Hoofdstuk 1: Inleidend hoofdstuk

advertisement
Namen: Anouk Boere, Kim Kuiper
Klas: A6A
Docent: Mevr. Klijmij
Inleverdatum: 21-09-2012
Profielwerkstuk YES!
1
Inhoudsopgave
Voorwoord
blz. 5
Inleiding
blz. 6
Probleemstelling
Hoofd- en deelvragen
Hypothese
Methode
blz. 6
blz. 7
blz. 8
blz. 9
Hoofdstuk 1: Kenmerken van Europa
blz. 10
1.1 Geografie
1.2 Verschillende klimaten
1.3 Klimaten in Europa
1.4 Landschapszones
1.5 Toerisme
1.6 Economie
blz. 10
blz. 11
blz. 13
blz. 13
blz. 15
blz. 16
Hoofdstuk 2: Wat zijn de oorzaken van klimaatverandering
voor Europa?
blz. 18
2.1 Natuurlijke klimaatverandering
• 2.1.1 Kosmische oorzaken
2.1.1.1 Zonnevlekken
2.1.1.2 Daglengte
2.1.1.3 Stand van de aarde ten opzichte van de zon
• 2.1.2 Terrestrische oorzaken
2.1.2.1 Vulkanisme
2.1.2.2 Platentektoniek en zeestromen
blz. 18
blz. 18
blz. 18
blz. 18
blz. 19
blz. 20
blz. 20
blz. 22
2.2 Menselijke klimaatverandering
• 2.2.1 Uitstoot broeikasgassen
• 2.2.2 Ontbossing
• 2.2.3 Verwoestijning
blz. 22
blz. 23
blz. 24
blz. 24
2.3 Wat kan Europa doen?
Hoofdstuk 3: Waar leidt klimaatverandering toe en wat zijn daarvan
de gevolgen voor het toerisme?
3.1 Extreme weersomstandigheden
3.2 Natuurrampen
• 3.2.1 Overstromingen
• 3.2.2 Droogte
• 3.2.3 Geofysische factoren
blz. 25
blz. 26
blz. 27
blz. 29
blz. 30
blz. 31
blz. 33
2
3.3 Zeespiegelstijging
3.4 Verandering van de biodiversiteit en omgeving
3.5 Landschapzones
blz. 34
blz. 35
blz. 39
Hoofdstuk 4: Hoe kunnen we de nadelige gevolgen van
klimaatverandering op toerisme beperken?
blz. 40
•
•
•
•
4.1 Op politiek gebied
4.1.1 Politieke geschiedenis van klimaatverandering
4.1.2 Kyoto Protocol
4.1.3 Europese inzet bij klimaatverandering
4.1.4 Nederlandse inzet bij klimaatverandering
4.2 Op economisch gebied
• 4.2.1 Klimaatverandering en toerisme: enkele cijfers
• 4.2.2 Economische oplossingen
4.3 Op demografisch gebied
Hoofdstuk 5: Wat voor gevolgen heeft toerisme voor Europa?
5.1 Ruimte en infrastructuur
5.2 Waterverbruik
5.3 Milieuvervuiling
Hoofdstuk 6: Hoe kunnen de negatieve gevolgen van toerisme
worden beperkt?
6.1 Uitstoot verminderen
6.2 Watergebruik verbeteren
6.3 Duurzaam toerisme
Hoofdstuk 7: De onderzoeksresultaten
7.1 Vraag 1
7.2 Vraag 2
7.3 Vraag 3
7.4 Vraag 4
7.5 Vraag 5
7.6 Vraag 6
7.7 Vraag 7
7.8 Vraag 8
7.9 Vraag 9
7.10 Vraag 10
7.11 Vraag 11
7.12 Vraag 12
9.13 Vraag 13
blz. 40
blz. 40
blz. 41
blz. 42
blz. 42
blz. 42
blz. 43
blz. 44
blz. 46
blz. 49
blz. 49
blz. 50
blz. 52
blz. 54
blz. 54
blz. 56
blz. 56
blz. 59
blz. 59
blz. 61
blz. 63
blz. 65
blz. 67
blz. 67
blz. 69
blz. 71
blz. 73
blz. 74
blz. 75
blz. 77
blz. 79
3
7.14 Vraag 16
Conclusies en aanbevelingen
Conclusie per hoofdstuk
Aanbevelingen
Terugblik hypothese
Aanzet vervolgonderzoek
Evaluatie
Bronnenlijst
blz. 80
blz. 83
blz. 83
blz. 85
blz. 86
blz. 87
blz. 87
blz. 89
Bijlage
Krantenartikelen
4
Voorwoord
Toen wij de kans kregen mee te doen aan het YES!-project van WorldSchool waren we gelijk erg
gemotiveerd. Het leek ons beiden wel leuk en een echte uitdaging. We waren dan ook super blij
toen we hoorden dat we mee mochten doen. We hebben verschillende projectdagen gehad in
het teken van YES!. Zo zijn we bij Clingendaal geweest, bij de Universiteit in Wageningen, in
Tilburg, in Brussel bij het Europees Parlement en in Den Haag bij de Staatssecretaris van
Buitenlandse Zaken. Steeds hebben we daar met plezier aan deelgenomen. Meedoen aan het
YES!-project betekende wel dat wij eerder dan andere leerlingen uit 6VWO klaar moesten zijn met
ons profielwerkstuk. Dat leek toen we in het project stapte nog ver weg, maar de eindstreep
kwam steeds dichterbij. Aan het eind van het vorige schooljaar hadden we ons onderwerp
'klimaat en toerisme in Europa' gekozen en konden we aan de slag. Eerst met het schrijven van
onze opzet, daarna met het maken van hoofd- en deelvragen en het verzamelen van informatie.
