Opgesteld door: Pieter Appelhof (Oberon) en Anne Luc van der Vegt (kennismakelaar) Vraagsteller: ouder kind primair onderwijs Referentie: Kennisrotonde. (2017). Is er kennis over wisselende samenstelling van klassen in de basisschool? (KR.097). 2 februari 2017 Vraag Is er kennis over wisselende samenstelling van klassen in de basisschool? a) b) Is het in het belang van de leerlingen om de samenstelling van een jaargroep zoveel ongewijzigd te laten tijdens de basisschool? Welke voor- en nadelen heeft dit voor de leerlingen? Wat zijn de gevolgen voor leerlingen wanneer de samenstelling frequent wordt gewijzigd, bijvoorbeeld wanneer jaarklassen worden samengevoegd tot combinatieklassen of omgekeerd? Samenvatting Over de effecten van een wisselende samenstelling van groepen op de basisschool is weinig bekend. Er is wel onderzoek verricht naar effecten van de samenstelling van de groep – wat betreft etniciteit, prestatieniveau, sekse, sociaal milieu – op onderwijsprestaties. De samenstelling van de groep blijkt van weinig invloed te zijn op de prestaties. Ook het veranderen van de samenstelling lijkt hier weinig invloed op te hebben. Combinatieklassen zijn bijvoorbeeld niet nadelig voor de schoolprestaties. Wel zijn er aanwijzingen dat kinderen in een combinatieklas een iets positiever zelfbeeld hebben, meer zelfstandig werken en meer extrinsiek gemotiveerd zijn. Samenstelling van de klas en onderwijsprestaties Over de samenstelling van groepen leerlingen publiceerde Driessen (2007) een review. Hij bespreekt daarin de effecten op onderwijsprestaties in het primair en voortgezet onderwijs. Daarbij is gekeken naar verschillende criteria voor groepering: • • • • • • vaardigheidsniveau (niveaugroepen; de gemiddelde prestaties in de groep); combinatieklassen (van meerdere leerjaren of leeftijden); sekse (gescheiden meisjes- en jongensklassen vs. gemengde klassen; verdeling meisjes/jongens in de groep); sociaal milieu (het gemiddelde opleidingsniveau van de ouders; het percentage leerlingen van laagopgeleide ouders); etnische herkomst (het percentage allochtone leerlingen; zwarte scholen vs. Witte scholen). Driessen meldt dat het onderzoek van dien aard is dat conclusies met voorzichtigheid moeten worden getrokken. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat er hooguit kleine effecten optreden van de samenstelling van groepen. Het maakt nauwelijks iets uit of leerlingen van hetzelfde prestatieniveau bij elkaar in de klas zitten of dat de niveaus binnen een klas sterk verschillen. Ook heeft een jaargroep geen duidelijk voordeel boven een combinatieklas en maakt de verhouding tussen jongens en meisjes geen verschil. Evenmin maakt het uit of kinderen in klassen zitten met veel of weinig leerlingen uit een zelfde sociaal milieu of etnische groep. Het is bijvoorbeeld niet zo dat allochtone leerlingen beter presteren in een relatief ‘witte’ klas. Verbetereffecten blijven volgens Driessen uit omdat kenmerken op het individuele leerling-niveau, zoals sociaal milieu en etnische herkomst, veel belangrijker blijken te zijn dan die op het klas- en schoolniveau. Tevens is vastgesteld dat leerkrachten hun didactiek bij gewijzigde samenstellening van de klas niet aanpassen (zie ook Veenman, 1997).Voor de verbetering van de onderwijsprestaties van leerlingen heeft het volgens Driessen waarschijnlijk geen zin de samenstelling van de groep te wijzigen. Wijziging van de samenstelling van de klas Er zijn verschillende aanleidingen om de samenstelling van een klas te veranderen en leerlingen van de ene naar de andere groep te verplaatsen. Een bekende reden is het vormen van combinatieklassen om organisatorische redenen. Het komt ook voor dat een school leerlingen overplaatst naar een parallelklas vanwege de samenstelling van de groep (bijvoorbeeld een lastige klas), of om leerlingen van etnische minderheden of leerlingen van een lager prestatieniveau