Namen: Anouk Boere, Kim Kuiper Klas: A6A Docent: Mevr. Klijmij Inleverdatum: 21-09-2012 Profielwerkstuk YES! 1 Inhoudsopgave Voorwoord blz. 5 Inleiding blz. 6 Probleemstelling Hoofd- en deelvragen Hypothese Methode blz. 6 blz. 7 blz. 8 blz. 9 Hoofdstuk 1: Kenmerken van Europa blz. 10 1.1 Geografie 1.2 Verschillende klimaten 1.3 Klimaten in Europa 1.4 Landschapszones 1.5 Toerisme 1.6 Economie blz. 10 blz. 11 blz. 13 blz. 13 blz. 15 blz. 16 Hoofdstuk 2: Wat zijn de oorzaken van klimaatverandering voor Europa? blz. 18 2.1 Natuurlijke klimaatverandering • 2.1.1 Kosmische oorzaken 2.1.1.1 Zonnevlekken 2.1.1.2 Daglengte 2.1.1.3 Stand van de aarde ten opzichte van de zon • 2.1.2 Terrestrische oorzaken 2.1.2.1 Vulkanisme 2.1.2.2 Platentektoniek en zeestromen blz. 18 blz. 18 blz. 18 blz. 18 blz. 19 blz. 20 blz. 20 blz. 22 2.2 Menselijke klimaatverandering • 2.2.1 Uitstoot broeikasgassen • 2.2.2 Ontbossing • 2.2.3 Verwoestijning blz. 22 blz. 23 blz. 24 blz. 24 2.3 Wat kan Europa doen? Hoofdstuk 3: Waar leidt klimaatverandering toe en wat zijn daarvan de gevolgen voor het toerisme? 3.1 Extreme weersomstandigheden 3.2 Natuurrampen • 3.2.1 Overstromingen • 3.2.2 Droogte • 3.2.3 Geofysische factoren blz. 25 blz. 26 blz. 27 blz. 29 blz. 30 blz. 31 blz. 33 2 3.3 Zeespiegelstijging 3.4 Verandering van de biodiversiteit en omgeving 3.5 Landschapzones blz. 34 blz. 35 blz. 39 Hoofdstuk 4: Hoe kunnen we de nadelige gevolgen van klimaatverandering op toerisme beperken? blz. 40 • • • • 4.1 Op politiek gebied 4.1.1 Politieke geschiedenis van klimaatverandering 4.1.2 Kyoto Protocol 4.1.3 Europese inzet bij klimaatverandering 4.1.4 Nederlandse inzet bij klimaatverandering 4.2 Op economisch gebied • 4.2.1 Klimaatverandering en toerisme: enkele cijfers • 4.2.2 Economische oplossingen 4.3 Op demografisch gebied Hoofdstuk 5: Wat voor gevolgen heeft toerisme voor Europa? 5.1 Ruimte en infrastructuur 5.2 Waterverbruik 5.3 Milieuvervuiling Hoofdstuk 6: Hoe kunnen de negatieve gevolgen van toerisme worden beperkt? 6.1 Uitstoot verminderen 6.2 Watergebruik verbeteren 6.3 Duurzaam toerisme Hoofdstuk 7: De onderzoeksresultaten 7.1 Vraag 1 7.2 Vraag 2 7.3 Vraag 3 7.4 Vraag 4 7.5 Vraag 5 7.6 Vraag 6 7.7 Vraag 7 7.8 Vraag 8 7.9 Vraag 9 7.10 Vraag 10 7.11 Vraag 11 7.12 Vraag 12 9.13 Vraag 13 blz. 40 blz. 40 blz. 41 blz. 42 blz. 42 blz. 42 blz. 43 blz. 44 blz. 46 blz. 49 blz. 49 blz. 50 blz. 52 blz. 54 blz. 54 blz. 56 blz. 56 blz. 59 blz. 59 blz. 61 blz. 63 blz. 65 blz. 67 blz. 67 blz. 69 blz. 71 blz. 73 blz. 74 blz. 75 blz. 77 blz. 79 3 7.14 Vraag 16 Conclusies en aanbevelingen Conclusie per hoofdstuk Aanbevelingen Terugblik hypothese Aanzet vervolgonderzoek Evaluatie Bronnenlijst blz. 80 blz. 83 blz. 83 blz. 85 blz. 86 blz. 87 blz. 87 blz. 89 Bijlage Krantenartikelen 4 Voorwoord Toen wij de kans kregen mee te doen aan het YES!-project van WorldSchool waren we gelijk erg gemotiveerd. Het leek ons beiden wel leuk en een echte uitdaging. We waren dan ook super blij toen we hoorden dat we mee mochten doen. We hebben verschillende projectdagen gehad in het teken van YES!. Zo zijn we bij Clingendaal geweest, bij de Universiteit in Wageningen, in Tilburg, in Brussel bij het Europees Parlement en in Den Haag bij de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken. Steeds hebben we daar met plezier aan deelgenomen. Meedoen aan het YES!-project betekende wel dat wij eerder dan andere leerlingen uit 6VWO klaar moesten zijn met ons profielwerkstuk. Dat leek toen we in het project stapte nog ver weg, maar de eindstreep kwam steeds dichterbij. Aan het eind van het vorige schooljaar hadden we ons onderwerp 'klimaat en toerisme in Europa' gekozen en konden we aan de slag. Eerst met het schrijven van onze opzet, daarna met het maken van hoofd- en deelvragen en het verzamelen van informatie. Uiteindelijk konden we ook echt gaan werken aan de hoofdstukken. Zelfs in onze zomervakantie hebben we veel tijd besteed aan de eerste versie van ons profielwerkstuk. Het was zeker op het einde heel hard werken om ons profielwerkstuk daadwerkelijk klaar te krijgen. Onze begeleider, mevrouw Klijmij, heeft ons daar goed bij geholpen en wij willen haar dan ook graag bedanken voor het meedenken, het meelezen en voor de aanwijzingen die we van haar hebben gekregen. Verder willen we Anton Boere bedanken die alles kritisch heeft gelezen en ons nuttige aanwijzingen heeft gegeven als we het even niet meer zagen zitten. We hebben ook een enquête gehouden onder 100 personen over klimaat en toerisme. De uitkomsten hiervan zijn in ons profielwerkstuk verwerkt. Voor het maken van een profielwerkstuk staat per leerling ongeveer 80 uur. Daar zijn we ver over heen gegaan. Uiteindelijk vinden we dat niet zo erg nu het echt af is. Het is een groot verhaal geworden, waarvan we hopen dat het met plezier gelezen wordt. Kim Kuiper Anouk Boere 5 Inleiding Probleemstelling Klimaatverandering staat volop in de belangstelling. Dit is niet zo vreemd, omdat de gevolgen van klimaatverandering steeds duidelijker zichtbaar worden. In de media is hier ook veel aandacht voor. Als voorbeeld kunnen we noemen de Volkskrant van 8 september 2012, waar maar liefst twee artikelen in stonden die een relatie hebben met klimaatverandering. Het ene gaat over het smelten van het ijs op de Noordpool ('De Noordpool doet raar'). Het andere over de kans op een tsunami bij Portugal ('Kans op tsunami bij kust Portugal steeds onderschat'). Beide artikelen zijn opgenomen in bijlage 1. In de metro van 18 september 2012 was zelfs een hele special opgenomen over duurzaamheid en klimaatverandering. Klimaatverandering heeft niet alleen maar negatieve gevolgen voor gebieden en het toerisme, dat blijkt bijvoorbeeld ook uit het artikel 'De Noordpool doet raar'. In genoemd artikel worden voor- en nadelen voor algen, vissen en de ijsbeer beschreven. Aan klimaatverandering zitten zeker ook positieve kanten. Klimaatverandering kan echter wel grote gevolgen hebben voor de spreiding van het toerisme. Toeristen gaan misschien andere gebieden bezoeken of op andere momenten reizen, dat geeft de sector ook weer kansen. Het is daarom belangrijk voor de toeristische sector om daar nu al rekening mee te gaan houden. Wij hebben echter de indruk dat dit nog niet echt speelt. In het kader van het YES!-project waar wij aan mee hebben gedaan, hebben we eigenlijk ook maar weinig over klimaatverandering en de invloed daarvan op toerisme gehoord. Wij zijn er door het YES!-project wel zelf meer over na gaan denken. Ons onderwerp klimaatverandering en toerisme is hier ook uit voortgekomen. Op internet is dit nog geen hot item. Systematisch onderzoek naar de relatie tussen klimaatverandering en toeristenstromen in Europa is er eigenlijk niet. Dat klimaatverandering plaatsvindt, merkt en weet iedereen nu wel. Het is dan eigenlijk wel vreemd dat het thema klimaatverandering bij de verkiezingen op 12 september nauwelijks een rol heeft gespeeld. De partij die het meeste aandacht vroeg voor de opwarming van de aarde, GroenLinks, heeft in de verkiezingen zelfs veel verloren. Het ging bij de verkiezingen veel meer over Europa, de woningmarkt, de zorg, de AOW en de arbeidsmarkt, om maar wat thema’s te noemen. Thema’s die op dit moment spelen. Klimaatverandering lijkt nog ver weg, iets voor de lange termijn en ook iets waarvan we niet precies weten wat het voor ons gaat betekenen. Iemand die nu een strandtent heeft is natuurlijk vooral geïnteresseerd in de vraag wat het op korte termijn voor zijn eigen bedrijf betekent, de gevolgen op lange termijn interesseren hem veel minder. Het weer heeft grote invloed op ons dagelijks leven. Het bepaalt hoe we ons kleden, hoe we naar ons werk gaan en welke activiteiten we verder ondernemen. In onze vrije tijd en tijdens vakanties is het weer nog belangrijker voor ons. Het weer bepaalt voor vele mensen de keuzes die ze bij vakanties maken. In Nederland bijvoorbeeld is de gemiddelde temperatuur de afgelopen eeuw met 1,7 graden gestegen, dat is tweemaal zoveel als het wereldgemiddelde. We hebben ook zo’n 20% meer neerslag per jaar. De kans op extreem weer neemt alleen maar toe. Nederland kan hier echter alleen maar weinig aan doen. het is een mondiaal probleem dat met alle landen samen moet worden aangepakt. In hoofdstuk 4 gaan we hier nader op in. Als het klimaat verandert, verandert dat ook de keuzes van onze vakanties. Dat kan bijna niet anders. In Nederland draagt het toerisme voor zo’n 4 tot 5 procent bij aan het bruto nationaal product. Er zijn landen in Europa die veel meer dan Nederland afhankelijk zijn van het toerisme. Daar spelen problemen rond klimaatverandering en toerisme nog veel meer. Echt veel aandacht is hier nog niet overal voor. Toch is het zeker dat met name de landen rond de Middellandse Zee met toenemende problemen geconfronteerd zullen worden. Deze landen hebben nu al te maken met extreem warme periodes en droogtes. Dat kan leiden tot watertekorten en bosbranden. Al 6 jaren worden toeristengebieden rond de Middellandse Zee getroffen door hevige bosbranden die vaak zeer moeizaam te blussen waren door de aanhoudende droogte. In hoofdstuk 4 gaan we verder in op dit soort natuurrampen. Net als het weer is ook klimaatverandering maar moeilijk te voorspellen. Dat geldt ook voor de gevolgen van klimaatverandering voor het toerisme. We weten dat de opwarming van de aarde doorzet en dat we rekening moeten houden met meer extreem weer. Dat dit gevolgen zal krijgen voor het toerisme is wel duidelijk. Toerisme is een hele weergevoelige bezigheid. Als het een dag mooi weer is trekken de mensen erop uit, gaan wandelen, fietsen, steden bezoeken of gaan naar de bossen of het stand. Bij slecht weer blijven mensen meer binnen, bezoeken een stad of gaan maar musea. Verandering van het weer heeft directe gevolgen voor het toerisme. Als het echter om klimaatverandering gaat dan heeft dat veel grotere gevolgen. Op welk moment en op welke schaal klimaatverandering ons gedrag ten aanzien van vakanties gaat beïnvloeden is heel moeilijk te voorspellen. Klimaatverandering wordt nog vaak bekeken als een probleem dat vooral op de lange termijn consequenties zal hebben voor het toerisme, maar het is wellicht al dichterbij dan velen denken. Het klimaat verandert, en mensen zullen hun vakantiebestemmingen hierop gaan aanpassen, niet alleen in de tijd (voor-, hoog-, of naseizoen), maar ook in de bestemming (wellicht niet meer naar de stranden aan de Middellandse Zee die in de zomer te heet zijn, maar naar de wat meer aangename Scandinavische landen). Nu betekent klimaatverandering niet per definitie dat het toerisme er slechter van wordt. Mensen zullen echt wel op vakantie blijven gaan. Klimaatverandering kan wel tot gevolg hebben dat mensen andere keuzen gaan maken met hun vakanties. Hoofd- en deelvragen Wij vonden het belangrijk om ons meer te verdiepen in het verband tussen klimaat en toerisme, omdat hier nog niet veel aandacht voor is. Want niet alleen de klimaatverandering heeft invloed op het toerisme. Het toerisme heeft ook invloed op de klimaatverandering en het klimaat in het algemeen. Als hoofdvraag hebben we daarom gekozen voor de vraag: ‘In hoeverre heeft de klimaatverandering invloed op het toerisme en vice versa in Europa. En hoe kunnen de negatieve gevolgen hiervan verminderd worden?’. We beginnen met een inleidend hoofdstuk over Europa en klimaatverandering. Hierin behandelen we de geografie van Europa, de verschillende klimaten in Europa, de landschapszones, het toerisme en de economie. Als we wat meer over Europa en het klimaat weten gaan we naar de eerste deelvraag: ‘Wat zijn de oorzaken van klimaatverandering voor Europa?’. In hoofdstuk 2 kijken we naar de natuurlijke oorzaken van klimaatverandering. De natuurlijke gevolgen delen we nog in tweeën, we kijken eerst naar de kosmische oorzaken en vervolgens kijken we naar de terrestrische oorzaken. Hierna kijken we naar de menselijke oorzaken van klimaatverandering. Onze tweede deelvraag is: ‘Waar leidt klimaatverandering toe? En wat zijn daarvan de gevolgen voor het toerisme?’. In hoofdstuk 3 behandelen we de gevolgen van klimaatverandering, zoals bijvoorbeeld extremer weer en natuurrampen. We maken in dit hoofdstuk ook steeds een terugkoppeling naar recente gebeurtenissen in Europa die met deze gevolgen te maken hebben. In hoofdstuk 4 behandelen we onze derde deelvraag. Deze luidt: ‘Hoe kunnen we de nadelige gevolgen van klimaatverandering op toerisme beperken?’. In dit hoofdstuk kijken we naar wat de 7 politiek doet en kan doen om de negatieve gevolgen van klimaatverandering op toerisme te beperken. We bepreken bijvoorbeeld het Kyoto protocol. Ook kijken we wat er via de economische en demografische kant moet gebeuren om deze gevolgen te beperken. Nu we het eerste deel van onze hoofdvraag, de invloed die klimaatverandering uitoefent op toerisme, hebben bekeken kunnen we gaan kijken naar de gevolgen van toerisme op klimaatverandering. De deelvraag die we in hoofdstuk 5 behandelen is: ‘Wat voor gevolgen heeft toerisme op Europa?’. We kijken in dit hoofdstuk naar de gevolgen van toerisme in de landen, bijvoorbeeld voor de vraag naar voorzieningen en het watergebruik. We kijken ook naar de gevolgen van toerisme op de klimaatverandering. Milieuvervuiling en watergebruik komen hier onder andere aanbod. In hoofdstuk 6 wordt onze laatste deelvraag behandeld: ‘Hoe kunnen de negatieve gevolgen van toerisme worden beperkt?’. In dit hoofdstuk kijken we bijvoorbeeld naar het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen door toeristen, maar ook kijken we naar het verbeteren van watergebruik en het promoten van duurzaam toerisme. In hoofdstuk 7 werken we de onderzoeksvragen van onze enquête verder uit. We eindigen ons werkstuk met conclusies en aanbevelingen. Hypothese Wij denken dat de klimaatverandering meer invloed heeft op het toerisme dan het toerisme op klimaatverandering. Door klimaatveranderingen zullen er verschillende negatieve gevolgen zijn voor de landen in Europa. Temperaturen kunnen gaan stijgen of dalen en omdat het weer voor de toeristensector erg belangrijk is zullen er zeker veranderingen komen in de spreiding van het toerisme. Ook zal volgens ons de kans op natuurrampen gaan stijgen, met als gevolg dat de veiligheid in bepaalde landen af zou kunnen nemen. Veiligheid is namelijk een belangrijke factor als het gaat om de spreiding van het toerisme. Landen waar de kans op natuurrampen groter wordt, zullen minder aantrekkelijk zijn voor toeristen. Maar dit zijn volgens ons niet de enige twee negatieve gevolgen van klimaatverandering op toerisme. De biodiversiteit en omgeving in bepaalde landen zullen ook gaan veranderen. Al deze redenen bij elkaar zullen er voor zorgen dat toeristen zich anders gaan gedragen en sneller naar andere landen zullen verplaatsen. Bijvoorbeeld ook landen buiten Europa. Toch denken wij dat het toerisme ook invloed heeft op de klimaatverandering. Ook bijvoorbeeld omdat toerisme, volgens ons, een erg belangrijke inkomstenbron is en er veel geld gaat naar bijvoorbeeld de bouw van vakantieparken en hotelflats in plaats van naar de natuur en de bevolking. Het is ook algemeen bekend dat toeristen veel gebruik maken van water, bijvoorbeeld voor hun accommodatie. Gewassen kunnen hierdoor in de problemen komen wat uitdroging, verzilting of zelfs verwoestijning tot gevolg kan hebben. De infrastructuur is voor het toerisme van groot belang en die infrastructuur heeft weer gevolgen voor klimaatverandering. Stukken natuur gaan verloren door wegen waar auto’s hun CO₂ uitstoten. Ook vliegreizen zorgen voor extra CO₂-uitstoot. Het is dus goed te begrijpen dat toerisme het landschap en de omgeving verandert, en zo dus ook het klimaat. Wij zijn van mening dat toerisme een duidelijke invloed heeft op de klimaatverandering. Volgens ons kunnen de negatieve gevolgen van klimaatverandering op toerisme worden beperkt door onder andere overheidsingrepen en nieuwe technieken. Om de negatieve invloed van klimaatverandering op het toerisme te beperken moet een oplossing gevonden worden voor de klimaatverandering. Natuurlijk is dit veel makkelijker gezegd dan gedaan, omdat klimaatverandering een mondiaal probleem is. Om het probleem op te lossen moeten daarom 8 verschillende afspraken met heel Europa en zelfs de hele wereld worden gemaakt. Omdat dit vaak ingewikkeld blijkt te zijn kunnen we ook proberen om ons aan te passen aan de klimaatverandering. We moeten dan de negatieve gevolgen zoveel mogelijk proberen te beperken. Zo moeten we bijvoorbeeld maatregelen treffen voor hulpverlening na natuurrampen zoals overstromingen en droogte. De negatieve invloed van toerisme op klimaatverandering kan volgens ons verminderd worden door minder toeristen in een land binnen te laten en door de uitstoot van broeikasgassen (tijdens vliegen, autorijden etc.) te verminderen. Ook hiervoor moeten weer afspraken worden gemaakt, bijvoorbeeld binnen één land of heel Europa. Volgens ons is het efficiënter als deze afspraken met heel Europa worden gemaakt. Nog een andere oplossing is duurzaam toerisme. Volgens ons moet dit het toerisme van de toekomst worden. Er zijn verschillende definities van duurzaam toerisme, maar met duurzaam toerisme bedoelen wij het toerisme dat goed omgaat met de lokale bevolking, de natuur en het milieu. Het gebied waar toeristen komen mag dus niet het slachtoffer worden van de komst van deze toeristen. Ook mensenrechten worden genoemd in het kader van het duurzame toerisme. Duurzaam toerisme is volgens ons de oplossing voor toerisme in de toekomst. Rond de vliegvakanties wordt het duurzaam toerisme al steeds zichtbaarder met het klimaatneutraal vliegen, maar wij zijn van mening dat dit op veel grotere schaal moet worden toegepast. Methode We hebben voor ons profielwerkstuk gebruik gemaakt van diverse boeken en heel veel informatie die we op internet hebben gevonden. We hebben al onze informatiebronnen aan het slot van ons profielwerkstuk opgenomen. Ons profielwerkstuk beschrijft wat we in de literatuur over de klimaatverandering, het toerisme en de relatie tussen beide hebben gevonden. Die informatie hebben we zoveel mogelijk proberen te koppelen aan Europa. Veel informatie was algemeen van aard en niet specifiek aan Europa gekoppeld. Dat hebben we waar mogelijk zelf gedaan. Verder hebben we een enquête gemaakt met 16 vragen over klimaatverandering in relatie tot het toerisme. Die enquête hebben we zo breed mogelijk proberen uit te zetten. Uiteindelijk hebben we ervoor gezorgd dat we 100 ingevulde formuleren hebben teruggekregen. In totaal hebben 40 mannen en 60 vrouwen de enquête ingevuld. We hebben een onderverdeling gemaakt in de volgende leeftijdscategorieën. Onder de 20 jaar, van 20-45 jaar, van 45 tot 65 jaar en 65+. Op deze manier konden we de antwoorden uitsplitsen naar mannen en vrouwen en naar leeftijdscategorie. De resultaten geven een goed beeld wat er rond klimaatverandering en toerisme speelt. De meeste resultaten van deze enquête zijn op verschillende plaatsen in ons profielwerkstuk verwerkt. Alle uitkomsten van de enquêtes zijn opgenomen in hoofdstuk 7. 9 Hoofdstuk 1: Kenmerken van Europa In dit inleidende hoofdstuk komen een aantal kenmerken van Europa aan de orde. Daarmee wordt Europa getypeerd in relatie tot andere continenten. We kijken welke klimaten en landschapszones er in Europa zijn en leggen daarbij een verband met het toerisme en de economie. Achtereenvolgens behandelen we de geografie, verschillende klimaten in de wereld, klimaten in Europa, landschapszones, toerisme en economie. 1.1 Geografie Voordat we naar het toerisme kijken, moeten we eerst vaststellen wat er tot Europa behoort. We kijken naar de naam van Europa, de grootte van Europa en de landen die tot Europa behoren. Ook kijken we naar de variatie in Europa. Europa heeft mogelijk zijn naam te danken aan de Griekse mythologie. Dat verhaal gaat over de Griekse prinses Europa die werd ontvoerd door Zeus. Maar er gaan meerdere verhalen rond waar we niet verder op in zullen gaan. Europa ligt op het subcontinent Afrika-Eurazië en is een van de zeven continenten in de wereld. Een continent is een erg grote landmassa die vrijwel niet met een andere landmassa in aanraking komt. Hierbij wordt slechts gelet op Figuur 1: Reliëf in Europa land en water en niet op waterdiepte. Vaak is er verwarring met het woord werelddeel, echter dat heeft alleen te maken met geopolitieke en niet de geologische indeling van continenten. Europa heeft een totaal oppervlakte van 10.400.000 km² 1 en hiermee is Europa het op één na kleinste werelddeel met onder zich alleen nog Oceanië. Europa is ontstaan uit delen van oudere continenten en oceanen die door de werking van platentektoniek, het bewegen van platen van de aarde ten opzichte van elkaar, in miljoenen jaren nu ons huidige Europa hebben gevormd. Europa bestaat uit het vaste land, schiereilanden en eilanden. Om deze reden heeft Europa ook te maken met een zeer grote variatie in hoe het continent is opgebouwd. Hierdoor is er bijvoorbeeld ook een zeer grote variatie in het reliëf. De zuidelijke gebieden zijn bergachtig, hier vinden we bijvoorbeeld de Pyreneeën, de Alpen en de Karpaten. Wanneer we meer naar het noorden kijken komen we brede laagvlakte tegen die samen de Europese Vlakte worden genoemd. Gaan we nog verder naar het noorden dan komen we weer heuvelachtige en hooggelegen gebieden tegen bijvoorbeeld in Schotland en Noorwegen. Het hoogste punt in Europa is Elbroes dat op 5642 meter hoogte ligt in de Grote Kaukasus (Rusland) en het laagste punt van Europa ligt aan de Kaspische Zee en is 28 meter onder zeeniveau2. Geografisch en cultuurhistorisch gezien horen er 51 landen3 tot Europa. Van deze landen zijn er op dit moment 27 lid van de Europese Unie, een gemeenschap die samenwerkt op verschillende gebieden zoals economie, wetgeving, defensie et cetera. 1 http://forum.fok.nl/topic/1119109?token=42c8500d635a9aa1d644cfcad2f0a9ef&allowcookies=DEZE+MELDI NG+SLUITEN+EN+NIET+MEER+WEERGEVEN 2 http://www.neoweb.nl/forum2/index.php?topic=1008.0 3 http://www.europa-nu.nl/id/vh89nvo47vi0/europese_landen 10 1.2 Verschillende klimaten De definitie van klimaat is ‘de gemiddelde toestand van het weer in een groot gebied, berekend over een langere periode van meestal 30 jaar’4. De grootste factoren die het klimaat beïnvloeden zijn de zon, de wind, de zeestromen en de ligging van een bepaald gebied. Een deel van de zonne-energie die de zon uitstraalt wordt opgenomen door de aarde en een ander deel wordt weer de atmosfeer in gekaatst. Hierdoor zou de temperatuur op aarde gemiddeld rond de 15⁰C liggen, dit is echter niet zo. Dit komt doordat de zonne-energie niet gelijk wordt verdeeld over het aardoppervlak. De stand van de aarde ten opzichte van de zon en de hoogte van het albedo-effect hebben met deze ongelijke verdeling te maken. Het albedo geeft het weerkaatsingsvermogen van een oppervlakte aan. De stand van de zon wordt bepaald door het uur van de dag, het seizoen en de breedtegraden van een bepaald gebied. Om twaalf uur ’s middags in de zomer op de evenaar is het logische wijze warmer dan om twee uur ’s nachts in de winter op de Noordpool. De hoogte van het albedo bepaalt de hoeveelheid warmte die wordt teruggekaatst richting de atmosfeer. Zo heeft een gletsjer een hoger albedo dan een oerwoud. Dit alles zorgt voor verschillende temperaturen op aarde. Door de temperatuurverschillen op aarde ontstaan er verschillen in luchtdruk, er is afgewisseld sprake van hoge en lage luchtdruk. Door de verschillen in luchtdruk ontstaat er wind. De wet van Buys Ballot vertelt ons dat lucht altijd stroomt van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied, dat is ook in het figuur hiernaast te zien. De windrichting heeft op het noordelijk halfrond een afwijking naar rechts en op het zuidelijk halfrond een afwijking naar links. Het verschil tussen hoge en lage luchtdruk zorgt ook voor de mate van vochtigheid en bewolking. De wind die ontstaan is zorgt ervoor dat de warme of koude lucht zich verplaatst, de vochtigheid en de bewolking beïnvloeden het albedo. De wet van Buys Ballot is een model dat alleen in theorie bestaat, want in Figuur 2: De mondiale luchtcirculatie werkelijkheid zijn er verschillende gebeurtenissen die zorgen voor afwijkingen. Een voorbeeld is het verschuiven van de intertropische convergentiezone (ITCZ), die wordt veroorzaakt door het wisselen van seizoenen. De verschuiving van het ITCZ zorgt bijvoorbeeld ook voor het ontstaan van een halfjaarlijkse draaiende wind in de tropen die een moesson wordt genoemd. En zo zijn er nog een aantal factoren die zorgen voor afwijkingen van het model van Buys Ballot. Omdat de zonne-energie niet eerlijk is verdeeld over het aardoppervlak verschilt ook de temperatuur van het zeewater sterk. De verschillen in de dichtheid van het water en de overheersende winden zorgen voor de zeestromen op aarde. Alle grote zeestromen samen vormen de oceanische circulatie. Door de zeestromen vindt er een herverdeling van warmte plaats. De warmte van de zeewater kan de hoge en lage luchtdrukgebieden beïnvloeden, door ze te versterken of juist af te zwakken. De zeestromen beïnvloeden ook de hoeveelheid neerslag die in bepaalden gebieden valt. Zo hebben de zeestromen dus ook invloed op het klimaat. Ook de ligging van een bepaald gebied is voor grote invloed op het klimaat. Een gebied dat onder invloed ligt van de zee heeft een ander klimaat dan een gebied dat totaal niet onder invloed ligt van de zee. Dit heeft alles te maken met de hiervoor besproken invloeden van de zee op het klimaat. Maar niet alleen de ligging bij zee beïnvloedt het klimaat, ook de hoogteligging heeft hier namelijk invloed op. Door de warmte die de aarde uitstraalt warmt namelijk van onderaf de 4 http://nl.wikipedia.org/wiki/Klimaat 11 atmosfeer op dus hoe hoger de ligging hoe kouder het wordt. Ook zorgen bergen er bijvoorbeeld voor dat wind en regen worden tegengehouden. We hebben nu gezien waarom er verschillende klimaten zijn. Vaak worden de verschillende klimaten ingedeeld in het klimaatsysteem van Köppen en ook wij gaan uit van dit systeem. Köppen heeft zijn klimaatsysteem gebaseerd op verschillen in temperatuur en neerslag. In de figuur hieronder is uitgelegd hoe het klimaatsysteem van Köppen in elkaar zit. Uit zijn beredenering blijkt dat wordt uitgegaan van elf hoofdklimaten met allemaal hun eigen kenmerken. Met deze indeling kan op verschillende schaalniveaus gekeken worden naar het klimaat. Zo kan een gebied op wereldschaal een ander klimaat aangewezen krijgen dan wanneer lokaal wordt gekeken naar hetzelfde gebied. Figuur 3: Klimaatsysteem van Köppen 12 1.3 Klimaten in Europa Om de verschillende redenen die we eerder hebben genoemd varieert ook het klimaat in Europa sterk, dat is goed te zien op onderstaand plaatje. Figuur 4: Klimaten in Europa In het noorden van Europa ter hoogte van IJsland hebben we te maken met polaire klimaten, maar zakken we meer naar het zuiden ter hoogte van Rusland en kijken we naar het oosten van Europa, dan is te zien dat we daar te maken hebben met koude (land-)klimaten. Als we meer naar de westkant kijken zien we dat er voornamelijk sprake is van zeeklimaten, de Atlantische Oceaan heeft hier veel invloed en zorgt voor een vrij vochtig klimaat. Zakken we nog verder richting het zuiden, ter hoogte van Spanje dan zien we dat we te maken krijgen met mediterrane klimaten. Logischer wijs brengen verschillende klimaten verschillende stromen toeristen met zich mee. 1.4 Landschapszones Het landschap is voor iedereen erg belangrijk, het bepaalt of we er kunnen wonen, werken en landbouw bedrijven. Mensen moeten zich daarom aan hun leefomgeving aanpassen, maar de leefomgeving past zich ook aan de bewoners aan. Het landschap is dus zeker niet onveranderlijk. In het figuur hiernaast zien we verschillende geofactoren die het landschap beïnvloeden. Ze zijn ook allemaal met elkaar verbonden. Figuur 5: Geofactoren De landschapzones zijn de zones waarin verschillende landschappen worden onverdeeld. Het klimaat heeft een erg grote invloed op de vorming en verandering van verschillende landschapzones. De landschapzones zijn van groot belang bij woon- en leefomstandigheden van mensen, dieren en planten. Hierdoor zijn ze dus ook weer van belang voor de toeristische sector. De verschillende landschapzones die wij onderscheiden zijn in 13 onderstaande tabel5 overzichtelijk neergezet samen met het klimaatgebied, de opvallende kenmerken en de plantengroei. Landschapzone en temperatuur Tropische zone Elke maand > 18⁰C Klimaatgebied Tropisch regenwoudklimaat savanneklimaat Opvallende kenmerken 0-2 maanden droog Plantengroei Max. 2-8 maanden droog Droog in de zomer Savanne Altijd groene en bladverliezende bomen Gemengde bossen: naaldbomen en loofbomen Taiga en struiktoendra Subtropische zone Minstens acht maanden 10⁰C of warmer Gematigde zone Vier tot acht maanden 10⁰C of warmer Middellandse zeeklimaat Gematigd zeeklimaat Landklimaat Koudste maand onder het vriespunt Boreale zone 1 maand 10⁰C of warmer Polaire zone Toendraklimaat Lange en koude winter Toendraklimaat Arctische zone Elke maand kouder dan 10⁰C Poolklimaat Elke maand onder de 10⁰C; lange winter Altijd onder vriespunt Tropisch regenwoud Mediterrane plantengroei Toendra Landijs Maar niet alleen het klimaat is van groot belang voor de verandering van de landschapszones in de wereld. Ook de mensen zorgen ervoor dat door bebouwing en verbouwing het landschap en de leefomstandigheden veranderen. Tegenwoordig wordt de mens een steeds belangrijkere geofactor en ook het toerisme heeft hiermee te maken. Hieronder staat een figuur over de spreiding van de landschapzones over de wereld. Op dit moment zijn ze op deze manier verspreid, maar in de toekomst zal dit mede door de mens een andere indeling kunnen krijgen. 