Uiteindelijk konden we ook echt gaan werken aan de hoofdstukken. Zelfs in onze zomervakantie
hebben we veel tijd besteed aan de eerste versie van ons profielwerkstuk. Het was zeker op het
einde heel hard werken om ons profielwerkstuk daadwerkelijk klaar te krijgen. Onze begeleider,
mevrouw Klijmij, heeft ons daar goed bij geholpen en wij willen haar dan ook graag bedanken
voor het meedenken, het meelezen en voor de aanwijzingen die we van haar hebben gekregen.
Verder willen we Anton Boere bedanken die alles kritisch heeft gelezen en ons nuttige
aanwijzingen heeft gegeven als we het even niet meer zagen zitten.
We hebben ook een enquête gehouden onder 100 personen over klimaat en toerisme. De
uitkomsten hiervan zijn in ons profielwerkstuk verwerkt. Voor het maken van een profielwerkstuk
staat per leerling ongeveer 80 uur. Daar zijn we ver over heen gegaan. Uiteindelijk vinden we dat
niet zo erg nu het echt af is. Het is een groot verhaal geworden, waarvan we hopen dat het met
plezier gelezen wordt.
Kim Kuiper
Anouk Boere
5
Inleiding
Probleemstelling
Klimaatverandering staat volop in de belangstelling. Dit is niet zo vreemd, omdat de gevolgen van
klimaatverandering steeds duidelijker zichtbaar worden. In de media is hier ook veel aandacht
voor. Als voorbeeld kunnen we noemen de Volkskrant van 8 september 2012, waar maar liefst
twee artikelen in stonden die een relatie hebben met klimaatverandering. Het ene gaat over het
smelten van het ijs op de Noordpool ('De Noordpool doet raar'). Het andere over de kans op een
tsunami bij Portugal ('Kans op tsunami bij kust Portugal steeds onderschat'). Beide artikelen zijn
opgenomen in bijlage 1. In de metro van 18 september 2012 was zelfs een hele special opgenomen
over duurzaamheid en klimaatverandering. Klimaatverandering heeft niet alleen maar negatieve
gevolgen voor gebieden en het toerisme, dat blijkt bijvoorbeeld ook uit het artikel 'De Noordpool
doet raar'. In genoemd artikel worden voor- en nadelen voor algen, vissen en de ijsbeer
beschreven. Aan klimaatverandering zitten zeker ook positieve kanten. Klimaatverandering kan
echter wel grote gevolgen hebben voor de spreiding van het toerisme. Toeristen gaan misschien
andere gebieden bezoeken of op andere momenten reizen, dat geeft de sector ook weer kansen.
Het is daarom belangrijk voor de toeristische sector om daar nu al rekening mee te gaan houden.
Wij hebben echter de indruk dat dit nog niet echt speelt. In het kader van het YES!-project waar
wij aan mee hebben gedaan, hebben we eigenlijk ook maar weinig over klimaatverandering en de
invloed daarvan op toerisme gehoord. Wij zijn er door het YES!-project wel zelf meer over na gaan
denken. Ons onderwerp klimaatverandering en toerisme is hier ook uit voortgekomen. Op
internet is dit nog geen hot item. Systematisch onderzoek naar de relatie tussen
klimaatverandering en toeristenstromen in Europa is er eigenlijk niet.
Dat klimaatverandering plaatsvindt, merkt en weet iedereen nu wel. Het is dan eigenlijk wel
vreemd dat het thema klimaatverandering bij de verkiezingen op 12 september nauwelijks een rol
heeft gespeeld. De partij die het meeste aandacht vroeg voor de opwarming van de aarde,
GroenLinks, heeft in de verkiezingen zelfs veel verloren. Het ging bij de verkiezingen veel meer
over Europa, de woningmarkt, de zorg, de AOW en de arbeidsmarkt, om maar wat thema’s te
noemen. Thema’s die op dit moment spelen. Klimaatverandering lijkt nog ver weg, iets voor de
lange termijn en ook iets waarvan we niet precies weten wat het voor ons gaat betekenen.
Iemand die nu een strandtent heeft is natuurlijk vooral geïnteresseerd in de vraag wat het op
korte termijn voor zijn eigen bedrijf betekent, de gevolgen op lange termijn interesseren hem veel
minder.
Het weer heeft grote invloed op ons dagelijks leven. Het bepaalt hoe we ons kleden, hoe we naar
ons werk gaan en welke activiteiten we verder ondernemen. In onze vrije tijd en tijdens vakanties
is het weer nog belangrijker voor ons. Het weer bepaalt voor vele mensen de keuzes die ze bij
vakanties maken.
In Nederland bijvoorbeeld is de gemiddelde temperatuur de afgelopen eeuw met 1,7 graden
gestegen, dat is tweemaal zoveel als het wereldgemiddelde. We hebben ook zo’n 20% meer
neerslag per jaar. De kans op extreem weer neemt alleen maar toe. Nederland kan hier echter
alleen maar weinig aan doen. het is een mondiaal probleem dat met alle landen samen moet
worden aangepakt. In hoofdstuk 4 gaan we hier nader op in.
Als het klimaat verandert, verandert dat ook de keuzes van onze vakanties. Dat kan bijna niet
anders. In Nederland draagt het toerisme voor zo’n 4 tot 5 procent bij aan het bruto nationaal
product. Er zijn landen in Europa die veel meer dan Nederland afhankelijk zijn van het toerisme.
Daar spelen problemen rond klimaatverandering en toerisme nog veel meer. Echt veel aandacht is
hier nog niet overal voor. Toch is het zeker dat met name de landen rond de Middellandse Zee
met toenemende problemen geconfronteerd zullen worden. Deze landen hebben nu al te maken
met extreem warme periodes en droogtes. Dat kan leiden tot watertekorten en bosbranden. Al
6
jaren worden toeristengebieden rond de Middellandse Zee getroffen door hevige bosbranden die
vaak zeer moeizaam te blussen waren door de aanhoudende droogte. In hoofdstuk 4 gaan we
verder in op dit soort natuurrampen.
