Kleine scholen

advertisement
De kleine
scholenproblematiek
Een oriëntatie
Pieter Appelhof
De kleine scholen problematiek: een oriëntatie
Inleiding
Op verzoek van de gemeente Borsele is informatie verzameld over de kleine scholen in relatie
tot onderwijskwaliteit. We hebben in hoofdzaak de beschikbare literatuur geraadpleegd over
kleine scholen in Noord Europa, omdat die (in het Engels) beschikbaar is. We hebben (nog)
niet gezocht naar Duitse literatuur. Na zoeken bleek dat informatie over kleine scholen in de
V.S. meestal High Schools in grote steden betreft. Het gaat daar meer om opdeling van zeer
grote scholen.
Wat betreft Nederland is een onderzoek naar het functioneren van kleine scholen en
onderwijsachterstand in Friesland het meest bekend.
In Nederland heeft de nota ‘Toerusting en bereikbaarheid’ (Minister Netelenbos) grote invloed
gehad op voortbestaan van kleine scholen. Het ging daarbij om bezuiniging en tegelijk om
kwaliteitsverbetering (als argument voor sluiting van kleine scholen). We zijn (nog) niet
nagegaan of er in Nederland publicaties zijn die de nadelige gevolgen van sluiting van kleine
scholen voor de dorpen aantonen. Ook in de geraadpleegde literatuur van andere landen is
daar weinig over te vinden. Het gaat meer over hoe kleine scholen gesloten moeten worden en
of ze toch nog zijn te handhaven.
De discussie over sluiting of handhaving draait om de kosten en om de kwaliteit.
Kwaliteitsargumenten worden vaak gebruikt om sluiting te rechtvaardigen, vooral in Engeland
en Wales.
Een groot probleem is dat de druk op onderwijsvernieuwing van de afgelopen decennia extra
zwaar aankomt op kleine scholen en hun leiders (geldt in het bijzonder voor Engeland en
Schotland). Opmerkelijk is dat de decentralisering van onderwijsbeleid naar gemeenten de
sluiting van kleine scholen sterk heeft bevorderd, vooral in Noorwegen, maar ook wel in
IJsland. In Engeland en Wales speelt de verzwakte positie van de Local Education Authorities
(LEA) en het strakke op prestaties gerichte nationale onderwijsbeleid een rol.
Vooral in Engeland hebben de pleiters voor instandhouding van kleine scholen zich verenigd
in diensten van ondersteuning en belangenbehartiging.
Het belang van de kleine school voor de gemeenschap wordt in slechts enkele landen sterk
naar voren gebracht (Finland, Ierland, Zweden, Australië). Het bevorderen van een brede
sociale functie van de kleine school, afgestemd op de lokale behoeften, levert serieuze
argumenten op om de kleine school te laten voortbestaan. Dit heeft wel de consequentie dat de
subsidiering van kleine scholen mede dient plaats te vinden uit andere fondsen. In Nederland
biedt het brede schoolkader mogelijkheden voor de ontwikkeling van scholen met een brede
taakstelling ten dienste van het onderwijs en de gemeenschap.
1.
Nederland
We geven geen overzicht van het kleine scholenbeleid in Nederland, omdat we dit als bekend
veronderstellen. We beperken ons tot informatie over de laatste maatregel van de
staatssecretaris van onderwijs.
Staatssecretaris Dijksma wil kleine basisscholen die met opheffing worden bedreigd, onder speciale
omstandigheden langer de tijd geven aan het minimumaantal leerlingen te voldoen. De
opheffingsnorm is afhankelijk van het aantal leerlingen per vierkante km. Deze norm kan variëren van
23 tot 200 leerlingen. Op die manier wordt voorzien in voldoende scholen per regio. Ook scholen met
minder dan 23 leerlingen (de absolute opheffingsnorm) kunnen in de toekomst blijven voortbestaan
indien het MinOCW (na onderzoek) verwacht dat het leerlingenaantal weer kan toenemen,
bijvoorbeeld door nieuwbouw.
De school krijgt dan drie jaar de tijd om groei te laten zien. Voorwaarde is dat het bestuur het gebrek
aan leerlingen van deze school compenseert met het aantal leerlingen van andere scholen. Dat geldt
Oberon – De kleine scholen problematiek: een oriëntatie
2
ook voor scholen onder 200 leerlingen. Het toezicht op de zeer kleine scholen wordt gedurende drie
jaar verscherpt.
Schoolbesturen kunnen in plaats van te fuseren ook een samenwerkingsovereenkomst aangaan. De
eis komt dan te vervallen dat zich binnen een straal van 2,5 km van de desbetreffende school geen
andere school mag bevinden van dezelfde denominatie.
In september 2009 heeft de ministerraad met het voorstel van Dijkstra ingestemd. Artikel 157 van de
WPO wordt aangepast (Min. OCW, 2009). De verwachting is dat het nieuwe systeem per augustus
2010 in werking treedt.
1.1
Friesland
Anders dan in andere landen behalen de leerlingen in Friesland op kleine scholen lage
eindprestaties. Uit internationaal onderzoek blijkt dat de kleine school geen nadelige invloed
heeft op schoolsucces. Het is mogelijk dat ook in andere landen bepaalde streken om sociaalculturele redenen onderpresteren. We geven ook enige aandacht aan een
interventieprogramma.
Het Dagblad van het Noorden schrijft dat besturen af willen van kleine scholen. Ze vinden dat op die
scholen niet verantwoord les kan worden gegeven en dat de scholen te duur zijn. De leerkrachten
werken met combinatiegroepen en dat is ingewikkeld, te meer nu er steeds meer op leerkrachten
afkomt.
De kleine scholen worden in stand gehouden doordat de kleine school wordt gecompenseerd door de
grote scholen. Bij algehele terugloop van leerlingen in een streek wordt dit echter problematisch.
Kleine scholen zijn drie tot vier keer zo duur als normale scholen.
Kleine scholen
Friesland kamt al jaren met een kleine scholen problematiek die zich toespits op de
leerlingenprestaties. Aan het einde van de Friese basisschool lopen kinderen met taal en rekenen
maanden achter bij hun leeftijdgenoten elders, zoals blijkt uit een vergelijking van de Citotoetsresultaten in het onderzoek van Van Ruijven van de Fryske Akademie dat in 2001- 2002 werd
uitgevoerd (Ruijven, 2003). De burgemeester De Jonge van Heerenveen stelde in 2008 in zijn
nieuwjaarsspeech voor de kleine scholen maar op te heffen en de kinderen onderwijs te laten volgen
in grote steden.
Uit onderzoek blijkt dat er op scholen gemiddeld te weinig tijd voor rekenonderwijs (154 uur per jaar
ipv 184) wordt gereserveerd, maar volgens socioloog Jules Peschar, emeritus hoogleraar Sociologie
in Groningen, is dat maar één van de verklarende factoren. De sociaal-culturele situatie speelt ook
een rol.
Ook volgens de Inspectie van het onderwijs (2006) bevinden de meeste van de (zeer) zwakke scholen
zich in Friesland. Die scholen liggen in gebieden met een traditioneel (laag) opgeleide
beroepsbevolking. Ook vindt het onderwijs plaats in een zeker isolement wat leidt tot traditionele
instellingen van leerkrachten. Er is weinig uitwisseling tussen scholen en andere voorzieningen
waardoor de kans op impulsen afneemt.