5 De nieuwe terra/tweede fase/tekstboek A/vwo/blz. 108 bron 3.26/ Figuur 6: Verspreiding van de landschapszones 14 1.5 Toerisme De definitie van toerisme volgens het CBS is: ‘De activiteiten van personen die reizen naar en verblijven op plaatsen buiten hun normale omgeving, voor niet langer dan een (aaneengesloten) jaar, om redenen van vrijetijdsbesteding, zaken en andere doeleinden die niet zijn verbonden met het uitoefenen van activiteiten die worden beloond vanuit de plaats die wordt bezocht’6. Er zijn globaal gezien verschillende groepen toeristen te onderscheiden. In de eerste plaats zijn er de kusttoeristen. Zoals de naam al zegt zijn deze toeristen langs de kust te vinden. Ze zitten over het algemeen aan de Noordzee en de Middellandse Zee. Speciaal voor dit soort toeristen kwamen de Hogeschool Zeeland en het NHTV internationaal hoger onderwijs Breda met het Kenniscentrum Kusttoerisme. De doelstelling is om zoveel mogelijk kennis te combineren en efficiënt toe te passen. Deze kennis halen ze van overheden, ondernemingen en onderwijsinstellingen. De organisatie deelt mee aan een aantal grote projecten die betrekking hebben op de kust. Eén van de grootste projecten is SusTRIP (Sustainable Tourism Research & Intelligence Partnership). De kustgebieden ten hoogte van ZuidEngeland en Noord-Frankrijk zijn aangewezen om allerlei projecten te laten lopen, die bevorderend zijn voor het toerisme. De tweede groep toeristen zijn de bergtoeristen. Vrijwel al deze toeristen in Europa trekken naar de Alpen. Dit gebergte ligt verspreidt over onder andere vier belangrijke vakantielanden: Italie, Oostenrijk, Zwitserland en Frankrijk. De Alpen zijn geschikt voor zowel winter- als zomersporten. Daarom blijft dit gebergte het hele jaar door aantrekkelijk voor toeristen. Verder hebben we binnen Europa nog de Pyreneeën. Dit gebergte ligt op de grens van Frankrijk en Spanje. Dit gebergte is veel minder geschikt voor wintersportvakanties, omdat de bergen hier over het algemeen minder hoog zijn. Hierdoor ligt er op veel plekken niet genoeg sneeuw. De Pyreneeën worden dan ook niet alleen gebruikt door de bergtoeristen, maar ook door de groentoeristen. De groentoeristen zoeken de natuur op. Denk hierbij aan het midden van Frankrijk, waar toeristen tussen de kust en de bergen in zitten. Deze toeristen zoeken ook wel meer het noorden van Europa op dan andere toeristen. In Scandinavië, Groot-Brittannië en Ierland is de natuur vaak heel mooi en nog niet door de mens aangetast. De laatste groep toeristen zijn de kunsttoerisme. Deze toeristenstroom zoeken de grote steden op waar nog veel van de oude architectuur te vinden is. Denk aan steden als Amsterdam, Barcelona, Berlijn, Londen en Parijs. Deze groep toeristen is het meest verspreid. Zij hebben de keuze uit vele steden die door heel Europa liggen. Op de kaart op de volgende bladzijde is goed te zien hoe de verschillende soorten toeristen zich verspreiden over Europa. De oranje stippen langs de kust geven de water- en strandrecreatie aan. Dit zijn de kusttoeristen. De blauwe stippen, die vooral bij de Alpen te vinden zijn, geven het bergtoerisme aan. De paarse stippen, die in heel Europa te vinden zijn, geven de bijzondere steden aan. Dit zijn de steden waar veel te zien is qua kunst en/of architectuur, het kunsttoerisme. Voor de groentoeristen zijn geen stippen neergezet. Deze zitten namelijk echt door heel Europa. Zij zoeken niet alleen grote steden of bepaalde meren op. Ze zoeken de natuur op en natuur is overal te vinden in Europa. 6 http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=3205 15 Figuur 7: Spreiding van de verschillende soorten toeristenstromen binnen Europa 1.6 Economie Hoe belangrijk is het toerisme voor Europa nu eigenlijk? Zoals waarschijnlijk al bekend is, vindt er binnen de landen van Europa aardig wat toeristisch verkeer plaats. De meeste Europeanen verblijven in een ander Europees land terwijl zij genieten van hun vakantie. Hiermee ontstaat een enorme stroom van toeristen. Dan zijn er ook nog de toeristen die van buiten Europa komen. Al met al trekt Europa dus aardig wat toeristen aan. Dit is in de onderstaande grafiek ook goed te zien. Europa alleen al sleept zo ongeveer 50% van de totale inkomsten aan het wereldwijde toerisme binnen. Hiermee behoort Europa tot de grootste toeristische gebieden. In hoofdstuk 4 hebben we meer uitgebreid cijfers over het belang van toerisme in Europa opgenomen. Figuur 8: Ontvangsten uit het reisverkeer wereldwijd in Europa In de tijd dat de economie binnen Europa nog sterk groeide, groeide de toeristische sector ook. Deze sector is zo groot en bovenal belangrijk geworden door de Europese hoogconjunctuur. De stijgende welvaart zorgt er voor dat de behoeftes van de inwoners veranderen. Mensen gaan sneller voor een lange vakantie en het liefst naar het buitenland, ergens ver weg van huis. Door de hoogconjunctuur hebben de toeristen een ruimer inkomen te besteden. Hun uitgaven zullen hierdoor hoger uitvallen, waardoor er gelijk meer wordt verdiend aan het toerisme. Ook is het toerisme in Europa zo gegroeid door de opening van grenzen tussen landen binnen Europa. Bij landsgrenzen binnen de Schengenlanden, daar horen er inmiddels 26 landen bij, zijn er feitelijk geen douanecontroles meer, waardoor het reizen van land naar land stukken makkelijker 16 gaat. Ook het vallen van “de Muur” in 1989 heeft landen binnen Europa veel toegankelijker gemaakt. Er zijn landen bij gekomen waar voor de val van de muur nauwelijks iemand naar toe kon. De reistijden werden ook korter, waardoor het ook aantrekkelijker werd om verder weg, bijvoorbeeld vanaf Nederland naar Spanje, te reizen. Op dit moment gaat het economisch wel minder goed in Europa, maar mensen blijven toch wel op vakantie gaan. Voor veel mensen is op vakantie gaan één van de eerste levensbehoeften geworden. Toerisme is verder een bezigheid van mensen die geld hebben en van dat soort mensen zijn er nog altijd heel veel in Europa. Tot nu toe lijkt het erop dat de toeristische sector nog niet echt heel veel last heeft van de economische recessie. Een nadeel voor het toerisme is dat ontwikkelingslanden voor toeristen steeds belangrijker worden door de opkomende economieën daar. Europa zal dus rekening moeten houden met meer concurrentie, want ook dat soort landen worden voor toeristen interessant. Op het gebied van handel heeft Europa voordeel van deze opkomende economieën. Daarom wordt er (nog) niet echt gevreesd voor deze landen. Een voorbeeld is Nederland. Nederland heeft veel voordeel van de BRIC-landen. Brazilië, Rusland, India en China hebben momenteel allemaal een groeiende economie, waardoor de handelscontacten met deze landen toenemen. Zijn deze economieën eenmaal volgroeid, dan zal Europa concurrentie ondervinden. Europa moet dan meer tijd, geld en moeite steken in het behouden van een voordelige concurrentiepositie. Ook op het gebied van toerisme. De vraag is of dit de moeite waard blijft in de toekomst. Zullen de inkomsten uit toerisme de kosten dekken die gemaakt moeten worden om Europa aantrekkelijk te houden voor toeristen? Hier is nog geen duidelijk antwoord op te geven. De toekomst zal dit moeten uitwijzen. Het is uiteindelijk een economisch gegeven. Zolang er geld mee kan worden verdiend zullen bedrijven en de overheid in het toerisme blijven investeren. 17 Hoofdstuk 2: Wat zijn de oorzaken van klimaatverandering voor Europa? Dat het klimaat verandert is heel normaal, omdat ook de aarde steeds verandert. De vraag is echter hoe natuurlijk deze verandering is en in hoeverre deze wordt veroorzaakt door handelingen van de mens. In het komende hoofdstuk gaan we kijken naar de oorzaken van klimaatverandering door de natuur en de mens. Daarna kijken we naar de gevolgen van de klimaatverandering en hoe ze het toerisme in Europa beïnvloeden. Telkens proberen we daarbij te kijken of vormen van klimaatverandering van invloed zijn, of in de toekomst kunnen zijn op het toerisme in Europa. 2.1 Natuurlijke klimaatverandering De natuur heeft een grote rol als het gaat over klimaatverandering. Er zijn verschillende oorzaken van buitenaf, kosmische oorzaken, en op de aarde, terrestrische oorzaken, deze zorgen voor natuurlijke klimaatverandering. Een oorzaak van buitenaf is bijvoorbeeld de straling van de zon. 2.1.1 Kosmische oorzaken Kosmische oorzaken zijn oorzaken die van buiten af de aarde komen. Toch merken we van deze oorzaken wel de gevolgen op aarde. Europa ondervindt niet meer of minder last van kosmische oorzaken van klimaatverandering dan andere continenten in de wereld. De gevolgen van kosmische oorzaken van klimaatverandering zullen op aarde waarschijnlijk overal even groot zijn. Het gaat bij kosmische oorzaken ook om hele kleine veranderingen die, als ze gevolgen hebben, pas op zeer lange termijn merkbaar zullen zijn. 2.1.1.1 Zonnevlekken De zon straalt niet altijd even veel zonne-energie uit. Wanneer de zon actiever is, zijn er meer zonnevlekken. Dit zijn donkerdere vlekken op Figuur 9: Zonnevlekken 13-03-12 het oppervlakte van de zon, dat komt omdat dit relatief de koudere plekken zijn op de zon. Het aantal zonnevlekken wisselt binnen een elfjaarlijkse cyclus. De Duitse astronoom Johannes Fabricius was de eerste Europeaan die in 1611 zonnevlekken waarnam. Zonnevlekken zijn omringt door de fakkelvelden. Dit zijn heldere en hetere gebieden dan de zonnevlekken. Deze fakkelvelden versterken de ultraviolette straling. Verhoogde ultraviolette straling zorgt voor een grotere ozonproductie in de stratosfeer. Hoe meer ozon er is in de stratosfeer hoe meer warmte, die de aarde uitstraalt, wordt vastgehouden en hoe warmer het dus wordt op aarde. Als er weinig zonnevlekken zijn dan zijn er ook weinig fakkelvelden en wordt het kouder op aarde. Het grootste bewijs van de invloed van zonnevlekken op het klimaat is die van de Kleine IJstijd die duurde van ongeveer 1500 tot 1850. Deze koude periode viel samen met weinig zonnevlekken. Veel wetenschappers zijn daarom van mening dat zonnevlekken invloed hebben op het klimaat. Een aantal wetenschappers voorspellen dat na 20167 de zonnevlekken langzaam van de zon zullen verdwijnen wat een nieuwe Kleine IJstijd tot gevolg kan hebben. 2.1.1.2 Daglengte De aarde doet er 365,26 dagen over om rond de zon te draaien, terwijl de aarde er tijdens het Cambrium (570-500 miljoen jaar geleden) 4208 dagen over deed. De aarde is dus sneller om de zon gaan draaien en de seizoenen duren daarom korter. In het Cambrium was de daglengte 219 uur maar tegenwoordig staat deze vastgesteld op 24 uur, en deze neemt elke eeuw met 1,7 7 http://www.scientias.nl/verdwijnen-de-zonnevlekken-op-de-zon/15931 De nieuwe terra/tweede fase/tekstboek A/vwo/ blz. 128/Daglengte 9 De nieuwe terra/tweede fase/tekstboek A/vwo/ blz. 128/Daglengte 8 18 milliseconden10 toe. De aarde is dus langzamer om zijn as gaan draaien. Deze veranderingen lijken op het eerste gezicht weinig invloed te hebben op het klimaat, maar dit is zeker niet het geval. Nu de aarde sneller om de zon draait en de seizoenen daardoor korter zijn heeft de aarde minder tijd om extreme temperaturen te creëren. Ook het langer worden van de daglengte heeft gevolgen voor het klimaat. Zo heeft de zon overdag meer tijd om het aardoppervlak te verwarmer waardoor hogere temperatuur gehaald kunnen worden. Wanneer het ’s nachts bewolkt is zal de uitgestraalde warmte langer vastgehouden worden, dit versterkt het warmer worden op aarde. Wanneer het ’s nachts niet bewolkt is zal de het juist kouder worden, omdat de uitgestraalde warmte dan niet wordt vastgehouden. 2.1.1.3 Stand van de aarde ten opzichte van de zon Omdat de aardas 23,47⁰ scheef11 staat is de ene keer het noordelijk halfrond en de andere keer het zuidelijk halfrond naar de zon toe gericht. De seizoenen worden bepaald door deze schuine as. Bij de kant die naar de zon staat is het zomer en bij de andere kant is het winter. De hoek die de aarde maakt met de ecliptica, het vlak van de aardbaan met de zon, is hierdoor geen 90⁰, maar deze wisselt en op dit moment is deze hoek zo’n 66,33⁰12. Dit zorgt ervoor dat er verschillen zijn in de invalshoek van de zonnestralen en dit zorgt voor verschillende temperaturen en seizoenen. De grootte van de invalshoek bepaalt de verschil tussen de zomer- en wintertemperatuur. Hoe groter de invalshoek hoe groter de verschillen in temperatuur zijn. Deze hoek wijst niet altijd de zelfde kant op. Zo kan het dat de hoek soms richting Vega wijst en soms richting de Poolster (dit is tegenwoordig het geval). Het tollen van de aardas wordt de precessie van de aardas genoemd en dit gebeurt binnen de precessiekegel. Figuur 10: De stand van de aarde ten opzichte van de zon De aarde draait in een ellips om de zon en daarom zal het ene halfjaar de zon dichterbij de aarde staan dan het andere halfjaar. Het punt waar de aarde in zijn aardbaan het dichts bij de zon staat heet het perihelium en het punt waar de aarde het verst van de zon af ligt heet het aphelium. Dat is in de afbeelding hieronder weergegeven. Figuur 11: Perihelium en aphelium Door precessie van de aarde zal het noordelijk halfrond warmere zomers hebben als de aarde zich in het perihelium bevindt dan wanneer het zich in het aphelium bevindt. Ook de ellips, de excentriciteit van de aardbaan, is niet altijd gelijk soms is deze meer cirkelvormig 10 http://www.faqt.nl/opmerkelijk/aarde-staat-in-de-toekomst-stil/ http://www.vwkweb.nl/cms/index.php?option=com_content&task=view&id=383 12 De nieuwe terra/tweede fase/tekstboek A/vwo/ blz. 129/Stand van de Aardas/ 11 19 en soms meer ellipsvormig. Het afwisselen van deze bolling en afplatting duurt ongeveer 92000 en 41300013 jaar. Hoe sterker ellipsvormig de ellips is, hoe meer de effecten van het perihelium en aphelium worden versterkt. Immers zal de aarde in het perihelium dan nog dichter bij de zon staan en in het aphelium nog verder van de zon af. Alleen hebben deze drie effecten weinig invloed op het klimaat en de seizoenen, maar de effecten kunnen elkaar wel versterken. De wiskundig-astronoom Milankovitch heeft de effecten aan het eind van de 19e eeuw berekend en daarom worden ze samen ook wel het Milankovitcheffect genoemd. 2.1.2 Terrestrische oorzaken Er zijn ook een aantal zeer belangrijke natuurlijke effecten die op de aarde zelf plaatsvinden en het klimaat veranderen. Tot de terrestrische oorzaken rekenen wij vulkanisme, platentektoniek en zeestromen, en catastrofale oorzaken. Op de catastrofale oorzaken gaan we niet verder in, mede omdat deze volstrekt onvoorspelbaar zijn. De inslag van bijvoorbeeld een meteoriet is nu eenmaal niet of heel moeilijk te voorspellen. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld het ontpoffen van een kerncentrale of een oorlog waarbij kernwapens worden gebruikt. We gaan nu wel in op vulkanisme en platentektoniek en zeestromen. 2.1.2.1 Vulkanisme Vulkanisme is een hele belangrijke natuurlijke oorzaak op aarde die het klimaat beïnvloedt. Tijdens een vulkaanuitbarsting komen verschillende stoffen en gassen vrij die invloed hebben op het klimaat. Een aantal belangrijke gassen die vrij komen zijn waterdamp, koolstofdioxide en zwaveldioxide. Ook komt er veel as en stof vrij. Stof en as dat vrijkomt bij een vulkaan uitbarsting komt in de atmosfeer terecht en blijft hier nog een aantal jaren rondcirkelen. Dit zorgt ervoor dat de instraling van de zon wordt gereflecteerd en zo de planetaire albedo wordt verhoogd. Hierdoor zal de temperatuur op aarde dalen. Een goed voorbeeld is de uitbarsting van Mont Pinatubo in 1991 op de Filippijnen. Waar de gemiddelde temperatuur in 1988,1989 en 1990 nog boven 10⁰C was, was dit in 1991,1992 en 1993 onder de 10⁰C14. Daarna kwamen de hogere temperaturen weer terug. Deze vulkaanuitbarsting had dus een tijdelijk effect. Maar vulkanen hebben zeker niet alleen een afkoelend effect. Zoals al eerder werd gezegd komt bij een vulkaanuitbarsting verschillende stoffen vrij zoals koolstofdioxide, methaan, en waterdamp, dit zijn broeikasgassen. Maar om meer over het effect van deze extra broeikasgassen in de atmosfeer te begrijpen moeten we eerst weten hoe het natuurlijk broeikaseffect werkt. In de atmosfeer zitten natuurlijke broeikasgassen, dit zijn gassen die de warmte in de atmosfeer absorberen. Deze gassen houden een deel van de straling van de zon vast zodat het op aarde warm genoeg blijft om hier te kunnen leven, dit heet het broeikaseffect. Door het broeikaseffect is het op aarde gemiddeld gelijk aan 15⁰C. De atmosfeer, die de aarde beschermt, bestaat uit verschillende lagen. In de laag die men de stratosfeer noemt, bevindt zich de ozonlaag. Zonder de ozonlaag zou het op aarde onmogelijk zijn om te leven. De ozon houdt namelijk een groot deel van de straling van de zon, zoals UV-straling, tegen en zet deze om in warmte. In figuur 12 zijn de lagen waaruit de stratosfeer bestaan te zien. 13 14 Figuur 12: Alle lagen van de atmosfeer http://jrscience.wcp.muohio.edu/studentresearch/climate_projects_04/glacial_cycles/web/intro.html De nieuwe terra/tweede fase/tekstboek A/vwo/ blz. 130/ vulkanisme/ 20 In de figuur 13 is de werking van het broeikaseffect duidelijk uitgelegd. Kortgolvige straling van de zon komt voor een deel de atmosfeer binnen, het andere deel wordt door wolken en stofdeeltjes teruggekaatst. Deze terugkaatsing hangt af van het albedo. De kortgolvige straling die het aardoppervlak bereikt, wordt voor een deel teruggekaatst de atmosfeer in,. Ook dit hangt af van het albedo van het betreffende oppervlak. Een ander deel wordt opgenomen door het aardoppervlak en omgezet in warmte wat de aarde weer uitstraalt in langgolvige straling. Deze warmte wordt gedeeltelijk in de atmosfeer geabsorbeerd door broeikasgassen zoals koolstofdioxide, waterstof, chloorfluorkoolwaterstoffen en methaan. Hierdoor Figuur 13: De werking van het Broeikaseffect warmt de atmosfeer op en straalt een deel van deze warmte weer terug naar het aardoppervlak. Er zijn ongeveer 30 verschillende soorten broeikasgassen. Vele hiervan zijn in de natuur opgeslagen en komen dus ook door natuurlijke processen vrij. Een voorbeeld is koolstof. Wanneer koolstof reageert met zuurstof ontstaat onder andere kooldioxide. Kooldioxide is een onderdeel van de koolstofcyclus. Deze cyclus gaat de hele wereld rond en bevindt zich in de lucht, op het land en in de zee. De zee dient als een soort opslagbekken van koolstof. Hier bevindt zich ook het meeste koolstof, ongeveer 50 keer zoveel meer als in de lucht. De oceaan zorgt er dus eigenlijk voor dat de hoeveelheid koolstof in de atmosfeer niet zo hoog uitvalt. Verder zit koolstof in planten en dieren. De flora gebruikt de koolstofdioxide voor hun fotosynthese. Mensen en dieren ademen koolstof uit. Door vulkaanuitbarstingen komen ook verschillende gassen vrij, zoals koolstofdioxide, methaan en waterdamp. Deze broeikasgassen worden tijdens een vulkaanuitbarsting de atmosfeer in geblazen. Hierdoor komen er dus extra broeikasgassen in de atmosfeer wat zorgt dat punt vier bij figuur 15 extra versterkt wordt. Een groter deel van de hitte zal worden teruggekaatst de atmosfeer in door deze extra broeikasgassen. Op deze manier zorgen vulkaan uitbarstingen dus voor de opwarming van de aarde en dus verandering van het klimaat. Bij vulkanisme denkt bijna iedereen aan vulkanen bij de Filippijnen, Indonesië of Midden Amerika, maar er zijn ook in Europa vulkanen. Sommige hiervan liggen onder water, maar anderen zijn duidelijk zichtbaar. We zullen een aantal landen noemen waar vulkanisme voorkomt. Italië heeft zo’n 30 vulkanen en is daarom het vulkanisch middelpunt van Europa. Je vindt er onder andere de Vesuvius, die voor het laatst in 1944 uitbarstte, de Etna en de Stromboli. De Stromboli is de vulkaan die voor het laatst in Italië uitbarstte, dit was in 2008. IJsland is bekend om haar vele geisers, maar ook dit zijn vulkanische natuurverschijnselen. Op IJsland kunnen we verschillende vulkanen vinden. Naast de Eyjafjallajoekull, die kortgeleden nog actief was, rommelen onder meer ook de Katla, de Hekla en de Snæfell zo nu en dan. Ook op de Canarische eilanden zijn vulkanen te ontdekken. De Spaanse Canarische eilanden zijn grotendeel vulkanisch. Er zijn drie grote vulkanen actief: El Teide (Tenerife), Cumbre Vieja (La Palma) en Montañas del Fuego (Lanzarote). De laatste vulkaanuitbarsting op deze Spaanse eilandengroep was bijna 30 jaar geleden in 1971 op La Palma. Portugal kent ook een aantal vulkanen waarvan de meesten ver van het vasteland liggen. De eilandengroepen Azoren en Madeira zijn ontstaan na vulkaanuitbarstingen, maar liggen beide meer dan 1.000 kilometer van Lissabon, de hoofdstad van Portugal. De laatste Portugese uitbarsting was in het jaar 2000, toen de Vulkaan op Terceira (Azoren) lava spuwde. Dit zijn zeker niet de enige plaatsen waar we in Europa vulkanen kunnen vinden. Zo heb je er ook 21 nog een paar in Griekenland en zelfs in de Nederlandse Noordzee is een vulkaan te vinden. De kans dat deze op korte termijn gaat uitbarsten is echter zeer klein. Vulkanisme is dus ook een belangrijke klimaatfactor in Europa die kan zorgen voor problemen. In 2010 en 2011 had het toerisme duidelijk last van het vulkanisme in IJsland. Vele dagen was vliegverkeer in delen van Europa onmogelijk. Wanneer dit vaker voor gaat komen en dan ook nog eens in het hoogseizoen heeft dat grote gevolgen voor het toerisme. Tegen dit soort oorzaken is verzekeren doorgaans niet mogelijk. De risico’s daarvan zijn voor veel verzekeringsmaatschappijen te groot. Ze kunnen hiervoor geen reële premie berekenen. Europa heeft relatief weinig vulkanen, en zal bij actiever wordende vulkanen relatief minder vaak problemen ondervinden dan andere continenten. Dit is voor het toerisme in Europa relatief gunstig ten opzichte van andere continenten. 2.1.2.2 Platentektoniek en zeestromen Zoals al eerder is geschreven is de zonne-energie op aarde niet eerlijk verdeeld en wisselt de temperatuur van het zeewater daarom sterk. Door platentektoniek zijn er verschillende continenten ontstaan en hier doorheen kunnen zich verschillende zeestromen verplaatsen en de warmte op aarde opnieuw verdelen. Maar niet alleen deze herverdeling van de warmte door zeeën op de aarde heeft invloed op het klimaat. Ook de thermische isolatie, dit is het afsluiten van de Noord- en Zuidpool van de rest van de aarde voor de toestroming van warm of koud water van elders, beïnvloeden het klimaat. Dit kan namelijk zorgen voor een terugkoppelingsmechanisme, dit is een zichzelf versterkend proces. Een goed voorbeeld is Antarctica dat ligt op de Zuidpool waar gemakkelijk sneeuw en ijs ontstaat. Omdat landijs een hoog albedo heeft zal veel zonnewarmte worden teruggekaatst de atmosfeer in, hierdoor blijft het koud op Antarctica en zal meer sneeuw en ijs zich vormen waardoor Antarctica nog meer afkoelt en een nog hoger albedoeffect krijgt. Dit noemt met een positieve terugkoppeling, een proces dat aan de gang is versterkt zichzelf. Een negatieve terugkoppeling bestaat echter ook, hierbij wordt een bestaande situatie omgebogen door een zichzelf versterkend proces. Wanneer door klimaatverandering het bijvoorbeeld warmer zou worden op Antarctica en sneeuw en ijs smelt zal het albedo afnemen. Hierdoor zal er minder zonnewarmte worden teruggekaatst de atmosfeer in en zal Antarctica nog meer opwarmen en zal er nog meer sneeuw en ijs smelten. Noordwest-Europa heeft een zacht klimaat door de invloed van het warme water dat daar naar Europa stroomt. Voor de kust van het noordoosten van de Verenigde Staten loopt een stroom koud water uit de poolstreek tussen Canada en Groenland die meer naar het zuiden voert. Het zal duidelijk zijn dat veranderingen in deze stromen het weer en uiteindelijk het klimaat vergaand kunnen beïnvloeden. Met name meer of minder regen kan hier ook mee samenhangen en voor het toerisme is temperatuur en neerslag een erg belangrijke factor in de landkeuzes die gemaakt worden. Logische wijze zal ook Europa last hebben van een verandering van deze factoren. 2.2 Menselijke klimaatverandering We hebben al geschreven over natuurlijke oorzaken van klimaatveranderingen maar volgens vele klimatologen zijn de klimaatveranderingen van de afgelopen 150 jaar te groot om slechts door de natuur veroorzaakt te zijn. In 2001 kwam het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) tot de conclusie dat de mens voor een groot deel verantwoordelijk is voor de opwarming van de aarde. Deze conclusie is gebaseerd op het temperatuursverloop op aarde de afgelopen tweehonderd jaar. In deze gegevens zijn verschillende schommelingen te zien maar toch is ook duidelijk een stijging in de temperatuur te zien vanaf 1900. Vanaf 1850 begon de industriële revolutie in Engeland en deze Figuur 14: Hockeystick curve 22 verspreidde zich over de rest van de wereld. Door de extra fabrieken die werden gebouwd werden meer broeikasgassen uitgestoten. De verschillende gegevens zijn weergegeven in de zogenoemde ‘hockeystick curve’, deze is in figuur 14 op de vorige bladzijde weergegeven. Vele landen zijn het eens met de conclusie van het IPCC maar er bestaan enkele discussies. Het Nederlandse KNMI is ook van mening dat natuurlijke en menselijke processen zorgen voor klimaatverandering, zij hebben in 2005 aangetoond dat vermoedelijk 50% van de opwarming van de aarde niet kan worden verklaard uit natuurlijke processen15. We gaan nu verder in op het versterkt broeikaseffect. We hebben het al gehad over het broeikaseffect en de gevolgen hiervan, het zorgt ervoor dat wij op aarde kunnen leven. De mens zorgt echter voor een versterkt broeikaseffect door uitstoot van verschillende broeikasgassen, maar ook bijvoorbeeld door ontbossing en verwoestijning. 