Net als het weer is ook klimaatverandering maar moeilijk te voorspellen. Dat geldt ook voor de
gevolgen van klimaatverandering voor het toerisme. We weten dat de opwarming van de aarde
doorzet en dat we rekening moeten houden met meer extreem weer. Dat dit gevolgen zal krijgen
voor het toerisme is wel duidelijk. Toerisme is een hele weergevoelige bezigheid. Als het een dag
mooi weer is trekken de mensen erop uit, gaan wandelen, fietsen, steden bezoeken of gaan naar
de bossen of het stand. Bij slecht weer blijven mensen meer binnen, bezoeken een stad of gaan
maar musea. Verandering van het weer heeft directe gevolgen voor het toerisme. Als het echter
om klimaatverandering gaat dan heeft dat veel grotere gevolgen. Op welk moment en op welke
schaal klimaatverandering ons gedrag ten aanzien van vakanties gaat beïnvloeden is heel moeilijk
te voorspellen.
Klimaatverandering wordt nog vaak bekeken als een probleem dat vooral op de lange termijn
consequenties zal hebben voor het toerisme, maar het is wellicht al dichterbij dan velen denken.
Het klimaat verandert, en mensen zullen hun vakantiebestemmingen hierop gaan aanpassen, niet
alleen in de tijd (voor-, hoog-, of naseizoen), maar ook in de bestemming (wellicht niet meer naar
de stranden aan de Middellandse Zee die in de zomer te heet zijn, maar naar de wat meer
aangename Scandinavische landen). Nu betekent klimaatverandering niet per definitie dat het
toerisme er slechter van wordt. Mensen zullen echt wel op vakantie blijven gaan.
Klimaatverandering kan wel tot gevolg hebben dat mensen andere keuzen gaan maken met hun
vakanties.
Hoofd- en deelvragen
Wij vonden het belangrijk om ons meer te verdiepen in het verband tussen klimaat en toerisme,
omdat hier nog niet veel aandacht voor is. Want niet alleen de klimaatverandering heeft invloed
op het toerisme. Het toerisme heeft ook invloed op de klimaatverandering en het klimaat in het
algemeen.
Als hoofdvraag hebben we daarom gekozen voor de vraag: ‘In hoeverre heeft de
klimaatverandering invloed op het toerisme en vice versa in Europa. En hoe kunnen de negatieve
gevolgen hiervan verminderd worden?’.
We beginnen met een inleidend hoofdstuk over Europa en klimaatverandering. Hierin behandelen
we de geografie van Europa, de verschillende klimaten in Europa, de landschapszones, het
toerisme en de economie.
Als we wat meer over Europa en het klimaat weten gaan we naar de eerste deelvraag: ‘Wat zijn
de oorzaken van klimaatverandering voor Europa?’. In hoofdstuk 2 kijken we naar de natuurlijke
oorzaken van klimaatverandering. De natuurlijke gevolgen delen we nog in tweeën, we kijken
eerst naar de kosmische oorzaken en vervolgens kijken we naar de terrestrische oorzaken. Hierna
kijken we naar de menselijke oorzaken van klimaatverandering.
Onze tweede deelvraag is: ‘Waar leidt klimaatverandering toe? En wat zijn daarvan de gevolgen
voor het toerisme?’. In hoofdstuk 3 behandelen we de gevolgen van klimaatverandering, zoals
bijvoorbeeld extremer weer en natuurrampen. We maken in dit hoofdstuk ook steeds een
terugkoppeling naar recente gebeurtenissen in Europa die met deze gevolgen te maken hebben.
In hoofdstuk 4 behandelen we onze derde deelvraag. Deze luidt: ‘Hoe kunnen we de nadelige
gevolgen van klimaatverandering op toerisme beperken?’. In dit hoofdstuk kijken we naar wat de
7
politiek doet en kan doen om de negatieve gevolgen van klimaatverandering op toerisme te
beperken. We bepreken bijvoorbeeld het Kyoto protocol. Ook kijken we wat er via de
economische en demografische kant moet gebeuren om deze gevolgen te beperken.
Nu we het eerste deel van onze hoofdvraag, de invloed die klimaatverandering uitoefent op
toerisme, hebben bekeken kunnen we gaan kijken naar de gevolgen van toerisme op
klimaatverandering. De deelvraag die we in hoofdstuk 5 behandelen is: ‘Wat voor gevolgen heeft
toerisme op Europa?’. We kijken in dit hoofdstuk naar de gevolgen van toerisme in de landen,
bijvoorbeeld voor de vraag naar voorzieningen en het watergebruik. We kijken ook naar de
gevolgen van toerisme op de klimaatverandering. Milieuvervuiling en watergebruik komen hier
onder andere aanbod.
In hoofdstuk 6 wordt onze laatste deelvraag behandeld: ‘Hoe kunnen de negatieve gevolgen van
toerisme worden beperkt?’. In dit hoofdstuk kijken we bijvoorbeeld naar het verminderen van de
uitstoot van broeikasgassen door toeristen, maar ook kijken we naar het verbeteren van
watergebruik en het promoten van duurzaam toerisme.
In hoofdstuk 7 werken we de onderzoeksvragen van onze enquête verder uit.
We eindigen ons werkstuk met conclusies en aanbevelingen.
Hypothese
Wij denken dat de klimaatverandering meer invloed heeft op het toerisme dan het toerisme op
klimaatverandering. Door klimaatveranderingen zullen er verschillende negatieve gevolgen zijn
voor de landen in Europa. Temperaturen kunnen gaan stijgen of dalen en omdat het weer voor de
toeristensector erg belangrijk is zullen er zeker veranderingen komen in de spreiding van het
toerisme. Ook zal volgens ons de kans op natuurrampen gaan stijgen, met als gevolg dat de
veiligheid in bepaalde landen af zou kunnen nemen. Veiligheid is namelijk een belangrijke factor
als het gaat om de spreiding van het toerisme. Landen waar de kans op natuurrampen groter
wordt, zullen minder aantrekkelijk zijn voor toeristen. Maar dit zijn volgens ons niet de enige twee
negatieve gevolgen van klimaatverandering op toerisme. De biodiversiteit en omgeving in
bepaalde landen zullen ook gaan veranderen. Al deze redenen bij elkaar zullen er voor zorgen dat
toeristen zich anders gaan gedragen en sneller naar andere landen zullen verplaatsen.