Van Ruijven constateerde ook tekorten op het gebied van leerlingenzorg, didactisch handelen,
teamstabiliteit, onderwijservaring en schoolgrootte. Op Friese scholen zijn bijna geen remedial
teachers of leerlingenbegeleiders werkzaam waardoor er geen overzicht is van de prestaties van
leerlingen en er geen sprake is van systematische leerlingenzorg.
Het didactisch handelen toont gebreken. Er wordt te weinig gelegenheid gegeven tot samenwerken en
gebruik van ICT. De leraren zijn minder actief betrokken (Onderwijsinspectie, 2002). Ze hebben ook
lage verwachtingen van (achterstands)leerlingen (Van der Vegt en Van Velzen, 2002).
In Friesland zijn de teams minder stabiel en zijn er veel oudere leraren die weinig aandacht hebben
voor achterstandsleerlingen (Vegt, A.L. van der; Velzen, J.van, 2002).
Oberon – De kleine scholen problematiek: een oriëntatie
3
De Inspectie van het onderwijs (2002) schrijft met betrekking tot schoolgrootte: ‘Voor de kwaliteitskaart
van de scholen zien wij geen significante verschillen die toe te schrijven zijn aan de grootte van de
school.’ Ook grootschalig empirisch onderzoek laat geen relatie zien tussen schoolgrootte en kwaliteit
(Creemers, B.P.M.; Hoeben, 1990 en Scheerens, J., 1990). Van Ruijven vindt schaalvergroting dan
ook geen optie voor de kwaliteit van Friese scholen: Friese scholen hebben het voordeel van
kleinschaligheid. Wat ze hebben, kunnen ze door samenwerking met andere basisscholen in huis
halen. Zo houd je de nadelen van grote scholen buiten de deur (Leeuwarder Courant, 2003).
Voorbeelden van interventieprogramma’s
Een publicatie van Walsweer (2009) is de enige sterk inhoudelijke die het onderwijs in de klas
betreft. Misschien valt deze wat buiten het kader van dit rapport. We hebben het opgenomen,
omdat de aanpak kenmerkend is voor Nederland. In Nederland is het gebruikelijk om
interventies te plegen in het onderwijs na gesignaleerde problemen. Denk aan de
achterstandsproblematiek zoals in Friesland. In de buitenlandse publicaties hebben we,
behalve met betrekking tot het probleem van werken in combinatieklassen, weinig
onderwijsinhoudelijke interventies aangetroffen.
Na de publicatie van Van Ruijven en anderen zijn er interventie programma’s gestart, vooral op
deelvaardigheden als woordenschat volgens het systeem van directe instructie. Volgens Walsweer
leidt dit tot een ongewenste versnippering van het onderwijs in kleine scholen. Leerkrachten moeten
continue instrueren, omdat ze in combinatieklassen werken. Leerlingen die niet worden geïnstrueerd,
werken continue individueel (Walsweer, 2009). Er is een alternatief. ‘Ruimte voor leren’ is een manier
om leerkrachten ervaring te laten opdoen met een manier van werken waarin samenhangend
taalonderwijs en gezamenlijke kennisconstructie centraal staan. Van belang is de actieve
gemotiveerde betrokkenheid van leerlingen. Dat moet de leerkracht bereiken.
Kennisconstructie is anders dan kennisoverdracht het gezamenlijk creëren van nieuwe kennis die wel
doelgericht moet zijn (stamt van Vygotsky). De leraar moet ruimte geven voor kennisconstructie.
Het accent licht meer op het interactieve leren dan de directe instructie. Ook hierbij heeft de leraar een
sterke (begeleidende) rol.
Het is niet de bedoeling een tegenstelling te creëren tussen directe instructie en kennisconstructie.
Het zijn twee didactische aanpakken die aansluiten bij leergebieden. Kennisconstructie leent zich voor
bevordering mondeling taalgebruik in gesprekken tussen leerlingen, terwijl directe instructie geëigend
is bij bijvoorbeeld spelling.Van belang voor de Friese kleine scholen is dat het project ‘Ruimte voor
leren’ heeft geleid tot teamuitwisseling en netwerkvergaderingen en de bevordering van
onderwijskundig leiderschap van directeuren. Overigens constateert Walsweer vooralsnog dat zeer
kleine scholen (25-40 leerlingen) ook moeite hebben om kennisconstructieprojecten goed te laten
verlopen. Zelfs jaaroverstijgende groepen zijn klein en zeer heterogeen. Toch blijken de grotere
scholen juist meer moeite te hebben met de klassenorganisatie tijdens ‘Ruimte voor leren’. Het
klaslokaal is vaak te klein voor meerdere samenwerkende leerlingengroepen.
1.2
Wijchen; Samenwerkingsstichting Kans & Kleur
Stichting voor katholiek, openbaar, bijzonder neutraal en interconfessioneel primair onderwijs Wijchen.
(Integraal overgenomen via internet)
De kleine school problematiek wordt benaderd van uit het standpunt van de schoolleiding, het
management. De sociale functie van de school in de kerkdorpen blijft buiten beschouwing.
Men kiest voor koppeling van een kleine school aan een grote school. Is dat wel de beste
oplossing gezien van uit het functioneren van een kleine school in een kerkdorp, zowel
onderwijskundig als sociaal?
In Wijchen en omstreken gaan veel directeuren van scholen in kerkdorpen met pensioen. Dit is
aanleiding geweest om de positionering van de kleine scholen opnieuw te gaan bekijken.
Het directeurenoverleg BREED heeft de notitie “De organisatiestructuur over drie jaar” opgesteld en
besproken (BREED; 23-09-2009.. Rapportage de toekomstige organisatiestructuur. Wijchen.)
Oberon – De kleine scholen problematiek: een oriëntatie
4
In het kort volgen hier de belangrijkste punten. De notitie bespreekt twee modellen:
1. de kleine scholen vormen één organisatie en gaan verder met één directeur of
2. de kleine scholen worden aan grote scholen gekoppeld.
De kleine scholen vormen één organisatie.
Knelpunten
De kleine scholen in één organisatie onderbrengen (geen fusie) levert de volgende knelpunten op.
1. Een afzonderlijke organisatie buiten de kern van Wijchen kan tot isolatie leiden.
2. Het leidt tot een versnippering van de organisatorisch eenheid
3. Overplaatsing van leerkrachten biedt geen echte ontwikkelingskansen op: je gaat van de ene
naar de andere kleine school
4. De versnippering leidt tot een “collegiaal overleg mondjesmaat”
5. De uitvoering van de taakdifferentiatie kost veel reistijd
6. Er is geen sprake van delen van de mogelijkheden, maar er is sprake van opbouwen van
mogelijkheden die begrensd zijn door het budget.
Kansen:
1. Men heeft gelijke problematiek
2. Er is een personeelsbudget
3. Gezamenlijke inkoop
4. Gelijke leermethodes
5. Mogelijkheden tot zelfsturing
6. Een zorgstructuur
De koppeling aan een andere school.
De kleine scholen worden gekoppeld aan een grote school.
Knelpunten:
1. De kleine school heeft geen “eigen” directeur maar een locatieleider
2. De onderwijskundige aanpak en de leer en hulpmiddelen worden op elkaar afgestemd
3. De koppeling eist meer van de directeur
4. Meer complexe communicatie (ook ouders)
Kansen:
1. Er is sprake van een organisatie
2. Er is een kansrijke zorgstructuur
3. Het stichtingsgevoel wordt bevorderd
4. Collega’s van een zelfde parallelgroep hebben overleg/intervisie
5. Taakdifferentiatie binnen een organisatie van scholen
6. Mobiliteit (binnen een grote organisatie met ontwikkelingsmogelijkheden)
7 Mogelijkheden tot zelfsturing
Kijkende naar gelijke (ontwikkelings)kansen voor kinderen en personeel zijn de volgende knelpunten
van kleine scholen geconstateerd:
• De formatie van de school is ontoereikend om een directeur full-time aan te stellen.