2.2.1 Uitstoting broeikasgassen CO₂, koolstofdioxide, is een bekend broeikasgas die door de mens wordt uitgestoten bij bijvoorbeeld het verbranden van fossiele brandstoffen zoals turf, steenkool, bruinkool, aardolie, aardgas, hout en bos. Zoals genoemd is sinds de industriële revolutie in 1850 de uitstoot van CO₂ in de atmosfeer ongelofelijk toegenomen. De industrie en het verkeer zijn grote boosdoeners van deze toegenomen uitstoot. Maar niet alleen de CO₂ uitstoot is veel toegenomen. Ook de broeikas gas CH₄, Methaan, komt steeds meer vrij door handelingen van de mens. Bijvoorbeeld bij het verbouwen van rijst, het gebruiken van dierlijk mest, het winnen van fossiele brandstoffen en het verbranden van organisch materiaal. N₂O, lachgas, wordt door de mensen de atmosfeer in gebracht door gebruik van kunstmest, verbranding van organisch materiaal, industrie en het verkeer. O₃, ozon, komt van nature al voor in de atmosfeer, vooral in de stratosfeer waar deze de ozonlaag vormt en ons beschermt tegen schadelijke UV-straling. Ozon in de troposfeer levert een grote bijdrage aan het broeikaseffect en komt bijvoorbeeld in de atmosfeer door het verkeer. Ozon is een erg schadelijke gas voor mens, dier en de natuur. In de figuur hieronder is goed te zien hoe het aantal broeikasgassen in de atmosfeer zich de laatste jaren heeft ontwikkeld. Cfk’s, chloorfluorkoolwaterstoffen, zijn broeikasgassen die worden geproduceerd in fabrieken. Als cfk's in de atmosfeer komen worden ze afgebroken door de UV-straling van de zon. Hierbij komen chlooratomen vrij die ozon aantasten. Om een idee te geven hoeveel sterker cfk's zijn dan ozon een klein gegeven. Eén chlooratoom kan 100.000 ozonmoleculen vernietigen. Cfk's zijn een sterke broeikasgas. Ze helpen 10.000 keer zoveel bij de opwarming van de aarde als kooldioxide. Toch is kooldioxide één van de belangrijkste broeikasgassen, omdat het in zulke grote hoeveelheden voorkomt. Omdat Cfk’s zo’n grote invloed hebben op het dunner worden van de ozonlaag is het bij de wet verboden ze te produceren. Dit is opgenomen in het Montreal-protocol uit 198716. Na 2010 mocht geen enkel land nog cfk's gebruiken. De cfk's die al in de lucht zaten, zijn echter niet zomaar verdwenen van de één op de andere dag. Vandaar dat het nog wel een aantal decennia zal duren voordat alle cfk's uit de atmosfeer zijn. In de figuur op de volgende bladzijde is goed te zien hoe het aantal broeikasgassen in de atmosfeer zich de laatste jaren heeft ontwikkeld. 15 16 De nieuwe terra/tweede fase/tekstboek A/vwo/ blz.137/Hockeystick/ http://ozone.unep.org/new_site/en/index.php 23 Figuur 15: broeikasgassen in de atmosfeer 2.2.2 Ontbossing Ook ontbossing is van grote invloed op de verandering van het klimaat. Niet alleen heeft het invloed op het versterkt broeikaseffect, maar ook op het albedo-effect. Bomen hebben namelijk de eigenschap om het broeikasgas CO₂ op te nemen en om de zetten in O₂ (zuurstof). Zo helpen bomen het versterkt broeikaseffect deels tegen te gaan. Door het kappen van bomen, met name in het tropisch regenwoud, wordt er dus veel minder CO₂ omgezet in O₂. Ook komt er dan veel van de nog in de bomen opgeslagen CO₂ vrij en wordt het versterk broeikaseffect alleen maar meer gestimuleerd. Bij verbranding van deze wouden zal extra CO₂, CH₄ en N₂O vrijkomen wat ook weer een stimulans is voor het versterkt broeikaseffect. Volgens schattingen van het IPCC heeft de mens in de periode van 1980-1989 elk jaar zo’n 7,1 miljard ton CO₂ in de atmosfeer gebracht en hiervan is 22% afkomstig van ontbossing in de tropen17. Ontbossing komt in Europa op dit moment gelukkig niet veel meer voor. Alleen in Oost-Europa (Hongarije, Rusland en Oekraïne). Verder doen de bossen in Europa het op dit moment best goed, maar houtkap blijft enorm in gebieden als Indonesië, Mexico en Brazilië. In die landen staat wel tachtig procent van de oerbossen. Ook in Afrika verdwijnt nog altijd veel bos. Om daar iets aan te doen is handel in illegaal gekapt hout vanaf begin 2013 in Europa verboden. Houtimporteurs, maar ook houtproducenten in Europa zijn vanaf dat moment in overtreding als zij illegaal gekapt hout op de markt brengen. Zij moeten kunnen aantonen waar het hout precies vandaan komt en dat het legaal is gekapt. De bossen die er nog zijn hebben overigens door klimaatverandering wel meer problemen met bosbranden, ziektes en epidemieën. Helaas is dit verbod nog niet over de gehele wereld ingevoerd. Ontbossing kan volgens enkele wetenschappers18 ook een verkoelend effect hebben op de aarde. Het kan er namelijk voor zorgen dat het albedo-effect wordt versterkt. Open vlaktes hebben namelijk een hoger albedo dan bossen waardoor meer zonnewarmte wordt teruggekaatst de atmosfeer in en minder het aardoppervlak verwarmt. 2.2.3 Verwoestijning Verwoestijning is de verarming van vruchtbare bodems in aride en semi-aride gebieden. Het is vaak het gevolg van overbeweiding, waardoor stukken land worden kaal gegeten en de planten geen kans hebben om terug te groeien doordat er teveel vee op een gebied graast. Verkeerde irrigatietechnieken kunnen leiden tot verzilting, het zout worden van de grond, waardoor 17 18 http://www.meteowesterlo.be/klimaatverandering/landgebruik.htm http://www.scientias.nl/ontbossing-koelt-de-aarde/50272 24 uiteindelijk geen planten meer kunnen groeien en verwoestijning het gevolg is. Maar ook de klimaatverandering is een oorzaak van verwoestijning door de toename van droogte en de extra verdamping als gevolg van temperatuurstijging. Verwoestijning kan het broeikaseffect versterken want verlies aan vegetatie betekent dat er minder natuurlijke CO₂-opslag is en daarbij komt ook de natuurlijk opgeslagen CO₂ vrij in de atmosfeer. Verwoestijning heeft ook een rol tegen de bestrijding van klimaatverandering door zijn hoge albedo waardoor veel zonnewarmte wordt teruggekaatst de atmosfeer in. 2.3 Wat kan Europa doen? De mens is de grootste boosdoener als het over de invloed op het klimaat gaat. We beschreven de menselijke invloed op klimaatverandering in de vorm van broeikasgassen, ontbossing en verwoestijning. Omdat Europa politiek gezien goed is georganiseerd (Raad van Europa, Europese Unie) worden er binnen Europa steeds meer afspraken gemaakt om klimaatverandering tegen te gaan. In dat opzicht heeft Europa een duidelijke voorsprong op andere continenten waar samenwerking minder vergaand is georganiseerd. In internationaal verband worden wel afspraken gemaakt om klimaatverandering tegen te gaan, maar deze gaan over het algemeen minder ver dan Europa wil. Klimaatverandering is een wereldwijd vraagstuk, waar Europa wel een bijdrage aan kan leveren, maar het probleem niet kan oplossen. Europa is een klein, maar wel een belangrijk continent als het om het aandragen en uitvoeren van maatregelen gaat om klimaatverandering verder tegen te gaan. Dit komt verder aan de orde in hoofdstuk 6. Aan de andere kant heeft Europa ook last van klimaatverandering die zijn oorzaak vindt buiten Europa. Ontbossing bijvoorbeeld is een wereldwijd probleem. Zoals eerder geschreven is dit in Europa vooral een probleem in het oosten. Europees wordt daar steeds meer tegen gedaan, maar Europa kan ook dit probleem niet alleen aanpakken. Belangrijke methodes om verwoestijning te stoppen zijn actief herbebossing en duurzame landbouwmethoden toepassen, daar is dus wel wat aan te doen. Woestijnen zijn overigens niet alleen maar slecht, in woestijnen is veel zonlicht en wellicht is daar goedkoop gebruik van te maken door zonne-energie op te wekken. Europa kan daarbij helpen om de technologie om dit mogelijk te maken te leveren. Europa zou hierbij met bijvoorbeeld Afrikaanse landen moeten samenwerken. Duidelijk is dat de menselijke factor op zich wel kan worden aangepakt, al zal de weg daar naar toe lang zijn. Het belang van het probleem moet ook politiek echt worden gevoeld en gelukkig is dit steeds meer het geval. Anders dan bij kosmische oorzaken en terrestrische oorzaken kan aan klimaatverandering door de mens echt iets worden gedaan, maar Europa kan dit niet alleen. De gevolgen voor het toerisme in Europa door menselijke oorzaken is waarschijnlijk wat kleiner dan bij andere continenten, mede omdat in Europees verband veel wordt gedaan om klimaatverandering tegen te gaan en de gevolgen daarvan zoveel mogelijk te bestrijden. Wetenschappers en de media spelen natuurlijk ook een belangrijke rol, om klimaatverandering aan te tonen en daar aandacht voor te vragen. Via de wetenschap en de media is er de laatste tijd veel aandacht voor klimaatverandering (zie ook onze inleiding). Als nu ook politici de noodzaak zien om hier iets aan te doen dan kan het probleem mogelijk echt worden aangepakt en worden er ook voor onze generatie en de generaties na ons oplossingen gevonden. Probleem is nog wel vaak dat politici meer in korte dan in lange termijn successen zijn geïnteresseerd. 25 Hoofdstuk 3: Waar leidt klimaatverandering toe? En wat zijn daarvan de gevolgen voor het toerisme? Nu we hebben gezien wat klimaatverandering is en wat de natuurlijke en menselijke oorzaken ervan zijn, kunnen we verder kijken naar de gevolgen van klimaatverandering en wat voor gevolgen dit heeft voor het toerisme. Duidelijk is dat het toerisme één van de meest weergevoelige bedrijvigheden in de economische sector is. De ideale maximum dagtemperatuur ligt in de buurt van 30⁰C per dag, zo is gebleken uit statistisch onderzoek van Maddison (2001)19. Naar verwachting zal klimaatverandering weinig verandering brengen in de ontwikkeling van toerisme als geheel, maar zal het grote invloed hebben op de mondiale spreiding van toerisme in tijd en locatie. In dit hoofdstuk leggen we de relatie tussen klimaatverandering en het toerisme. Steeds zullen we aan de hand van recente berichten uit de media in dit hoofdstuk de relatie laten zien tussen klimaatverandering en toerisme in Europa en soms ook de rest van de wereld. In onze enquête hebben we ook onderzoek gedaan naar de gemiddelde temperatuur waarbij mensen zich het prettigste voelen op vakantie. Onze vraag was ‘Bij welke gemiddelde temperatuur voelt u zich tijdens een zonvakantie het meest op uw gemak?’ Uit onze enquête kwam een wat lagere ideale dagtemperatuur naar voren dan bij het statisch onderzoek van Maddison. Wij kwamen uit op een gemiddelde van 27⁰C. Jongeren blijken meer van warm weer te houden dan ouderen. Bij de categorie jongeren kwamen we uit op een gemiddelde van 28⁰C terwijl dat bij de ouderen op 25⁰C ligt. Ook is gebleken dat vrouwen gemiddeld een hogere temperatuur aangenaam vinden dan mannen. Gemiddeld geven vrouwen een temperatuur op die 1 graad hoger ligt dan bij mannen. Zie voor al onze resultaten van de enquête hoofdstuk 7. We hebben te maken met de zomer en de winter. Met name de zuidelijke landen in Europa zullen door klimaatverandering minder aantrekkelijk worden voor toeristen in de zomer door extreem warm weer en hele droge stoffige perioden. Een van de problemen die almaar groter zal worden is de beschikbare hoeveelheid drinkbaar water (in hoofdstuk 7 gaan we hier nog nader op in). Nu al staat de watervoorziening van een groot aantal toeristenoorden onder druk. Tijdens het toeristenseizoen zijn er gebieden waar enorme hoeveelheden toeristen heen trekken. Daar komt nog bij dat toeristen vaak meer water gebruiken dan de lokale bevolking. Ook voorzieningen voor toeristen, zoals zwembaden en golfbanen, verbruiken enorm veel kostbaar drinkwater en de airconditioning staat in veel hotels constant aan. Vaak zie je ook dat groenvoorzieningen worden aangelegd om hotels en dergelijke mooi te laten zijn. Ook dit kost vaak erg veel water om het groen te houden. De toenemende droogte leidt ook tot een toenemend risico op bosbranden. Niet alleen de kans op bosbranden is groter, maar ook de hevigheid van de branden neemt toe. Verschillende achtereenvolgende jaren zijn toeristengebieden geteisterd door hevige bosbranden die vaak zeer moeizaam te blussen waren door de aanhoudende droogte. Maar ook in de winter zijn er problemen. De Alpen zijn bij veel wintersporters favoriet. Sneeuw is van cruciaal belang voor de wintersporten. De kans op sneeuwval hangt samen met de luchttemperatuur. Omdat de luchttemperatuur waarschijnlijk zal stijgen in Europa, is de sneeuwzekerheid van veel populaire wintersportbestemmingen aan het afnemen. Veel skigebieden hebben te maken met een korter seizoen, doordat de sneeuw pas later in het jaar valt en eerder weer smelt. In de Alpen en andere wintersportgebieden worden wel maatregelen genomen om de wintersport te laten bestaan. Het is ten slotte een belangrijke inkomstenbron. Nu al zie je dat gletsjers in de zomer soms worden ingepakt met plastic om smelten te voorkomen. Er wordt ook gebruik gemaakt van kunstsneeuw om in de behoefte van sneeuw te voorzien. Dit kost natuurlijk veel geld en ook wel energie om bijvoorbeeld de sneeuwkanonnen in te zetten. Wintersport is nu al heel duur. Misschien gaan mensen in de toekomst minder vaak op 19 http://edepot.wur.nl/43582 26 wintersport. Andere gebieden zouden daarvan kunnen profiteren, omdat mensen nu eenmaal ook in de winter op vakantie willen. In Nederland kan je inmiddels ook al in een hal skiën, wellicht wordt dit wel steeds meer de toekomst. Tenslotte nog iets over steden. Omdat het zomerseizoen in de noordelijke landen waarschijnlijk aangenamer zal worden dan in de zuidelijke landen van Europa kunnen steden in de noordelijke landen hiervan profiteren. Dat geldt zeker ook voor historische steden in Nederland. In Europa zullen stedentripjes naar te warme steden in de zomer ongetwijfeld afnemen. Toeristen zullen een meer aangenaam seizoen kiezen om bijvoorbeeld Rome. Madrid of Barcelona te bezoeken. Tot afname van toerisme hoeft dat niet te leiden. 3.1 Extreme weersomstandigheden De hoeveelheid extreme weersomstandigheden is de laatste decennia toegenomen. De oorzaak hiervan vinden we in de stijging van de temperatuur op aarde. We hebben het al gehad over het broeikaseffect en het versterkt broeikaseffect. Het versterkt broeikaseffect heeft een grote invloed op de extreme weersomstandigheden. De opwarming van de aarde veroorzaakt de extreme weersomstandigheden. Het versterkt broeikaseffect is een oorzaak van het opwarmen van de aarde. Toch geloven nog steeds niet alle wetenschappers dat de opwarming van de aarde verband houdt met het aantal broeikasgassen in de lucht, al worden wetenschappers die dat verband niet zien wel steeds zeldzamer. Al Gore, destijds vicepresident van de VS, heeft wel een belangrijke impuls gegeven aan de gevolgen van klimaatverandering op aarde. Kijk naar zijn plaatje bij figuur 16. Hij laat hier zien dat de temperatuur meegaat met de hoeveelheid Figuur 16: Vergelijking van het CO₂-gehalte en de temperatuur op aarde CO2 in de atmosfeer. De rode lijn is het CO2gehalte. De blauwe lijn is de temperatuur. Op het einde gaat de CO2-grafiek erg sterk omhoog. Dit is de lijn die wordt verwacht voor de toekomst. Ook figuur 18 laat het verband tussen het CO2-gehalte en de temperatuur goed zien. Op planeten waar veel CO2 in de atmosfeer zit, is de temperatuur ook veel hoger. Figuur 17: CO2-gehalte en temperatuur op verschillende planeten uit ons melkwegstelsel Nu we dus bijna zeker weten dat de temperatuur meeloopt met de hoeveelheid CO2 (en andere broeikasgassen) kunnen we aannemen dat de aarde opwarmt doordat de mens meer 27 broeikasgassen de atmosfeer in brengt. Het gevolg hiervan zijn extremere weersomstandigheden. Maar hoe ontstaan deze? Doordat de aarde opwarmt wordt er meer zeewater verdampt. Hierdoor komen er meer regenbuien en stormen. Daarnaast komen er ook meer hittegolven door de stijging van de temperatuur. Een voorbeeld van een vrij recente extreme weersomstandigheid is de orkaan Monty in Australië. Er werden windsnelheden van 200 km/u gemeten en er viel 400 mm regen, dat is normaal de hoeveelheid die er in 4 jaar valt in dat gebied. Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) van de Verenigde Naties waarschuwt voor steeds meer extreme weersomstandigheden in de komende decennia. Zij vindt dan ook dat men nu al maatregelen moet treffen om de schade te beperken en levens te redden. Er zijn echter wat twijfels aan de rapporten van het IPCC. Sommigen zeggen dat hun rapporten niet op feiten zijn gebaseerd of dat de cijfers niet allemaal even goed kloppen. Het is dus aan de landen zelf om te beslissen of ze nu al maatregelen willen treffen. Treffen landen geen maatregelen, zoals het goed en snel afvoeren van overtollig regenwater, dan lopen toeristen in deze gebieden natuurlijk meer risico door deze extremere weersomstandigheden. Er zullen zich een aantal risicovollere gebieden en aantal minder risicovolle gebieden vormen in de toekomst. Dit is moeilijk te voorspellen, maar Europa zal waarschijnlijk vooral last krijgen van veel regen- en stormbuien. Dit kan een groot nadeel zijn voor de toeristen. Toeristen willen lekker weer als ze op vakantie gaan en zitten niet te wachten op enorme hoosbuien als ze bijvoorbeeld over de boulevard lopen. Het weer is tegenwoordig gelukkig veel beter te voorspellen. Toeristen zullen rekening houden met de weersverwachtingen voor het plannen van hun vakantie. Krijgt een gebied veel te maken met regen en wind, dan zullen de toeristen daar wegtrekken. Deze gebieden lopen dus geld mis, terwijl ze er zelf niks aan kunnen doen. Het toerisme zal zich verplaatsen naar de gebieden waar minder extreem weer wordt verwacht. Dit is eigenlijk de enige invloed die extreem weer op het toerisme heeft. Het toerisme in Europa vindt nu vooral plaats in de wat warmere landen, zoals Frankrijk en Spanje. Deze toeristen komen vaak uit Europa zelf of uit het betreffende land zelf. Zodra er meer extreme weersomstandigheden komen, ontstaat er meer risico voor toeristen. Toerisme doet zich namelijk alleen voor in gebieden waar het rustig en stabiel is. Hiermee wordt bedoeld dat er bijvoorbeeld geen oorlog aan de gang moet zijn of dat de politieke situatie stabiel moet zijn. Maar hieronder verstaan we ook de kans op natuurrampen. Als bijvoorbeeld het aantal natuurrampen zoals modderstromen toeneemt in bijvoorbeeld Oostenrijk zullen de toeristen hier een tijdje wegblijven. Het toerisme zal zich hierdoor in de toekomst anders gaan verspreiden binnen Europa. Minder risicovolle gebieden zullen drukker worden en risicovollere gebieden zullen het moeten doen met minder toeristen in hun land. Zo zagen we het toerisme in voormalig Joegoslavië volledig instorten toen daar in de negentiger jaren een burgeroorlog aan de gang was. Hetzelfde gebeurde afgelopen jaar in landen in Noord-Afrika aan de Middellandse Zee. Je ziet dat het dan erg lang duurt voordat toeristen weer terugkeren naar dit soort landen. Het vertrouwen in dit soort landen komt maar heel langzaam terug. Dat zou met natuurrampen wel eens op dezelfde manier kunnen gebeuren. Toeristen hebben dan al weer andere plekken ontdekt en komen dan misschien nooit meer terug naar waar ze eerst zo heerlijk zaten. Vertrouwen komt te voet en gaat te paard is een bekend spreekwoord. Vertrouwen wordt langzaam opgebouwd, maar is als er iets gebeurd wel heel snel verdwenen. Opnieuw opbouwen kost dan weer heel veel tijd en daarmee natuurlijk ook geld voor de economie en de toeristische sector. Experts waarschuwen dat Europa steeds meer rekening moet gaan houden met zware schade en economische verliezen als gevolg van de klimaatwijziging. We hebben enkele recente berichten uit de media hier onder elkaar gezet om te laten zien dat toerisme en extreem weer echt verband 28 houden met elkaar. ‘Vijf toeristen dood op stranden Italië’ Nederlanders die voor hun zomervakantie naar het zuiden van Europa zijn vertrokken, worden gewaarschuwd voor hitte. Is Noordwest Europa stevig in de greep van onbestendig zomerweer, in het zuiden is het snikheet. Op de stranden langs de Italiaanse kust zijn in één dag tijd vijf mensen overleden. Vier zijn er verdronken en één 70-jarige vrouw is mogelijk bezweken door de hitte op het strand. Oorzaak is wellicht het zeer warme weer, tot 40 graden in het zuiden van het land’. (http://wereldnieuws.blog.nl/milieu/2012/07/15/vijf-toeristen-dood-op-stranden-italie) 15-07-12 Oudere mensen zijn veel gevoeliger voor extreme kou en warmte dan gezonde jonge mensen. Nog onlangs werd in Nederland bijna een hitterecord verbroken. Mensen werd opgeroepen goed te drinken en toch vooral goed op oudere mensen te letten dit soort extreem weer zal steeds vaker voor gaan komen. ‘Sneeuwchaos in de Alpen – wintersporters zitten vast’ De storm die gisteren over Europa raasde, is doorgetrokken naar de Alpen en veroorzaakt daar een hoop ellende. Er is veel sneeuw gevallen en de stormwind vergroot de kans op lawines. Bij metingen in de Zwitserse Alpen werd een windsnelheid tot 270 km/u gemeten. In de Franse Alpen is in 24 uur tijd tussen de 40 centimeter en 1,2 meter sneeuw gevallen. Tientallen wegen zijn geblokkeerd door lawines en omgevallen bomen. Zo’n 20.000 gezinnen zitten zonder elektriciteit en duizenden wintersporters kunnen hun skihotels en appartementen niet uit. Bijvoorbeeld in Les Menuires, dat door lawines op de toegangswegen van de buitenwereld is afgesloten, net als het hooggelegen Val Thorens’. (http://wereldnieuws.blog.nl/milieu/2012/01/06/sneeuwchaos-in-de-alpen-winterssporters-zittenvast) 06-01-12 ‘Al 150 doden door overstromingen in Rusland’ Er zijn nu al zeker 150 doden geteld na de zware overstromingen in Rusland. En de hulpdiensten blijven nog altijd nieuwe slachtoffers vinden. President Vladimir Poetin heeft het gebied bezocht dat het zwaarst getroffen is, Krasnodar aan de Zwarte Zee. Hij laat onderzoeken of de autoriteiten wel genoeg hebben ingegrepen om het ergste te voorkomen’. (http://nieuws.vtm.be/buitenland/201207085816-al-150-doden-door-overstromingen-rusland) 08-07-12 Naarmate extreem weer meer voorkomt is het te verwachten dat er ook onder toeristen meer doden en gewonden zullen vallen. Uiteindelijk kan dit ook gevolg hebben dat toeristen bepaalde gebieden in bepaalde perioden gaan mijden. 3.2 Natuurrampen Natuurrampen zijn gebeurtenissen met catastrofale gevolgen voor de natuur en de mens. Toch is het steeds moeilijker om de schuld van rampen zoals overstromingen, orkanen en droogtes bij de natuur te leggen. Door de opwarming van de aarde en verandering van het klimaat, wat mede het gevolg is van menselijke handelingen, komen deze rampen steeds vaker voor. Zoals we al eerder hebben besproken leidt klimaatverandering bijvoorbeeld tot extreme weersomstandigheden. De laatste jaren worden we door deze extreme weersomstandigheden steeds vaker geconfronteerd met natuurrampen zoals overstromingen, orkanen en droogte. Deze natuurrampen hebben grote invloed op het toerisme. In figuur 21 is te zien wat de belangrijkste risicofactoren zijn voor economische schade in de wereld. Te zien is dat in Europa vooral water, droogte en geofysische factoren zorgen voor 29 economische problemen. We kijken daarom naar overstromingen, droogte en geofysische factoren. Figuur 18: Gebieden met risico op economische schade door natuurrampen 3.2.1 Overstromingen Door klimaatverandering is er een vergroot risico op overstromingen, deze zorgt er namelijk ten eerste voor dat er sprake is van zeespiegelstijging. Dit komt door het smelten van zeeijs, gletsjers en landijs bij de steeds hoger wordende temperaturen. Wetenschappers verwachten dat de zeespiegel in de 21e eeuw wereldwijd tussen de 9 tot 88cm gaat stijgen20. Het verband tussen een hogere zeespiegel en overstromingen is simpel. Hogere waterstanden vergroten de kans op dijkdoorbraken maar door deze hogere waterstanden is ook het risicogebied (het gebied dat binnen het bereik van de hoge waterstand valt) groter. Hoewel de stijging van de zeespiegel niet erg groot lijkt maakt enkele centimeters wel degelijk uit of een dijk bij extreme weersomstandigheden, zoals springvloed, storm en orkanen, zal doorbreken of niet. Maar klimaatverandering heeft niet alleen invloed op de overstromingskans van zeeën maar ook op die van rivieren. Doordat neerslagpatronen zullen veranderen en er vaker korte heftige regenbuien voorkomen wordt de kans op het overstromen van rivieren vergroot. Wereldwijd hebben rivieren steeds vaker te maken met piekafvoer, extreem hoge afvoer, door bijvoorbeeld ontbossing en kanalisering. Ook de temperatuurstijging is bij deze piekafvoer weer van belang. Zo zorgt de stijging van temperaturen er bijvoorbeeld voor dat de gletsjers in de Alphen smelten en dat er in de winter in plaats van sneeuw meer regen valt wat meteen wordt afgevoerd door de rivieren en dus zorgt voor hogere afvoer dan normaal. De zeespiegel en rivieren hebben ook invloed op elkaar. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van een hoge zeespiegel en een hoge rivierafvoer wordt de afstroom van het rivierwater belemmerd door deze hoge zeespiegel. Het rivierwater kan niet bij dezelfde plek uitmonden in de zee als gebruikelijk. De zee bevindt zich namelijk al op deze plekken door het hoge water. Komt er dan een hoge rivierafvoer dan wordt deze al eerder opgestuwd dan normaal wat de kans op overstromingen en dijkdoorbraken kan vergroten. De risico’s die overstromingen met zich meebrengen zijn vele male groter dan vroeger. Dit komt doordat de bevolkingsdichtheid bij zeeën en rivieren gestegen is. Bij een overstroming zijn dus meer mensen in gevaar. Dit geldt zeker ook voor gebieden waar veel toeristen komen. Enorme mensenmassa’s in de zomer kunnen bij calamiteiten natuurlijk voor grote problemen zorgen. Door de klimaatverandering zal de kans op overstromingen toe nemen en zal het voor toeristen minder aantrekkelijk zijn bij deze risico’s op volle zeeën en rivieren vakantie te vieren. Zij zullen 20 De nieuwe terra/tweede fase/tekstboek A/vwo/ blz.143/Zeespiegelstijging is onvermijdelijk/ 30 zich daarom verplaatsen naar minder risico volle gebieden. Dit kan betekenen dat het toerisme wegtrekt uit bepaalde steden die langs de rivier- of kustlijn liggen. Steden als Barcelona worden dan minder bezocht, terwijl deze stad wel een hoogwaardige culturele waarde heeft. Naarmate de zeespiegel stijgt, worden strand en duinen, die de natuurlijke afscheiding vormen tussen land en zee, steeds kleiner. Hierdoor neemt de kans op overstromingen toe. Voor toerisme is het echter van belang een zo groot mogelijk strand te hebben. Ook hier enkele voorbeelden uit het nieuws: ‘Al veertien doden bij overstromingen in Oost-Europa’ Bij overstromingen in Oost- en Centraal-Europa zijn dit weekend al zeker veertien mensen om het leven gekomen. Sinds vrijdag wordt de grensstreek tussen Duitsland, Polen en Tsjechië geteisterd door aanhoudende regenbuien. Ook in Litouwen vielen slachtoffers. Op Tsjechisch grondgebied werden al vier lichamen aangetroffen. Twee toeristen kwamen in de buurt van de Litouwse stad Varena om het leven nadat een boom op hun tent viel. In het noorden van het land werden ook twee anderen mensen slachtoffer van het noodweer. Vele wegen zijn door de hevige regenval niet meer toegankelijk’. (http://www.gva.be/nieuws/buitenland/aid961107/al-acht-doden-bij-overstromingen-in-oosteuropa.aspx) 08-08-10 ‘Overstromingen in Groot-Brittannië eisen dode’ Het zuiden van Europa kreunt onder een hittegolf, maar in Groot-Brittannië stopt het maar niet met regenen. Vooral de streek rond Birmingham is zwaar getroffen. Een man is gisteren meegesleurd door het water en overleden’. (http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=DMF20120629_00205147) 29-06-12 3.2.2 Droogte Veel mensen zien het probleem van het warmer worden van de aarde niet als een bedreigend iets. Mensen in Nederland zullen bijvoorbeeld helemaal niet treurig zijn wanneer de zomers wat warmer worden dan afgelopen jaren. Maar droogte brengt behoorlijk wat problemen met zich mee. Zo zal landbouw in gebieden met weinig neerslag erg moeilijk worden en wordt de kans op voedselcrisis steeds groter. Ook zullen sommige planten en dieren met uitsterven bedreigd worden wanneer zij zich niet snel genoeg kunnen aanpassen. De kans op bosbranden zal in deze droge gebieden veel groter worden. Dit zien we nu al terug in Zuid-Europa, maar dit zal dus in veel meer gebieden een probleem worden. De kans op meer woestijngebieden zal ook aanzienlijk toenemen. Dit zijn gebieden die door klimaatverandering, bijvoorbeeld extra verdamping, en door menselijke oorzaken, zoals ontbossing en verkeerd bodemgebruik, ontstaan. Door verwoestijning zal de landbouwproductiviteit nog eens drastisch afnemen en zal de bevolking zichzelf niet meer kunnen voeden. Niet alleen gebieden als Afrika en het Midden-Oosten zullen last krijgen van verwoestijning maar ook Zuid-Europa gaat hier last van krijgen. Voor toeristen zijn plekken waar deze extreme droogte voorkomt niet aantrekkelijk. Zoals eerder geschreven is zoeken toeristen naar gebieden met een temperatuur van rond de 30⁰C. Op deze droogte gebieden zal deze temperaturen vele male hoger komen te liggen en dan worden deze gebieden erg onaantrekkelijk voor toeristen. Door klimaatverandering zullen landen zoals Nederland en België in de toekomst temperaturen kennen die we op dit moment bijvoorbeeld in Spanje en Frankrijk tegenkomen. In Spanje en Frankrijk zal het zelfs nog warmer worden dan dat het nu is, met meer kans op langdurige hittegolven. Toeristen zullen zich daarom in Europa verplaatsen naar andere gebieden met aangenamere temperaturen, zoals in dit voorbeeld in Nederland en België te vinden zullen zijn. Bosbranden zijn ook gevolgen van droogte die steeds makkelijker zullen ontstaan in de warme 31 droge zomers. De Europese Commissie constateerde onlangs dat er elk jaar in de Europese Unie gemiddeld 500.000 hectare bos verloren gaat door bosbranden. Alleen al in de landen die aan de Middellandse Zee grenzen, doen zich jaarlijks tot 50.000 branden voor. De laatste jaren neemt het aantal bosbranden duidelijk toe en bosbranden doen zich nu ook veel vaker voor in bijvoorbeeld Bulgarije en Zweden. Begin september van dit jaar waren grote bosbranden in Portugal in het nieuws (zie hieronder). Het lijkt erop dat bosbranden ook later in het zomerseizoen nog steeds plaatsvinden. Algemeen wordt aangenomen dat door klimaatverandering meer bosbranden ontstaan21.Bosbranden zijn vreselijk angstaanjagend en kunnen zich razendsnel verspreiden. Dat natuurrampen invloed hebben op het toerisme spreekt voor zich. Dit speelt uiteraard ook in Europa. Met name in de zomer komen er tegenwoordig jaarlijks grote bosbranden voor die dan doorgaans ook gevolgen hebben voor toeristen, die soms moeten worden geëvacueerd. Hier volgen weer enkele voorbeelden uit het nieuws: ‘Bosbranden dwingen tot massa-evacuatie Canarische eilanden’ Op de Canarische eilanden Tenerife en La Gomera staat grote stukken bosgebied in brand. Binnen twee dagen moesten meer dan 4700 mensen worden geëvacueerd, aldus de regionale overheid. Brandweerlieden proberen met man en macht de vlammen te bedwingen. Hun werk wordt bemoeilijkt door hoge temperaturen, lage luchtvochtigheid en harde wind, aldus de regionale minister van Economie’. (http://wereldnieuws.blog.nl/toerisme) 10-10-12 ‘Bosbranden Spanje’ Op de camping Les Predes in het Spaanse Capmany zijn Nederlanders getroffen door de bosbranden. Een aantal vakantiegangers is geëvacueerd en een caravan is in vlammen opgegaan’. (http://weblog.toerisme-europa.eu/2012/07/23/bosbranden-spanje/) 23-07-12 ‘Dode bij bosbranden in Portugal’ Portugal kampt met grote bosbranden. De brandweer is al twee dagen bezig om het vuur te bestrijden. Eén persoon is om het leven gekomen. (http://nos.nl/video/414624-dode-bij-bosbranden-portugal.html) 04-09-12 Ten slotte nog even kort aandacht voor luchtvervuiling. Met name in het zomerseizoen als het warm en droog is en er weinig wind staat kunnen steden te maken krijgen met luchtvervuiling, smog. In sommige steden (zie ook het bericht hieronder over Spanje) is dat in de zomer een groot probleem. Het risico op smog zal toenemen tijdens periodes van aanhoudend warm weer. Ook toeristen hebben daarmee te maken. De hitte blijft langer hangen in steden en er wordt ook meer hitte geproduceerd bijvoorbeeld via de airconditioning. In de zuidelijke landen staat de airconditioning meer aan als er veel toeristen zijn. Door de warmte van de atmosfeer kan vervuilde lucht minder snel opstijgen en dus langer voor overlast zorgen. Om luchtvervuiling tegen te gaan en het leefklimaat in de stad aangenaam te houden is meer groen in en om de stad nodig. Verder moet er wat gedaan worden aan het almaar toenemende autoverkeer in de grote steden. Ook in ons eigen land komt smog soms voor. Ook onze steden zijn niet ingericht op warm weer. Gebouwen zijn zo opgezet dat ze de maximale hoeveelheid zonlicht krijgen. Ook de zogenoemde doorzonwoning is een typisch Nederlands fenomeen. Wij bouwen op zo’ n manier om maximaal te profiteren van de warme die de zon afgeeft. Tijdens warme periodes zal de behoefte aan verkoeling in de stad toenemen. Hiervoor zullen mensen in toenemende mate een beroep doen op groenvoorzieningen binnen de stad. De Europese Unie stelt eisen aan de 21 http://www.europa-nu.nl/id/vhvql17z57yo/bosbranden 32 luchtkwaliteit, en de hoeveelheid fijnstof die uitgestoten mag worden. In Nederland bijvoorbeeld is het al een groot probleem om hieraan te voldoen. Ook andere landen in Europa hebben soms moeite met de Europese normen. Door klimaatverandering zal het nog moeilijker worden om aan de eisen van de Europese Unie te voldoen. Door het aanleggen van meer groen en bomen kan een deel van de smog worden opgevangen, maar ook voor het autoverkeer zullen regels moeten komen. Meer openbaar vervoer kan een oplossing zijn. ‘Smog plaagt Spaanse steden’ De Torre Espacio is met 230 meter het hoogste gebouw van Madrid. Vanaf één van de hoogste verdiepingen lijkt het stadspark El Retiro, ’de longen van de stad’, niet meer dan een kleine, groene vlek. Op de achtbaanswegen die door het centrum lopen staat het verkeer aan het einde van de middag vast. Een bruine deken van smog hangt over de stad. Het contrast met de helderblauwe lucht is groot. Niet alleen Madrid, maar bijna alle grote steden in Spanje overschrijden jaar na jaar de toegestane hoeveelheid luchtvervuiling, vastgesteld door de Europese Unie. Het Spaanse ministerie van milieu wil nu dat de grote steden ’drastische maatregelen’ nemen tegen luchtvervuiling door het verkeer. Etc etc. (http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1837586/2011/02/10/Smog-plaagt-Spaansesteden.dhtml) 10-02-11 Droogte heeft dus kortweg gezegd drie duidelijke gevolgen voor het toerisme. De eerste is dat de landbouwopbrengst in gevaar kan komen door de droogte. Wanneer minder voedsel kan worden verbouwd hebben niet alleen de toeristen maar ook de oorspronkelijke inwoners hier natuurlijk last van. Zo kan voedsel kan in dit land bijvoorbeeld duurder worden, omdat het helemaal geïmporteerd moet worden. Voor sommige toeristen is dit een nadeel. Het tweede gevolg van droogte is dat er een verhoogde kans op bosbranden is. Dit betekent dat het aantal risicovolle gebieden toeneemt en dat het toerisme zich dus weer zal verplaatsen. Als laatste verhoogt de kans op smog door droogte. Voor toeristen is dit een groot nadeel. Op vakantie wil men vaak genieten van de frisse buitenlucht en uitstapjes maken. Staat de hele stad vol smog, dan is dit niet aantrekkelijk meer. 3.2.3 Geofysische factoren Aardbevingen en vulkanisme zullen ook vaker voorkomen als gevolg van de klimaatverandering op aarde. Dit beschrijft professor Bill McGuire (Professor of Geohazards at University College London) in zijn nieuwe boek ‘Waking the giant’22. Hij wijst erop dat snelle verandering van het mondiale klimaat zal leiden tot meer geologische activiteiten. Hij beweert bijvoorbeeld dat wanneer enorme ijsmassa’s smelten er minder druk zal zijn op de aardkost. Als gevolg hiervan voorspelt hij dat vloeibare magma makkelijker zijn weg naar boven zal vinden en er dus meer sprake zal zijn van vulkaanuitbarstingen. Wanneer de zeespiegel door grote hoeveelheden smeltwater zal stijgen zal dit zorgen voor monsterlijke aardverschuivingen. Deze informatie heeft hij verzameld uit recente studies van de geschiedenis van onze planeet en uit huidige waarnemingen en tabellen. Of professor Bill McGuire werkelijk gelijk heeft is nog niet bekend, maar veel wetenschappers denken dat er genoeg redenen zijn om een slag om de arm te houden en serieus aandacht te besteden aan McGuire bevindingen. Let op: Het is geen algemeen aanvaarde theorie! Als wat McGuire heeft geschreven waar blijkt te zijn zal dit ook grote invloed hebben op het toerisme. In gevaarlijke gebieden waar aardbevingen en vulkaanuitbarstingen steeds vaker voor zullen komen, zal het voor toeristen veel minder aantrekkelijk worden om er te komen. Toeristen zoeken rustige veilige gebieden om te verblijven en willen op hun vakantie niet het risico lopen door serieuze natuurrampen te worden overvallen. 22 http://www.billmcguire.co.uk/books/waking-the-giant.html 33 Gelukkig hebben we hier nog geen recente voorbeelden uit Europa gevonden, maar in andere werelddelen vallen er wel doden door vulkaanuitbarstingen. Door klimaatverandering zou dat ook vaker in Europa kunnen gebeuren. Hier enkele voorbeelden van buiten Europa. ‘Tientallen doden door vulkaanuitbarsting Java’ Jogjakarta, 27 oktober 2010. Het dodental als gevolg van de vulkaanuitbarsting op Java is gestegen tot 25. Dit is woensdag vernomen van de Indonesische hulpverleners’. (http://vorige.nrc.nl/buitenland/article2636049.ece/Tientallen_doden_door_vulkaanuitbarsting_Java) 27-10-10 ‘Drie doden door vulkaanuitbarsting Guatemala’ Bij een vulkaanuitbarsting in Guatemala zijn zeker drie mensen om het leven gekomen. Alle drie stierven toen ze werden geraakt door rondvliegend puin’. (http://nos.nl/artikel/160472-drie-doden-door-vulkaanuitbarsting-guatemala.html) 28-05-10 3. 3 Zeespiegelstijging Door de stijging van de temperatuur op aarde neemt niet alleen het extreme weer toe, maar ook de zeespiegelstijging neemt toe. Doordat het warmer wordt smelt het ijs op de aardbol. Dit ijs bevindt zich op de Noord- en Zuidpool, maar ook tussen de bergen in de vorm van gletsjers. IJs heeft een hoog albedo. Een oppervlakte met een hoog albedo, zoals ijs, weerkaatst veel zonlicht. Het zonlicht wordt dus weer teruggekaatst, waardoor er nauwelijks warmte wordt vastgehouden. Hoe meer ijs er dus op aarde zou zijn, hoe minder warmte er vast gehouden zou worden. Helaas stijgt de temperatuur van de aarde, waardoor veel ijs smelt. Het albedo van water is veel lager dan dat van ijs. De zee neemt veel warmte op, in plaats van het te weerkaatsen. Hierdoor stijgt de temperatuur op aarde alleen maar meer. We komen zo in een vicieuze cirkel terecht. Op de problemen rond het smelten van het Noordpool ijs zijn we in onze inleiding al ingegaan. Wat van belang is bij het smelten van ijs, is de leeftijd van het ijs. Iedere winter ontstaat er een laagje nieuw ijs. Dit ijs is echter zo jong, dat het bij de daaropvolgende zomer alweer smelt. Ouder ijs is veel minder kwetsbaar en veel dikker. Het breekt minder snel en smelt minder snel. Doordat het jonge ijs minder energie nodig heeft om te smelten zullen er meer openwaters komen tussen de ijsbrokken in. Hierdoor kan het zeewater goed warmte opnemen, waardoor het warmer wordt. Hierdoor zal ook meer ijs smelten, doordat de watertemperatuur hoger is. Onderstaand kaartje laat zien hoe het ijs tussen 1885 en 1985 is gesmolten. Er wordt ook een toekomstvoorspelling gedaan. Men verwacht dat het ijs in 2085 vrijwel bijna weg zal zijn. Dit komt doordat het tempo waarin het ijs smelt steeds hoger wordt. Hoe minder ijs, hoe meer water dat warmte op kan nemen, dus hoe warmer het wordt. En hoe warmer het wordt, hoe meer ijs er smelt in een kortere tijd. De laatste tijd zien we voorspellingen van wetenschappers dat het smelten van het ijs veel sneller gaat dan iedereen had aangenomen (zie ook onze inleiding) Figuur 19: Hoeveelheid ijs van 1885 tot de verwachte hoeveelheid is in 2085 34 Het smelten van de ijskappen op zee zal naar verwachting nog niet direct grote gevolgen hebben voor de zeespiegelstijging. Het water van het gesmolten ijs verspreidt zich namelijk over zo'n groot gebied aan zee, dat er niet direct iets te merken is van een stijging van het water. Maar het ijs in de zee is niet het enige ijs dat zal smelten door de temperatuursstijging van de aarde. Er zijn ook nog gletsjers die bestaan uit ijs. Het smelten van gletsjers is vele malen gevaarlijker dan het smelten van zee-ijs. Als een gletsjer smelt kunnen er in één keer grote hoeveelheden water langs de berg naar beneden stromen. Een voorbeeld is Groenland. Midden juli dit jaar scheen de zon op zijn felst in Groenland. Er was een temperatuur gemeten van 2,2˚C boven nul, het hoogste ooit gemeten in Groenland voor de maand juli. Hierdoor smolt er meer ijs. Minder ijs betekent minder weerkaatsing van het zonlicht, waardoor het dus warmer wordt. De vicieuze cirkel gaat van start. Er stroomde elke seconde 3,5 miljoen liter water door de bedding. Het is niet helemaal duidelijk waarom er zo veel water stroomde, maar wetenschappers denken dat het te maken heeft met het afbrokkelen van grote stukken gletsjerijs. Deze hoeveelheid water was het dubbele van wat er normaal aan smeltwater wordt gemeten. Deze gigantische hoeveelheid smeltwater laat natuurlijk aardig wat schade achter. Het smeltwater van de Russelgletsjer in Groenland denderde namelijk recht door een West-Groenlands dorpje heen. Voor toeristen kan dit heel gevaarlijk zijn. Er zijn nogal wat mensen die het interessant vinden om gletsjers en de kolossale ijsmassa’s te bezoeken. Maar door de opwarming van de aarde komen er steeds meer risicogebieden bij waar de kans bestaat dat stukken gletsjer kunnen afbreken. Reisorganisaties en gidsrondleidingen in dit soort gebieden zullen dus extra oplettend moeten zijn en zich goed laten informeren over deze gevaarlijke gebieden. Veel meer gebieden zullen gevaarlijker worden waardoor er minder plekken geschikt zullen zijn voor toeristen. Uiteindelijk zullen alle gletsjers over de hele aarde verdwenen zijn, omdat ze zijn gesmolten. Voor landen als Groenland, die best wel wat verdienen aan het gletsjertoerisme, is dit nadelig. Zij verliezen dan een deel van hun inkomsten. Gelukkig liggen die gletsjers er voorlopig nog wel even en hoeven landen als Groenland zich nu nog niet acuut zorgen te maken over dit probleem. Door de zeespiegelstijging vallen er nu nog geen doden, maar onderzoekers houden rekening met hele erge scenario’s. Gevolgen lijken op termijn niet uit te kunnen blijven, stijgingen van de zeespiegel met 90 tot 160 cm worden door wetenschappers nog voor deze eeuw voorspeld. In Nederland hebben we onze zaken nu wel op orde, maar andere landen in de wereld, die economisch veel minder mogelijkheden hebben zullen de gevolgen hiervan ongetwijfeld gaan ondervinden. 3.4 Verandering van de biodiversiteit en omgeving Allereerst een definitie van het woord biodiversiteit. De biodiversiteit is de verscheidenheid aan organismen. Dit zijn dus planten, dieren, maar ook schimmels en bacteriën. Biodiversiteit is een begrip dat niet alleen over het leven op land, maar ook over het leven onderwater gaat. We weten af van het bestaan van een aantal organismen die nagenoeg helemaal op de zeebodem leven. Voor ons is dit wonderbaarlijk, omdat het hier heel koud is. De McMurdo Sound, een zeestraat in de buurt van Antarctica, is zelfs zo koud op de bodem, dat er onder water een muur van ijs te vinden is. De biodiversiteit op aarde is belangrijk voor de mens. De mens eet bepaalde dier- en plantsoorten of verwerkt ze in medicijnen. Daarnaast verhoogt de kans op natuurrampen als de biodiversiteit af zal nemen. Die ene boom die al de grond op die schuine helling bij elkaar hield met zijn sterke wortels is nu uitgestorven. Op de helling groeit nu een andere boom, maar zijn wortels zijn lang niet sterk genoeg en bij de eerst volgende regenbui spoelt de hele helling weg. Het gevolg is een allesverwoestende modderstroom. De gevolgen van een afnemende biodiversiteit zijn dus groot. Biodiversiteit heeft ook weer invloed op de verspreiding van het toerisme. 35 Het uitsterven en afsterven van de verschillende soorten dieren en planten is iets natuurlijks. In de geschiedenis van de aarde zijn meerder dieren uitgestorven, zoals de dodo en de dinosauriërs. Echter, door menselijk toedoen versnelt dit proces. Uit metingen blijkt dat dit proces ongeveer honderd keer sneller gaat, nu de mens veel aanpassingen doet in zijn omgeving. Onderstaande grafiek laat de afname van de gehele populatie aan landsoorten, mariene soorten en zoetwatersoorten zien. Met name de zoetwatersoorten zijn sterk afgenomen in aantal. Een verklaring hiervoor is het lozen van afvalstoffen in rivieren en het toegenomen scheepsverkeer in de rivieren. Figuur 20: De afname van het aantal dieren die behoren tot de landsoort, de mariene soort en de zoetwatersoort We weten nu dat de biodiversiteit sterker afneemt dan normaal, door toedoen van de mens. Maar welke activiteiten zijn hier nou precies de oorzaak van? Allereerst leidt klimaatverandering tot verandering van de omgeving op bepaalde hoogtes. Waar voorheen regenwoud was, zal in de toekomst misschien wel een woestijn zijn. Dit voorbeeld is erg extreem, maar laat wel goed zien hoe drastisch een bepaald gebied kan veranderen. Dit proces gaat langzaam, zodat de dieren uit het regenwoud zich geleidelijk kunnen aanpassen aan de leefomstandigheden in een woestijn. Dit wordt gedaan door de natuurlijke selectie. Het wordt bijvoorbeeld steeds iets minder vochtig in het regenwoud. De aap uit de apenpopulatie die het beste om kan gaan met een lagere vochtigheidsgraad zal makkelijker overleven en zich dus makkelijker voortplanten. Hierdoor zal de nieuw geboren aap ook beter tegen een lagere vochtigheidsgraad kunnen en zo ontstaat uiteindelijk de perfecte aap die in de woestijn zou moeten kunnen overleven. Nogmaals, dit voorbeeld is erg extreem en zal naar alle waarschijnlijkheid ook niet plaats gaan vinden in de toekomst. Het zal eerder gaan om kleine veranderingen in de leefomgeving voor dieren, zoals de verandering van de flora. Sommige dieren zullen nu ander voedsel moeten eten om in leven te blijven, misschien wel voedsel waar ze helemaal niet op gebouwd zijn. Daarnaast kan een leefomgeving ook plotseling veranderen. Hierbij moet men denken aan plotselinge natuurrampen die een leefgebied in één klap verwoesten. Het duurt dan meestal een tijd voor het leefgebied weer helemaal is hersteld zoals het eerst was. Hierdoor kunnen dieren wegtrekken naar een ander gebied. Niet alleen het aantal dieren, maar ook de plaats waar zij zich bevinden heeft namelijk te maken met de biodiversiteit. De spreiding van dieren wordt dus ook anders door klimaatverandering. Daarnaast heeft het gebruik van de grond door mensen ook invloed op de biodiversiteit. Kappen mensen een heel bos om, zodat ze weer bomen hebben voor hout, dan zullen er niet veel dieren in dat bos overblijven. Ze kunnen niet overleven in een gekapt bos en zoeken daarom een andere plek op of gaan dood. De mens kan de grond ook gebruiken als woonbestemming. Hoe meer mensen er bij elkaar wonen in één gebied, hoe minder dieren er voor zullen komen. Dieren kunnen niet leven van 36 asfalt wegen en stenen muren. Vandaar dat in de steden ook veel groen te vinden is in de vorm van parken en plantsoenen. Nog een belangrijke factor voor het verdwijnen van dieren op bepaalde plaatsen is het overmatig gebruik van meststoffen. Hierdoor komen er te veel nutriënten in de bodem, waardoor bodemleven amper nog mogelijk is. Vooral van de nutriënten stikstof en fosfor zat veel te veel in de bodem. In 1998 kwam hierom in Nederland het MINeralen AangifteSysteem (MINAS). Dit systeem houdt alle inkomende en uitgaande mineraalstromen bij. Bedrijven die hier MINASplichtig zijn moeten hierom een boekhouding van al hun mineralen bijhouden. Brengen zij meer mineralen de bodem in dan er weer uitkomen, dan moeten zij een heffing, een soort boete, betalen. Zo hoopt het MINAS te voorkomen dat boeren te veel stikstof en fosfor de grond inbrengen. In 2006 is het MINAS vervangen door een nieuw beleid. Het MINAS deed namelijk niks aan de hoeveelheid nitraat in de bodem, maar alleen aan die van stikstof en fosfor. In figuur 22 is te zien dat de invoering van het MINAS wel degelijk werkte, maar door het nieuwe beleid dat in 2006 werd ingevoerd, nam het aantal nutriënten aan stikstof en fosfor nog meer af. Figuur 21: Het overschot aan stikstof en fosfor in de landbouw van 1970 tot 2010 Natuurlijk zijn er veel meer oorzaken van de versterkte afname van de biodiversiteit op te noemen, maar het is niet relevant genoeg om deze allemaal één voor één bij naam te noemen. Met bovenstaande voorbeelden moet een goed beeld te schetsen zijn over welk soort activiteiten van de mens nou invloed hebben op de afname van de biodiversiteit. Voor de toekomst wordt verwacht dat de ruimte die nodig is voor landbouwgrond zal toenemen, omdat de menselijke bevolking toe zal nemen. Meer mensen betekent namelijk meer voedsel. Verder gaan wetenschappers ervan uit dat het aantal bossen ook zal krimpen. Hierdoor zal de biodiversiteit dus alleen maar meer afnemen in de toekomst. Uiteindelijk zal de mens nadelige gevolgen ondergaan van het streven naar welzijn. Eerst kapt men bossen, zodat er hout en ruimte is. Vervolgens bebouwt men de natuur voor meer woonplekken. En tenslotte wordt er meer grond gebruikt om voedsel te verbouwen. Wat de mens dus eigenlijk doet is de ruimte van de natuur in laten krimpen, waardoor er minder leefruimte is voor flora en fauna. Uiteindelijk zullen er dus problemen ontstaan omtrent de schaarste van het voedsel dit zal ook invloed hebben op het toerisme in bepaalde gebieden. Om dit te voorkomen kan men een aantal dingen doen. Het aanwijzen van beschermde gebieden is een goed begin. Er zijn al heel wat van dit soort gebieden over de hele wereld te vinden. Toch is het moeilijk om deze gebieden te behouden en de ecosystemen daar allemaal intact te houden. 37 Voor je het weet gaat het alweer fout. Eén fabriek in de buurt van zo'n beschermd gebied en het is al raak. Daarom moet de locatie van deze gebieden zorgvuldig uitgekozen worden. Een tweede optie is het instellen van allerlei regels en beleidsvormen omtrent de biodiversiteit. Het MINAS is hier een goed voorbeeld van. Het beste is om instellingen op te starten die zich hier over bekommeren. Deze instellingen moeten het liefst op lokaal of nationaal niveau zijn. Zo weet iedere instelling het meeste over zijn gebied, waardoor zij maatregelen kunnen treffen die effectief zijn. De laatste optie die hier gegeven zal worden is het beter informeren van het bedrijfsleven over het belang van de biodiversiteit. Bedrijven kunnen dan intern maatregelen gaan treffen die duurzamer zijn. Ook zijn bedrijven dan sneller geneigd om te investeringen in duurzame ontwikkelingen, waardoor er sneller iets nieuws op de markt kan komen en ook daadwerkelijk toegepast kan worden. Denk bijvoorbeeld aan duurzame landbouwmachines en dergelijke. De mens versterkt dus de afname van de biodiversiteit over heel de wereld. Door menselijke acties, zoals het kappen van bossen, nemen flora en fauna in aantal en verspreidheid af. Voor de toekomst heeft dit alleen maar nadelige gevolgen voor de mens, zoals een gebrek aan voedsel. Daarom wordt er tegenwoordig veel aandacht besteed aan het bevorderen van de biodiversiteit. Dit gebeurt met behulp van instellingen en afspraken. Gehoopt wordt dat de biodiversiteit in de toekomst minder snel zal afnemen door deze maatregelen. Voor het toerisme is het in ieder geval erg belangrijk dat de biodiversiteit stand wordt gehouden. Vooral natuurlijk voor groentoerisme dat wordt aangetrokken door mooie natuur, bijzondere diersoorten en de rust. We laten weer een aantal recente nieuwsberichten over dit onderwerp zien die een relatie leggen tussen biodiversiteit en toerisme. ‘Afname biodiversiteit dure grap’ Verlies van plant- en diersoorten kan Europa jaarlijks tot 1,1 triljoen euro kosten. Dat blijkt uit de verschillende scenarios die de Europese Commissie presenteerde over het behoud van soorten na 2010. Het Wereld Natuur Fonds pleit voor scherpe maatregelen. De beschermde planten, dieren en landschappen in Europa staan er niet goed voor. Landbouw, toerisme en de klimaatverandering vormen de grootste bedreigingen’. (http://www.changemagazine.nl/artikelen/kosten_afname_biodiversiteit) 26-01-10 ‘Biodiversiteit levert 14,6 miljoen banen in Europa op’ Zeven procent van de Europese banen hangt af van ecosysteemdiensten. Deze vaststelling komt uit een rapport over de sociale dimensie van het beleid inzake biodiversiteit, waar Natuurpunt de aandacht op vestigt. Vooral landbouw en visserij zijn afhankelijk van biodiversiteit. De Europese Commissie gaf, onder meer het Institute for European Environmental Policy (IEEP), de opdracht om de sociale aspecten van biodiversiteit te onderzoeken, in het bijzonder de band met tewerkstelling en de waarde van biodiversiteit voor kwetsbare plattelandsgemeenschappen. Volgens Natuurpunt brengen dergelijke rapporten de link tussen economie en ecologie meer onder de aandacht van beleidsmakers. Invloed op welzijn mensen Biodiversiteit heeft ontegensprekelijk een invloed op het welzijn van mensen. Biodiversiteit draagt bij tot levensnoodzakelijke ecosysteemdiensten zoals schoner water en de bescherming tegen natuurrampen. Het schept ook werkgelegenheid, zowel direct (boer of visser) als indirect (bijvoorbeeld toerisme). 