de gelijkebehandelingswetgeving moet de werkgever zijn werknemers beschermen tegen discriminatie op de werkvloer. Moet de werkgever de werknemer ook beschermen bij discriminatoire bejegening door de volgende personen? Ja Een leidinggevende Een collega Een klant Een cliënt, patiënt ❏ ❏ ❏ ❏ Mij niet bekend ❏ ❏ ❏ ❏ Nee ❏ ❏ ❏ ❏ Mogelijk had u alle vragen goed, mogelijk ook niet, daarom zijn de juiste antwoorden op de hiervoor gestelde vragen ten aanzien van de praktische kennis de volgende: Er mag in geen geval zwangerschapsgerelateerde vragen zoals bijvoorbeeld Heeft u een kinderwens gesteld worden tijdens een sollicitatiegesprek. Voorkeursbeleid bij werving en selectie is van toepassing op vrouwen, etnische groepen en gehandicapten en chronisch zieken. Voor leeftijdsgroepen (jongeren en ouderen) geldt een uitzondering als het voorkeursbeleid onderdeel is van een ‘doelgroepenbeleid’. Dit moet wel formeel bij wet zijn vastgesteld. Een leeftijdseis in een advertentie mag gesteld worden mits daar een objectieve rechtvaardiging voor is. Een werkgever of arbeidsbemiddelaar is verplicht de opdrachtgever erop te wijzen als zijn eisen discriminatoir van aard zijn. Volgens de gelijkebehandelingswetgeving moet de werkgever zijn werknemers beschermen tegen discriminatie op de werkvloer. Dus ook tegen discriminatoire bejegening door: leidinggevenden, collega’s, klanten, cliënten of patiënten. Eigen rol ten aanzien van gelijke behandeling In deze volgende vragen wordt u gevraagd naar uw rol en de rol van uw bedrijf in de uitvoering van de non-discriminatie en de gelijke behandelingswetgeving. U kunt hierbij denken aan het opstellen van een gedragscode en/of aanstellen van een vertrouwenspersoon en/of het opstellen van een klachtenregeling of een diversiteitsbeleid waarin specifiek discriminatie genoemd wordt. 24. Wordt binnen uw bedrijf concreet invulling gegeven aan de uitvoering van non-discriminatie en gelijke behandelings wet- en regelgeving? U kunt hierbij denken aan beleid dat is vastgelegd en wordt toegepast, een klachtenregeling, een vertrouwenspersoon ed. 1. Ja 2. Nee 3. Dit is mij niet bekend 25. Op welke wijze wordt er invulling gegeven aan de uitvoering van non-discriminatie en gelijke behandeling wet- en regelgeving binnen uw bedrijf? Meerdere antwoorden mogelijk 1. Er is een gedragscode opgesteld waarin discriminatie genoemd wordt 2. Er is een vertrouwenspersoon aangesteld 3. Er is een klachtenprocedure aanwezig, waarin discriminatie genoemd wordt 4. Er is uitgebreid beleid geformuleerd tegen ongewenst gedrag, waaronder discriminatie. 5. De P&O medewerker volgt jaarlijks een training herkennen en omgaan met discriminatie 6. Hier ben ik niet van op de hoogte 7. Er wordt op een andere wijze invulling aan gegeven, namelijk 26. Welke rol heeft uzelf ten aanzien van de uitvoering van de non-discriminatie en gelijke behandeling wet- en regelgeving binnen uw bedrijf? 51 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 1. 2. 3. 4. 5. Beleidsmatige rol Adviserende rol Uitvoerende rol Ik heb geen rol in deze Andere rol, namelijk 27. Heeft u voldoende draagvlak binnen uw bedrijf om uw rol ten aanzien van de uitvoering van de gelijkebehandelingswetgeving en non-discriminatiewetgeving op een juiste manier uit te voeren? 1. Ik ervaar voldoende draagvlak binnen het bedrijf. 2. Er is een minimaal draagvlak binnen het bedrijf. 3. Er is geen draagvlak binnen het bedrijf. 4. Niet van toepassing. 