• Het feit dat deze lesgevende taken heeft, kent de volgende nadelen. De directeur moet zowel
zijn/haar vakmanschap als directeur en als leerkracht bijhouden. Op meerdere grote gebieden
verantwoordelijkheid dragen geeft extra werkdruk. De directeur heeft meerdere petten op, dit is
niet wenselijk.
• De leerkrachten begeleiden meerdere jaargroepen, dit vergt specifieke deskundigheid; daar
naast moeten alle overige taken over een kleine groep mensen worden verdeeld.
• De leerkrachten kunnen maar in beperkte kring overleggen. Ze missen de interactie, ideeën en
deskundigheid van collega’s in bijvoorbeeld dezelfde bouw of groep.
Oberon – De kleine scholen problematiek: een oriëntatie
•
•
•
5
De ontwikkelingen van de afgelopen jaren vraagt steeds meer expertise buiten het lesgeven.
Binnen scholen specialiseren mensen zich hierin. Je kunt dan denken aan; remedial teacher,
intern begeleider, coördinator ICT-er. De laatste ontwikkelingen zijn de coördinatoren op het
gebied van cultuur en techniek. In kleine teams is het niet mogelijk dat al deze specialisten
aanwezig zijn.
Voor leerkrachten zijn er weinig mogelijkheden voor interne mobiliteit.
Bij de vrijwillige externe mobiliteit binnen de Stichting zijn zeer weinig gegadigden voor kleine
scholen.
Deze knelpunten zijn al langer bekend. De afgelopen jaren is binnen Wijchen ervaring opgedaan met
meerdere organisatievormen. We noemen er twee.
Koppeling grote en kleine school
Een grote en kleine school zijn gekoppeld wat de volgende oplossingen voor eerdergenoemde
knelpunten biedt:
• De directeur kan zich volledig richten op zijn taken als directeur. Hij/zij kan zich verder
ontwikkelen als directeur.
• De leerkrachten blijven meerdere jaargroepen begeleiden; daarnaast worden de taken
betreffende de dagelijkse gang van zaken door de teamleden uitgevoerd.
• Er is regelmatig contact met mensen in dezelfde bouw/parallelgroep. De collega van de kleine
school heeft meerdere mogelijkheden voor overleg.
• Specialisten kunnen op beide scholen worden ingezet.
• De betrokkenheid van de leerkrachten is veel groter. De interne mobiliteit vindt ook plaats
tussen beide scholen. Hierdoor is er meer mogelijk.
Koppeling twee kleine scholen
In een ander geval zijn twee kleine scholen aan elkaar gekoppeld en is er één directeur benoemd. Dit
biedt de volgende voordelen:
• De directeur kan zich volledig richten op zijn taken als directeur. Met dien verstande dat er geen
formatie is om een administratieve kracht aan te stellen. Dit moet de directeur erbij doen; dit is
een dure oplossing.
• De leerkrachten blijven meerdere jaargroepen begeleiden; daarnaast worden de taken
betreffende dagelijkse gang van zaken door de teamleden uitgevoerd.
• Er is overleg mogelijk met collega’s van de andere school. De groep waarmee men zaken kan
bespreken blijft echter beperkt.
• De mogelijkheden om specialisten op beide scholen in te zetten is iets vergroot, maar blijft
beperkt.
• Interne mobiliteit biedt weinig mogelijkheden.
Gezien ervaringen binnen de eigen Stichting en de ervaringen vanuit het land wordt geconcludeerd
dat de optie ‘kleine scholen aanhaken aan grote scholen’ veel voordeel biedt. ‘We willen dit verder
uitbouwen in onze organisatie.’
N.B. Van cruciaal belang is dat de grondhouding van de directeur is dat iedere school de eigen
identiteit houdt en verder vorm geeft
Voorstel toekomstbeeld organisatie over drie jaar
De meest kansrijke structuur om te kunnen bereiken dat leerkrachten en leerlingen gelijkwaardige
ontwikkelingskansen hebben, is de koppeling van een grote school met een kleine school. Een punt
van nadere studie is de definitie van de kleine school. Tot nu toe hebben we de kleine school
gedefinieerd als de school in een kerkdorp. De criteria voor de vormgeving van de koppeling grote
school/ kleine school moeten nog ontwikkeld worden.
Oberon – De kleine scholen problematiek: een oriëntatie
2.
6
Europa (en Australië)
We geven eerst een publicatie weer betreffende kleine scholen in verschillende NoordEuropese landen met algemene informatie en daarna enkele meer specifieke publicaties
aangaande enkele landen in het bijzonder m.b.t. de rol van de schoolleider en de leraar.
2.1
Kleine (plattelands)scholen in enkele Europese landen
Sigsworth, Alan (ed) en Solstad, Karl Jan (ed). 2005). Small Rural schools; A small inquiry. Cornwall
England; Interskola,
Dit rapport biedt een overzicht van de kleine scholen problematiek in een aantal Europese
landen, in het bijzonder Engeland en de Skandinavische landen.
Alleen in IJsland is de kleine plattelandsschool lange tijd gekoesterd. In Wales, Engeland en
Noorwegen hebben maatregelen geleid tot sluiting van kleine scholen als gevolg van
kostenberekening en het stellen van nieuwe kwaliteitseisen. In Noorwegen heeft de
decentralisering van het onderwijs naar gemeenten het kleine scholenbestand gehalveerd. De
ontvolking (en daarmee verbandhoudende de verbeterde infrastructuur) heeft daarbij een
sterke rol gespeeld.
Bij de discussie over het voortbestaan van kleine scholen wordt in de meeste landen, vooral
Engeland, Wales en Noorwegen, te weinig aandacht geschonken aan de betekenis van de
school voor de gemeenschap. Toch hebben kleine scholen op veel plaatsen betekenis voor de
gemeenschap. De ‘community active school‘ moet wel meer aandacht krijgen in het belang van
het (langer) voortbestaan van kleine scholen. De school is het hart van het dorp, schrijven de
Zweden. Het vormen van schoolclusters bevordert de professionaliteit en voorkomt isolement.
Naast de gemeenten moet ook de rijksoverheid het belang van kleine scholen voor
gemeenschappen serieus nemen. Alleen Ierland kent een rijksregeling voor klassengrootte die
bevorderlijk is voor het voortbestaan van kleine scholen. Ook secretariële ondersteuning is er
alleen in Ierland. Bijna overal is weinig aandacht voor het werken met combinatieklassen in
opleiding en nascholing. In Zweden is dat groeiende.
Positief is dat alle landen wijzen op het feit dat de leerlingenprestaties op kleine scholen even
goed zijn als op grote scholen.
Wales
Sinds 2000 wordt door Welsh Assembly Government veel druk uitgeoefend op Local Education
Authorities (LEA’s) om de effectiviteit en ‘value for money’ te onderzoeken (Best Value policy). Het
gaat daarbij primair om de bevordering van de kwaliteit van scholen (effectiviteit), maar ook effectief
gebruik van ruimten.
De LEA’s worden onvoldoende gesubsidieerd om kleine scholen te handhaven zodat ze kleine
scholen wel moeten sluiten. Van LEA’s wordt gevraagd bijzondere aandacht te geven aan scholen
met kleine jaargroepen, combinatieklassen en schoolleiders met een onderwijstaak en het
voortbestaan van deze scholen te toetsten aan ’value for money.’ De situatie in kleine scholen wordt
ook geïnspecteerd.