14,6 miljoen banen In de EU zijn maar liefst 14,6 miljoen banen direct of indirect maar alleszins sterk afhankelijk van ecosysteemdiensten. In ontwikkelingslanden gaat het zelfs over 927 miljoen arbeidsplaatsen, of 35 38 procent van het totaal’. (http://www.natuurnet.nl/thema/artikel2969.html) 11-01-12 3.5 Landschapszones Zoals we in Hoofdstuk 1 zagen zijn landschapzones erg belangrijk voor de woon- en leefomstandigheden van mensen, dieren en planten. In iedere landschapszone werken er andere natuurlijke processen, bijvoorbeeld verschil in neerslag of vegetatie. Door deze verschillen worden menselijke manieren van leven beïnvloed. De landbouwzones waar we mee te maken hebben zijn de tropische zone, de subtropische zone, gematigde zone, boreale zone, polaire zone en arctische zone. De overgangen tussen de landschapszones lopen geleidelijk. Het klimaat heeft zoals gezegd een erg grote invloed op deze landschapzones. Om een voorbeeld te geven, het klimaat vertelt ons over de hoeveelheid neerslag en dus de mogelijkheid tot groei. Klimaatverandering zal daarom enorme gevolgen hebben voor de landschapszones. De landschapszones zijn geen vast gegeven en veranderen constant. Het meest duidelijke voorbeeld van het veranderen van de landschapszones is die van tijdens het pleistoceen. Tijdens het pleistoceen wisselden glacialen en interglacialen zich meerdere malen af. Tijdens een glaciaal kon de julitemperatuur in Nederland soms wel dalen tot een temperatuur van 10⁰C of soms zelf onder de 5⁰C, deze temperatuur ligt tegenwoordig rond de 17⁰C. Nederland Figuur 22 Landschapszones verschuiven richting de polen schoof dan van een gematigde zone naar een polaire zone. Tijdens een interglaciaal schoven de zones weer terug zo als ze voorheen waren. Door klimaatverandering zullen deze landschapszones opnieuw langzaam verschuiven. Bij de verwachte opwarming van de aarde door het broeikaseffect zullen volgens wetenschappers de landschapszones verschuiven richting de polen. Als dit het geval zal zijn dan zal Europa voor een groot deel onder de subtropische zone vallen. Dit zal betekenen dat er in Europa in plaats van gematigde land- en zeeklimaten in de toekomst te maken gaan krijgen met een Middellandse zeeklimaat. Bij een Middellandse zeeklimaat is er sprake van warme, droge zomers met een gemiddelde temperatuur van rond de 26⁰C en tijdens de winters wordt het gemiddeld niet kouder dan 14⁰C. Doordat het minder zal gaan regenen krijgen we meer te maken met een mediterrane plantengroei. In Zuid-Europa vreest men nog meer voor de toekomstige klimaatverandering en de daardoor verschuivende landschapszones. Zuid-Europa zal nog sneller te maken krijgen met extreme hitte, droogte, bosbranden en verwoestijning. De verandering van de weersomstandigheden die zullen plaatsvinden in Europa heeft als gevolg dat toeristen naar andere gebieden zullen gaan. De weersveranderingen van de bestemming, maar ook die van de woonomgeving hebben hier een grote invloed op. Wanneer het in Nederland rond de 26⁰C zal zijn in de zomer zullen veel minder Nederlanders op vakantie gaan ‘opzoek naar beter weer’. Vaker zullen mensen vakantie gaan houden in eigen land. Landen in Zuid-Europa zoals Frankrijk, Italië en Spanje zullen een stuk minder aantrekkelijk worden voor het toerisme. Echter niet elke soort toerisme is even gevoelig voor de veranderingen die het klimaat meebrengt. Natuurtoeristen zijn bijvoorbeeld gevoeliger voor klimaatverandering dan cultuurtoeristen. Dit is logisch te verklaren omdat klimaatverandering de flora, fauna en het landschap in een gebied zullen veranderen de steden zullen gewoon blijven zoals ze zijn. Verandering van landschapszones zal er dus voor zorgen dat toeristen naar andere plaatsen zullen gaan. 39 Hoofdstuk 4: Hoe kunnen we de (nadelige) gevolgen van klimaatverandering op toerisme beperken? In de vorige hoofdstukken hebben we geschreven over klimaat, klimaatverandering en de invloed van klimaatverandering op het toerisme. In dit hoofdstuk gaan we beschrijven hoe de gevolgen van klimaatverandering in Europa zoveel mogelijk kunnen worden beperkt. Klimaatverandering is niet alleen in Europa een groot probleem, maar voor de hele wereld. Europa kan om deze reden de gevolgen van klimaatverandering op het toerisme niet alleen oplossen. Klimaatverandering is een wereldwijd vraagstuk en daarom moet samen een oplossing gevonden worden. Om de gevolgen van klimaatverandering te beperken moet men zich er eerst bewust van worden. De mensen en de politici moet de noodzaak zien er nu iets aan te doen. Voor deze bewustwording zijn ook wetenschappers erg belangrijk. We zagen al dat Al Gore, destijds vicepresident onder president Clinton van de VS, een film heeft gemaakt over klimaatverandering. Als zo’n belangrijke man dit thema behandelt zullen veel mensen geloven dat er echt iets aan de hand is en dus helpt dit bij de bewustwording. Steeds meer mensen worden tegenwoordig bewust van de gevolgen van klimaatverandering. Zo wordt jaarlijks rond 22 april de dag van de aarde ‘Earth Day’ gevierd. Dit is een dag met verschillende activiteiten met als doel mensen bewust maken van de aarde en het leven op aarde. In de Verenigde Staten is ‘Earth Day’ sinds 1970 een populair fenomeen en sinds 2004 krijgt deze dag ook in Nederlands steeds meer bekendheid. Ook zijn er verschillende verdragen gesloten zoals het Kyoto Protocol. 4.1 Op politiek gebied We willen nu eerst bekijken hoe het onderwerp klimaatverandering de afgelopen jaren steeds meer politieke aandacht heeft gekregen in de wereld. 4.1.1 Politieke geschiedenis van klimaatverandering Rond het jaar 1900 zijn de eerste wetenschappelijke publicaties verschenen over het broeikaseffect en de gevolgen daarvan voor de aarde. In de jaren vijftig van de vorige eeuw zijn voor het eerst systematische metingen gedaan naar de uitstoot van koolstofdioxide (CO2). In 1972 volgde een internationale bijeenkomst, United Nations Conference on the Human Environment, in Stockholm. Er werd een actieplan aangenomen waarin ondermeer was opgenomen dat er wereldwijd meer metingen moesten plaatsvinden naar luchtvervuiling. In 1979 werd de eerste Klimaatconferentie gehouden. Het ging daar niet zozeer over klimaatverandering, maar over luchtvervuiling. Luchtvervuiling was te meten en was daarmee te bewijzen, klimaatverandering was nog meer een veronderstelling destijds. Tegenwoordig is vrijwel iedereen het erover eens dat het klimaat echt aan het veranderen is en dat we daar snel iets aan moeten doen. De wetenschap en politiek zijn hier dus nog maar kort mee bezig. Overheden kunnen door goede politiek te bedrijven klimaatverandering beperken. Tegelijkertijd realiseert ieder land en ieder continent zich dat het probleem wereldwijd moet worden aangepakt. Nog een stukje geschiedenis. In 1988 werd de IPCC ingesteld (Intergovernmental Panel on Climate Change). In 1988 nam de VN een resolutie aan, waarin klimaatverandering als serieus probleem werd erkend. Inmiddels weten landen - en dat is ook internationaal uitgesproken - dat ze een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben met betrekking tot klimaatverandering. Ieder land draagt hier verantwoordelijkheid voor en moet proberen klimaatverandering zoveel mogelijk tegen te gaan, maar ieder land doet dit op zijn eigen manier. Dat heeft bijvoorbeeld te maken met de cultuur, de economie en de geschiedenis van een land. In november 1990 werd en Tweede Wereldconferentie inzake Klimaatverandering gehouden. De IPCC bracht hier een rapport in waarin onder meer stond dat als er niets zou worden gedaan de 40 gemiddelde temperatuur van de aarde zou stijgen met 2 tot 5 graden Celsius. Vervolgens ontstond politieke verdeeldheid in de wereld. De westerse landen waren economische gezien natuurlijk veel verder dan andere landen. Maar de opkomende economieën willen natuurlijk doorgroeien. De vervuiling en klimaatverandering komt, als we naar het verleden kijken, voor een belangrijk deel uit de westerse landen en daarom vinden veel landen dat opkomende economieën nu ook het recht hebben om door te groeien. Dat vinden die landen in ieder geval zelf ook. Waarom hebben westerse landen het milieu wel mogen vervuilen en mogen nieuwe opkomende economieën dat niet is dan hun vraag. Opkomende economieën willen dat het westen nu betaalt voor hen. In 1992 werd in Rio de Janeiro de UN Framework Convention on Climate Change getekend. Dit is een belangrijk document in het kader van klimaatverandering en politiek. Dit Verdrag geeft aan dat de klimaatverandering moet worden beperkt, zodat ecosystemen zich kunnen aanpassen, de voedselvoorziening geen gevaar loopt en duurzame ontwikkeling kan plaatsvinden. Het verdrag verplicht landen onder meer tot het voeren van een klimaatbeleid, samenwerking bij wetenschappelijk onderzoek en duurzaam beheer van bossen. Dit Verdrag heeft als basis gediend voor het latere Kyoto Protocol. 4.1.2 Kyoto Protocol Het Kyoto Protocol werd in 1997 getekend. Het Verdrag is vernoemd naar de plaats (in Japan) waar het is getekend. 37 landen verplichtten zich hun uitstoot van broeikasgassen in 2012 met gemiddeld 5,2% te verminderen ten opzichte van 1990. Nederland moet 6% minder uitstoten. Landen kunnen dit bereiken door binnenlands minder uit te storten, maar ook het reduceren in het buitenland kan meetellen. Dit kan op drie manieren: - emissiehandel. Elk land mag een bepaalde hoeveelheid CO2 uitstoten. Als een land de binnenlandse maatregelen te duur vindt kan het emissierechten kopen in een ander land: - Clean Development Mechanism (CDM). Met het CDM betalen landen met een CO2 doelstelling voor projecten die de uitstoot van broeikasgassen beperken in ontwikkelingslanden. Ontwikkelingslanden zelf hebben geen doelstellingen om CO2 te verminderen. Een voorbeeld is zorgen voor herbebossing in een ontwikkelingsland. Dat mag je dan laten meetellen in je eigen doelstelling. - Joint Implementation. Daarbij werken twee landen die allebei een reductiedoelstelling hebben samen aan projecten om de uitstoot te beperken in één van die twee landen. Jaarlijks is er een conferentie van de landen die het VN-Klimaatverdrag hebben ondertekend. Een belangrijke vraag is nu wat er moet gebeuren als het Kyoto Protocol eind 2012 afloopt. Er zullen wereldwijd natuurlijk nieuwe afspraken over reductie van CO2 uitstoot moeten worden gemaakt, die ook verder gaan dan wat er eerder is afgesproken. Er wordt onder andere ook gewerkt aan de doelstelling dat de gemiddelde temperatuur op aarde met niet meer dan 2 graden mag stijgen. Vanaf 2020 komt daarbij een speciaal fonds dat 100 miljard dollar per jaar ter beschikking stelt om arme landen te helpen om klimaatverandering aan te pakken. Niemand weet echter nog waar dit geld vandaan moet komen. Gelet op de huidige economische crisis is dit niet makkelijk op te lossen. Verder zijn afspraken gemaakt om ontbossing tegen te gaan en over controles op emissiereducties. Bij de laatste klimaattop in Durban (Zuid-Afrika) is nog afgesproken dat er voor 2015 een nieuw wereldwijd en bindend instrument moet zijn dat klimaatverandering tegen gaat. In Durban is ook weer gesproken over het fonds dat er moet komen (Groenfonds) om klimaatverandering aan te pakken. Daarbij gaat het bijvoorbeeld over stijging van de zeespiegel, overstromingen en verdroging. Ook het bedrijfsleven kan een beroep doen op financiering vanuit het klimaatfonds omdat ook zij kunnen bijdragen aan de verbetering van het klimaat. Belangrijk voor de toekomst is ongetwijfeld ook wie de nieuwe president van de VS wordt. Met de democraten aan de macht (Obama) is er waarschijnlijk meer mogelijk dan als de Republikeinen (Romney) aan de macht komt. 41 4.1.3 Europese inzet bij klimaatverandering Nu gaan we kijken wat Europa doet en kan doen aan klimaatverandering. Het Europees Parlement was de eerste EU-instelling die de noodzaak zag om beleid te maken op het gebied van klimaatverandering. Het Europees Parlement nam in 1986 een eerste resolutie aan over het onderwerp klimaatverandering. In 1988 publiceerde de Europese Commissie haar eerste mededeling over het onderwerp getiteld: “Het broeikaseffect en de Gemeenschap”. In lijn met wat we eerder wereldwijd hebben gezien werd ook in Europa aanvankelijk ingezet om meer wetenschappelijk onderzoek naar klimaatverandering te doen. Het moet namelijk eerst nog aangetoond worden. Vanaf 1988 kwam het onderwerp wel steeds nadrukkelijker op de agenda te staan en in juni 1990 kwam de Europese Raad bijeen om strategieën en doelen vast te stellen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. De besluitvorming van de EU werd versneld door de Tweede Wereldconferentie inzake Klimaatverandering die in november 1990 werd gehouden. Er werd toen politieke overeenstemming in de Europese Unie bereikt om de uitstoot van CO2 binnen de grenzen van de Europese Unie in het jaar 2000 te stabiliseren op het niveau van 1990. Daarbij werd ervan uitgegaan dat andere grote landen, die geen lid waren van de Europese Unie, zichzelf deze verplichting oplegden. De afspraken om de CO2 uitstoot in 2000 te stabiliseren op het niveau van 1990 zijn ook gehaald. Europa heeft daarna niet stilgezeten. De landen van de Europese Unie hebben inmiddels afgesproken om in 2020 in ieder geval 20% minder CO2 uit te stoten ten opzichte van 1990. Voor Nederland is deze reductiedoelstelling vastgesteld op 16% in 2020 (ten opzichte van 2005). Europa is ook actief in het zoeken naar alternatieve energiebronnen en bijvoorbeeld naar het zoeken van oplossingen om CO2 op te slaan (ondergrondse opslag). Met de uitbreiding van de Europese Unie zijn er steeds meer Europese landen die meedoen aan deze doelstellingen. Inmiddels is ook afgesproken dat als er wereldwijd afspraken kunnen worden gemaakt over vermindering van CO2-uitstoot Europa bereid is haar doelstelling te verhogen naar 30% uitstootvermindering van CO2 in 2020. Dit soort afspraken zijn erg belangrijk om het probleem van klimaatverandering aan te pakken. Samen kunnen we klimaatverandering veel makkelijker aan dan een land alleen. Wij denken daarom ook dat deze nieuwe afspraken over CO₂ uitstoot waar moeten worden gemaakt, maar we zijn ook van mening dat er meer van dit soort afspraken moeten komen. CO₂ is, zoals eerder geschreven, namelijk niet de enige oorzaak van klimaatverandering. 4.1.4 Nederlandse inzet bij klimaatverandering Nederland doet altijd actief mee met internationale afspraken om klimaatverandering tegen te gaan. Nederland is natuurlijk maar een klein land en kan alleen echt iets betekenen in internationaal verband als het meedoet met andere landen. Nederland wil daarbij graag Europees en wereldwijd samenwerken. Wel moeten doelstellingen haalbaar en betaalbaar zijn. Nederland wil ook graag ontwikkelingslanden helpen bij het uitvoeren van acties die klimaatverandering tegengaan. Hier is wel veel geld voor nodig. Helaas zijn er steeds meer politieke partijen die willen bezuinigen op ontwikkelingshulp. En aangezien het ook economische niet goed gaat in Nederland kunnen het bedrijfsleven en de burgers van Nederland ook steeds minder bijdragen aan het welslagen van dit soort projecten. Toch is het belangrijk voor de toekomstige generaties dat we zoeken naar oplossingen en daarbij goed samenwerken met andere landen in de wereld. 4.2 Op economisch gebied Het zal duidelijk zijn dat alle afspraken die wereldwijd, Europees en in Nederland worden gemaakt om klimaatverandering tegen te gaan niet primair worden gemaakt vanuit het oogpunt van het toerisme. Het gaat er uiteindelijk om dat de wereld kan blijven functioneren. Toerisme is hierbij wel een belangrijke factor er zijn namelijk landen die vrijwel geheel afhankelijk zijn van het 42 toerisme. Zoals we ook al in het hoofdstuk 1 hadden verteld sleept Europa ongeveer 50% van de totale inkomsten aan het wereldwijde toerisme binnen. Hierdoor komt toerisme en klimaatverandering dus heel dicht bij elkaar. In het komende stukje gaan we kijken naar de belangen voor de economie dat klimaatverandering wordt aangepakt. En we kijken ook naar oplossing die vanuit economisch oogpunt kunnen worden genomen. 4.2.1 Klimaatverandering en toerisme: enkele cijfers De totale omvang van de toeristische sector wordt door het CBS in termen van bestedingen geraamd op ongeveer 52 miljard euro (cijfers 2008). Van dit totaal heeft circa 71% (oftewel € 36,9 miljard) betrekking op bestedingen in Nederland (intern toerisme) terwijl het restant van € 14,8 miljard via het uitgaand toerisme van Nederlanders rechtstreeks afvloeit naar het buitenland. De daarmee samenhangende werkgelegenheid bedraagt circa 400.000 banen. Met een aandeel van ruim 4% in de totale werkgelegenheid levert toerisme daarmee een substantiële bijdrage aan de Nederlandse economie. Ter vergelijking: het aantal werkzame personen in de toeristische sector is bijvoorbeeld groter dan in de land- en tuinbouw of de banksector en het verzekeringswezen. Verder is het toerisme nog steeds een groeimarkt. Ook in Europa is het toerisme een belangrijke sector met grote economische belangen voor werkgelegenheid, op sociaal gebied en voor het milieu. De laatste tientallen jaren is het toerisme steeds belangrijker geworden, zowel voor ondernemingen als voor individuele personen. Het toerisme is goed voor circa 5% van het bruto binnenlands product (BBP) van de Europese Unie. In de logiesverstrekkende sector van de 27 landen van de Europse Unie werken 2,3 miljoen mensen; in de hele toeristische sector van de EU-27 wordt het totale aantal banen op 12 tot 14 miljoen geschat. Deze cijfers komen uit de officiële Europese statistieken. Er wordt geschat dat circa 51,5 % van de bevolking van de 27 landen van de Europese Unie in 2010 toeristische activiteiten heeft ondernomen, dat wil zeggen in dat jaar ten minste één reis met ten minste vier overnachtingen heeft gemaakt. Er zijn wel grote verschillen tussen landen. In Bulgarije gaat het maar om 5,3 % van de bevolking, in Cyprus om wel 87,8 % van de bevolking. Wat het aanbod betreft, wordt geschat dat in 2010 in de 27 landen van de Europese Unie bijna 204 000 hotels en dergelijke operationeel waren; er waren meer dan 256 000 andere collectieve logiesverstrekkende bedrijven (zoals campings en vakantiewoningen). De hotels en dergelijke hadden samen ruim 12,4 miljoen bedden, waarvan bijna de helft (46,2 %) in Italië (2,3 miljoen bedden), Spanje (1,8 miljoen bedden) en Duitsland (1,7 miljoen bedden). In 2010 hebben ingezetenen en niet-ingezetenen (buitenlanders) meer dan 1 500 miljoen keer in een hotel of dergelijk logiesverstrekkend bedrijf in een van de 27 landen van de Europese Unie overnacht. In 2010 was Spanje de meest bezochte toeristische bestemming in de Europese Unie voor nietingezetenen (buitenlanders), met 213,3 miljoen overnachtingen (23,2 % van het totaal voor de 27 landen van de Europese Unie). De drie meest populaire bestemmingen in de lidstaten voor nietingezetenen waren Spanje, Italië (167,8 overnachtingen) en Frankrijk (85,2 miljoen overnachtingen). Samen zijn deze landen goed voor 50,7 % van de overnachtingen door nietingezetenen in de 27 landen van de Europese Unie. De minst populaire bestemmingen waren Litouwen, Letland en Luxemburg. Nog wat cijfers. Het economische belang van het toerisme kan worden afgelezen aan het aandeel van de inkomsten uit internationaal toerisme in het BBP. In 2010 was dit aandeel het hoogst voor Malta (13,2%) en Cyprus (9,5 %), wat laat zien hoe belangrijk het toerisme voor deze eilandstaten is. In absolute cijfers waren de inkomsten uit internationaal toerisme in 2010 het hoogst in Spanje (39 621 miljoen euro) en Frankrijk (34 939 miljoen euro), gevolgd door Italië, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Dit soort cijfers worden binnen Europa bijgehouden. Er is een Europese richtlijn die lidstaten hiertoe verplicht. De Europese Unie is zoals we gezien hebben dus een belangrijke toeristische bestemming. Zes 43 van haar lidstaten behoren tot de top tien van vakantiebestemmingen in de wereld. Het toerisme is een belangrijke economische activiteit in de Europese Unie en kan een positieve bijdrage leveren aan de werkgelegenheid en economische groei als ook aan de ontwikkeling in plattelandsgebieden en perifere of minder ontwikkelde regio's. Zoals we in vorige hoofdstukken al duidelijk hebben gemaakt kan klimaatverandering ernstige gevolgen hebben op het toerisme. In het Verdrag van Lissabon is het belang van het toerisme in Europa erkend. Uitdagingen voor het toerisme zijn: de vergrijzing in Europa, de groeiende concurrentie uit de rest van de wereld, de vraag van de consument naar meer gespecialiseerd toerisme en de noodzaak duurzamer en milieuvriendelijker toeristische praktijken te ontwikkelen. Tegenwoordig wordt al veel beter gelet op het duurzaam beheer van de bestemmingen en de bewustmaking van toeristen. Via allerhande politieke instrumenten (wetgeving, heffingen, subsidies, afspraken e.d) wordt geprobeerd de toeristische sector in stand te houden en duurzaam te maken. Daarbij speelt het klimaat een steeds belangrijkere rol. Bedenk daarbij wel het volgende. Toeristen komen overal en zullen zeker tegen de gevolgen van klimaatverandering aanlopen. Maar voor hen is het een luxeprobleem, geen zaak van overleven, zoals voor de plaatselijke bevolking in sommige van de door hen bezochte gebieden. Niet alleen politieke besluiten kunnen voor oplossingen zorgen van het klimaatprobleem. We gaan nu kijken naar oplossingen vanuit economisch oogpunt. 4.2.2 Economische oplossingen Om de invloed van de nadelige gevolgen van klimaatverandering op toerisme te doen dalen kunnen er allerlei maatregelen door de overheden worden getroffen. Uit voorgaand stukje blijkt dat hier op allerlei niveaus en met allerlei middelen aan wordt gewerkt. Kijken we naar de economische kant, dan kunnen we met oplossingen komen in de vorm van innovaties, onderzoeken en investeringen. Voordat we oplossingen kunnen bedenken voor bepaalde problemen moet er eerst veel informatie over de problemen zijn. Om dit verder uit te leggen nemen we eerst als voorbeeld het bouwen van dijken langs de kust. Nederland is hier erg goed in, maar de zuidelijker gelegen landen langs de kust zijn hier nog niet zo ver mee. Het idee van de dijk ontstond als een gedachte. Deze gedachte wordt vervolgens perfect uitgetekend, zodat alle verhoudingen kloppen en de dijk niet in zal storten. De dijk is nu eigenlijk een uitvinding. Om tot deze uitvinding te komen is er van te voren echter wel onderzoek nodig. Denk aan zaken als hoe hoog kan ik de dijk maken zonder dat deze instort. Hiervoor zullen testjes met modellen gedaan moeten worden. Is de uitvinding eenmaal perfect en werkt deze goed, dan kan de uitvindingen worden toegepast in de maatschappij. De uitvinding wordt dan een innovatie. Heeft het toepassen van de uitvinding in de maatschappij nut, dan wordt de uitvinding uitgebreid of verbeterd. Bij de dijk werd dit gedaan in de vorm van verhoging. Op een gegeven moment zag men echter in dat zo niet eeuwig doorgegaan kon worden. Je kan niet eeuwig een dijk op blijven hogen. Daarom zijn er weer nieuwe uitvindingen gedaan omtrent de dijk, dit keer niet in de hoogte, maar in de breedte. Figuur 23: Een voorbeeld van een advertentie om lid te worden van een organisatie die investeert in de natuur Nu we een aantal belangrijke begrippen rond het economisch oogpunt hebben uitgelegd moet het duidelijk zijn dat er voor het hele proces van gedachte tot innovatie veel geld nodig is. Dit geld komt deels van de overheid. De overheid voert namelijk een klimaatbeleid. Toen het klimaatrapport van de VN op 6 april 2007 in Brussel verscheen, besloten een aantal Nederlandse ministers dat het noodzaak was om een dergelijk beleid te voeren. Niet alleen om nadelige gevolgen te voorkomen, maar ook om sneller aan te kunnen passen aan de nieuwe omstandigheden. Een ander 44 deel van het geld komt van het bedrijfsleven. Bedrijven moeten echter wel gestimuleerd worden om te investeren. Het laatste gedeelte van het geld komt van de burger. Deze worden via advertenties en reclames gelokt om lid te worden van een fonds dat bijvoorbeeld de natuur beschermt. Deze leden betalen dan om de zoveel tijd een bepaald bedrag. Wanneer er genoeg geld is voor een onderzoek, kan er gezocht worden naar een oplossing van een probleem in de vorm van een uitvinding. Het uitvinden van de prefecte oplossing kan wel enkele jaren duren. Wanneer dan eindelijk iets is uitgevonden wat mogelijk voor een oplossing kan zorgen moet worden gekeken naar de effectiviteit van de uitvinding als deze wordt toegepast in de maatschappij. Dit kun je beredeneren door te kijken hoeveel de schade minder of voorkomen wordt. Je moet in je achterhoofd houden dat maatregelen nemen alleen nut heeft als de kosten hiervan lager zijn dan de kosten van eventuele schade. Althans, dit is wat sommige mensen denken. Anderen kijken naar de schade op lange termijn. Door nu maatregelen te nemen voorkomen en/of verminderen we schade voor de toekomstige generaties. De toekomstige generaties worden zo geholpen, omdat een deel van de maatregelen al getroffen is. Over het algemeen wordt gedacht dat de meeste maatregelen wel effectief zijn. Ook al dragen ze maar een klein beetje bij. Iets is immer beter dan niets. Natuurlijk kunnen welvarende landen meer doen via hun economie dan ontwikkelingslanden. Bedrijven in ontwikkelingslanden hebben geen geld over om te investeren in onderzoeken, terwijl bedrijven in welvarende landen dit wel hebben. Daarom worden ontwikkelingslanden geholpen door allerlei acties of bedrijven uit de ontwikkelde economieën. Zo wordt ontwikkelingslanden ook nog een kans geboden om te vechten tegen de klimaatverandering. Op onderstaand kaartje is goed te zien welke landen een welvarende en welke landen een minder welwarende economie hebben. De landen waar het aantal verleende patenten per miljoen inwoners hoog is, hebben veel uitvindingen gedaan die nu ook worden toegepast in de maatschappij. Een patent is een bewijs dat iemand kan aanvragen op een uitvinding of product zodat alleen hij het recht heeft dit te produceren en verkopen. Wanneer iemand anders dit toch doet is deze strafbaar. Er is duidelijk te zien dat de VS, Europa en Japan het goed doen. Figuur 24: Aantal verleende patenten per miljoen inwoners Het kaartje hieronder toont de economisch sterke en zwakke landen. De groene landen zijn sterk en de donkeroranje landen zijn het zwakst. Als je bovenstaande en onderstaande kaarten vergelijkt, valt op dat de economisch sterke landen ook veel verleende patenten per miljoen inwoners hebben. Dit bewijst dus dat er meer uitvindingen en innovaties plaatsvinden in de economisch ontwikkelde landen. Als we de gevolgen van klimaatverandering vanuit economische oogpunt willen beperken is het belangrijk dat we te maken hebben met sterke economieën. 45 Figuur 25: Kaart van de economisch sterke en zwakke landen in de wereld De ontwikkelde landen hebben vanuit economisch oogpunt dus meer kans om zichzelf te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering dan de ontwikkelingslanden. Dit komt simpelweg door het feit dat er in ontwikkelingslanden te weinig geld is om te investeren of onderzoek te doen. Daarom is het belangrijk dat ontwikkelde landen projecten starten in ontwikkelingslanden. Het is beter om de projecten daar daadwerkelijk uit te voeren dan alleen geld te sturen naar het land en het land zelf een project uit te laten voeren omdat veel ontwikkelingslanden corrupt zijn. Het geld komt bij rechtstreeks investeren direct bij het goede project terecht. Vandaar dat ontwikkelde landen vaak mensen naar het ontwikkelingsland sturen, zodat het werk ter plekke gedaan kan worden en er zekerheid is dat er geen geld achtergehouden wordt door de (corrupte) overheid. De economie van een land kan dus wel degelijk bijdragen aan het verminderen van de nadelige gevolgen van de klimaatverandering. Niet alleen door middel van investeren, onderzoek en innovaties in eigen land, maar ook door hulp te bieden aan het buitenland. Zoals we hebben kunnen zien is Europa een sterk economisch land en kan het dus ook hulp bieden aan ontwikkelingslanden. Volgens ons is het belangrijk dat dit nog meer zal gaan gebeuren. Zoals we eerder al hebben geschreven staan we veel sterker als we met de hele wereld het probleem van klimaatverandering proberen op te lossen en niet slechts met een aantal landen. 