Bijvoorbeeld ook landen buiten Europa.
Toch denken wij dat het toerisme ook invloed heeft op de klimaatverandering. Ook bijvoorbeeld
omdat toerisme, volgens ons, een erg belangrijke inkomstenbron is en er veel geld gaat naar
bijvoorbeeld de bouw van vakantieparken en hotelflats in plaats van naar de natuur en de
bevolking. Het is ook algemeen bekend dat toeristen veel gebruik maken van water, bijvoorbeeld
voor hun accommodatie. Gewassen kunnen hierdoor in de problemen komen wat uitdroging,
verzilting of zelfs verwoestijning tot gevolg kan hebben. De infrastructuur is voor het toerisme
van groot belang en die infrastructuur heeft weer gevolgen voor klimaatverandering. Stukken
natuur gaan verloren door wegen waar auto’s hun CO₂ uitstoten. Ook vliegreizen zorgen voor
extra CO₂-uitstoot. Het is dus goed te begrijpen dat toerisme het landschap en de omgeving
verandert, en zo dus ook het klimaat. Wij zijn van mening dat toerisme een duidelijke invloed
heeft op de klimaatverandering.
Volgens ons kunnen de negatieve gevolgen van klimaatverandering op toerisme worden beperkt
door onder andere overheidsingrepen en nieuwe technieken. Om de negatieve invloed van
klimaatverandering op het toerisme te beperken moet een oplossing gevonden worden voor de
klimaatverandering. Natuurlijk is dit veel makkelijker gezegd dan gedaan, omdat
klimaatverandering een mondiaal probleem is. Om het probleem op te lossen moeten daarom
8
verschillende afspraken met heel Europa en zelfs de hele wereld worden gemaakt. Omdat dit
vaak ingewikkeld blijkt te zijn kunnen we ook proberen om ons aan te passen aan de
klimaatverandering. We moeten dan de negatieve gevolgen zoveel mogelijk proberen te
beperken. Zo moeten we bijvoorbeeld maatregelen treffen voor hulpverlening na natuurrampen
zoals overstromingen en droogte.
De negatieve invloed van toerisme op klimaatverandering kan volgens ons verminderd worden
door minder toeristen in een land binnen te laten en door de uitstoot van broeikasgassen (tijdens
vliegen, autorijden etc.) te verminderen. Ook hiervoor moeten weer afspraken worden gemaakt,
bijvoorbeeld binnen één land of heel Europa. Volgens ons is het efficiënter als deze afspraken met
heel Europa worden gemaakt. Nog een andere oplossing is duurzaam toerisme. Volgens ons moet
dit het toerisme van de toekomst worden. Er zijn verschillende definities van duurzaam toerisme,
maar met duurzaam toerisme bedoelen wij het toerisme dat goed omgaat met de lokale
bevolking, de natuur en het milieu. Het gebied waar toeristen komen mag dus niet het slachtoffer
worden van de komst van deze toeristen. Ook mensenrechten worden genoemd in het kader van
het duurzame toerisme. Duurzaam toerisme is volgens ons de oplossing voor toerisme in de
toekomst. Rond de vliegvakanties wordt het duurzaam toerisme al steeds zichtbaarder met het
klimaatneutraal vliegen, maar wij zijn van mening dat dit op veel grotere schaal moet worden
toegepast.
Methode
We hebben voor ons profielwerkstuk gebruik gemaakt van diverse boeken en heel veel informatie
die we op internet hebben gevonden. We hebben al onze informatiebronnen aan het slot van ons
profielwerkstuk opgenomen. Ons profielwerkstuk beschrijft wat we in de literatuur over de
klimaatverandering, het toerisme en de relatie tussen beide hebben gevonden. Die informatie
hebben we zoveel mogelijk proberen te koppelen aan Europa. Veel informatie was algemeen van
aard en niet specifiek aan Europa gekoppeld. Dat hebben we waar mogelijk zelf gedaan. Verder
hebben we een enquête gemaakt met 16 vragen over klimaatverandering in relatie tot het
toerisme. Die enquête hebben we zo breed mogelijk proberen uit te zetten. Uiteindelijk hebben
we ervoor gezorgd dat we 100 ingevulde formuleren hebben teruggekregen. In totaal hebben 40
mannen en 60 vrouwen de enquête ingevuld. We hebben een onderverdeling gemaakt in de
volgende leeftijdscategorieën. Onder de 20 jaar, van 20-45 jaar, van 45 tot 65 jaar en 65+. Op deze
manier konden we de antwoorden uitsplitsen naar mannen en vrouwen en naar
leeftijdscategorie. De resultaten geven een goed beeld wat er rond klimaatverandering en
toerisme speelt. De meeste resultaten van deze enquête zijn op verschillende plaatsen in ons
profielwerkstuk verwerkt. Alle uitkomsten van de enquêtes zijn opgenomen in hoofdstuk 7.
9
Hoofdstuk 1: Kenmerken van Europa
In dit inleidende hoofdstuk komen een aantal kenmerken van Europa aan de orde. Daarmee
wordt Europa getypeerd in relatie tot andere continenten. We kijken welke klimaten en
landschapszones er in Europa zijn en leggen daarbij een verband met het toerisme en de
economie. Achtereenvolgens behandelen we de geografie, verschillende klimaten in de wereld,
klimaten in Europa, landschapszones, toerisme en economie.