Sluiting volgt indien leerlingen elders kunnen worden opgevangen zonder het bezwaar van een te
grote afstand. De sluiting van kleine scholen wordt ook bevorderd door de hoge eisen die gesteld
worden aan effectiviteit, curriculumveranderingen en taakstelling van de schoolleider (half ambulant).
Toch zijn er LEA’s die ‘educational benefit’ hanteren als hoofdprincipe en zo sluiting van kleine
scholen tegen gaan.
Er is weinig externe ondersteuning die specifiek is afgestemd op de kleine scholenproblematiek. Wel
proberen LEA’s de samenwerking tussen clusters van scholen te bevorderen.
Een probleem is ook de opvang van zorgleerlingen op kleine scholen. Scholen klagen over te weinig
ondersteuning van LEA’s, maar de situatie is verbeterd.
Ondanks restrictief beleid wordt door de overheid op het belang van kleine scholen in kleine
gemeenschappen erkend, maar toch wordt vaak alsnog gekozen voor sluiting.
Oberon – De kleine scholen problematiek: een oriëntatie
7
De kleine scholen staan dus onder druk. Probleem is ook dat veel kleine scholen in West- en NoordWales liggen waar de eigen taal wordt gesproken. Sluiting bedreigt de culturele identiteit. Een ander
probleem in die streken is het gebrek aan onderwijzers die schoolleider willen zijn.
Plaatselijke belangengroepen worden bekwamer in het voeren van acties om sluiting te voorkomen.
Natuurlijk zijn kleine scholen duurder, maar dat geldt voor veel voorzieningen. Plattelandsgebieden
moeten de noodzakelijke voorzieningen niet worden onthouden. Gewezen wordt op het belang van de
school voor een dorp. Als de school verdwijnt, verdwijnen ook ander servicepunten en jonge ouders
trekken vervolgens uit de dorpen. Toch zullen deze argumenten het vaak afleggen tegen financiële
overwegingen.
Zweden
Ook in Zweden neemt de sluiting van kleine scholen toe. In 220 gemeenten daalt de
leerlingenpopulatie met 20%. In Zweden zullen 1000 scholen moeten sluiten. (Zweden telt 290
gemeenten).
De gemeenten moeten meer nadenken over de gevolgen van het sluiten van kleine scholen als
gevolg van ontvolking, werkeloosheid en het transport van kinderen en ouders. Het gaat niet alleen
om geld.
Gemeenten in Zweden gaan erg verschillend met het probleem (te) kleine scholen om. Dat komt
omdat na 1990 de gemeenten én de scholen grote vrijheid hebben gekregen in het beheer van de
scholen en de inrichting van het onderwijs. Gemeenten zijn financieel verantwoordelijk en niet de
landelijke overheid. Gemeenten ontvangen een lumpsum voor alle gemeentelijke taken. Er is geen
speciale rijksssubsidie voor kleine scholen.
Er zijn nu wel criteria om vast te stellen of een school kan worden gesloten. Er wordt nu sterk rekening
gehouden met de betekenis van de school voor de gemeenschap, maar dat is niet overal zo.
Er zijn overigens nauwelijks schoolnetwerken die zich richten op de kleine scholen problematiek.
Verdedigers van de kleine school wijzen op de betekenis voor de gemeenschap, het op het individu
gerichte onderwijs en de veiligheid. De kleine school is een ‘symbool’ voor de gemeenschap en van
belang voor het centrum van de lokale sociale infrastructuur. Sceptici wijzen op de ongelijke kansen in
kleine scholen, maar uit onderzoek blijkt dat kleine scholen de ontwikkeling en scholing niet
belemmeren. Ook de hulp voor zorgleerlingen is even goed als in grote scholen.
De kleine scholen presteren ook even goed als grote scholen (Åberg-Bengtsson, Lisbeth, 2009).
Deze studie laat zien dat er weinig specifiek onderzoek is gedaan betreffende kleine scholen. De
beschikbare gegevens hebben betrekking op economische, administratieve en demografische vooren nadelen en niet op de betekenis van de kleine school voor een dorp of plattelandsstreek.
Geconstateerd wordt dat de opheffing van de school er emotioneel meer inhakt dan bijvoorbeeld het
verdwijnen van een postagentschap of winkel. Van algemeen belang is dat de betekenis van de kleine
plattelandscholen voor de gehele gemeens moeten worden gezien: ontmoetingsplaats, bibliotheek,
ICT, plaats voor ontwikkeling en scholing voor iedereen. Gepleit wordt voor het bundelen van
verschillende soorten service die het sluiten van de school als centrum kunnen voorkomen.
Het voortbestaan van kleine scholen kan enigszins worden bevorderd doordat veel Zweden naar het
platteland verhuizen vanwege goedkope woningen, de rust en de natuur en omdat daarin kinderen
zich goed kunnen ontwikkelen.
Ook de mogelijkheid van het stichten van vrije scholen biedt kansen. Het minimum vereiste aantal
leerlingen is dan 20. Deze scholen vallen niet onder de gemeente maar het rijk. De scholen moeten
voldoen aan nationale curriculum bepalingen.
Ierland
In Ierland bezoekt de helft van de kinderen een kleine school. Voor kinderen die verder dan twee
miles van school wonen is er gratis schooltransport. Alle scholen ontvangen een bedrag per leerling.
Scholen met minder dan 60 leerlingen ontvangen een subsidie voor minimaal 60 leerlingen. Dat is
gunstig voor kleine scholen. Tot 12 leerlingen is er een leraar, tot 50 twee leraren, tot 82 drie leraren
Oberon – De kleine scholen problematiek: een oriëntatie
8
en tot 116. vier leraren. Boven 180 leerlingen is er een ambulant schoolhoofd. Meerdere kleine
scholen worden bediend voor zorgleerlingen door een specialist.
Leraren werken graag met gecombineeerde groepen, ook al vinden ze het moeilijk tegemoet te komen
aan individuele behoeften van leerlingen. De leraren zijn te weinig geschoold in het omgaan met
combinatieklassen. Ook de methoden zijn daar niet op afgestemd. Nu wordt de staf van meerdere
scholen bijeengebracht voor in-servicetraining. Onderzoek toont aan dat kinderen op kleine scholen
even goed presteren als op grote scholen.
De schoolleiders vinden hun gecombineerde taak zwaar en leraren wijzen ook op de nadelige
gevolgen van isolement. Het blijkt dat het animo om schoolleider van een kleine school te worden
terugloopt.
In het algemeen wordt van regeringszijde te weinig zorg besteed aan kleine scholen. Ze ontvangen
minder service dan grote scholen. In de media heeft dit tekort aandacht gekregen en men wil de
situatie verbeteren. Men probeert meer netwerken te vormen en te zorgen voor gerichte
ondersteuning. Erkent wordt dat de kleine school een belangrijke rol speelt in het vormen van
gemeenschappen, temeer nu de bevolking van Ierland gemêleerde wordt.
Finland
De gemeenten bepalen of een kleine school al of niet wordt gesloten, ook al draagt de staat 50% van
de kosten. Voor kleine scholen zijn in-servicetraining en schoolbegeleiders beschikbaar en door de
provincie bekostigd. Hulp voor zorgkinderen is geregeld.
De prestaties van leerlingen op kleine scholen evenaren die van leerlingen op grote scholen.