28. Hoe geeft u invulling aan deze rol? 1. Ik ben actief met het onderwerp bezig, ik zorg dat het onderwerp op de agenda staat en blijft. 2. Ik pak het onderwerp op als zich in het bedrijf een situatie voor doet met betrekking tot dit onderwerp. 3. Ik ben betrokken met het onderwerp, alleen heb ik in mijn bedrijf geen directe rol in de uitvoering. 4. Anders, namelijk 29. Welk cijfer geeft u u zelf voor de uitvoering van deze rol? (Op een schaal van 1 tot 10, waarbij 1 staat voor helemaal niet tevreden en 10 voor helemaal tevreden) 30. Kunt u kort aangeven wat goed gaat in de uitvoering van deze rol, waar u positief over bent? 31. Kunt u kort aangeven wat veranderd moet worden om deze rol (nog) beter in te vullen? 32. U heeft aangegeven dat er binnen uw bedrijf geen aandacht is voor non-discriminatie en gelijke behandeling. Kunt u aangeven wat hier de oorzaak van is? Meerdere antwoorden mogelijk 1. Er is geen behoefte om dit onderwerp actief op te pakken binnen ons bedrijf. 2. Het is binnen ons bedrijf niet bekend dat de werkgever een actieve rol moet spelen in discriminatiebestrijding richting de werknemer. 3. Er is geen kennis binnen ons bedrijf aanwezig met betrekking tot dit onderwerp. 4. Er is geen tijd/geld om dit onderwerp actief op te pakken binnen ons bedrijf. 5. De oorzaak is mij niet bekend. 6. De reden dat deze taak niet wordt opgepakt is, 33. U heeft aangegeven geen rol binnen uw bedrijf te hebben ten aanzien van de uitvoering van de non-discriminatie en gelijkebehandelingswetgeving. Kunt u aangeven waarom u hierin geen rol heeft? 1. Deze rol is bij een andere persoon binnen mijn afdeling weggelegd. 2. Deze rol is bij een andere afdeling van ons bedrijf weggelegd. 3. Anders, namelijk 52 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Behoefte aan kennis De volgende vragen gaan over het ontwikkelen van uw kennis ten aanzien van non-discriminatie en gelijke behandeling. 34. Heeft u behoefte om uw kennis naar non discriminatie- en gelijke behandelingswetgeving uit te breiden? 1. Ja 2. Nee 3. Overig, namelijk 35. Kunt u aangeven waarom u geen behoefte heeft aan uitbreiding van uw kennis ten aanzien van non-discriminatie en gelijke behandeling? 1. Ik heb geen tijd om op de hoogte te zijn en te blijven. 2. Er is binnen mijn bedrijf geen draagvlak voor dit onderwerp. 3. Ik ben niet geïnteresseerd in dit onderwerp. 4. Dit onderwerp is bij een collega neergelegd. 5. Mijn kennis van dit onderwerp is voldoende. 6. Deze problematiek komt niet of te weinig voor binnen mijn bedrijf om in kennis te investeren. 7. Anders, namelijk 36. Kunt u aangeven waarom u uw kennis ten aanzien van non-discriminatie en gelijke behandeling wilt uitbreiden? 1. Ik blijf graag op de hoogte van de nieuwe ontwikkelingen in mijn werkveld. 2. Ik heb het idee dat ik niet voldoende kennis heb van het onderwerp. 3. Ik krijg vragen over dit onderwerp en kan niet alles meteen beantwoorden. 4. Mijn leidinggevende wil dat ik mij hier in verdiep. 5. Anders, namelijk 37. Kunt u aangeven op welke manier u momenteel uw kennis ten aanzien van de non-discriminatie en gelijke behandelings wet- en regelgeving bijhoudt? Meerdere antwoorden mogelijk 1. Via een specifieke nieuwsbrief gericht op dit onderwerp (per mail) 2. Via een algemene nieuwsbrief waar het onderwerp niet specifiek genoemd wordt 3. Via een (periodieke) cursus 4. Via website(s) 5. Via literatuur 6. Ik maak geen gebruik van hiervoor genoemde media of andere middelen 7. Niet van toepassing 8. Ik maak zelf