1.1 Geografie
Voordat we naar het toerisme kijken, moeten we eerst
vaststellen wat er tot Europa behoort. We kijken naar de
naam van Europa, de grootte van Europa en de landen die
tot Europa behoren. Ook kijken we naar de variatie in
Europa.
Europa heeft mogelijk zijn naam te danken aan de Griekse
mythologie. Dat verhaal gaat over de Griekse prinses Europa
die werd ontvoerd door Zeus. Maar er gaan meerdere
verhalen rond waar we niet verder op in zullen gaan. Europa
ligt op het subcontinent Afrika-Eurazië en is een van de
zeven continenten in de wereld. Een continent is een erg
grote landmassa die vrijwel niet met een andere landmassa
in aanraking komt. Hierbij wordt slechts gelet op
Figuur 1: Reliëf in Europa
land en water en niet op waterdiepte. Vaak is er verwarring met het woord werelddeel, echter dat
heeft alleen te maken met geopolitieke en niet de geologische indeling van continenten. Europa
heeft een totaal oppervlakte van 10.400.000 km² 1 en hiermee is Europa het op één na kleinste
werelddeel met onder zich alleen nog Oceanië.
Europa is ontstaan uit delen van oudere continenten en oceanen die door de werking van
platentektoniek, het bewegen van platen van de aarde ten opzichte van elkaar, in miljoenen jaren
nu ons huidige Europa hebben gevormd. Europa bestaat uit het vaste land, schiereilanden en
eilanden. Om deze reden heeft Europa ook te maken met een zeer grote variatie in hoe het
continent is opgebouwd. Hierdoor is er bijvoorbeeld ook een zeer grote variatie in het reliëf. De
zuidelijke gebieden zijn bergachtig, hier vinden we bijvoorbeeld de Pyreneeën, de Alpen en de
Karpaten. Wanneer we meer naar het noorden kijken komen we brede laagvlakte tegen die
samen de Europese Vlakte worden genoemd. Gaan we nog verder naar het noorden dan komen
we weer heuvelachtige en hooggelegen gebieden tegen bijvoorbeeld in Schotland en
Noorwegen. Het hoogste punt in Europa is Elbroes dat op 5642 meter hoogte ligt in de Grote
Kaukasus (Rusland) en het laagste punt van Europa ligt aan de Kaspische Zee en is 28 meter onder
zeeniveau2.
Geografisch en cultuurhistorisch gezien horen er 51 landen3 tot Europa. Van deze landen zijn er op
dit moment 27 lid van de Europese Unie, een gemeenschap die samenwerkt op verschillende
gebieden zoals economie, wetgeving, defensie et cetera.
1
http://forum.fok.nl/topic/1119109?token=42c8500d635a9aa1d644cfcad2f0a9ef&allowcookies=DEZE+MELDI
NG+SLUITEN+EN+NIET+MEER+WEERGEVEN
2
http://www.neoweb.nl/forum2/index.php?topic=1008.0
3
http://www.europa-nu.nl/id/vh89nvo47vi0/europese_landen
10
1.2 Verschillende klimaten
De definitie van klimaat is ‘de gemiddelde toestand van het weer in een groot gebied, berekend
over een langere periode van meestal 30 jaar’4. De grootste factoren die het klimaat beïnvloeden
zijn de zon, de wind, de zeestromen en de ligging van een bepaald gebied.
Een deel van de zonne-energie die de zon uitstraalt wordt opgenomen door de aarde en een
ander deel wordt weer de atmosfeer in gekaatst. Hierdoor zou de temperatuur op aarde
gemiddeld rond de 15⁰C liggen, dit is echter niet zo. Dit komt doordat de zonne-energie niet gelijk
wordt verdeeld over het aardoppervlak. De stand van de aarde ten opzichte van de zon en de
hoogte van het albedo-effect hebben met deze ongelijke verdeling te maken. Het albedo geeft
het weerkaatsingsvermogen van een oppervlakte aan. De stand van de zon wordt bepaald door
het uur van de dag, het seizoen en de breedtegraden van een bepaald gebied. Om twaalf uur ’s
middags in de zomer op de evenaar is het logische wijze warmer dan om twee uur ’s nachts in de
winter op de Noordpool. De hoogte van het albedo bepaalt de hoeveelheid warmte die wordt
teruggekaatst richting de atmosfeer. Zo heeft een gletsjer een hoger albedo dan een oerwoud.
Dit alles zorgt voor verschillende temperaturen op aarde.
Door de temperatuurverschillen op aarde ontstaan er
verschillen in luchtdruk, er is afgewisseld sprake van
hoge en lage luchtdruk. Door de verschillen in luchtdruk
ontstaat er wind. De wet van Buys Ballot vertelt ons dat
lucht altijd stroomt van een hogedrukgebied naar een
lagedrukgebied, dat is ook in het figuur hiernaast te zien.
De windrichting heeft op het noordelijk halfrond een
afwijking naar rechts en op het zuidelijk halfrond een
afwijking naar links. Het verschil tussen hoge en lage
luchtdruk zorgt ook voor de mate van vochtigheid en
bewolking. De wind die ontstaan is zorgt ervoor dat de
warme of koude lucht zich verplaatst, de vochtigheid en
de bewolking beïnvloeden het albedo. De wet van Buys
Ballot is een model dat alleen in theorie bestaat, want in
Figuur 2: De mondiale luchtcirculatie
werkelijkheid zijn er verschillende gebeurtenissen die
zorgen voor afwijkingen. Een voorbeeld is het verschuiven
van de intertropische convergentiezone (ITCZ), die wordt veroorzaakt door het wisselen van
seizoenen. De verschuiving van het ITCZ zorgt bijvoorbeeld ook voor het ontstaan van een
halfjaarlijkse draaiende wind in de tropen die een moesson wordt genoemd. En zo zijn er nog een
aantal factoren die zorgen voor afwijkingen van het model van Buys Ballot.