Er zijn twee problemen; een tekort aan leerlingen als gevolg van migratie naar de steden omdat er op
het platteland geen werk is en een tekort aan gekwalificeerde leraren (zie een speciale publicatie over
Finland hieronder).
Engeland
Er is weinig geld voor kleine scholen en weinig secretariële ondersteuning. In het algemeen is het
aantal leerlingen per klas hoog (30 ll. voor leerlingen van 5-7 jaar). Een school met 118 leerlingen
ontvang 1800 pond per leerling en een school met 20 leerlingen 4500 pond. Argumenten voor sluiting
zijn: te smal curriculum en lage prestaties, terwijl daarvoor geen empirische evidentie is. Er zijn kleine
scholen die uitstekend presteren.
Voor leraren is het zwaar om met grote combinatie groepen te werken en te voldoen aan steeds
hogere prestatie-eisen. Deeltijdbanen brengen verlichting én meer expertise in kleine scholen.
Ouderhulp en steun vanuit de gemeenschap zijn op kleine scholen sterk aanwezig. Kleine scholen zijn
bij ouders populair vanwege de individuele aandacht voor hun kinderen.
In een streek worden schoolteams (clusters) bijeengebracht voor scholing en informatieoverdracht.
Aanvankelijk werden die activiteiten gesubsidieerd. Ook toen de subsidie ophield, bleven vele clusters
bestaan. De clusters richten zich op bevordering van expertise, management, financiële efficiëntie,
afstemming en verbreding van curriculumaanbod door uitwisseling en in de algemeen
professionalisering op basis van uitwisseling van ervaringen. Men maakt ook gezamenlijk materiaal en
organiseert gezamenlijke sportactiviteiten. Er zijn ook kleine scholen die door één schoolhoofd worden
geleid. Internet speelt een ondersteunende rol in de informatievoorziening.
Essentieel bij clustering is dat de kleine scholen hun autonomie behouden. Samenwerking moet
voorop staan en voorkomen moet worden dat één school de andere scholen domineert (Zie: Harrison,
David; Busher, Hugh, 1995).
Het ‘Best Value’ beleid dat gericht is op effectief gebruik van ruimten en de nadruk op steeds hogere
prestaties heeft de aandacht afgeleid van de opvoedkundige en sociale rol van de kleine school. Het
leidde tot een norm voor accommodatie en het onderwijsaanbod waar kleine scholen niet makkelijk
aan kunnen voldoen. Dit heeft geleid tot samenvoeging van kleine scholen in een nieuw gebouw.
Een schooldirecteur voor twee scholen heeft als nadeel dat de school waar de schooldirecteur zijn
domiciel heeft door ouders gezien wordt als de betere school.
Oberon – De kleine scholen problematiek: een oriëntatie
9
(In Cornwall kopen stedelingen een tweede huis waardoor de prijs van huizen te hoog wordt voor de
feitelijke bewoners van Cornwall, die vervolgens wegtrekken waardoor de scholen moeten sluiten)
De afgelopen dertig jaar is door de politiek zeer veel innovatiedruk op scholen uitgeoefend. Het heeft
geleid tot meer inspectie met nadruk op schoolprestaties. Dit heeft ook geleid tot een overmatig
circulaire bombardement van administratieve werkzaamheden ten dienste van verzameling van
statistische gegevens en rapportage.
Regels betreffende gezondheid, veiligheid en bevordering van gelijke kansen geven bijvoorbeeld meer
druk op een kleine school en meer stress dan op een grote school, te meer daar de inspectie het
nakomen van bepalingen controleert. Dit heeft juist veel druk uitgeoefend op kleine scholen. Daardoor
is het ook moeilijk om schooldirecteuren te werven voor kleine scholen.
Noorwegen
Het onderwijs van leerlingen tot 15 jaar valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Vooral
na 1988 hebben gemeenten veel meer autonomie gekregen in het besturen van scholen (er zijn 435
gemeenten in Noorwegen). De gemeenten ontvangen een lumpsum. Het gevolg van de
decentralisering is dat het aantal kleine scholen tussen 1990 en 2000 met de helft is gedaald. De
kosten van het onderwijs worden afgezet tegen andere gemeentelijke kosten. Een leerling van een
tweeklassige school kost twee keer zoveel als een leerlingen van een 7 klassige school. De landelijke
politiek heeft daarop niet gereageerd.
Tot 2004 gold de volgende regel wat betreft aantal leerlingen per klas. Een klas met 4 jaargroepen telt
maximaal 12 leerlingen, een klas met 3 groepen 18 leerlingen, een klas met 2 groepen 24 leerlingen
en een ongedeelde klas 28 leerlingen. Sinds 2004 wordt dat aan eigen inzicht over gelaten. Het moet
opvoedkundig en sociaal verantwoord zijn. De vrijheid van inrichting is zo bevorderd. Dit werkt ten
gunste van de organisatie van kleine scholen.
Er zijn weinig extra personele voorzieningen voor kleine scholen zoals een secretaresse. Er wordt een
beroep op ouders gedaan.
45% Van alle basisscholen werkt met combinatiegroepen, vooral in kleine scholen. Jonge
leerkrachten zijn tijdens hun opleiding niet getraind in het werken met combinatiegroepen. Het werken
met combinatieklassen werd lang als onwenselijk gezien. In Noorwegen zijn echter geen
prestatieverschillen tussen enkelvoudige klassen en gecombineerde klassen gevonden.
In het verleden werd in Noorwegen het platteland gekoesterd, ook op onderwijsgebied, maar dat is
niet meer zo. In Zweden en Finland is dat nog wel het geval. Gevreesd wordt voor toename van
sluiting van kleine scholen, omdat steeds financiële argumenten de boventoon voeren maar ook
opvoed- en onderwijskundige argumenten (geïsoleerdheid en smal curriculum)..
In Noorwegen is nu wel meer aandacht voor kleine scholen. Er is een Kennisnetwerk voor kleine
scholen en een Vereniging voor scholen met combinatieklassen die cursussen organiseert en ook
optreedt als belangenorganisatie voor plattelandsscholen. In Nordland is er sinds 1990 een eigen
netwerk ten dienste van de plattelandsscholen.
Gepleit wordt voor rijkssubsidie voor kleine scholen. Hier en daar is een school geprivatiseerd en
ontvangt de school rijkssubsidie. Er zijn ook wel clusters van scholen met één schoolleider.
Een oplossing wordt gezocht in de verbreding van de functie van de kleine plattelandsschool:
• Verbreding van de functie: kinderopvang, studiecentrum en volwasseneneducatie.
• Centrum voor ontwikkeling van lokale culturele activiteiten
• Informatiecentrum voor algemene gemeentelijke service, kantoorservice en soms
werkplaatsen voor kleine bedrijven.
IJsland
Er zijn weinig zeer kleine scholen in IJsland evenals scholen met meer dan 80 leerlingen. De
terugloop van landbouw heeft geleid tot ontvolking van het platteland en daardoor sluiting van
scholen.
Oberon – De kleine scholen problematiek: een oriëntatie
10
IJsland heeft in het verleden goed gezorgd voor de kleine scholen. Ze werden als onvermijdelijk
gezien. Kleine scholen krijgen de extra kosten deels vergoed vanuit een speciaal fonds.
Als gevolg van samengaan van gemeenten zijn er, ingeval er twee scholen waren, wel scholen
gesloten.