gebruik van 38. Kunt u aangeven of u bekend bent met de volgende websites waar informatie inzake nondiscriminatie en gelijke behandeling voor werkgevers te vinden is? www.wervingenselectiegids.nl; informatie over het bepalen van de Mee bekend ❏ Niet mee bekend ❏ 53 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 eisen die aan sollicitanten gesteld mag worden en over het vormgeven van de werving en selectieprocedure www.leeftijd.nl; met een checklist voor personeelsadvertenties inzake leeftijdsdiscriminatie www.cgb.nl; met adviezen en richtlijnen t.a.v. discriminatiebestrijding bij alle domeinen van de arbeidsmarkt. www.fnv.nl; met checklist gelijke beloning mannen en vrouwen www.art1.nl; landelijke vereniging van anti-discriminatiebureaus website van een lokaal/regionaal anti discriminatiebureau ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ 39. Op welk terrein/welk gebied heeft u behoefte aan uitbreiding van uw kennis op het gebied van non-discriminatie en gelijke behandeling? Meerdere antwoorden mogelijk 1. Ten aanzien van werving en selectie 2. Ten aanzien van de werkvloer 3. Ten aanzien van de arbeidsomstandigheden 4. Ten aanzien van de uitstroom 5. Op geen van de genoemde terreinen 6. Niet van toepassing 7. Op het terrein van 40. Welk medium is voor u de beste manier om op de hoogte te blijven van de veranderende wetgeving ten aanzien van non discriminatie en gelijke behandeling? Meerdere antwoorden mogelijk 1. Via een nieuwsbrief per mail 2. Via een nieuwsbrief per post 3. Via een (periodieke) cursus 4. Via website(s) 5. Via literatuur 6. Via een persoonlijk gesprek met een deskundige 7. Informatie dat aansluit bij mijn reeds bestaande informatiestroom zoals P&O tijdschriften en P&O nieuwsbrieven per mail 8. Geen van de genoemde media 9. Niet van toepassing 10. Anders, namelijk Ter afsluiting Indien u nog opmerkingen heeft ten aanzien van het onderwerp non-discriminatie en gelijke behandeling, dan kunt u dat hier kwijt: Indien u nog opmerkingen heeft ten aanzien van de enquête zelf (vraagstelling, opbouw, taalgebruik), dan kunt u dat hier kwijt: Deelname interview Ik ben voor mijn onderzoek op zoek naar meer achtergrondinformatie over non-discriminatie in de P&O praktijk. Ik wil u vragen of u wilt meewerken aan een interview over dit onderwerp. Het gesprek zal maximaal een uur duren. Ik zal vertrouwelijk met uw informatie omgaan. U kunt hierna aangeven of u interesse heeft in deelname aan een interview en uw gegevens achterlaten. Ik neem contact met u op voor een gesprek. Voor de volledigheid: uw gegevens worden alleen gebruikt om contact te leggen en worden op geen andere manier gebruikt. Ik wil 54 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 1. Wel geïnterviewd worden inzake dit onderwerp (u kunt in het volgende scherm uw gegevens achterlaten) 2. Niet geïnterviewd worden inzake dit onderwerp U heeft hiervoor aangegeven deel te willen nemen aan een 1 op 1 gesprek over het onderwerp nondiscriminatie in de P&O praktijk. U kunt hier uw gegevens (naam, telefoonnummer en email) achter laten zodat ik contact met u kan opnemen. De velden met een * zijn verplicht in te vullen. Voornaam Achternaam Telefoonnummer Emailadres 55 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Bijlage 3: Uitkomsten digitale enquête in hoofdstuk 2.1 Tabel 5: Bekendheid met wetgeving en toepassing daarvan, vragen 14 t/m 18 Wet Toepassing Mee bekend Neutraal Niet mee bekend AWGB AWGB in het algemeen (70) 