Omdat de zonne-energie niet eerlijk is verdeeld over het aardoppervlak verschilt ook de
temperatuur van het zeewater sterk. De verschillen in de dichtheid van het water en de
overheersende winden zorgen voor de zeestromen op aarde. Alle grote zeestromen samen
vormen de oceanische circulatie. Door de zeestromen vindt er een herverdeling van warmte
plaats. De warmte van de zeewater kan de hoge en lage luchtdrukgebieden beïnvloeden, door ze
te versterken of juist af te zwakken. De zeestromen beïnvloeden ook de hoeveelheid neerslag die
in bepaalden gebieden valt. Zo hebben de zeestromen dus ook invloed op het klimaat.
Ook de ligging van een bepaald gebied is voor grote invloed op het klimaat. Een gebied dat onder
invloed ligt van de zee heeft een ander klimaat dan een gebied dat totaal niet onder invloed ligt
van de zee. Dit heeft alles te maken met de hiervoor besproken invloeden van de zee op het
klimaat. Maar niet alleen de ligging bij zee beïnvloedt het klimaat, ook de hoogteligging heeft hier
namelijk invloed op. Door de warmte die de aarde uitstraalt warmt namelijk van onderaf de
4
http://nl.wikipedia.org/wiki/Klimaat
11
atmosfeer op dus hoe hoger de ligging hoe kouder het wordt. Ook zorgen bergen er bijvoorbeeld
voor dat wind en regen worden tegengehouden.
We hebben nu gezien waarom er verschillende klimaten zijn. Vaak worden de verschillende
klimaten ingedeeld in het klimaatsysteem van Köppen en ook wij gaan uit van dit systeem.
Köppen heeft zijn klimaatsysteem gebaseerd op verschillen in temperatuur en neerslag. In de
figuur hieronder is uitgelegd hoe het klimaatsysteem van Köppen in elkaar zit. Uit zijn
beredenering blijkt dat wordt uitgegaan van elf hoofdklimaten met allemaal hun eigen
kenmerken. Met deze indeling kan op verschillende schaalniveaus gekeken worden naar het
klimaat. Zo kan een gebied op wereldschaal een ander klimaat aangewezen krijgen dan wanneer
lokaal wordt gekeken naar hetzelfde gebied.
Figuur 3: Klimaatsysteem van Köppen
12
1.3 Klimaten in Europa
Om de verschillende redenen die we eerder hebben genoemd varieert ook het klimaat in Europa
sterk, dat is goed te zien op onderstaand plaatje.
Figuur 4: Klimaten in Europa
In het noorden van Europa ter hoogte van IJsland hebben we te maken met polaire klimaten,
maar zakken we meer naar het zuiden ter hoogte van Rusland en kijken we naar het oosten van
Europa, dan is te zien dat we daar te maken hebben met koude (land-)klimaten. Als we meer naar
de westkant kijken zien we dat er voornamelijk sprake is van zeeklimaten, de Atlantische Oceaan
heeft hier veel invloed en zorgt voor een vrij vochtig klimaat. Zakken we nog verder richting het
zuiden, ter hoogte van Spanje dan zien we dat we te maken krijgen met mediterrane klimaten.
Logischer wijs brengen verschillende klimaten verschillende stromen toeristen met zich mee.
1.4 Landschapszones
Het landschap is voor iedereen erg belangrijk, het bepaalt
of we er kunnen wonen, werken en landbouw bedrijven.
Mensen moeten zich daarom aan hun leefomgeving
aanpassen, maar de leefomgeving past zich ook aan de
bewoners aan. Het landschap is dus zeker niet
onveranderlijk. In het figuur hiernaast zien we
verschillende geofactoren die het landschap beïnvloeden.
Ze zijn ook allemaal met elkaar verbonden.
Figuur 5: Geofactoren
De landschapzones zijn de zones waarin verschillende
landschappen worden onverdeeld. Het klimaat heeft een erg grote invloed op de vorming en
verandering van verschillende landschapzones. De landschapzones zijn van groot belang bij
woon- en leefomstandigheden van mensen, dieren en planten. Hierdoor zijn ze dus ook weer van
belang voor de toeristische sector. De verschillende landschapzones die wij onderscheiden zijn in
13
onderstaande tabel5 overzichtelijk neergezet samen met het klimaatgebied, de opvallende
kenmerken en de plantengroei.
Landschapzone en
temperatuur
Tropische zone
Elke maand > 18⁰C
Klimaatgebied
Tropisch
regenwoudklimaat
savanneklimaat
Opvallende
kenmerken
0-2 maanden droog
Plantengroei
Max. 2-8 maanden
droog
Droog in de zomer
Savanne
Altijd groene en
bladverliezende
bomen
Gemengde bossen:
naaldbomen en
loofbomen
Taiga en
struiktoendra
Subtropische zone
Minstens acht
maanden 10⁰C of
warmer
Gematigde zone
Vier tot acht
maanden 10⁰C of
warmer
Middellandse
zeeklimaat
Gematigd
zeeklimaat
Landklimaat
Koudste maand
onder het vriespunt
Boreale zone
1 maand 10⁰C of
warmer
Polaire zone
Toendraklimaat
Lange en koude
winter
Toendraklimaat
Arctische zone
Elke maand kouder
dan 10⁰C
Poolklimaat
Elke maand onder
de 10⁰C; lange winter
Altijd onder
vriespunt
Tropisch regenwoud
Mediterrane
plantengroei
Toendra
Landijs
Maar niet alleen het klimaat is van groot belang voor de verandering van de landschapszones in
de wereld. Ook de mensen zorgen ervoor dat door bebouwing en verbouwing het landschap en
de leefomstandigheden veranderen. Tegenwoordig wordt de mens een steeds belangrijkere
geofactor en ook het toerisme heeft hiermee te maken. Hieronder staat een figuur over de
spreiding van de landschapzones over de wereld. Op dit moment zijn ze op deze manier
verspreid, maar in de toekomst zal dit mede door de mens een andere indeling kunnen krijgen.