De schoolhoofden zijn vrij om het onderwijs naar eigen inzichten in te richten. Soms worden de
jongste leerlingen op de ene en de oudere leerlingen op de andere geplaatst. Behalve de kosten
speelt ook de aanname dat kleine scholen inferieur zijn een rol. De prestaties van leerlingen zijn
echter even goed als op grote scholen. Wel zijn er zeer goede en zeer zwakke kleine scholen Zorg
voor zorgkinderen vindt plaats via consulenten.
Er is een te kort aan gekwalificeerde leerkrachten en er is veel verloop. De lerarensalarissen zijn zo
laag dat leraren een tweede baan nemen gedurende het schooljaar en/of in de vakanties. Dit
belemmert de ontwikkeling van de scholen door gebrek aan tijd en inzet.
Een vereniging voor kleine scholen bevordert de communicatie tussen de scholen en tracht de
kwaliteit te verbeteren.
Op het ogenblik moeten veel scholen vechten voor voortbestaan als gevolg van ontvolking.
Het feit dat het onderwijs een lokale verantwoordelijkheid is bevorderd, evenals in Noorwegen, de
sluiting van scholen. Het gevolg daarvan is dat nog meer mensen de omgeving verlaten.
Kleine scholen blijven echter in IJsland bestaan. Ze verdienen meer zorg door:
• Adequate financiering;
• Ondersteuning ter bevordering van professionaliteit;
• Samenwerking tussen scholen (zie vereniging kleine scholen);
• Kleine scholen meer zien als een nationale verantwoordelijkheid;
• Kleine scholen moeten meer aandacht besteden aan de plattelandsgemeenschap;
• Clustering van scholen, daar waar mogelijk;
• Beter gebruikmaken van internet;
• Investeren in professionalisering zodat de kwaliteit van kleine scholen wordt erkend.
2.2
National Association for Small Schools (NASS) (Engeland)
De NASS is een belangenorganisatie die kleine scholen adviseert en ondersteunt
(www.smallschools.org.uk).
De kleine school is van grote betekenis voor de totale gemeenschap. De kwaliteit doet niet
onder voor grote scholen. Het probleem is de kosten. De bijzondere functie van de kleine
school speelt echter geen rol bij de overwegingen om scholen te sluiten. Financiën en
gesuggereerd matig kwaliteitsniveau gelden als argumenten voor sluiting.
Kleine scholen zijn scholen met minder dan 100 leerlingen. Kenmerkend is dat de schoolleider ook
voor de klas staat. In Engeland zijn er plattelandsscholen in the Highlands, Cumbrië, Cornwall en
verder ook in Wales en Schotland. In tien jaar tijd zijn er in Engeland 800 kleine scholen gesloten.
Kinderen worden dan naar de dichtstbijzijnde school vervoerd.
De kleine school heeft voordelen. De nationale DFES gegevens laten zien dat deze scholen een hoge
standaard hebben, zowel wat betreft prestaties als wat betreft de aard van het curriculum. De kleine
scholen zijn ook goed in staat om zorgkinderen op te vangen.
Ook de Commission for the Countryside rapporteert, met gebruikmaking van nationale DfES cijfers,
dat kleine scholen (100 of minder leerlingen) het beter doen dan de rest. Dit wordt opmerkelijk geacht
omdat over het algemeen een vraagteken wordt gezet bij de onderwijsresultaten van kleine scholen.
Kleine scholen zijn gekenmerkt door een goede, gezonde relatie met ouders en met de gemeenschap.
Probleem is de financiële haalbaarheid. Scholen met 80 tot 100 leerlingen kosten 16% meer.
De kosten per leerling moeten volgens de NASS echter niet als enige norm gelden voor het
voortbestaan van de kleine school. De kleine school heeft grote betekenis voor de totale
gemeenschap. Van belang daarbij is de intensieve relatie met ouders. Uit onderzoek is gebleken dat
deze contacten een gunstige invloed hebben op de leerprestaties van de kinderen.
Oberon – De kleine scholen problematiek: een oriëntatie
11
De gunstige lange termijneffecten van de kleine school spelen vaak geen rol in de financiële
afwegingen.
In Engeland bestaat ook een National Small Schools Forum met 1000 leden (scholen, LEA’s,
schoolbestuurders en onderzoekers).’ Het forum richt zich op uitwisseling in regionale netwerken.
2.3
Twee publicaties die de rol van de schoolleider op kleine (plattelands) scholen
belichten
2.3.1
Australië, Victoria
Starr, Karen; White, Simone. (2008). The small rural schools principalship. Key challenges and crossschool responses. Journal of Research in Rural Education, 2008, 23 (5).
De interventies van het onderwijsbeleid hebben veel impact op de kleine scholen. De nadruk
op verbetering van leervorderingen en de curriculuminnovatie en de maatregelen die daarvoor
worden genomen, zetten in het bijzonder de kleine scholen en hun leiders onder druk. .
Schoolleiders van kleine plattelandsscholen hechten veel waarde aan hun betekenis voor de
samenleving. Maar de rol van de schoolleider op kleine scholen wordt uitgehold, vinden ze zelf,
omdat ze zich als gevolg van taakbelasting steeds meer tot het onderwijs moeten beperken.
Men zoekt nu zijn toevlucht tot samenwerking om de gemeenschap te blijven dienen. Hierbij
zou passende subsidiering op zijn plaats zijn.
In Australië voltrekken zich grote sociale veranderingen, mede als gevolg van globalisering en
economische crisis, die het platteland en daarmee ook het onderwijs niet ongemoeid laten. Er is veel
werkloosheid op het platteland en als gevolg daarvan migratie naar gebieden waar nog werk is maar
ook toename van sociale problemen.
Veel onderwijsveranderingen zijn gericht op de vergroting van de effectiviteit van het onderwijs. Van
schoolleiders wordt verwacht dat de prestaties van leerlingen stijgen. Daarop is het huidige
onderwijsbeleid gericht. Geconstateerd wordt ook dat het principe van gelijke kansen door de liberale
politiek is ondergraven en daarmee de uitvoering van speciale programma’s. De competitie tussen
individuen heeft het gewonnen van het bieden van gelijke kansen.
Van schoolleiders van kleine scholen wordt evenveel verwacht op het gebied van informatie
vertrekking en verantwoording als die van grote scholen, terwijl ze minder faciliteiten hebben. De
administratieve taken zijn als gevolg van nieuw onderwijsbeleid flink toegenomen. Daar komt bij dat
veel maatregelen ter verbetering van het onderwijs niet zijn afgestemd op kleine scholen. Budget voor
zorgkinderen wordt bijvoorbeeld toegekend volgens strenge regels die niet passen bij kleine scholen,
terwijl juist kleine scholen individuele hulp kunnen geven. De ‘workload’ leidt tot gejaagdheid en stress
en onvrede met het professionele werk. Het leidt ook tot minder aandacht voor het onderwijs.
De schoolleiders van kleine scholen vinden dat hun functie als leider van een kleine school wordt
uitgehold terwijl er wel veel meer werk, vooral administratief, op hen afkomt. Nieuwe
beleidsmaatregelen worden als contraproductief ervaren. De schoolleiders menen ook dat ze niet
gehoord worden.
De banden met de lokale gemeenschap vinden de schoolleiders zeer belangrijk. Vele schoolleiders
nemen verantwoordelijkheid voor de problemen die in veel plattelandsgemeenschappen zijn ontstaan,
maar daar houdt het overheidsbeleid geen rekening mee. Ze voeren veel activiteiten ten bate van de
gemeenschap die niet zijn opgenomen in hun formele taakstelling. Ze moeten ook handig omgaan
met lokale mogelijkheden om zaken die nodig zijn gedaan te krijgen.