beter te spreiden. Daarnaast komt het veel voor dat scholen de samenstelling van de groep tijdelijk wijzigen, bijvoorbeeld door niveaugroepen voor bepaalde vakken te vormen (zoals in het Jenaplanonderwijs). Combinatieklassen Combinatieklassen komen vooral voor op kleine scholen, waar het niet haalbaar is om acht jaargroepen te vormen. Maar ook op grote scholen worden combinatieklassen gevormd, bijvoorbeeld als er van een bepaalde leeftijdsgroep te veel leerlingen zijn voor één groep, maar te weinig voor twee groepen. Lange tijd werd gedacht dat zwakke leerlingen in combinatieklassen te kort komen. Vooral tussen 1990 en 2000 is daarom veel onderzoek verricht naar de effecten van combinatieklassen (Veenman, 1997; Kral, 1997). In dit onderzoek werd geen nadelige invloed gevonden op de prestaties van leerlingen. Veenman (1997) geeft in zijn uitgebreide review als verklaring dat het leren van leerlingen veel eerder afhangt van de instructiekwaliteit van de leerkracht dan van de groeperingsvorm. Eén studie toonde positieve effecten van combinatieklassen aan op het zelfbeeld van leerlingen (Veenman,1997, blz., 87). Kral heeft in het bijzonder gekeken naar de invloed op leerlingen met een zwakke concentratie. Hij vond geen aanwijzingen dat deze in een combinatieklas gedupeerd worden. Wel vond hij een positief effect van combinatieklassen, namelijk dat kinderen meer zelfstandig werken. In een recente studie van De Winter (2015) Wel blijken leerlingen in combinatieklassen significant meer extrinsiek gemotiveerd te zijn dan leerlingen in reguliere klassen (Winter,2015, p. 17). Dit wordt toegeschreven aan meer competitie in combinatieklassen. De Winter refereert wel aan een onderzoek dat aantoont dat sociale druk of competitie tussen klasgenoten, bijvoorbeeld door verschil in leeftijd of ontwikkelingsniveau, een negatief effect kan hebben op intrinsieke motivatie. Geraadpleegde bronnen Driessen, G. (2007). ‘Peer group’ effecten op onderwijsprestaties. Een internationaal review van effecten, verklaringen en theoretische en methodologische aspecten. Nijmegen: IST, Radboud Universiteit. Inspectie van het Onderwijs (2008). De staat van het onderwijs, Onderwijsverslag 2006/2007. Utrecht: Inspectie van het onderwijs, Inspectie van het Onderwijs (2016) Analyse en waarderingen van opbrengsten. Utrecht: Inspectie van het onderwijs. Jimerson, S.R. (2001).Meta-analyses of Grade retention Research: Implications for Practice in the 21st Century. School Psychology Review, 30, 420-437. Kral, M ( 1997)). Instructie en leren in combinatieklassen: een onderzoek naar effectiviteitsverschillen tussen combinatieklassen en enkelvoudige klassen in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS. Veenman, S. (1997). Leeruitkomsten van leerlingen in combinatieklassen: een ‘best-evidence’-synthese. Tijdschrift voor onderwijskunde en opvoedkunde. Jrg. 74, nr. 2, blz. 96. Vernooy, K. (2009). Lezen stopt nooit! Lectorale rede bij het aanvaarden van het lectoraat "Doorlopende leerlijnen: Effectief taal- en leesonderwijs". Video van de rede op Youtube, verkregen op 01-08-2011. Werf van der, M.P.C., Reezigt, G.J. & Guldemond, H (1996). Zittenblijven in het basisonderwijs: Omvang, effecten en relaties met leerling- en schoolkenmerken. Groningen: GION. Winter, I. de (2015) Het verband tussen de mate waarin leerkrachten gedifferentieerd lesgeven en de motivatie van de leerlingen. Leiden: Rijksuniversiteit Leiden. Meer weten? In de review-studie van het ITS wordt een overzicht gegeven van d effecten van klassensamenstelling ofwel de ‘peer group’. Hierbij wordt vooral gekeken naar onderwijsprestaties. Zie http://its.ruhosting.nl/publicaties/pdf/r1730.pdf Op deze website staan tips voor het omgaan met ‘moeilijke groepen’: http://www.posicom.nl/readers/36reader-moeilijke-groep Onderwijssector Primair onderwijs Trefwoorden Groepssamenstelling, zittenblijven, combinatieklassen