5
De nieuwe terra/tweede fase/tekstboek A/vwo/blz. 108 bron 3.26/
Figuur 6: Verspreiding van de landschapszones
14
1.5 Toerisme
De definitie van toerisme volgens het CBS is: ‘De activiteiten van personen die reizen naar en
verblijven op plaatsen buiten hun normale omgeving, voor niet langer dan een (aaneengesloten)
jaar, om redenen van vrijetijdsbesteding, zaken en andere doeleinden die niet zijn verbonden met
het uitoefenen van activiteiten die worden beloond vanuit de plaats die wordt bezocht’6.
Er zijn globaal gezien verschillende groepen toeristen te onderscheiden. In de eerste plaats zijn er
de kusttoeristen. Zoals de naam al zegt zijn deze toeristen langs de kust te vinden. Ze zitten over
het algemeen aan de Noordzee en de Middellandse Zee.
Speciaal voor dit soort toeristen kwamen de Hogeschool Zeeland en het NHTV internationaal
hoger onderwijs Breda met het Kenniscentrum Kusttoerisme. De doelstelling is om zoveel
mogelijk kennis te combineren en efficiënt toe te passen. Deze kennis halen ze van overheden,
ondernemingen en onderwijsinstellingen. De organisatie deelt mee aan een aantal grote
projecten die betrekking hebben op de kust. Eén van de grootste projecten is SusTRIP
(Sustainable Tourism Research & Intelligence Partnership). De kustgebieden ten hoogte van ZuidEngeland en Noord-Frankrijk zijn aangewezen om allerlei projecten te laten lopen, die
bevorderend zijn voor het toerisme.
De tweede groep toeristen zijn de bergtoeristen. Vrijwel al deze toeristen in Europa trekken naar
de Alpen. Dit gebergte ligt verspreidt over onder andere vier belangrijke vakantielanden: Italie,
Oostenrijk, Zwitserland en Frankrijk. De Alpen zijn geschikt voor zowel winter- als zomersporten.
Daarom blijft dit gebergte het hele jaar door aantrekkelijk voor toeristen.
Verder hebben we binnen Europa nog de Pyreneeën. Dit gebergte ligt op de grens van Frankrijk
en Spanje. Dit gebergte is veel minder geschikt voor wintersportvakanties, omdat de bergen hier
over het algemeen minder hoog zijn. Hierdoor ligt er op veel plekken niet genoeg sneeuw. De
Pyreneeën worden dan ook niet alleen gebruikt door de bergtoeristen, maar ook door de
groentoeristen.
De groentoeristen zoeken de natuur op. Denk hierbij aan het midden van Frankrijk, waar toeristen
tussen de kust en de bergen in zitten. Deze toeristen zoeken ook wel meer het noorden van
Europa op dan andere toeristen. In Scandinavië, Groot-Brittannië en Ierland is de natuur vaak heel
mooi en nog niet door de mens aangetast.
De laatste groep toeristen zijn de kunsttoerisme. Deze toeristenstroom zoeken de grote steden
op waar nog veel van de oude architectuur te vinden is. Denk aan steden als Amsterdam,
Barcelona, Berlijn, Londen en Parijs. Deze groep toeristen is het meest verspreid. Zij hebben de
keuze uit vele steden die door heel Europa liggen.
Op de kaart op de volgende bladzijde is goed te zien hoe de verschillende soorten toeristen zich
verspreiden over Europa.
De oranje stippen langs de kust geven de water- en strandrecreatie aan. Dit zijn de kusttoeristen.
De blauwe stippen, die vooral bij de Alpen te vinden zijn, geven het bergtoerisme aan.
De paarse stippen, die in heel Europa te vinden zijn, geven de bijzondere steden aan. Dit zijn de
steden waar veel te zien is qua kunst en/of architectuur, het kunsttoerisme.
Voor de groentoeristen zijn geen stippen neergezet. Deze zitten namelijk echt door heel Europa.
Zij zoeken niet alleen grote steden of bepaalde meren op. Ze zoeken de natuur op en natuur is
overal te vinden in Europa.
6
http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=3205
15
Figuur 7: Spreiding van de verschillende soorten
toeristenstromen binnen Europa
1.6 Economie
Hoe belangrijk is het toerisme voor Europa nu eigenlijk? Zoals waarschijnlijk al bekend is, vindt er
binnen de landen van Europa aardig wat toeristisch verkeer plaats. De meeste Europeanen
verblijven in een ander Europees land terwijl zij genieten van hun vakantie. Hiermee ontstaat een
enorme stroom van toeristen. Dan zijn er ook nog de toeristen die van buiten Europa komen.
Al met al trekt Europa dus aardig wat toeristen aan. Dit is in de onderstaande grafiek ook goed te
zien. Europa alleen al sleept zo ongeveer 50% van de totale inkomsten aan het wereldwijde
toerisme binnen. Hiermee behoort Europa tot de grootste toeristische gebieden. In hoofdstuk 4
hebben we meer uitgebreid cijfers over het belang van toerisme in Europa opgenomen.
Figuur 8: Ontvangsten uit het reisverkeer wereldwijd in Europa
In de tijd dat de economie binnen Europa nog sterk groeide, groeide de toeristische sector ook.
Deze sector is zo groot en bovenal belangrijk geworden door de Europese hoogconjunctuur. De
stijgende welvaart zorgt er voor dat de behoeftes van de inwoners veranderen. Mensen gaan
sneller voor een lange vakantie en het liefst naar het buitenland, ergens ver weg van huis. Door de
hoogconjunctuur hebben de toeristen een ruimer inkomen te besteden. Hun uitgaven zullen
hierdoor hoger uitvallen, waardoor er gelijk meer wordt verdiend aan het toerisme.