Er is nu wel een trend van samenwerking in plattelandstreken waardoor vanuit een breder perspectief
(onderwijs en sociale zorg) de lokale (sociale) problemen kunnen worden aangepakt. Hierbij zijn veel
vrijwilligers betrokken. Schoolleiders spelen in die aanpak een centrale rol. Deze nog informele
aanpak van problemen zouden actief en systematisch ondersteund moeten worden door formele
erkenning en daarmee subsidiering.
Oberon – De kleine scholen problematiek: een oriëntatie
12
2.3.2 Het schoolleiderschap in kleine basisscholen in Schotland
Wilson, Valerie (2007). Leadership in small Scottish primary schools. Scottisch Government Social
Research).
Welke problemen heeft de schoolleider van een kleine school in de dubbelrol van onderwijzer/
schoolleider? Deze publicatie geeft een beeld van de schoolleider in de Schotse kleine
plattelandsschool. Duidelijk wordt gemaakt dat de onderwijsinnovaties van de laatste jaren een
sterke wissel hebben getrokken op de taakvervulling van de schoolleiders. Overwegend zijn de
geluiden positief. Gewezen wordt op het belang van contacten tussen kleine scholen om het
isolement tegen te gaan en gezamenlijke in-service training ter bevordering van
professionalisering en verbetering van het onderwijs op kleine scholen. Ondersteuning van
buiten is vereist.
De vraag is of in de toekomst de schoolleiders tegen de taak zijn opgewassen. Het wordt al
moeilijker om gekwalificeerde schoolleiders te werven.
Belangrijkste bevindingen:
Met welke problemen hebben kleine scholen in Schotland te maken? Demografische veranderingen,
financiële perikelen, innovaties en de dubbelrol van onderwijzer/schoolleider. Die dubbelrol van de
schoolleider is in de huidige tijd moeilijker, omdat naast de onderwijstaak de schoolleider innovaties
moet doorvoeren met een kleine staf.
The Scottish Executive oppert dat hoe kleiner de school is, hoe groter de kans dat leerlingen de
universiteit bereiken. Ook leerlingen met onderwijsachterstand doen het op kleine scholen beter dan in
stadsscholen.
Wat is het profiel van een kleine school in Schotland?
Er zijn 2194 kleine scholen, 5% minder dan tien jaar geleden. Daarvan heeft 20% minder dan 50
leerlingen. Meer dan eenderde van deze zeer kleine scholen vreest sluiting in de toekomst. Die
scholen zijn overwegend gelegen in plattelandsstreken en op de eilanden. De accommodatie van
scholen is goed. Er zijn wel veel leerkrachten werkzaam die niet bevoegd zijn.
Wat is het profiel van de schoolleider van de kleine school?
Het overgrote deel van de schoolleiders is vrouw (92%). De meerderheid is 50 jaar of ouder en slechts
5% is jonger dan 35 jaar, 74% volgde de Pabo en 27% een Schotse Universiteit. Van de schoolleiders
is 46% opgegroeid in een plattelandsomgeving. Driekwart volgde een management training,
overwegend na de aanstelling. 52% Is tevreden met de post en slechts 9% wil graag naar een grotere
school. De meerderheid 70% woont buiten het gebied van de school.
Is er een kleine school-leiderschapsstijl?
De schoolleider onderwijst en leidt een school. Het meest geuite gevoel van deze schoolleiders is dat
ze moeten goochelen met tijdgebrek. Toch nemen schoolleiders nu een positievere houding aan ten
opzichte van innovaties dan tien jaar geleden, terwijl er de afgelopen 10 jaar veel veranderingen zijn
doorgevoerd. Dit heeft wel geleid tot verhoging van de werkdruk.
Welke eigenschappen zijn gewenst? Flexibiliteit, aanpassingsvermogen, vaardigheid in organiseren
en prioriteiten stellen en ‘ a sense of humor.’ Verder is van belang: begeleiden en communiceren en
een goed onderwijzer zijn. De kern bestaat uit:
- Een schoolvisie gebaseerd op leren en onderwijzen;
- Een collegiale manier van leidinggeven;
- Handigheid in het gebruik maken van alle beschikbare steun, binnen en buiten de school.
Alle schoolleiders vinden de communicatie met de omringde samenleving erg belangrijk en zijn blij
met hulp van ouders. Die contacten zijn de afgelopen 10 jaar flink toegenomen. De schoolleiders
beschouwen zich als netwerkers.
Oberon – De kleine scholen problematiek: een oriëntatie
13
Schoolleiders van kleine scholen wisselen veel uit. Het belangrijkste is de informatieverwerving.
Uitdagingen zijn: onzekerheid over voortbestaan, opvang van zorgleerlingen (neemt toe) en gebrek
aan geschoolde leerkrachten en geen contact met de hoofdstroom van de huidige onderwijspraktijk.
Welk ondersteuning is beschikbaar?
Het informele contact met andere schoolleiders is de meest voorkomende vorm van ervaren
ondersteuning. Ook de steun van de LEA is belangrijk (o.a betreffende schoolontwikkelingsplannen en
monitoring). Men maakt minder gebruik van de schriftelijke informatie van de Scottisch Executive dan
tien jaar geleden. maar wel is er veel meer contact met de inspectie. De tevredenheid over de
secretariële ondersteuning is toegenomen.
Samenvattend
De afgelopen tien jaar is er weinig veranderd aan de positie en de rol van schoolleiders van kleine
Schotse scholen. Ze zijn nog steeds ‘teaching headteacher,’ met alle genoegens en problemen die
daar bij horen. Het goed inspelen op de lokale situaties is typisch voor het werk. Men voelt zich wel
meer ondersteund, vooral door de LEA en de ouders.
De meerderheid heeft plezier in de taak en wil de kleine scholen handhaven ten gunste van de
leerlingen en de gemeenschap. Het prettige is de informele sfeer in scholen. Een voordeel van kleine
scholen is dat kinderen sneller zelfstandig worden en andere kinderen kunnen helpen. Over het
algemeen zijn er geen disciplinaire problemen.
Het grootste probleem blijft het gebrek aan tijd. Maar als het goed gaat is het ‘the best job in the
world.’
Is het vol te houden als je alle problemen op een rijtje zet? De werkdruk is de afgelopen tien jaar
toegenomen. Het wordt moeilijker om nieuwe schoolleiders te interesseren voor de kleine school.
De combinatie van onderwijzen en leiden is zwaarder geworden doordat enerzijds hogere
kwaiteitseisen aan het onderwijs worden gesteld en anderzijds en, mede als gevolg daarvan,
(innovatie) hogere eisen aan het schoolleiderschap.
De sleutel tot verbetering van de positie van schoolleiders van kleine scholen ligt in ondersteuning en
training die afgestemd is op de kleine scholen problematiek. De secretariële hulp is mooi
meegenomen.
De uitwisseling tussen schoolleiders van kleine scholen is belangrijk. Een nadeel daarvan is dat de
geïsoleerde werkplaats wordt aangevuld met het vormen van zelfsturende groepen die los staan van
de mainstream van het onderwijs en de veranderingen daarin. In feite neemt ongeveer 50% deel aan
geformeerde netwerkjes. En dat is niet toegenomen in de afgelopen jaren. Wel is er meer contact met
de LEA’s die dat ook bevorderen. De bestuurlijk ondersteuning is belangrijk.
Samengevat: de rol van de onderwijzer/schoolleider is complex. Hij/zij dient te beschikken over veel
kundigheid: lesgeven in gecombineerde klassen en tegelijkertijd over effectief schoolleiderschap.