4.3 Op demografisch gebied Zoals we hebben gezien zijn vanuit politiek en economisch oogpunt oplossingen te bedenken die het probleem ‘klimaatverandering’ moeten beperken. Kijken we echter vanuit een demografisch oogpunt dan is het belangrijk oplossingen te vinden waardoor de gevolgen van het probleem zoveel mogelijk worden beperkt. We lossen zo het probleem zelf zo dus niet op. We bekijken vanuit demografisch oogpunt naar de bevolking van probleemgebieden. We kijken hierbij naar de spreiding en het aantal bewoners in gebieden. De oplossingen die op demografisch niveau gemaakt kunnen worden hebben te maken met het verkleinen van het risico dat klimaatverandering met zich meebrengt. Wanneer er bijvoorbeeld veel mensen wonen in een gebied dat gevoelig is voor een natuurramp dan zullen tijdens zo’n natuurramp veel meer slachtoffers vallen dan wanneer mensen wegtrekken uit deze gebieden. Ook in toeristische gebieden zal daar veel meer rekening mee moeten worden gehouden. Op demografisch gebied kunnen afspraken gemaakt worden over het bouwen buiten risicogebieden en het verkleinen van de risico gebieden. Deze oplossingen zullen we gaan beschrijven. Eén van de oplossingen om de nadelige gevolgen van de klimaatverandering te beperken is het 46 bouwen buiten de risicogebieden. Dit geldt voor woningbouw, kantoorbouw, maar ook voor de toeristische bouw, zoals hotels en appartementencomplexen. Voor gebieden die op de breuk tussen twee tektonische platen liggen, betekent dit dus dat daar niet gebouwd moet worden, omdat de kans op aardbevingen hier relatief groter is dan op andere plekken. De landen in Europa hebben niet veel te maken met dit soort gevallen, maar er zijn een aantal uitzonderingen. Zo loopt er een breuk ten zuiden van de Pyreneeën. Spanje zal er dus voor moeten zorgen dat hier in de toekomst geen of aardbevingsbestendige gebouwen komen te staan. Voor het toerisme is het dan ook veiliger naar dit soort gebieden te gaan. De breuk bij Spanje is overigens niet één van de gevaarlijkste breuken, omdat de twee bijbehorende platen allebei in dezelfde richting bewegen. Daarnaast grenzen er nog twee platen bij Italië. Op onderstaand kaartje is duidelijk te zien dat deze grenslijn ongeveer verticaal door heel Italië gaat. Nou loopt er op die grenslijn wel precies een gebergte, de Apennijnen waar we veel bergtoerisme vinden. Italië zal hierdoor rekening moeten houden met eventuele gevaren van deze grenslijn. Figuur 26: Platentektoniek in Europa Overige landen, die geen last hebben van de platentektoniek, kunnen alsnog wel risicogebieden hebben. Een ander voorbeeld is bijvoorbeeld een steile helling waar geen of weinig bomen staan. Dit kan erg gevaarlijk worden bij toename van zware regenval. Er zijn dan geen of te weinig boomwortels die de grond vast kunnen houden, waardoor er modderstromen kunnen ontstaan. Gebieden met grote overstromingskansen of actieve vulkanen zijn ook voorbeelden van risicogebieden. Wanneer er ruimte of geldtekort is om alles buiten de risicogebieden te bouwen is een oplossing om het risicogebied te verkleinen. Dit vindt indirect plaats via wetgeving. De wet bepaalt bijvoorbeeld hoe groot het risico in een bepaald gebied mag zijn en aan de hand van die richtlijn worden er maatregelen getroffen. Deze maatregelen kunnen alsnog erg kostbaar zijn, daarom verschilt de aanpak omtrent risicogebieden ook per land. Een voorbeeld van het verkleinen van een risicogebied is het planten van volgroeide bomen op een hellingen. Hierdoor wordt een 47 eventuele modderstroom voorkomen. Er kan na het treffen van de maatregel dan begonnen worden aan de bouw van toeristische plekken. Nog een oplossing is het verkleinen van het risico zelf. De klimaatverandering wordt dan als het ware tegengegaan. Het plaatsen van bomen op een helling valt hier eigenlijk ook onder. Maar waar we meer op doelen is het begrip hazard management. In Japan wordt hier al veel gebruik van gemaakt, maar wat kan Europa er mee? 48 Hoofdstuk 5: Wat voor gevolgen heeft toerisme in Europa? 5.1 Ruimte en infrastructuur In Europa komt veel toerisme voor. Met name Europeanen reizen graag binnen Europa, omdat er zo'n diversiteit aan grote steden, landen, culturen en architectuur is. Verder zijn er ook nog toeristen die van verder komen, bijvoorbeeld vanuit Amerika. Dit toerisme vergt veel van Europa. Niet alleen ruimte, maar ook overvolle wegen tijdens de vakanties, onnodig waterverbruik en milieuvervuiling. Laten we beginnen met de ruimte die het toerisme inneemt. Ten eerste moeten er vakantieparken, hotels en campings zijn. Vervolgens moeten deze overnachtingplaatsen ook goed bereikbaar zijn. Er zullen namelijk mensen met een caravan achter hun auto langskomen. Dan moeten de wegen wel goed geasfalteerd zijn. Voor bepaalde gebieden kan deze verandering van het grondgebruik erg ingrijpend zijn. Wordt er een All Inclusive hotel gebouwd, dan zal daar aardig wat ruimte voor nodig zijn. Er wordt dan geen rekening gehouden met het verlies van de flora en fauna in dat gebied, omdat de opdrachtgever van de bouw alleen maar gebaat is bij winst. Doordat voorzieningen goed bereikbaar moeten zijn, neemt de infrastructuur dus toe. Hiermee wordt bedoeld dat er meer wegen komen en/of dat de wegen verbeterd worden. Dit zal als gevolg hebben dat er ook een aantal grote parkeerplaatsen komen. De infrastructuur kan op verschillende manieren worden verbeterd. De eerste manier is het (opnieuw) asfalteren van wegen. Hierdoor rijdt men sneller over de wegen en zijn de wegen ook goed begaanbaar. De tweede manier is door het aanleggen van ingewikkelde infrastructurele netwerken. Denk bijvoorbeeld aan knooppunt Hoevelaken in Nederland. Nou is dat knooppunt nog niet eens zo heel erg ingewikkeld. In Texas, Amerika, is er een knooppunt genaamd het High Five-knooppunt, dat vele malen groter en ingewikkelder is. Als je onderstaande afbeeldingen vergelijkt is duidelijk te zien dat er bij het High Five-knooppunt veel meer wegen kruisen dan bij het knooppunt Hoevelaken. Figuur 27: Knooppunt Hoevelaken en het High FiveKnooppunt. Beide ingewikkelde infrastructurele netwerken 49 Met de verbeteringen van de infrastructuur is geen enkel land nog in staat geweest om het fileprobleem volledig op te lossen. Want files zijn ook één van de gevolgen van het toerisme in Europa. Er zijn verbredingen van wegen uitgevoerd en in Duitsland mag je zelfs 130 km/u rijden. Deze maatregelen hielpen uiteraard wel iets tegen het fileprobleem, maar nog steeds komen er files voor. Van de Nederlandse partij GroenLinks liggen er daarom nu ideeën voor de kilometerheffing. Dit is een heffing op elke gereden kilometer. De automobilist betaalt dus een bedrag per gereden kilometer in plaats van de automobilistenbelasting. Naast deze heffing wil GroenLinks nog veel meer belastingen omtrent het autorijden verhogen. Zij beloven het fileprobleem zo met ongeveer 60% terug te dringen. De vraag is echter of de automobilist er wel zoveel geld voor over heeft om op een filevrije weg te rijden. Verder is het een probleem dat niet iedere politieke partij als eerste geld wil stoppen in dit soort zaken. Ook problemen als de woningmarkt en de zorg schreeuwen bijvoorbeeld om geld. Wordt dit beleid daadwerkelijk doorgevoerd, dan zullen veel mensen niet meer met de auto op vakantie gaan. Er zullen dan meer vliegreizen geboekt worden. Ook dit is niet bevorderlijk voor het milieu. Een vliegtuig gebruikt bijna 3 liter meer aan brandstof per 100 kilometer per persoon dan een auto. Er vindt op deze manier dus veel meer uitstoot plaats. Figuur 28: Brandstofgebruik per 100 km per persoon weergegeven met verschillende voertuigen Eerder zagen we al wat de gevolgen van het versterkt broeikaseffect waren. Deze extra uitstoot helpt natuurlijk ook mee aan het versterkt broeikaseffect. Files zijn dus niet erg bevorderlijk voor het klimaat. Maar ook het aanleggen van zoveel asfalt en wegen is niet echt goed. De ruimte die wordt ingenomen verstoot ten eerste delen van de flora en fauna. Sommige planten en dieren moeten wel blijven in dit gebied. Een voorbeeld is dat wanneer bomen op helling worden gekapt, voor bijvoorbeeld een viaduct, de kans dat bij een heftige regenbui de grond wordt wegspoelt wordt vergroot. Daarnaast heeft asfalt ook nog eens een laag albedo, omdat het donker van kleur is. Hierdoor worden de zonnestralen niet voor het grootste deel teruggekaatst, maar voor het grootste deel omgezet in warmtestralen. Dit help weer bij de opwarming van de aarde. 5.2 Waterverbruik Naast deze problemen brengt het toerisme ook veel onnodig waterverbruik met zich mee. In de welvarende landen wordt sowieso al veel water verspilt aan douchen, kleine wasjes tussendoor en het te vaak aanzetten van een halflege vaatwasser. Binnen een huishouden moet men betalen voor de hoeveelheid elektriciteit, gas en water die wordt gebruikt, maar op vakantie betaal je hier meestal een vast bedrag voor en kan je onbeperkt gebruik maken van de watervoorziening. Het komt dan ook vaak voor dat men twee keer per dag onder de douche stapt op vakantie, dit geldt natuurlijk helemaal in een warm land. Daarnaast wordt er ook nog water gebruikt voor de zwembaden. Soms zijn de buitenbaden ook nog eens verwarmd. De hele dag moet het water dan op temperatuur gehouden worden, dit kost aardig wat energie. Het betreft dus niet alleen het overmatige watergebruik, maar ook het overmatige energieverbruik. Het water wordt niet alleen gebruikt voor menselijke behoeftes, maar ook om afval in te dumpen. Hierdoor raakt het water zo vervuild dat het te kostbaar is om het water nog te zuiveren voor 50 drinkwater of waswater. Gelukkig is de vervuiling van het water sinds 1970 al een heel stuk afgenomen. Dit komt door allerlei wetgeving. In Nederland is de vervuiling ook sterk afgenomen. Er zijn ook een heleboel waterzuiveringsinstallaties bijgekomen. Volgend figuur laat duidelijk zien waar het vervuilde water zich in 1970 bevond en hoe dat in de tijd tot 2000 is veranderd. Figuur 29 Watervervuiling in Nederland in 1970 en 2000 Maar wat zijn nou echt de gevolgen van dit overmatige waterverbruik en die vervuiling? Om dit te achterhalen moet je allereerst beseffen dat water schaars is. Ongeveer 70% van de aarde bestaat uit water. 97% hiervan bestaat weer uit zout water, te vinden in de zeeën. De rest van het water is zoet. Dit zoete water is weer voor 69% opgeslagen in de ijskappen en 30% in de bodem. Uiteindelijk blijft er dus een heel klein percentage van de totale hoeveelheid water op aarde over wat bruikbaar is voor de mens. Dit percentage ligt ongeveer rond de 0,26% van al het zoetwater. Doordat het aantal toeristen toeneemt, neemt het waterverbruik ook toe. Een aantal zaken springen er uit als het gaat om waterverbruik. Golfbanen, spa's, zwembaden, de besproeiing van tuinen en het wassen van lakens en handdoeken kosten het meeste water op de vakantievoorzieningen. Maar wat zijn hier nu de gevolgen van? Er is meer water nodig en daarom wordt er steeds meer water uit de grond gehaald. Dit wordt aangeduid met de term: overexploitatie van het grondwater. Hierdoor daalt het grondwaterniveau waardoor het ecosysteem in dit gebied aangetast wordt. Bepaald bodemleven zal hier bijvoorbeeld niet meer kunnen leven. Deze overexploitatie vindt plaats in gebieden met moerassen, bossen en rivieren. Deze drie hebben hier allemaal onder te lijden. Daarnaast vindt het ook plaats langs de kust. Hier is het nadeel echter nog groter, want als hier het grondwaterniveau daalt, kan er zout water de grond binnen dringen. Het zoute water is zwaarder, waardoor het naar de bodem zakt. Het zoete water blijft hier dan bovenop liggen. Het 51 is nagenoeg onmogelijk om dit proces terug te draaien en het zoute water weer uit de bodem te krijgen. Figuur 30: Overexploitatie van grondwater in Europa, 2005 Op bovenstaand kaartje is duidelijk te zien dat er vooral overexploitatie van het grondwater te vinden is in de toeristische landen, zoals Portugal, Spanje en Italië. Wat ook al even kort besproken is, is de vervuiling van het water die toerisme met zich mee brengt. Het zoete water dat hotels gebruikt hebben, wordt voor een deel als afvalwater afgevoerd. Dit deel kan oplopen tot 95% van het zoetwater van hotels. Doordat er in het buitenland vaak slechte riolering is, komt dit water via rivieren in zee terecht. Als de rivieren vervuild zijn, is het bodemwater rond de rivier ook vervuild, doordat een deel van het rivierwater de oeverbodem in trekt. Deze vervuiling kan een groot deel van het landschap verpesten, waardoor het voor toeristen weer minder aantrekkelijk wordt. Maar ook flora en fauna zal dit niet aantrekkelijk vinden. Flora en fauna trekken weg uit deze gebieden waar de grond vervuild is. Wat hier de gevolgen van zijn is al meerdere malen besproken. Het Europese land dat als eerste te maken had met waterproblemen was Spanje. In 1978 waren er daar al problemen met de watertoevoer. In 2008 werd het zelfs zo erg dat in Barcelona werd verboden om een zwembad met kraanwater te vullen of om de auto te wassen. Er was een enorm te kort aan water door de droogte. Het idee was om water aan te laten voeren met schepen. Dit is uiteindelijk niet nodig geweest doordat het een maand later goed ging regenen. 5.3 Milieuvervuiling Toerisme brengt ook veel milieuvervuiling met zich mee. De meest voor de handliggende milieuvervuiling is natuurlijk het op straat gooien van verpakkingen. Voor deze vorm van milieuvervuiling is al een oplossing. Op een toeristisch strand staan namelijk genoeg prullenbakken en lopen er genoeg schoonmakers rond die de stranden mooi schoon houden en er alsnog voor zorgen dat het afval in de afvalbakken terecht komt. Was dit echter niet het geval, dan zou het afval nog jaren rondzwerven op de straat. Het duurt een aantal jaar voordat zo'n verpakking volledig verteerd is. Daarnaast brengt afval schadelijke stoffen met zich mee die niet goed zijn voor de bodem. Eén van de andere vormen van milieuvervuiling veroorzaakt door toerisme is al eerder aan bod gekomen. Namelijk de uitstoot van broeikasgassen door auto's en vliegtuigen. De gevolgen hiervan zijn wereldwijd merkbaar. Door uitstoot van broeikasgassen komen er steeds meer 52 deeltjes in de atmosfeer. Deze deeltjes houden de zonnewarmte vast, waardoor de aarde geleidelijk aan steeds verder opwarmt. Nog een vorm van milieuvervuiling heeft te maken met al de extra productie die het toerisme met zich mee brengt. Er wordt meer geconsumeerd op vakantie, dus zal er ook meer geproduceerd moeten worden. Productieprocessen brengen nu eenmaal vervuiling met zich mee. Toerisme heeft dus veel invloed op een land. Het gebruik van de grond verandert, omdat er gebouwen zoals hotels moeten komen. Ook komen er meer recreatieplekken. De mensen die hier komen vervuilen de natuur. Het reizen naar de vakantiebestemming brengt ook veel schade met zich mee. Auto's en vliegtuigen, de twee meest gebruikte vervoersmiddelen om mee op vakantie te gaan, stoten veel broeikasgassen uit. Verder wordt er ook veel meer water en energie verbruikt, want toeristen zijn toch hun luxe van thuis gewend en verwachten dit ook op vakantie. De vervuiling van het water is gelukkig al een veel kleiner probleem dan vroeger (in Nederland dan), maar het komt nog steeds wel voor. Het land en het landschap moet zich dus aardig sterk houden om al deze toeristen op te vangen. Vaak ziet de overheid er alleen maar het positieve van in, omdat het toerisme toch een inkomstenbron blijft. Er zal gekeken moeten worden naar de kosten die het toerisme met zich meebrengt en het bedrag dat het toerisme weer opbrengt. Landen passen best veel zaken aan om het de toeristen naar de zin te maken. Dit gebeurt vooral in landen waar het toerisme één van de grootste inkomstenbronnen is. Overheden moeten zich afvragen in hoeverre het effectief is om geld uit te geven aan het trekken van toeristen en vanaf welke grens het toerisme te veel nadelen met zich meebrengt voor het land zelf. In het volgende hoofdstuk wordt onder andere voor al deze nadelige gevolgen die toerisme met zich meebrengt een aantal oplossingen gegeven. En verder wordt ingegaan op het reduceren van de CO2-uitstoot en het waterverbruik, het toepassen van wetgeving om toerisme milieuvriendelijk te maken, en duurzaam toerisme. Stuk voor stuk oplossingen die kunnen helpen om de invloed van toerisme op het klimaat te verminderen. 53 Hoofdstuk 6: Hoe kunnen de negatieve gevolgen van toerisme worden beperkt? Nu we hebben gezien wat voor negatieve gevolgen het toerisme heeft in de Europese landen en op het klimaat moeten we gaan kijken naar oplossingen. Hoe kunnen we deze negatieve gevolgen van het toerisme op het klimaat zoveel mogelijk beperken? We kunnen de uitstoot van broeikasgassen verminderen en we kunnen het watergebruik verbeteren. Echter volgens ons is de beste oplossing om in heel Europa aan duurzaam toerisme te gaan doen. Op die manier belasten we het klimaat en het milieu het minst. Het toerisme kan ook een steentje bijdragen aan het verminderen van de Co2 uitstoot en daarmee kan klimaatverandering worden beperkt. Deze drie oplossingen gaan we nu uitwerken. 6.1 Uitstoot verminderen Onder uitstoot verminderen verstaan we niet alleen de uitstoot van voertuigen, zoals vliegtuigen en auto's, maar ook de uitstoot van huishoudens en fabrieken. Voor het toerisme zijn de uitstoot van huishoudens en fabrieken minder relevant dan de uitstoot van de voertuigen. Dé manier om naar de vakantiebestemming te komen is namelijk per vliegtuig of auto. Men zou kunnen zeggen dat de uitstoot van fabrieken ook wel onder de toeristische uitstoot te plaatsen valt, omdat fabrieken nu eenmaal goederen maken die nodig zijn op vakantie. Denk hierbij bijvoorbeeld aan koelboxen of minikoelkastjes voor op de camping. Koelboxen en koelkasten kunnen cfk's bevatten. Dit zijn chloorfluorkoolwaterstoffen die men vroeger gebruikte als koelvloeistof in de koelkast of koelbox. Zoals we eerder al hebben verteld is het tegenwoordig bij de wet verboden om cfk’s in apparaten te gebruiken, omdat het één van de meest aantastende broeikasgassen is. In 1995 kwam er al een productieverbod op cfk's in Europa. Dit verbod werd in 2001 aangescherpt door ook de export van cfk-bevattende producten te verbieden. In Nederland was dit verbod er overigens al vanaf 1999. Het is ook mogelijk om koelkasten te recyclen. De cfk's worden dan uit het isolatiemateriaal van de koelkast gezogen. Het isolatiemateriaal kan hierna gewoon opnieuw worden gebruikt. De cfk's worden vervolgens door menselijk toedoen afgebroken, zodat ze geen schade meer kunnen aanrichten. Het verbieden van cfk's is dus een duidelijk voorbeeld dat overheden door middel van wetgeving de mate van aantasting van het milieu deels kunnen beïnvloeden. Deze wetgeving geldt alleen in Europa. Wereldwijd zijn er ook wel een aantal afspraken gemaakt, maar deze zijn niet zo radicaal als in Europa. Om de uitstoot van cfk's dus nog meer te verminderen, zullen er wereldwijd betere afspraken moeten komen en het individu moet bereid zijn om de koelkast te laten recyclen. Het enige nadeel is dat er nog steeds oude koelkasten in omloop zijn waar nog wel cfk's in zitten. Daarnaast zitten er nog steeds cfk's van voor het verbod in de atmosfeer. Het zal lang duren tot ook deze volledig weg zijn. Om deze reden tasten cfk's hoog in de atmosfeer nog steeds de ozonlaag aan. Hier kan de mens niks meer aan doen. Op onderstaande figuur is het cfk-verbruik over heel de wereld gezien. Over het algemeen kan worden gezegd dat het cfk-gebruik in armere landen hoger ligt dan in rijkere landen. Dit is ook logisch te beredeneren aangezien zij niet genoeg geld hebben om de geschikte apparatuur de kunnen betalen. In rijkere landen zijn er zoals ook in Europa, wetten aan cfk’s vastgelegd. Figuur 31: Het cfkverbruik over de hele wereld 54 Om de uitstoot van auto- en vliegverkeer te reduceren wordt een stuk lastiger. Bijna iedereen die in een welvarend land woont, bezit namelijk een auto. Er zijn al allerlei voordelen aan het reizen met het openbaar vervoer, maar toch maken maar weinig mensen hier een dagelijks gebruik van, mede omdat het duur is en de dienstregeling is niet altijd even betrouwbaar. Openbaar vervoer wordt wanneer mensen op vakantie gaan dan ook relatief weinig gebruikt. De wetgeving kan wel weer voor oplossingen zorgen. Zo heeft in Europa elk lidstaat een bepaalde hoeveelheid broeikasgassen die maximaal uitgestoten mag worden. Voor sommige landen betekende dit dat er autoloze dagen kwamen of dat de ene dag alleen even nummerborden en de andere dag alleen oneven nummerborden mochten rijden. Dit is natuurlijk niet ideaal, omdat in deze moderne tijden iedereen mobiel wil zijn. Om het probleem van de maximumuitstoot op te lossen doen veel landen dan ook aan emissiehandel. Dit houdt in de landen die niet aan hun maximumuitstoot komen de overige uitstoot kunnen verkopen aan landen die over hun maximum uitstoot heen gaan. Er zijn ontwikkelingen gaande om schonere auto’s te maken. Bijvoorbeeld auto’s die op elektriciteit of waterstof rijden. Toch zijn deze ontwikkelingen nog lang niet ver genoeg om dit soort auto’s voor iedereen beschikbaar te maken. Voor veel mensen zijn dit soort auto’s veel te duur. Ook zijn veel landen nog niet op dit soort nieuwe technieken ingesteld. Zo zullen er oplaadpunten nodig zijn voor elektrische auto’s. Op dit moment zijn er nog maar weinig van dit soort oplaadpunten. Er moet daarom eerst nog meer in dit soort nieuwe ontwikkelingen geïnvesteerd worden voordat het echt voor veranderingen kan gaan zorgen. Verder zijn er ook nog auto's die op zonne-energie rijden. Deze zijn niet in gebruik door de normale mens, maar ze zijn er al wel. Zo is er bijvoorbeeld een keer een raceauto op zonneenergie gaan rijden. Of dit ook in elk land zinvol is, is nog maar de vraag. Niet in elk land is het altijd even zonnig en als je op het punt staat om op vakantie te gaan wil je toch wel dat je auto genoeg energie heeft om een eindje mee vooruit te komen. Voor vliegtuigen is de bekendste uitstoot beperkende maatregel het duurzaam of klimaatneutraal vliegen. Het vliegtuig vliegt dan schoner en stoot dus minder uit maar het is ook mogelijk dat er bijvoorbeeld nieuwe bossen worden aangelegd voor een bepaalde hoeveelheid uitstoot. Het nadeel hiervan is wel dat je meer betaalt voor je vliegticket. De prijs is niet heel erg veel duurder, maar niet iedereen zal bereid zijn om extra te betalen. Voor iedere ton CO2-uitstoot moet men ongeveer €8,50 aan compensatiekosten betalen. Dit bedrag is het bedrag dat de KLM vraagt. Bij andere vliegtuigmaatschappijen kunnen de prijzen iets verschillen. Om duidelijk te maken hoeveel duurder een vliegreis dan ongeveer wordt, hieronder een aantal voorbeeldvluchten: Retour Amsterdam – Londen: 86 kg CO2, prijs ter compensatie € 0,73 Retour Amsterdam – New York: 1.046 kg CO2, prijs ter compensatie € 8,89 Retour Amsterdam – Beijing: 1.560 kg CO2, prijs ter compensatie € 13,26 Retour Amsterdam – Lima: 1.650 kg CO2, prijs ter compensatie € 14,03 De kosten vallen dus best mee. Het probleem is dat duurzame vliegen nog niet erg bekend is onder het publiek. Een optie zou dus kunnen zijn om meer reclame voor dit soort vluchten te maken of door alle vluchten duurzaam te maken en de prijs hiermee ook gelijk een stukje te laten stijgen. Ook kan er aan worden gedacht met nieuwe technologie om vliegen schoner te maken. De tweede optie is echter wel duur. Alle vliegtuigen zullen dan vervangen moeten worden of in 55 ieder geval de motor moet vervangen worden. Niet alle vliegtuigmaatschappijen zullen het hier mee eens zijn, omdat ze er kortweg geen geld voor hebben. De beste manieren om de uitstoot te verminderen zijn dus het maken van wetten die een maximum uitstootgehalte aangeven, het duurzaam rijden met de auto (elektrische auto's, waterstofauto's, auto's die op zonne-energie rijden, maar ook het nog niet eerder genoemde carpoolen of het reizen met het openbaar vervoer) en het duurzamer vliegen. Het zal echter nog een tijd duren voor deze opties dusdanig bekend zijn onder het publiek dat zij ook daadwerkelijk toegepast worden. Daarom moet er onder andere meer reclame gemaakt worden of er moeten aantrekkelijke prijzen of aanbiedingen op de markt gebracht worden. Door C02 uitstoot ook in de toeristische sector te verminderen kan ook de toeristische sector een bijdrage gelever aan het voorkomen of beperken van verdere klimaatverandering. 6.2 Het watergebruik verbeteren Zoals we in hoofdstuk 5 al besproken hebben, is er maar relatief weinig bruikbaar water. Nu wordt veel van dit water in de toeristensector ook nog eens verspild. Hier moet natuurlijk verandering in komen. Op klein nationaal schaalniveau kunnen landen bijvoorbeeld zorgen voor waterbesparende onderdelen in douches en toiletten. Dit is relatief goedkoop omdat er geen structurele veranderingen hoeven plaats te vinden. Oude douches en kranen kunnen worden vervangen door douches en kranen met waterbesparende onderdelen. Bij gebruik van waterbesparende onderdelen kan het watergebruik met 30% dalen23. Er wordt ook al steeds meer gebruik gemaakt van ecolabels en certificeringen. Accommodaties moeten dan aan verschillende eisen voldoen om zo’n label te verdienen. Toch zijn dit soort labels niet altijd even betrouwbaar juist omdat er zo veel zijn. Iedereen maakt weer gebruik van een ander label of certificering. Daarom is het voor consumenten en touroperators lastig om te zien of een land of organisatie nou wel of niet goed omgaat met bijvoorbeeld watergebruik. Om deze reden is Travelife opgericht. Dit is een samenwerking tussen reisorganisaties, leveranciers en bestemmingen om duurzamer te worden. Het is de bedoeling dat alle bedrijven binnen een bepaalde sector, bijvoorbeeld de toeristensector, aan dezelfde eisen moeten voldoen. Travelife werkt met drie verschillende logo’s namelijk goud, zilver en brons. Volgens ons is het slim om één label of certificering te kiezen die voor heel Europa geldt zodat er beter vergeleken kan worden met verschillende accommodaties en ook beter te zien is waar nog winst in het waterverbruik te halen valt. Op de bovenste twee manieren wordt hetzelfde water beter gebruikt. Maar nog een andere manier om het waterprobleem op te lossen, is het verminderen van de vraag naar water. Dit lijkt ingewikkeld maar dat valt mee. Het gaat hierbij vooral om het recyclen van water, men moet het water hergebruiken. Een voorbeeld wat op vrij kleine schaal kan gebeuren is het gebruiken van regenwater en water wat gebruikt is voor douches, wastafels en in de keuken, voor nietdrinkbare doeleinden zoals het besproeien van tuinen. Recycling van water wordt al steeds meer gebruikt in verschillende sectoren. Het heeft niet alleen voordelen voor het milieu maar verlaagd ook de kosten van water. Het gebruik van afvalwater begint ook in Europa steeds meer te groeien en wordt met name al gebruikt voor de irrigatie en het besproeien van golfbanen. 