81% (57) 19% (13) 0 Terrein w&s (68) 81% (55) 18% (12) 1% (1) Arbeidsverhoudingen (69) 68% (47) 22% (15) 10% (7) Arbeidsvoorwaarden (70) 67% (47) 21% (15) 11% (8) Arbeidsomstandigheden (70) 61% (43) 27% (19) 11% (8) WGBH/CZ in het alg. (68) 45% (31) 29% (20) 25% (17) Terrein w&s (68) 44% (30) 29% (20) 26% (18) Arbeidsverhoudingen (68) 38% (26) 29% (20) 32% (22) Arbeidsvoorwaarden (67) 42% (28) 30% (20) 28% (19) Arbeidsomstandigheden (67) 39% (26) 34% (23) 27% (18) WGBL in het algemeen (68) 71% (48) 24% (16) 6% (4) Terrein w&s (68) 72% (49) 19% (13) 9% (6) Arbeidsverhoudingen (67) 54% (36) 28% (19) 18 (12) Arbeidsvoorwaarden (68) 57% (39) 24% (16) 19% (13) Arbeidsomstandigheden (68) 51% (35) 28% (19) 21% (14) Sollicitatiecode Sollicitatiecode in het 78% (52) 12% (8) 10% (7) (NVP) algemeen (67) Fase: Ontstaan vacature 72% (47) 12% (8) 15% (10) Fase: Werving 77% (51) 9% (6) 14% (9) Fase: Selectie 77% (51) 11% (7) 12% (8) Fase: nader onderzoek 70% (46) 15% (10) 15 (10) Fase: afwijzing, afronden en 74% (49) 12% (8) 14% (9) Ja Nee Van WGBH/CZ: handicap chronisch ziekte WGBL: leeftijd aanstelling Wet Toepassing gehoord, kent inhoud niet Arbowet Arbeidsomstandigheden 40% (27) 24% (16) 37% (25) omtrent discriminatie aspect 56 ‘Niet alleen kennis alleen’, afstudeeronderzoek van Iris Kappelle, 0788811 Bijlage 4: Vragenlijst voor interviews met P&O’ers Vragen 1. Algemene informatie over het bedrijf a. Wat voor een soort bedrijf is het? b. Hoeveel werknemers zijn er werkzaam? c. Wat is uw precieze functie in het bedrijf? d. Hoe lang bent u al werkzaam in deze functie? e. Hoe lang bent u algeheel werkzaam in de P&O sector? f. Bepaald/voert u beleid uit voor de gehele organisatie of vestigingen? 2. Staat het onderwerp discriminatie/gelijke behandeling op de agenda in de organisatie? a. Zo ja, hoe vaak komt het ter sprake? b. Om welke reden is het een aandachtspunt (directe aanleiding, MVO, diversiteitsbeleid, veranderende wetgeving ed.) c. Wordt er preventief beleid geformuleerd? 3. Wordt er door P&O’ers onderling in uw organisatie over het onderwerp discriminatie/gelijke behandeling gesproken en op de agenda gezet? 4. Welke ontwikkelingen spelen er (momenteel) in de organisatie t.a.v. discriminatie/gelijke behandelingsvraagstukken? 5. Vanuit welk kader moet u kennis over het onderwerp discriminatie/gelijke behandelingswetgeving hebben? Bijvoorbeeld vanuit de wet, vanuit uw functie/taak, vanuit het bedrijf. 6. Wordt u bevraagd door de directie/management/teamleider op discriminatie/gelijke behandelingsvraagstukken? a. Zo ja, welke vragen worden gesteld? b. Kunt u overal antwoord op geven? c. Waar kunt u geen antwoord op geven en waarom niet? 7. Wordt u direct bevraagd door het personeel op discriminatie/gelijke behandelingsvraagstukken? a. Zo ja, welke vragen worden gesteld? b. Kunt u overal antwoord op geven? c. Waar kunt u geen antwoord op geven en waarom niet? 8. Komt u in uw (dagelijkse) werk veel zaken tegen waarbij kennis van de discriminatie en gelijke behandelingswetgeving gewenst is? a. Zo ja, welke zaken betreft dit? 9. Waar heeft u behoefte aan t.a.v. kennis van discriminatie en gelijke behandelingswetgeving? a. Wat mist u precies? b. Waarvoor heeft u deze kennis nodig? c. Waarom mist u deze kennis momenteel? 10. Welke kennis en toepasbaarheid hiervan t.a.v. het onderwerp discriminatie/gelijke behandeling zouden P&O’ers (ongeacht grootte bedrijf of specifieke functie) volgens u moeten weten, als basiskennis? 57