Hij/zij moet kunnen omgaan met ‘multi-tasking’ en strijdende prioriteiten. De mensen die het nu doen
is een ‘self-selecting group.’ Ze zijn vaak zelf opgegroeid op het platteland en kennen van huis uit de
omstandigheden, de mogelijkheden en onmogelijkheden. Kenmerkend voor hen is de grote toewijding
aan de kinderen. De omstandigheden zullen niet veranderen. Intensivering van vormen van adequate
en afgestemde ondersteuning is van belang om hun unieke effectieve stijl te kunnen handhaven in het
belang van de kinderen die in Schotland op afgelegen plaatsen wonen.
2.4
Kleine plattelandsscholen in Finland
Een publicatie betreffende de positie van de leraar
Kalaoja, Esko en Pietrainen, Janne (2009). Small rural primary schools in Finland. A pedagogicaly
valuable part of the schoolwork. International Journal of Educational Research 48, (109-116).
Deze publicatie betreft de positie van de leraar. Finland heeft een kleine scholenbeleid. Toch
sluiten veel kleine scholen. Dat is nadelig voor de omringende gemeenschap. De rol van de
kleine plattelandsschool voor de omgeving wordt wel belangrijk gevonden. Dat is in Finland
Oberon – De kleine scholen problematiek: een oriëntatie
14
een traditioneel gegeven. Veel scholen zijn actief. De kleine scholen functioneren als een ‘hub’
voor activiteiten ten dienste van de gemeenschap en spelen een belangrijke rol in het vestigen
en onderhouden van relaties met andere publieke sectoren. De kleine school in Finland heeft
een brede functie en dat geeft de kleine school meer betekenis voor de gemeenschap.
Finland heeft een kleine scholenbeleid. De afstand van huis tot basisschool mag niet meer dan 5 km
bedragen. Daardoor zijn er veel plattelandsscholen (30%) met 2 tot 4 leerkrachten. Als gevolg van
demografische veranderingen en ook de deplorabele economische positie van Finland in de
negentiger jaren is ongeveer een derde van de kleine scholen opgeheven. De kleine school is vaak de
enige basisvoorziening. Sluiting is zeer nadelig voor de dorpen.
In Finland woonden de leraren bij de school en zelfs vaak in hetzelfde gebouw, maar dat is veranderd.
Ze trekken naar meer bevolkte centra. Dit heeft tot gevolg dat dorpelingen vinden dat leraren niet
verbonden zijn met de dorpscultuur.
Voor de kwaliteit van het onderwijs is het van belang hoe effectief in combinatiegroepen wordt
gewerkt. Een kenmerk van onderwijs in kleine Finse scholen is dat er verbindingen worden gelegd
met de context waarin wordt geleefd (heemkunde). De leraren staan voor twee taken: onderwijs geven
in combinatiegroepen én de ontwikkeling van de sociale functie van de school in het dorp. Uit
onderzoek blijkt dat de helft van de kleine scholen actief is op het gebied van ‘community
development.’ Uit onderzoek blijkt ook dat leraren overwegend tevreden zijn met hun werk en
toegewijd zijn. Een probleem is dat ze tengevolge van de geïsoleerde positie te weinig mogelijkheden
hebben om zich te ontwikkelen.
In Finland is het gelijke kansen principe in het onderwijs belangrijk. Men houdt de hand aan een
nationaal curriculum, maar tegelijkertijd wordt scholen alle ruimte gegeven het onderwijs naar eigen
inzichten vorm te geven.
Traditioneel wordt de school in Finland ook gezien als een gemeenschapscentrum, een
ontmoetingsplaats en een sociaal en cultureel middelpunt voor activiteiten binnen de gemeenschap.
De interactie tussen de kleine plattelandsschool en de omgeving wordt belangrijk gevonden. De kleine
scholen functioneren als een ‘hub’ voor activiteiten ten dienste van de gemeenschap en spelen een
belangrijke rol in het vestigen en onderhouden van relaties met andere publieke sectoren, organisaties
en personen. De school functioneert als een ‘social agent’ en bevordert de sociale cohesie. De school
bevordert ook de ‘empowerment’ van leerlingen en dorpelingen om problemen op te lossen in de
sociale omgeving. Het bevorderen van het nemen van verantwoordelijkheid voor de gemeenschap
bevordert het sociale gedrag van leerlingen in positieve zin. De school wordt gezien als het sociale
centrum van het dorp.
Ook al telt Finland relatief veel kleine scholen, het onderwijs in Finland staat in Europa en elders zeer
hoog aangeschreven. Uit internationaal vergelijkend onderzoek blijkt dat zeer goede resultaten
worden bereikt.
Pieter Appelhof
Oberon, november 2009
Oberon – De kleine scholen problematiek: een oriëntatie
15
Geraadpleegde literatuur
BREED. (23-09-2009). Rapportage de toekomstige organisatiestructuur. Wijchen.
Creemers, B.P.M.; Hoeben (1990). Onderwijsonderzoek te kijk gezet. Commentaar op het rapport
‘Schaal en kwaliteit van het basisonderwijs’. Tijdschrift voor Onderwijsresearch, 15, 4, pp. 234-241).
Harrison, David; Busher, Hugh, (1995). Small schools big ideas: Primary education in rural areas.
British Journal of Educational Studies. Vol. 43, no. 4. pp. 384-397
Inspectie van het onderwijs (2002). Onderwijsverslag over het jaar 2001.Verslag van de staat van het
onderwijs in Nederland over het jaar 2001. Utrecht: Inspectie van het onderwijs.
Inspectie van het onderwijs (2006). Onderwijsverslag over het jaar 2005.Verslag van de staat van het
onderwijs in Nederland over het jaar 2005. Utrecht: Inspectie van het onderwijs
Kalaoja, Esko en Pietrainen, Janne (2009). Small rural primary schools in Finland. A pedagogicaly
valuable part of the schoolwork. International Journal of Educational Research 48, (109-116).
Ministerie van OCW (2009). Discretionaire bevoegdheid voor openhouden kleine school.
Nieuwsbericht 04-09-2009. Den Haag: Min OCW; Directie Communicatie.
Ruijven, E.C.M van, Voorsprong of achterstand. Onderzoek naar het onderwijsniveau van de Friese
leerlingen in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs Fryske Akademie, Ljouwert, 2003.
Sigsworth, Alan (ed) en Solstad, Karl Jan (ed). 2005). Small Rural schools; A small inquiry. Cornwall
England; Interskola,
Scheerens, J. (1990). Het koekoeksjong uit het ei van Columbus. Commentaar op het rapport ‘Schaal
en kwaliteit van het basisonderwijs. Pedagogische Studiën, 67, pp. 444-449).
Starr, Karen; White, Simone. (2008). The small rural schools principalship. Key challenges and crossschool responses. Journal of Research in Rural Education, 2008, 23 (5).
Walsweer, Albert. (2009). Ruimte voor leren. Kennisconstructie in samenhangend taalonderwijs op
kleine Friese plattelandsscholen. Groningen: ECHO, NHL hogeschool.
Wilson, Valerie (2007). Leadership in small Scottish primary schools. Scottisch Government Social
Research).
Åberg-Bengtsson, Lisbeth. (2009). The smaller the better? A review of research on small rural schools
in Sweden. International Journal of Educational Research, 48 (100-1008).
Postbus 1423, 3500 BK Utrecht
t 030 230 60 90 | f 030 230 60 80
[email protected] | www.oberon.eu
Utrecht, november 2009
Download