6.3 Duurzaam toerisme Als wij als toeristen niet meer rekening gaan houden met het milieu, economie en cultuur op de meeste vakantiebestemmingen dan kan het maar zo zijn dat wij er over een jaar of 20 helemaal niet meer naartoe kunnen. Dan zijn de prachtige natuurgebieden verdwenen en bestaan de 23 http://www.wur.nl/NR/rdonlyres/A1BBA52A-E671-4ABA-9EDFF237BC86B11B/104051/WaterverbruikenToerisme09.pdf 56 interessante bezienswaardigheden ook niet meer. Om dit te voorkomen hoor en lees je tegenwoordig steeds meer over duurzaam toerisme. We bekijken nu wat dat is en of het een bijdrage kan leveren aan het in goede banen leiden van ongetwijfeld toenemende toeristenstromen in Europa. Er bestaan diverse definities over duurzaam toerisme. Samengevat komt het erop neer dat het gaat om een goede balans tussen het toerisme, de natuur en het milieu en de lokale bevolking. Dat alles met het oog op de toekomst. De natuur en het milieu moeten voor volgende generaties in stand blijven. Sommige definities nemen ook mensenrechten mee in de definitie van duurzaam toerisme. Door zorgvuldig met de natuur en het milieu om te gaan dan ook een bijdrage worden geleverd aan het voorkomen van verdere klimaatverandering en van natuurrampen. Duurzaam toerisme is iets anders dan ecotoerisme. Er is echter ook voor ecotoerisme geen definitie die iedereen hanteert. In het algemeen moet je bij ecotoerisme denken aan reizen die zich specifiek richten op de natuur. Bijvoorbeeld een kleine groep mensen die onder begeleiding van een lokale gids de flora en fauna van het natuurgebied ontdekt. Een zomerse strandvakantie valt dus niet onder het begrip ecotoerisme. Maar zo’n vakantie kan best heel duurzaam zijn, als de lokale bevolking er economisch op vooruit gaat en bovendien de natuur en het milieu daar niet onder leiden. Bedenk dat een grote badplaats vaak veel meer aan toeristen aan kan dan een veel kwetsbaarder gebied. In een grote badplaats zijn vaak vele voorzieningen voor toeristen aanwezig. Dat kan in gebieden die heel kwetsbaar zijn voor de natuur en het milieu heel anders liggen. Het ontbreken van algemeen geaccepteerde definities kent wel een risico. Touroperators prijzen vakanties graag aan als groene vakanties, want dat verkoopt beter. Duurzaam toerisme en ecotoerisme wordt dus ook als verkoopmethode gebruikt. Je noemt dat “green washing”. Er zijn hotels zie zich zo aanprijzen, maar het vuil gewoon achter het hotel dumpen. Er vindt ook geen controle plaats op het gebruik van deze termen door vakantieaanbieders, hotels e.d. Als er bij echt duurzaam toerisme een goede balans is met de natuur en het milieu kan ook de lokale bevolking daar de vruchten van plukken. Dit zijn vaak vruchten in de vorm van inkomen. Vaak wordt gedacht dat duurzaam toerisme alleen maar op kleine schaal kan, maar dat is niet waar. Duurzaam toerisme kan bij alle soorten vakanties, van massatoerisme tot cultuurtoerisme. Duurzame ontwikkeling wordt vaak aangeduid met drie maal de letter P: People Planet Profit. Goed zorgen voor natuur en milieu, sociaal-culturele aspecten en goede arbeidsomstandigheden zijn binnen elke bedrijfssector toepasbaar, dus zeker ook binnen het toerisme. Dit speelt wel meer bij ontwikkelingslanden dan bij Europese landen zeker bij zomervakanties, hoewel er in Europa natuurlijk ook vele kwetsbare gebieden zijn zoals in de bergen. In Europa speelt duurzaam toerisme wel een belangrijke rol bij de wintersport. De aanleg van skipistes zorgt vaak voor erosie en het verdwijnen van flora en fauna. Tegelijkertijd willen toeristen op wintersport. En door klimaatverandering zal sneeuw in de toekomst wellicht minder vaak vallen. Wintersporters moeten dan hogere gebieden opzoeken en die zijn schaars. Daarom is het belangrijk dat er nu al wordt nagedacht over wat we doen in het skigebied. Duurzaam toerisme kan ook een bijdrage leveren aan het voorkomen van natuurrampen. Door mensen bewust te maken van de kwetsbaarheid van bepaalde gebieden kan een bijdrage worden geleverd aan het in stand houden daarvan. Dat het toerisme niet ten koste mag gaan van natuur, milieu en dergelijke klinkt misschien vanzelfsprekend, maar dat is het niet. Omdat toerisme veel geld oplevert en veel mensen er werk in vinden wordt natuur en milieu vaak minder belangrijk gevonden. Als je van het toerisme moet leven en het ook voor de overheid een belangrijke bron van inkomsten betreft wordt er vaak niet zo nauwkeurig gekeken naar zaken als een bouwstop en kunnen we de toeristen nog wel kwijt. Eerder is er dan een roep om nog meer hotels, nog meer wegen, een groter vliegveld etc. 57 Limieten stellen aan dit soort activiteiten betekent minder inkomsten en dat wil niemand. Iedereen wil van het toerisme een graadje meepikken. Als toerisme zich ontwikkelt in een bepaald gebied zie je vaak de overheden, projectontwikkelaars en de hotelketens die daarmee bezig zijn. Zeker in ontwikkelingslanden is de rol van de lokale bevolking in dit proces minimaal. Die komen vaak pas aan bod als de hotels e.d. er staan om laagbetaald werk te doen zoals schoonmaken of de tuin groen houden met het schaarse water dat er is. Uitbreiding betekent echter wel gelijk zaken als milieuvervuiling veroorzaakt door vliegverkeer, afval en watervervuiling. Door op korte termijn veel winst te willen halen, wordt het toerisme op de lange termijn onmogelijk gemaakt. Het korte termijn denken wint het echter vaak van het lange termijn denken. Uiteindelijk komen toeristen voor bijvoorbeeld de mooie natuur, een schone lucht en schoon water. Als dat er niet meer is blijven de toeristen weg en zit de lokale bevolking met de problemen. Van toerisme kan je zeggen dat het een haatliefde verhouding heeft met natuur en milieu. Ze kunnen niet zonder, maar ook niet met elkaar. Een duurzame toerist houdt rekening met de natuur en het milieu. Zo iemand gaat bijvoorbeeld niet vier maal per dag onder de douche in een gebied met een watertekort. Dan maar wat minder vaak wassen zal zo’n toerist denken. Toerisme heeft in eerste aanleg vaak negatieve gevolgen voor de natuur en op het milieu, maar uiteindelijk raakt toch wel iedereen ervan overtuigt dat het samen moet gaan. Gelukkig zijn ook de toeristen zelf zich steeds meer bewust van de kwetsbaarheid van de natuur en het milieu. Veel toeristen en toeristische gebieden zien vervuiling en verlies van natuur, maar ook cultuur toenemen. Een groeiende groep toeristen wil geen schade veroorzaken als ze met vakantie zijn. En dat besef dringt gelukkig steeds meer door. Toerisme is overigens wel vaak een manier om kwetsbare gebieden te kunnen behouden, dat klinkt vreemd, maar toerisme brengt ook geld op. Bijvoorbeeld door entree te heffen of een lokale belasting. Met dat geld kunnen de natuur en met het milieu dan behouden blijven. En het behoudt van natuur en milieu draagt weer bij aan het verder voorkomen van klimaatverandering. In gebieden waar toerisme in korte tijd sterk groeit, en het massale vormen aanneemt, kunnen negatieve gevolgen snel ontstaan. Het kan gaan om afvalproblemen, waterschaarste, geluidsoverlast en algehele verpaupering. De lokale bevolking kan dan de dupe worden. Dat de vervuiler, de toerist, betaalt is, in de toeristische sector, nog niet overal het principe. Meestal wordt er pas nagedacht als het al te laat is. Zeker in ontwikkelingslanden speelt dit nog erg. Duurzaam toerisme kijkt naar de lange termijn en daar zal iedereen aan bij moeten dragen. Duurzaam toerisme is uiteindelijk toepasbaar op alle soorten vakanties, van massatoerisme tot cultuurtoerisme. Een misverstand is dat duurzame vakanties alleen voor geiten wollen sokken types bedoeld zijn. Gelukkig realiseren steeds meer mensen zich dat dat niet zo is. Iedereen kan een steentje bijdragen. Duurzaam toerisme kan er ook zeker voor zorgen dat met kwetsbare gebieden op aarde zorgvuldig wordt omgegaan. Hierdoor blijft het ecosysteem zoveel mogelijk in tact en dat is weer belangrijk om verdere klimaatverandering te voorkomen. Op het gebied van het duurzaam toerisme zijn diverse organisaties en stichtingen actief. We vonden in Nederland bijvoorbeeld de Stichting Corendon Duurzaamheid en Innovatie, de Vereniging voor Duurzaam Uitgaand Toerisme, de Stichting Travel Foundation, en Fair Tourism, maar er zijn ongetwijfeld veel meer instellingen die zich hiermee bezig houden. Zo zet ook de Brancheorganisatie ANVR zich in Nederland in voor duurzaam toerisme. Uiteindelijk kan iedereen iets doen aan duurzaam toerisme. Alle kleine beetjes helpen. Als je op vakantie gaat kun je bijvoorbeeld met openbaar vervoer naar Schiphol, het licht uitdoen als je niet op de hotelkamer bent, opletten met de verwarming of airco en zuinig omgaan met water door te douchen in plaats van een bad te nemen en je handdoeken niet iedere dag laten wassen. Eigenlijk kleine dingetjes waar je thuis wellicht ook rekening mee houdt. Doe dat op je vakantie ook. 58 Hoofdstuk 7: De onderzoeksresultaten Zoals we al een aantal keer hebben gezegd, hebben we ook een veldonderzoek gedaan. We hebben verschillende mensen van verschillende leeftijdscategorieën gevraagd een enquête in te vullen. We hebben uiteindelijk 100 enquêtes teruggekregen. De enquête is volgens ons een mooie aanvulling op ons PWS. De resultaten van deze 100 enquêtes laten we in dit hoofdstuk zien. In de tabel hieronder staat per leeftijdscategorie en per geslacht hoeveel enquêtes we hebben terug gekregen. Leeftijd Mannen Vrouwen Totaal < 20 10 17 27 20-45 13 23 36 45-65 11 14 25 65+ 6 6 12 Totaal 40 60 100 7.1 Vraag 1 Onze eerste vraag was: ‘Laat u de keuze van uw vakantiebestemming afhangen van het weer?’ In de tabel hieronder zijn onze bevindingen zichtbaar. Mannen Totaal Leeftijd <20 20-45 45-65 65+ Ja 9 5 9 2 25 Nee 0 6 2 1 9 Soms wel soms 1 niet 2 0 3 6 Vrouwen Totaal Leeftijd <20 20-45 45-65 65+ Ja 13 14 8 4 39 Nee 1 9 2 1 13 Soms wel soms 3 niet 0 4 1 8 Als eerste valt op dat: 64% van de ondervraagde mensen de keuze van de vakantiebestemming laat afhangen van het weer. 59 22% laat de keuze van de vakantiebestemming niet afhangen van het weer. 14% laat de keuze van de vakantiebestemming soms wel en soms niet afhangen van het weer. In de cirkeldiagram hieronder is dit nog eens weergeven. Mannen en vrouwen 14% Ja 22% Nee Soms 64% Wat verder nog opvalt, is dat het verschil tussen mannen en vrouwen niet erg groot is. Vrouwen 13% Ja 22% Nee Soms 65% Mannen 15% Ja Nee 23% 62% Soms 60 Wel is goed te zien dat jongeren onder de 20 hun vakantie bijna allemaal laten afhangen van het weer (22 van de 27 = 81%). In de categorie 20-45 wordt het weer veel minder belangrijk gevonden. 41% laat de keuze van de vakantiebestemming niet afhangen van het weer. 7.2 Vraag 2 Onze tweede enquête vraag was: ‘Laat u uw vakantie afhangen van de vraag of een land netjes met het milieu en het klimaat omgaat. Bijv. zuinig is met water, het landschap zoveel mogelijk in tact houdt, niet onnodig veel hotels, golfbanen, skipistes e.d bouwt, rekening houdt met de lokale bevolking, het cultureel erfgoed zodat er sprake is van duurzaam toerisme?’ In de tabel hieronder zijn de uitkomsten van deze vraag weer te vinden. Mannen Totaal Leeftijd <20 20-45 45-65 65+ Ja 0 0 1 0 1 Nee 6 9 5 2 22 Nee, maar zou dit wel moeten doen 4 4 5 4 17 Vrouwen Totaal Leeftijd <20 20-45 45-65 65+ Ja 2 0 1 1 4 Nee 7 12 7 2 28 Nee, maar zou dit wel moeten doen 8 11 6 3 28 Als eerste is hieruit af te lezen dat: Maar 5% rekening houdt met duurzaam toerisme. 50% geen rekening houdt met duurzaam toerisme.45% geen rekening houdt met duurzaam toerisme maar aangeeft dit wel te zouden moeten doen. Duurzaam toerisme is waarschijnlijk nog niet zo bekend en het is voor mensen ook moeilijk om hier zelf rekening mee te houden. Positief is dat 45% van de mensen aangeeft er wel rekening mee te willen houden, dit is positief voor het toerisme en het klimaat. Wanneer meer reclame zou worden gemaakt voor duurzaam toerisme en het bekender zou worden onder vakantiegangers zouden dus zeker meer mensen hier rekening mee houden. 61 Mannen en vrouwen 5% Ja 45% Nee 50% Nee, maar ik zou dit wel moeten doen Wat verder opvalt is dat ook hier geen duidelijke verschillen bestaan tussen mannen en vrouwen. Mannen 3% Ja 43% Nee 54% Nee, maar ik zou dit wel moeten doen Vrouwen 7% Ja 47% Nee 46% Nee, maar ik zou dit wel moeten doen Ook is uit de tabel af te lezen dat ouderen vaker aangeven dat ze meer rekening zouden moeten houden met duurzaam toerisme. We hebben daarbij de categorie 45-65 en 65+ bij elkaar opgeteld. 49% (37 personen = 100%) geeft dan aan dat ze hier meer rekening mee zouden moeten houden. In de categorie <20 en 20-45 (73 personen = 100%) geeft slechts 37% aan dat ze er vaker rekening mee zouden moeten houden. 62 7.3 Vraag 3 Onze derde vraag was: ‘Bent u bereidt meer voor dit soort duurzaam toerisme te betalen?’ a. Ja, maar het mag niet meer dan 10% extra kosten b. Ja, zelfs als het meer dan 10% extra gaat kosten c. Nee De uitkomsten van zijn in onderstaande tabel weergegeven. Mannen Totaal Leeftijd <20 20-45 45-65 65+ Ja, maar niet meer dan 10% extra 4 3 3 1 11 Ja, zelfs bij meer dan 10% extra 3 2 1 2 8 Nee 3 8 7 3 21 Vrouwen Totaal Leeftijd <20 20-45 45-65 65+ Ja, maar niet meer dan 10% extra 10 11 11 3 35 Ja, zelfs bij meer dan 10% extra 1 5 1 2 9 Nee 6 7 2 1 16 Wat als eerste opvalt is dat: 46% minder dan 10% meer wil betalen voor duurzaam toerisme. 17% zelfs meer dan 10% meer wil betalen voor duurzaam toerisme. 37% niet meer wil betalen voor duurzaam toerisme. Mannen en vrouwen Ja, maar niet bij meer dan 10% extra 37% 46% Ja, zelfs bij 10% extra Nee 17% 63 In totaal wil dus 63% van de ondervraagde best wel meer betalen voor duurzaam toerisme. Dit vinden wij een hoog percentage waar de toeristische sector best wat mee zou kunnen doen. Verder valt op dat er duidelijke verschillen bestaan tussen mannen en vrouwen. Mannen zijn minder bereid om meer te betalen dan vrouwen. Zo is 53% van de mannen niet bereid meer te betalen terwijl dit percentage bij de vrouwen slecht op 27% ligt. Het lijkt er dus op dat vrouwen meer bezig zijn met het klimaat en het milieu als ze op vakantie gaan dan mannen. Vrouwen 27% Ja, maar niet bij meer dan 10% extra Ja, zelfs bij 10% extra 58% Nee 15% Mannen 28% Ja, maar niet bij meer dan 10% extra Ja, zelfs bij 10% extra 52% Nee 20% Kijken we naar de jongeren (27 personen) dan valt op dat 33% niet meer wil betalen voor duurzaam toerisme, 51% is bereid om minder dan 10% extra te betalen en 15% is bereid zelfs meer dan 10% extra te betalen voor duurzaam toerisme. 64 7.4 Vraag 4 Onze vierde vraag luidt: ‘Klimaatverandering heeft veel negatieve gevolgen zoals extreme weeromstandigheden , zeespiegelstijgingen, verhoogde kans op natuurrampen en verandering van de biodiversiteit. Op welke termijn denkt u dat dit soort omstandigheden uw keuze van een vakantiebestemming gaan beïnvloeden?’ a. Dit gaat mijn vakantiebestemming niet beïnvloeden b. Dit gaat mijn vakantiebestemming binnen nu en 10 jaar beïnvloeden c. Dit gaat mijn vakantiebestemming pas na 10 jaar (mogelijk) beïnvloeden De uitkomsten staan weergegeven in onderstaande tabel. Mannen Totaal Leeftijd <20 20-45 45-65 65+ Nee 2 6 7 0 15 Ja, binnen nu en 10 jaar 1 1 2 4 8 Ja, pas na 10 jaar 7 6 2 2 17 Vrouwen Totaal Leeftijd <20 20-45 45-65 65+ Nee 4 4 4 1 13 Ja, binnen nu en 10 jaar 8 10 4 4 26 Ja, pas na 10 jaar 5 9 6 1 21 Wat opvalt is dat: 28% van de ondervraagde denkt dat klimaatverandering de vakantiebestemming nooit zal gaan beïnvloeden. 72% van de ondervraagde denkt dus dat klimaatverandering op termijn de vakantiebestemming gaat beïnvloeden. We hebben hierbij de antwoorden b en c bij elkaar opgeteld. 65 Mannen en vrouwen 28% 38% Dit gaat mijn vakantiebestemming niet beinvloeden Dit gaat mijn vakantiebestemming binnen nu en 10 jaar beinvloeden Dit gaat mijn vakantiebestemming pas na 10 jaar (mogelijk) beinvloeden 34% Wat verder nog opvalt is dat vrouwen denken dat klimaatverandering sneller van invloed zal zijn op de vakantiebestemming dan mannen. Bij de vrouwen denkt namelijk 43% dat klimaatverandering binnen 10 jaar de keuze van hun vakantiebestemming gaat beïnvloeden, terwijl dit percentage bij de mannen slecht op 20% ligt. Mannen Dit gaat mijn vakantiebestemming niet beinvloeden 38% 42% Dit gaat mijn vakantiebestemming binnen nu en 10 jaar beinvloeden Dit gaat mijn vakantiebestemming pas na 10 jaar (mogelijk) beinvloeden 20% Vrouwen 22% Dit gaat mijn vakantiebestemming niet beinvloeden 35% Dit gaat mijn vakantiebestemming binnen nu en 10 jaar beinvloeden 43% Dit gaat mijn vakantiebestemming pas na 10 jaar (mogelijk) beinvloeden 66 Uit de tabel is ook af te lezen dat 65+ers, veel vaker dan andere categorieën, denken dat klimaatverandering al binnen 10 jaar hun vakantiebestemming gaat beïnvloeden (8 van de 12 is 67%). 7.5 Vraag 5 Onze vijfde vraag hebben we gesteld vanwege het onderzoek van Maddison (2001), zie hoofdstuk 3. De vraag luidt: ‘Bij welke gemiddelde temperatuur voelt u zich tijdens een zonvakantie het meest op uw gemak?’ Leeftijd <20 20-45 45-65 65+ Man 27.8 27,1 25,9 26,5 Vrouw 28.8 27,2 26,9 24,5 Om de resultaten te krijgen die in de tabel staan vast gelegd, hebben we per categorie de antwoorden van temperaturen bij elkaar opgeteld en deze gedeeld door het aantal personen. Hierdoor ontstond per categorie een gemiddelde. Te zien is, zoals we ook hadden verwacht, dat jongeren van warmer weer houden dan ouderen. Oudere mensen vinden een wat lagere temperatuur meer aangenaam. Jongeren vinden gemiddeld 28 graden het meest aangenaam, bij ouderen is dit gemiddeld 25 graden. Wat verder opvalt is dat vrouwen van een wat hogere temperatuur houden dan mannen. Gemiddeld geven vrouwen een temperatuur op die 1 graad hoger ligt dan mannen. Uit het onderzoek van MAddison (2001) blijkt dat voor toerisme de ideale dagtemperatuur rond de 30 graden ligt. Wij komen op een iets lager gemiddelde van 27 graden uit. 7.6 Vraag 6 Onze zesde vraag is: ’Gaat u ook nog op wintersport als de kans dat u geen sneeuw heeft almaar toeneemt?’ a. Als de kans dat er geen sneeuw ligt toeneemt ga ik (uiteindelijk) niet meer op wintersport b. Ik blijf in principe op wintersport gaan, ik zoek het dan desnoods hoger op of ga verder weg c. Ik wil in de winter hoe dan ook op vakantie, dan maar een zonvakantie d. Ik ga niet in de winter op vakantie Mannen Totaal Leeftijd <20 20-45 45-65 65+ Niet meer op wintersport 0 3 2 0 5 Blijft gaan 1 3 1 0 5 Dan maar zonvakantie 0 1 1 0 2 Gaat nooit op wintervakantie 9 6 7 6 28 67 Vrouwen Totaal Leeftijd <20 20-45 45-65 65+ Niet meer op wintersport 3 5 1 0 9 Blijft gaan 1 1 1 0 3 Dan maar zonvakantie 1 4 2 0 7 Gaat nooit op wintervakantie 12 13 10 6 41 Wat als eerste opvalt is dat: 14% niet meer op wintersport vakantie zal gaan wanneer de kans dat er geen sneeuw ligt toeneemt. slechts 8% van de mensen op wintersport blijft gaan en het desnoods hoger op gaat zoeken. 9% uiteindelijk voor een zonvakantie zal gaan kiezen. 69% gaat niet op wintersport. Mannen en vrouwen 14% 8% a b 9% c d 69% Wat verder nog opvalt is dat het percentage van de mensen dat op wintersport vakantie gaat laag ligt. Geen van de 65+-ers gaat nog op wintersport. Mannen lijken langer vast te houden aan wintersport dan vrouwen. Bij de mannen blijft 13% sowieso op wintersport gaan, bij de vrouwen is dit maar 5%. In de cirkeldiagrammen op de volgende bladzijde is dit nog eens weergegeven. 68 Mannen 13% 13% a b c 5% d 69% Vrouwen 15% 5% a b 12% c d 68% 7.7 Vraag 7 Onze zevende enquête vraag luidt: ‘Veel mensen hebben een hekel aan regen tijdens een vakantie. Laat u uw vakantie afhangen van de vraag of het in een land veel regent?’ a. Ja b. Nee Man Totaal Leeftijd <20 20-45 45-65 65+ Ja 6 7 9 2 24 Nee 4 6 2 4 16 69 Vrouw Totaal Leeftijd <20 20-45 45-65 65+ Ja 14 20 11 3 48 Nee 3 3 3 3 12 Wat als eerste opvalt is dat: 72% van de mensen zijn vakantiebestemming laat afhangen aan de hoeveelheid regen die verwacht wordt. 28% van de mensen zijn vakantiebestemming niet laat afhangen aan de hoeveelheid regen die verwacht wordt. Mannen en vrouwen 28% Ja Nee 72% Wat verder nog opvalt is dat bij mannen het feit of het regent of niet, minder uitmaakt dan bij vrouwen. 40% van de mannen laat zijn vakantiebestemming niet afhangen van de hoeveelheid regen die er verwacht wordt, terwijl dit percentage bij vrouwen slechts op 20% ligt. Mannen 40% Ja Nee 60% 70 Vrouwen 20% Ja Nee 80% Als laatste valt op dat bij de 65+-ers de vraag of het veel gaat regenen of niet voor 50% wel en voor 50% van de ondervraagde niet van belang is bij de keuze van hun vakantie. 7.8 Vraag 8 Onze achtste vraag in de enquête was: ‘Veel mensen willen in de zomer zon. In landen die in het noorden boven Nederland liggen is het over het algemeen wat kouder. Stel dat, door klimaatverandering, het in Scandinavische landen in de zomer gemiddeld meer dan 25 graden zal zijn. In Nederland en landen ten zuiden van Nederland zouden de temperaturen in dit geval nog hoger liggen. Zou u dan vaker naar Scandinavische landen op vakantie gaan? U moet er hier even vanuit gaan dat het prijsniveau in beide landen ongeveer gelijk ligt.’ a. Ja b. Nee Man Totaal Leeftijd <20 20-45 45-65 65+ Ja 5 8 10 4 27 Nee 5 5 1 2 16 Vrouw Totaal Leeftijd <20 20-45 45-65 65+ Ja 14 20 10 3 47 Nee 3 3 4 3 13 Heel opvallend is dat 74% van de mensen zegt vaker naar noordelijke landen op vakantie te gaan als het daar gemiddeld meer dan 25 graden zal zijn. 26% doet dit niet. 71 Mannen en vrouwen 28% Ja Nee 72% Wat verder nog opvalt is dat vrouwen vaker denken te gaan kiezen voor noordelijke landen als de temperatuur daar gemiddeld meer dan 25 graden zou zijn dan mannen. Namelijk 78% tegen 67%. Vrouwen 22% Ja Nee 78% Mannen 37% Ja Nee 63% Bij de jongeren speelt dit minder een rol, maar het is wel zo dat vrouwen ook hier vaker voor noordelijke landen kiezen dan mannen. 72 7.9 Vraag 9 De negende vraag in de enquête is: ‘Veel mensen houden ook van stedentripjes. Het weer is dan over het algemeen net iets minder belangrijk, maar toch… (meer antwoorden mogelijk)’: a. laat ik de keuze voor het bezoeken van een stad niet afhangen van het weer b. bezoek ik het liefst een stad bij zo’n 20 tot 25 graden en kijk daar bij de keuze ook naar c. zou ik, als het in steden als Londen en Parijs (twee populaire bestemmingen) veel vaker dan nu zou regenen, die steden minder snel bezoeken d. Steden waar het overdag vriest bezoek ik in principe niet Mannen Totaal Leeftijd <20 20-45 45-65 65+ Keuze niet afhankelijk van het weer 3 5 5 3 16 Liefst 20-25 graden 3 7 4 3 17 Met regen minder vaak 2 0 1 0 3 Als het vriest niet 2 2 3 1 8 Vrouwen Totaal Leeftijd <20 20-45 45-65 65+ Keuze niet afhankelijk van het weer 7 9 6 3 25 Liefst 20-25 graden 8 12 8 3 31 Met regen minder vaak 0 3 1 0 4 Als het vriest niet 3 2 4 0 9 Bij deze vraag hebben mensen meerdere antwoorden ingevuld. Het totaal aantal ingevulde velden ligt op 113. Steden blijven aantrekkelijk ook als het vaker zal gaan regen. Slechts 6% van de mensen zou minder vaak een stad bezoeken als het regent. 15% gaat niet naar een stad als het overdag vriest. Steden zijn het meest populair als het er overdag 20-25 graden is. Wat opvalt is dat het voor 36% van de mensen het niet uitmaakt wat voor weer het is wanneer zij 73 steden bezoeken. Mannen en vrouwen 15% 6% 36% a b c d 43% 7.10 Vraag 10 Vraag tien was: ‘Stel dat vliegen naar vakantiebestemmingen (veel) duurder zou worden (compensatie CO2 uitstoot) gaat u dan nog met het vliegtuig op vakantie?’ a. Ja hoor de prijs van een ticket maakt me niet zoveel uit b. Zolang de prijsstijging onder de 10% blijft maakt het me niet uit c. Ik let erg op de prijs en als vliegen meer dan …….. procent (graag een getal invullen) duurder wordt doe ik het niet meer d. Ik vlieg nooit naar vakantiebestemmingen Mannen Totaal Leeftijd <20 20-45 45-65 65+ Ja 2 4 3 0 9 Ja, als de prijsstijging <10% is 3 6 5 4 18 Ja, zolang de prijsstijging niet boven de… is (gemiddeld) 45% 0 - 1 - Ik vlieg nooit 3 3 3 1 10 74 Vrouwen Totaal Leeftijd <20 20-45 45-65 65+ Ja 2 2 3 0 7 Ja, als de prijsstijging <10% is 13 12 8 2 35 Ja, zolang de prijsstijging niet boven de… is 0 31% 20% 10% 10% Ik vlieg nooit 2 6 1 3 12 16% van de mensen geeft aan dat de prijs van een ticket niet van belang is. 53% geeft aan dat ze best wel wat meer willen betalen voor een vliegticket als de verhoging maar onder de 10% blijft. 22% van de mensen geeft aan nooit met het vliegtuig op vakantie te gaan. We hebben ook aan de mensen die bereid zijn meer te betalen voor een ticket gevraagd hoeveel procent ze bereid zijn meer te willen betalen. De percentages liepen hier uiteen van 0% tot 63%. Het gemiddeld komt uit op 25%. Dit vinden we een belangrijk gegeven. Redelijk wat menen lijken dus bereid wel wat meer voor een ticket te willen betalen. 7.11 Vraag 11 Vraag 11 van onze enquête is: ‘Vliegt u in principe nu al klimaatneutraal (dit kost u wat extra geld bij de boeking)?’ a. Ja b. Nee Mannen Totaal Leeftijd <20 20-45 45-65 65+ Ja 1 3 3 2 9 Nee 9 10 8 4 31 Vrouwen Totaal Leeftijd <20 20-45 45-65 65+ Ja 1 4 5 1 11 Nee 16 19 8 5 48 75 1 formulier was niet ingevuld. Klimaatneutraal vliegen gebeurt nog niet zo veel. 20% zegt dit wel te doen. Sommige mensen geven aan dit soms wel en soms niet te doen. Die personen hebben we meegeteld bij het percentage van 20%. Mannen en vrouwen 20% Ja Nee 80% Wat verder nog opvalt is dat jongeren minder bereid zijn om klimaatneutraal te vliegen. Namelijk maar 7% van de jongeren zegt hiertoe bereid te zijn. Dit komt ongetwijfeld omdat klimaatneutraal vliegen extra kosten met zich meebrengt. Tussen mannen en vrouwen is geen duidelijk verschil te zien. Mannen 23% Ja Nee 77% 76 Vrouwen 19% Ja Nee 81% 7.12 Vraag 12 Vraag 12 luidt als volgt: ‘Denkt u dat u in de toekomst meer met het klimaat rekening gaat houden bij het boeken van een vakantie?’ 1. Ja, steeds meer 2. Ja, soms 3. Nee, nooit Mannen Totaal Leeftijd <20 20-45 45-65 65+ Ja, steeds meer 2 0 2 3 7 Ja, soms 4 6 4 3 17 Nee, nooit 4 7 5 0 16 Vrouwen Totaal Leeftijd <20 20-45 45-65 65+ Ja, steeds meer 2 9 3 3 17 Ja, soms 10 12 9 1 32 Nee, nooit 4 2 2 2 10 1 formulier was niet ingevuld. Het aantal mensen dat denkt nooit rekening te hoeven houden met klimaatverandering is 26%. De rest denk soms (49%) of steeds meer (24%) rekening te moeten houden met klimaatverandering. Een formulier was niet ingevuld. 77 Mannen en vrouwen 24% 26% Ja, steeds meer Ja, soms Nee 4950% % % Verder valt er op dat er duidelijke verschillen bestaan tussen mannen en vrouwen. % % %% Mannen 18% 40% Ja, steeds meer Ja, soms Nee 42% Vrouwen 17% 29% Ja, steeds meer Ja, soms Nee 54% 78 7.13 Vraag 13 Vraag 13 is: ‘Hoopt u door klimaatverandering ooit nog eens op plaatsen te komen die nu feitelijk onbereikbaar zijn, zoals de Noordpool of toppen van bergen waar dan geen ijs meer ligt?’ 1. Ja zeker 2. Nee hoor, daar heb ik geen behoefte aan. 3. Weet ik niet Mannen Totaal Leeftijd <20 20-45 45-65 65+ Ja zeker 5 4 2 3 14 Nee geen behoefte aan 5 7 8 3 23 Weet ik niet 0 2 1 0 3 Vrouwen Totaal Leeftijd <20 20-45 45-65 65+ Ja, zeker 6 5 3 0 14 Nee geen behoefte aan 9 14 5 6 34 Weet ik niet 2 4 6 0 12 Wat opvalt is dat: 28% van de mensen hoopt nog eens op een plek te kunnen komen die nu onbereikbaar zijn. 57% van de mensen heeft geen behoefte aan om naar plekken te gaan die nu onbereikbaar zijn. 15% weet het niet. Mannen en vrouwen 15% 28% Ja, zeker Nee, daar heb ik geen behoefte aan Weet ik niet 57% 79 Wat opvalt is dat mannen vaker zeggen graag nog een keer op plekken te komen die nu onbereikbaar zijn dan vrouwen. Namelijk 35% tegenover 23%. Mannen 8% Ja, zeker 35% Nee, daar heb ik geen behoefte aan Weet ik niet 57% Vrouwen 20% 23% Ja, zeker Nee, daar heb ik geen behoefte aan Weet ik niet 57% 7.14 Vraag 16 Vraag 14 en 15 waren vragen over hoe oud de invuller was en of het een man of een vrouw was. Vraag 16 is de laatste vraag die verder uitgewerkt kon worden. De vraag luidt: ‘Hoe vaak gaat u per jaar op vakantie?’ a. Nooit b. 1 tot 2 keer c. Meer dan 2 keer Mannen Totaal Leeftijd <20 20-45 45-65 65+ Nooit 0 1 0 0 1 1 / 2 keer 8 5 5 4 22 >2 keer 2 7 6 2 17 80 Vrouwen Totaal Leeftijd <20 20-45 45-65 65+ Nooit 1 0 1 2 4 1 / 2 keer 12 14 7 3 36 > 2 keer 4 8 6 1 19 5% van de ondervraagde personen heeft aangegeven nooit op vakantie te gaan. Dit ligt echt lager dan het landelijk gemiddelde. Op de site van de NOS vonden we dat 18% van de Nederlanders nooit op vakantie gaan. 52% van de ondervaagde personen gaf aan 1 tot 2 maal per jaar op vakantie te gaan. 36% van de mensen gaat zelfs meer dan 2 maal per jaar op vakantie. Mannen en vrouwen 5% 36% Nooit 1 tot 2 keer Meer dan 2 keer 59% Tussen mannen en vrouwen zijn er weinig verschillen. Mannen 3% Nooit 43% 1 tot 2 keer 54% Meer dan 2 keer 81 Vrouwen 7% 32% Nooit 1 tot 2 keer Meer dan 2 keer 61% 82 Conclusies en aanbevelingen Het klimaat in de wereld verandert, daar kan iemand omheen. Er zijn zo langzamerhand bijna geen wetenschappers meer te vinden die dit bestrijden. De oorzaken en mogelijke gevolgen van klimaatverandering komen in ons profielwerkstuk uitgebreid aan de orde. We hebben in ons profielwerkstuk een verband proberen te zoeken tussen klimaatverandering en toerisme en tussen toerisme en klimaatverandering. Steeds gericht op Europa. Klimaatverandering bedreigt het toerisme. We weten alleen nog niet in welke mate dit precies gaat gebeuren en op welke termijn. Toch zijn er wel veranderingen zichtbaar. Met name de landen rond de Middellandse Zee zullen in toenemende mate te maken krijgen met de hitte en droogte in de zomer. Het zou er op den duur zo heet kunnen worden dat toeristen dat gebied in de zomer gaan meiden. Toeristenstromen zouden dan meer naar het Noorden op kunnen schuiven. Een land als Nederland zou daarvan kunnen profiteren. In de zuidelijke landen zullen bosbranden meer voor gaan komen en er zal mogelijk een gebrek komen aan drinkbaar water. Luchtvervuiling en smog zullen toenemen. Zal het ooit voorkomen dat er een negatief reisadvies komt in de zomer naar extreem warme landen in Zuid-Europa? Maar ook de landen die aan de kust liggen zullen last krijgen van klimaatverandering, denk maar eens aan de voorspellingen met betrekking tot de zeespiegelstijging. Wordt de kust uiteindelijk zo gevaarlijk dat toeristen er niet meer veilig kunnen verblijven? Conclusie per hoofdstuk We gaan nu over op de beantwoording van onze hoofdvraag. Onze hoofdvraag is: ‘In hoeverre heeft de klimaatverandering invloed op het toerisme en vice versa in Europa. En hoe kunnen de negatieve gevolgen hiervan verminderd worden?’. Uit als profielwerkstuk is het volgende duidelijk gebleken: Klimaatverandering heeft duidelijk invloed op het toerisme in Europa. Dat is nu nog niet overal zo heel goed zichtbaar, maar dat zal in de toekomst veel meer gaan spelen. Vele aanwijzingen hebben we daarvoor gevonden en in ons profielwerkstuk opgenomen. De toeristische sector zal hier echt mee aan de slag moeten. Daarom is het van belang dat het verband tussen klimaat en toerisme steeds meer aan de man gebracht wordt. Het toerisme heeft namelijk ook duidelijk invloed op het klimaat. Dat merken we nu al en zal, als we niet oppassen, alleen maar toenemen. Er zullen echt maatregelen moeten worden genomen om dit aan te pakken en de gevolgen zoveel mogelijk te beperken. Hieronder is de verantwoording van ons antwoord nog wat uitgebreider opgenomen. Hoofdstuk 2 Wat zijn nu de oorzaken van klimaatverandering? Er zijn vele oorzaken van klimaatverandering. Deze worden in hoofdstuk 2 allemaal behandeld. Er zijn natuurlijke oorzaken en oorzaken waar de mens invloed op heeft. Er zijn oorzaken die van buitenaf komen, kosmische oorzaken, en oorzaken die van de aarde zelf komen, terrestische oorzaken. Verder zijn er catastrofale oorzaken, bijvoorbeeld de inslag van een meteoriet, de ontploffing van een kerncentrale of een oorlog met atoomwapens. Op dit soort oorzaken zijn we in ons profielwerkstuk niet ingegaan. We hebben gekeken naar kosmische oorzaken zoals zonnevlekken, de daglengte, de stand van de aarde ten opzichte van de zon. Het gaat hier steeds om hele kleine veranderingen die vaak vele eeuwen duren. Directe invloed op het toerisme zullen dit soort factoren niet zo snel hebben. In combinatie met andere factoren zou het mogelijk wel een rol kunnen gaan spelen bij het toerisme in Europa. We keken ook naar terrestische oorzaken zoals vulkanisme, platentektoniek en zeestromen. De invloed van de mens op klimaatverandering is erg groot. Het klimaat is de afgelopen 150 jaar 83 erg veranderd, de mens heeft hier duidelijk grote invloed op. Met name het natuurlijke broeikaseffect is de afgelopen jaren sterk verhoogd. De uitstoot van broeikasgassen is enorm toegenomen. Dit is in de gang gezet sinds de industriële revolutie die begon in 1850. Gevolgen voor het klimaat en het milieu blijven niet uit. Er is op aarde en ook in Europa sprake van ontbossing en verwoestijning. Dit gaat in de toekomst absoluut invloed hebben op het toerisme. Hoe alle factoren precies op elkaar inwerken is zelfs voor wetenschappers soms onduidelijk. Gewerkt wordt met trends. Het klimaat wordt over een periode van 30 jaar gemeten. Trends zijn daarom pas na een lange periode zichtbaar. Bovendien moeten we bedenken dat er pas zo’n 150 jaar serieuze metingen van het klimaat plaatsvinden. We weten wel welke factoren van invloed zijn op het klimaat. Voor sommige factoren geldt dat ze alleen op de zeer lange termijn invloed hebben, voor andere factoren geldt dat ze wel al heel snel invloed hebben op het klimaat. Hoofdstuk 3 Waar leidt klimaatverandering toe en wat zijn daarvan de gevolgen voor het toerisme? Het klimaat verandert, maar wat zal dat gaan betekenen voor het toerisme? Het toerisme is een weergevoelige economische sector. Over het algemeen geldt dat als het warmer wordt vooral de zuidelijke landen in Europa hier last van zullen krijgen. De temperatuur kan met name in de zomer wel eens zo hoog worden dat toeristen dit niet meer aantrekkelijk vinden en weg zullen blijven. Dit geldt ook voor de watervoorziening als die in de problemen komt. Verder zien we nu al vaker bosbranden voorkomen. Meer noordelijk gelegen landen zouden aantrekkelijker kunnen gaan worden voor toeristen bij klimaatverandering. In de winter zou sneeuw wel eens vaker niet kunnen vallen dan wordt de wintersport minder aantrekkelijk. Dat er meer extreem weer gaat komen is erg waarschijnlijk. Dit kan voor toerisme zelfs gevaarlijk worden. Overstromingen, lawines, modderstromen, bosbranden, smog e.d. zullen in de toekomst waarschijnlijk vaker voorkomen. Dit vinden toeristen niet prettig. We hebben allerlei berichten op internet gevonden en in ons profielwerkstuk verwerkt van extreem weer en de invloed daarop op het toerisme. Toeristen zullen met meer natuurrampen te maken gaan krijgen en zullen dit soort gevaarlijke plaatsen in Europa waarschijnlijk meer gaan meiden. Ook de stijging van de zeespiegel kan een bedreiging voor het toerisme gaan betekenen. Ten slotte zal de biodiversiteit gaan veranderen door klimaatverandering. Met name mensen die van de mooie natuur houden kunnen hier de dupe van worden. Landschapszones zullen wat verschuiven en daarmee waarschijnlijk ook toeristenstromen. Steden hebben waarschijnlijk minde last van klimaatverandering. Toeristen gaan hier vaak maar een aantal dagen heen en dat zullen ze ongetwijfeld blijven doen. Hoofdstuk 4 Hoe we de nadelige gevolgen van klimaatverandering op toerisme in Europa kunnen beperken hebben we beschreven in hoofdstuk 4. We zijn in dit hoofdstuk eerst ingegaan op de politiek. Wat kan er wereldwijd, in Europa en in Nederland aan klimaatverandering worden gedaan. We keken naar klimaatconferenties en naar het Kyoto Protocol. Moeilijk tot stand gekomen wereldwijde afspraken die steeds opnieuw moeten worden bevochten. Europa is erg actief als het gaat om het beperken van klimaatverandering. Ook Nederland zelf doet er veel aan om klimaatverandering tegen te gaan, maar Nederland is natuurlijk maar een kleine speler in de wereld. In hoofdstuk 4 zijn ook belangrijke cijfers opgenomen over het toerisme. Het zorgt voor bijna 5% van ons bruto nationaal product en dat is ook het gemiddelde in de Europese landen. Wel zijn er grote uitschieters. Toerisme is voor het ene land veel belangrijker dan voor een ander land. Het ene land kan daarmee ook veel sterker getroffen worden door klimaatverandering dan een ander land. Het toerisme zorgt alleen in Nederland al voor circa 400.000 banen. In de Europese Unie zijn er 2,3 miljoen mensen in de toeristische sector werkzaam. We hebben ook gekeken naar economische oplossingen bij klimaatverandering. Innovatie, onderzoeken en investeringen kunnen mogelijk oorzaken van klimaatverandering en andere toeristenstromen beperken. Ten slotte hebben we gekeken naar oplossingen die kunnen komen uit demografische ontwikkelingen. Het gaat dan om 84 de spreiding van de bevolking en het verkleinen van het risico van klimaatverandering, bijvoorbeeld bij natuurrampen. Zo zou er bijvoorbeeld niet meer in risicogebieden moeten worden gebouwd. Dat geldt niet alleen als we het over water hebben, maar ook over breuklijnen in de aarde of bij vulkanen. Hoofdstuk 5 Wat voor gevolgen heeft toerisme in Europa. In dit hoofdstuk kijken we dus naar de invloed van toeristen op het klimaat in Europa. Toeristen nemen veel ruimte in, zeker in de zomer in de zuidelijke landen van Europa. Dat vraagt veel van de infrastructuur. Files zijn vaak een gevolg, zelfs in de luchtvaart heeft men hier al mee te maken. Ook gebruiken toeristen veel van het kostbare water in Europa. Denk aan golfbanen die groen moeten worden gehouden, zwembaden, besproeiing van tuinen etc. Ook douchen toeristen veel meer dan iemand die gewoon thuis is. Daar kunnen we allemaal wat aan doen. Bewustwording en beter voorlichting kunnen hiervoor belangrijk zijn. Ook milieuvervuiling is iets waar aandacht voor moet zijn om dit tegen te gaan. Hoofdstuk 6 Hoe kunnen de negatieve gevolgen van het toerisme worden beperkt? We behandelen in hoofdstuk 6 onder andere het verminderen van de uitstoot van CO2 gassen. Als er minder uitstoot is zal klimaatverandering minder snel doorzetten en daar profiteert de hele wereld van. Hetzelfde geldt als we het watergebruik in Europa beter kunnen reguleren. Expliciet gaan we in op duurzaam toerisme. We geven aan wat het is en hoe het een bijdrage kan leveren aan het zorgvuldig omgaan met het klimaat en het milieu. Duurzaam toerisme speelt met name in ontwikkelingslanden, maar het kan zeker ook in Europa nog meer op de kaart worden gezet. We zullen als toeristen moeten leren beter met het milieu, de cultuur, de economie van een land en het klimaat om te gaan anders kunnen we in de toekomst op bepaalde plaatsen niet meer terecht. Nu al zijn veel vissersdorpjes verdwenen en vinden we er massatoerisme. Sommige kusten zijn verpest door de vele hotels en andere toeristische accommodaties. Negatieve gevolgen ontstaan snel omdat economische krachten (geld verdienen) vaak heel sterk zijn. Duurzaam toerisme zal dus toe moeten nemen, maar dan zullen we wel duidelijk moeten krijgen wat we hier nu precies onder verstaan. Hoofdstuk 7 Hoofdstuk 7 betreft onze enquête. We hebben in totaal 100 mensen onze enquête met 14 vragen in laten vullen over klimaatverandering en toerisme. In dit hoofdstuk wordt de gehele enquête geanalyseerd. We hebben bij het analyseren van de enquête steeds onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen en tussen leeftijdscategorieën. De enquête is een mooie aanvulling op ons PWS. Het geeft een goed inzicht over hoe mensen over klimaatverandering en toerisme denken. Aanbevelingen In dit laatste deel van ons profielwerkstuk hebben we conclusies en aanbevelingen opgenomen. Wat in onze ogen allereerst van belang is, is dat de toeristische sector zich bewust wordt van de mogelijk gevolgen van klimaatverandering. Hiervoor is het nodig dat veel kennis over dit thema verzameld wordt. Ons valt op dat ondanks de komende gevolgen van klimaatverandering er nog maar weinig aandacht is voor de relatie tussen klimaatverandering en toerisme. De toeristische sector moet hier een rol in gaan spelen, maar zij kunnen dit niet alleen, ook overheden en de Europese Unie zal hierbij betrokken moeten worden. Daar waar nu al wel wat aandacht is voor de relatie tussen klimaatverandering en toerisme gaat het met name om zaken als klimaatneutraal vliegen en duurzaam toerisme. Wij bevelen aan (1) dat er meer onderzoek naar de relatie tussen toerisme en klimaatverandering moet komen. Dat kan de sector prima zelf oppakken samen met de wetenschap en wellicht ook met een bijdrage van de overheid. 85 Een aanbeveling (2) in dat verband is te komen tot algemeen aanvaarde conclusies over wat duurzaam toerisme en ecotoerisme zijn. Nu gaat iedereen met deze begrippen aan de haal en probeert iedereen door deze begrippen te gebruiken een (economisch) graantje mee te pikken. Er zou een soort keurmerk moeten komen dat partijen zelf regelen en waar ze ook zelf toezicht op houden. Het zou goed zijn dit niet alleen in Nederland maar ook Europees aan te pakken. We hebben in ons profielwerkstuk vele voorbeelden opgenomen uit de media die het verband laten zien tussen klimaatverandering en toerisme. Het zou goed zijn dit soort voorbeelden systematisch te verzamelen en dat bijvoorbeeld in de vorm van een jaarboek of iets dergelijks te presenteren. Dat is ook een aanbeveling (3). Ook hier zou de sector zelf of een wetenschappelijk instituut voor kunnen zorgen. Dit kan binnen Nederland maar moet uiteindelijk ook Europees opgepakt worden. De toeristische sector zou nu al na moeten denken over de toekomst. Ze zouden bijvoorbeeld een bijeenkomst daarover kunnen houden met alle grote organisaties die bij het toerisme betrokken zijn, maar veel verder gaat bijvoorbeeld een burgerinitiatief. Met een burgerinitiatief kan de Tweede Kamer worden verzocht een onderwerp te bespreken en er een standpunt over in te nemen. We bevelen aan (4) zoiets te starten vanuit de toeristische sector. Gevraagd kan worden welke kansen en bedreigingen de overheid ziet in de relatie tussen klimaatverandering en toerisme. Wij kunnen dat niet zelf starten want daarvoor moet je 18 jaar of ouder zijn. Verder zijn er tenminste 40.000 steunbetuigingen nodig. Hierdoor kan dit onderwerp ook op de maatschappelijke agenda worden gezet en een breder publiek bereiken. Een ander idee dat we nog hadden is om net als bij financiële producten te gaan werken met een soort bijsluiter. Daarin zou dan informatie over het klimaat moeten staan en eventuele waarschuwingen voor extreem weer in het gebied waar je op vakantie wil. Ook dit willen we aanbevelen (5). Het zou eerst vrijwillig kunnen worden opgepakt door de toeristische sector, maar mogelijk later ook door de Europese Unie kunnen worden opgelegd. Om wat op het gebied van watertekorten te doen zou je eigenlijk geen all-inclusief vakanties meer moeten hebben. Gas, water en licht zouden toeristen eigenlijk steeds apart af moeten rekenen, zodat ze er meer bewust mee omgaan. Dit is waarschijnlijk wel moeilijk te realiseren, maar we willen het wel aanbevelen (6) om onderzoek te doen naar de realisatie mogelijkheden hiervan. Op scholen zou ook aandacht moeten worden besteed aan voorlichting over klimaatverandering en de relatie hiervan op het toerisme. Dit zou prima passen in het vak Aardrijkskunde. Onze aanbeveling (7) is om hier wat mee te doen. Hier moet wel bij gezegd worden dat dit al wordt gedaan. Wat wij willen is dat hier meer aan gedaan wordt. Er moet bijvoorbeeld meer ingegaan worden op het verband tussen klimaat en toerisme en hoe toerisme het duurzaamst plaats kan vinden. Ten slotte nog een aanbeveling (8) voor onze eigen school. Zorg ervoor dat bij een 5VWO-reis klimaatneutraal wordt gevlogen. Het is maar een kleine bijdrage, maar zo kan ook onze school laten zien dat ze het klimaat en het milieu serieus neemt. Hier moet natuurlijk niet alleen onze school rekeningen mee houden, maar eigenlijk alle scholen. Terugblik hypothese Ten slotte kijken we nog even naar onze vooraf opgestelde hypothese. Onze hypothese bleek goed te kloppen. Klimaatverandering heeft meer invloed op toerisme dan andersom. Zeker in Europa is dit zo. We zien ook een toename van natuurrampen de komende tijd. We hebben daar vele krantenberichten over gevonden. Ook dit zal het toerisme gaan beïnvloeden. We waren er in 86 onze hypothese ook vanuit gegaan dit zou gaan gebeuren. Ook de afname van biodiversiteit kan tot verandering van toeristenstromen leiden. Op welke termijn zich dit allemaal gaat voltrekken is nog niet zo duidelijk, maar er zijn steeds meer tekenen dat het klimaat verandert en daar zal de toeristische sector op in moeten spelen. Zoals we al hadden verwacht heeft het toerisme ook invloed op het klimaat. Economische factoren zijn vaak belangrijk en zo gaat kostbare natuur soms verloren. In onze hypothese zijn we ervan uitgegaan dat negatieve gevolgen van klimaatverandering nog wel kunnen worden beperkt. Dit blijkt wel te kloppen, maar daar moet de hele wereld het dan mee eens zijn en dat is nog niet zo makkelijk. Zolang klimaatverandering doorgaat zullen mensen zich aan moeten passen. Belangrijk is te bedenken dat het toerisme gemiddeld 5% van de inkomstenbron in landen is, maar er zijn landen waar dit percentage veel hoger ligt. Landen die grote toeristische belangen hebben zullen misschien wel het voortouw moeten nemen om tot aanpassingen in het beleid te komen. Zie hiervoor ook onze aanbevelingen. Aanzet vervolgonderzoek Nu we uit ons onderzoek hebben gehaald dat het toerisme zich anders zal spreiden over Europa door de gevolgen van klimaatverandering, kunnen we een aanzet naar een vervolgonderzoek maken. Uit ons onderzoek blijkt dat het in landen als Nederland warmer gaat worden en dat het in bijvoorbeeld Spanje te warm gaat worden voor toeristen. Het toerisme zal zich waarschijnlijk in noordelijke richting gaan verplaatsen. Tijdens dit onderzoek zijn er een aantal nieuwe vragen bij ons boven gekomen. Als het toerisme meer richting Nederland trekt, vanwege het beter wordende weer, wat heeft dat dan voor economische gevolgen voor landen als Nederland? Maar ook voor landen als Spanje, waar het toerisme juist wegtrekt? Als je dan op economisch gebied kijkt, kun je ook nog een stapje verder gaan denken. Denk bijvoorbeeld indirect aan de demografie van dit land. De economie heeft namelijk weer invloed op deze zaak. Nog een vraag die ons te binnen schoot was de vraag over voorzieningen. In landen als Spanje en Frankrijk zijn veel meer toeristische oorden en trekpleisters te vinden. In Nederland en België zijn het aantal vakantieoorden veel kleiner. Als het toerisme zich hierheen verplaatst, moeten er dus meer vakantieoorden en trekpleisters komen. Hoeveel groen moet hiervoor verloren gaan? Hoeveel ruimte neemt dit in? Moeten hier huizen of dorpjes voor wijken? Een andere vraag die we tegen zijn gekomen is hoe landen zoals Spanje het beste om kunnen gaan met de veranderingen zodat zij hun toeristen niet verliezen. Dit zijn allemaal mogelijke vragen voor een vervolgonderzoek. Ook bij de aanbevelingen hebben we nog een aantal mogelijke vervolgvragen opgeschreven. Evaluatie Nu het onderzoek naar het verband tussen klimaatverandering en toerisme is afgerond, moet gezegd worden dat het interessant was om zo een grootschalig project te doen. Nog nooit eerder hebben we zoiets moeten doen voor school. Het is een goede en nuttige ervaring geweest. De projectdagen van World School hebben ons in het begin enorm op weg geholpen. Vooral bij het maken van een onderwerpkeuze was de gegeven informatie op deze dagen erg prettig. Verder vonden we de projectdagen niet heel erg veel toevoegen, omdat het eigenlijk nooit ging over het klimaat in verband met het toerisme. Alle informatie hierover hebben we dus zelf moeten verschaffen. Dit hebben we gedaan met behulp van websites, boeken en PDF-bestanden. Deze zijn allemaal terug te vinden in de bronnenlijst. Zelf vinden we de PDF-bestanden het meest betrouwbaar, omdat dit soort bestanden vaak in opdracht van een hoger orgaan geschreven zijn. Er wordt hiervoor dus ook echt onderzoek gedaan. Daarnaast zijn websites waarbij de schrijver en/of datum vermeld staan meer betrouwbaar dan de sites waarvan we geen oorsprongsinformatie hebben. Een profielwerkstuk brengt veel werk met zich mee. We hebben het werk zo goed mogelijk 87 geprobeerd te verdelen. Waar we tegen aan gelopen zijn is het te laat uitdelen van de enquêtes. Dit hadden we eigenlijk eerder moeten doen, zodat we wat meer tijd hadden om ze uit te werken. Dit hebben we nu vrij snel moeten doen. Desalniettemin hebben we de enquêtes op tijd geteld en verwerkt in het onderzoek. Een ander punt van kritiek met betrekking op de enquêtes is het verschil in mannen en vrouwen. Meer vrouwen dan mannen hebben de enquête bijvoorbeeld ingevuld. Hier kwamen we later pas achter, waardoor we dit percentage niet meer gelijk konden krijgen. Ook zijn we erachter dat het maken van een uitgebreid plan van aanpak erg zinvol is. Hierdoor hadden we gelijk een goed beeld van welke kant we op moesten werken. Af en toe hebben we de connectie met Europa wat laten versloffen, maar dit hebben we er later dan weer ingevoegd. Waar we ook tegenaan gelopen zijn is het overzetten van atlaskaarten in ons profielwerkstuk. Doordat we niet konden scannen, hebben we eerst alle atlaskaarten gefotografeerd en deze foto's in het werkstuk gevoegd. Later hadden we wel de beschikking tot een scanner, waardoor we alle vage atlaskaarten nog door duidelijke atlaskaarten hebben vervangen. Dit kostte natuurlijk dubbel zoveel werk. Dus eigenlijk hadden we eerder een scanner moeten gebruiken. Desnoods in de bibliotheek of op school. Nog een verbeterpunt is het beter omgaan met tijd. Wij denken dat iedereen die een profielwerkstuk erachter zal komen dat de tijd voorbij vliegt. In het begin hebben we onze tijdsplanning niet erg streng gevolgd waardoor we, toen de einddatum in zicht kwam, toch wel aan het stressen waren. Er zijn dus best wat zaken die we mee moeten nemen naar de toekomst, zodat we ze de volgende keer nog weer wat beter kunnen doen. 88 Bronnenlijst Sites www.greenfacts.org/nl/biodiversiteit/biodiversiteit-foldout.pdf Uitgever: Jacques de Selliers Bron: Millennium Ecosystem Assessment Inhoud: Samenvatting biodiversiteisrapport http://forum.fok.nl/topic/1119109?token=42c8500d635a9aa1d644cfcad2f0a9ef&allowcookies Laatst gewijzigd: 24-01-08 http://www.neoweb.nl/forum2/index.php?topic=1008.0 Laatst gewijzigd: 12-09-04 http://www.europa-nu.nl/id/vh89nvo47vi0/europese_landen Redactie: Mr. Nico Visser en Daan Smolders MA Bron: CIA The World Factbook http://nl.wikipedia.org/wiki/Klimaat Laatst gewijzigd: 31-08-12 http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=3205 Bron: CBS http://www.scientias.nl/verdwijnen-de-zonnevlekken-op-de-zon/15931 Laatst gewijzigd: 15-09-10 Auteur: Caroline Kraaijvanger http://www.vwkweb.nl/cms/index.php?option=com_content&task=view&id=383 Bron: Vereniging voor Weerkunde en Klimatologie http://jrscience.wcp.muohio.edu/studentresearch/climate_projects_04/glacial_cycles/web/int ro.html Bron: Milutin Milankovitch http://ozone.unep.org/new_site/en/index.php Bron: Ozone Secreteriat http://www.scientias.nl/ontbossing-koelt-de-aarde/50272 Laatst gewijzigd: 17-11-11 Auteur: Caroline Kraaijvanger http://edepot.wur.nl/43582 Jaar van uitgave: 2008 Auteur: Chantal de Jonge http://www.europa-nu.nl/id/vhvql17z57yo/bosbranden http://www.groenopweg.nl/persbericht/2/9/Kabinet-Klimaatverandering-vraagt-ominnovatie Laatst gewijzigd: 06-04-07 Bron: Sanoma Media Netherlands http://www.meteowesterlo.be/klimaatverandering/vulkanisme.htm Jaar van uitgave: 2006 Bron: Meteo Westerlo http://www.milieufocus.nl/factsheets/m/mineralen-aangiftesysteem-minas.html Laatst gewijzigd: 18-11-08 http://www.klimaatgek.nl/cms/?Nieuwe_inzichten:De_zon Laatst gewijzigd: 26-12-09 http://globalwarming.berrens.nl/broeikaseffect.htm http://www.keesfloor.nl/artikelen/weer/dun_ijs/index.htm Jaar van uitgave: 2009 Bron: Het Weer Magazine 89 http://www.trouw.nl/tr/nl/11016/Trouwens/article/detail/3287796/2012/07/17/Smeltwaterverwoest-brug-in-Groenland.dhtml Laatst gewijzigd: 17-07-12 Auteur: Nienke Schipper http://www.climatequest.org/page/reference.php?id=15 Auteurs: Rens Kortmann (CE Delft), Edgar Peijnenborgh (RPS), Judith Harrewijn, Lindske van Hulst (SME Advies) http://www.climatequest.org/page/reference.php?full=4 Auteurs: Rens Kortmann (CE Delft), Edgar Peijnenborgh (RPS), Judith Harrewijn, Lindske van Hulst (SME Advies) http://www.faqt.nl/opmerkelijk/aarde-staat-in-de-toekomst-stil/ Laatst gewijzigd: 16-06-10 Auteurs: German Roding http://users.telenet.be/hhs-heist1/aardrijkskunde/BewegingenAarde.htm Auteurs: Niels Jacobs, Filip van Bael, Filip van den Broeck, Hans Kerselaers http://www.hier.nu/klimaatgids/25/verwoestijning-zand-stof-en-kale-rotsen-rukken-op Bron: HIER Klimaatcampagne http://library.thinkquest.org/C0110881/greenhouse_nl.html http://www.meteowesterlo.be/klimaatverandering/landgebruik.htm Jaar van uitgave: 2006 Bron: Meteo Westerlo http://www.ikleefgroen.nl/klimaat/koolstofcyclus/ Jaar van uitgave: 2010 Bron: Den Haan Digitale Media & Marketing http://globalwarming.berrens.nl/gevolgen.htm http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl0096-Stikstof--enfosforoverschotten-in-de-landbouw.html?i=3-17 Laatst gewijzigd: 13-12-11 Bron: Het Compendium voor de Leefomgeving http://www.schooltv.nl/eigenwijzer/2157310/aardrijkskunde/item/1201581/natuurlijkeoorzaken-klimaatverandering/ Bron: NTR http://www.billmcguire.co.uk/ Bron: Bill McGuire http://www.iselinge.nl/Scholenplein/pabolessen/99002btoerisme/Het%20Middellandse%20Zee %20gebied.htm http://unfccc.int/essential_background/items/6031.php Bron: United Nations Framework Convention on Climate Change http://www.europa-nu.nl/id/vhesf063wxu9/europese_aanpak_klimaatverandering Redactie: Mr. Nico Visser en Daan Smolders MA http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/klimaatverandering/klimaatverandering-enklimaatbeleid Bron: Rijksoverheid http://www.eu-milieubeleid.nl/ch15.html Bron: Rijksoverheid http://wikitravel.org/nl/CO2-uitstoot_door_transport Laatst gewijzigd: 18-01-12 http://www.milieucentraal.nl/themas/schoon-en-zuinig-opweg/vakantieverkeer/vakantiespecial Bron: Milieu Centraal 90 http://www.afval.noordhoek.nl/archief/0010/europa_verbiedt_alle_cfks.htm Uitgever: Noordhoek BV http://www.recyclingplatform.nl/recycling-processen/koelkasten Bron: Stichting Nederlandse Verwijdering Metalektro Producten (NVMP) http://www.klm.com/travel/nl_nl/business/bluebiz_premium/co2_compensation/index.htm Bron: KLM http://www.eea.europa.eu/publications/water-resources-across-europe Laatst gewijzigd: 17-03-09 http://www.wur.nl/NR/rdonlyres/A1BBA52A-E671-4ABA-9EDFF237BC86B11B/104051/WaterverbruikenToerisme09.pdf Laatst gewijzigd: december 2009 Auteur: Loes Wijnen http://www.travelife.eu/index.php?id=1 Boeken De Grote Bosatlas, 53e editie Jaar van uitgave: 2007 Uitgever: Wolters-Noordhoff Kaartnummers: 52F, 76A, 76D, 91A, 208C, 209G, 218C. Weer en klimaat: Klimaatveranderingen Jaar van uitgave: 2005 Auteur: Terry Jennings Uitgever: Evons Brothers Limited De Bosatlas van het Klimaat Jaar van uitgave: 2011 Uitgever: Noordhoff Uitgevers BV, KNMI Terra A Jaar van uitgave: 2006 Auteurs: Daphne Ariaens, Stan van Ginkel, Hans de Jong, Lammert Kunnen, Henk Nonnekes, Fred Oedekerk, Jocelyn Rmmers-Kamp en Janhendrik Wolters Uitgever: Wolters-Noordhoff 91