Ook is het toerisme in Europa zo gegroeid door de opening van grenzen tussen landen binnen
Europa. Bij landsgrenzen binnen de Schengenlanden, daar horen er inmiddels 26 landen bij, zijn er
feitelijk geen douanecontroles meer, waardoor het reizen van land naar land stukken makkelijker
16
gaat. Ook het vallen van “de Muur” in 1989 heeft landen binnen Europa veel toegankelijker
gemaakt. Er zijn landen bij gekomen waar voor de val van de muur nauwelijks iemand naar toe
kon. De reistijden werden ook korter, waardoor het ook aantrekkelijker werd om verder weg,
bijvoorbeeld vanaf Nederland naar Spanje, te reizen. Op dit moment gaat het economisch wel
minder goed in Europa, maar mensen blijven toch wel op vakantie gaan. Voor veel mensen is op
vakantie gaan één van de eerste levensbehoeften geworden. Toerisme is verder een bezigheid
van mensen die geld hebben en van dat soort mensen zijn er nog altijd heel veel in Europa. Tot nu
toe lijkt het erop dat de toeristische sector nog niet echt heel veel last heeft van de economische
recessie.
Een nadeel voor het toerisme is dat ontwikkelingslanden voor toeristen steeds belangrijker
worden door de opkomende economieën daar. Europa zal dus rekening moeten houden met
meer concurrentie, want ook dat soort landen worden voor toeristen interessant. Op het gebied
van handel heeft Europa voordeel van deze opkomende economieën. Daarom wordt er (nog) niet
echt gevreesd voor deze landen. Een voorbeeld is Nederland. Nederland heeft veel voordeel van
de BRIC-landen. Brazilië, Rusland, India en China hebben momenteel allemaal een groeiende
economie, waardoor de handelscontacten met deze landen toenemen. Zijn deze economieën
eenmaal volgroeid, dan zal Europa concurrentie ondervinden. Europa moet dan meer tijd, geld en
moeite steken in het behouden van een voordelige concurrentiepositie. Ook op het gebied van
toerisme.
De vraag is of dit de moeite waard blijft in de toekomst. Zullen de inkomsten uit toerisme de
kosten dekken die gemaakt moeten worden om Europa aantrekkelijk te houden voor toeristen?
Hier is nog geen duidelijk antwoord op te geven. De toekomst zal dit moeten uitwijzen. Het is
uiteindelijk een economisch gegeven. Zolang er geld mee kan worden verdiend zullen bedrijven
en de overheid in het toerisme blijven investeren.
17
Hoofdstuk 2: Wat zijn de oorzaken van klimaatverandering voor Europa?
Dat het klimaat verandert is heel normaal, omdat ook de aarde steeds verandert. De vraag is
echter hoe natuurlijk deze verandering is en in hoeverre deze wordt veroorzaakt door
handelingen van de mens. In het komende hoofdstuk gaan we kijken naar de oorzaken van
klimaatverandering door de natuur en de mens. Daarna kijken we naar de gevolgen van de
klimaatverandering en hoe ze het toerisme in Europa beïnvloeden. Telkens proberen we daarbij
te kijken of vormen van klimaatverandering van invloed zijn, of in de toekomst kunnen zijn op het
toerisme in Europa.
2.1 Natuurlijke klimaatverandering
De natuur heeft een grote rol als het gaat over klimaatverandering. Er zijn verschillende oorzaken
van buitenaf, kosmische oorzaken, en op de aarde, terrestrische oorzaken, deze zorgen voor
natuurlijke klimaatverandering. Een oorzaak van buitenaf is bijvoorbeeld de straling van de zon.
2.1.1 Kosmische oorzaken
Kosmische oorzaken zijn oorzaken die van buiten af de aarde komen.
Toch merken we van deze oorzaken wel de gevolgen op aarde. Europa
ondervindt niet meer of minder last van kosmische oorzaken van
klimaatverandering dan andere continenten in de wereld. De gevolgen
van kosmische oorzaken van klimaatverandering zullen op aarde
waarschijnlijk overal even groot zijn. Het gaat bij kosmische oorzaken
ook om hele kleine veranderingen die, als ze gevolgen hebben, pas op
zeer lange termijn merkbaar zullen zijn.
2.1.1.1 Zonnevlekken
De zon straalt niet altijd even veel zonne-energie uit. Wanneer de zon
actiever is, zijn er meer zonnevlekken. Dit zijn donkerdere vlekken op
Figuur 9: Zonnevlekken 13-03-12
het oppervlakte van de zon, dat komt omdat dit relatief de koudere
plekken zijn op de zon. Het aantal zonnevlekken wisselt binnen een elfjaarlijkse cyclus. De Duitse
astronoom Johannes Fabricius was de eerste Europeaan die in 1611 zonnevlekken waarnam.
Zonnevlekken zijn omringt door de fakkelvelden. Dit zijn heldere en hetere gebieden dan de
zonnevlekken. Deze fakkelvelden versterken de ultraviolette straling. Verhoogde ultraviolette
straling zorgt voor een grotere ozonproductie in de stratosfeer. Hoe meer ozon er is in de
stratosfeer hoe meer warmte, die de aarde uitstraalt, wordt vastgehouden en hoe warmer het
dus wordt op aarde. Als er weinig zonnevlekken zijn dan zijn er ook weinig fakkelvelden en wordt
het kouder op aarde. Het grootste bewijs van de invloed van zonnevlekken op het klimaat is die
van de Kleine IJstijd die duurde van ongeveer 1500 tot 1850. Deze koude periode viel samen met
weinig zonnevlekken. Veel wetenschappers zijn daarom van mening dat zonnevlekken invloed
hebben op het klimaat. Een aantal wetenschappers voorspellen dat na 20167 de zonnevlekken
langzaam van de zon zullen verdwijnen wat een nieuwe Kleine IJstijd tot gevolg kan hebben.
2.1.1.2 Daglengte
De aarde doet er 365,26 dagen over om rond de zon te draaien, terwijl de aarde er tijdens het
Cambrium (570-500 miljoen jaar geleden) 4208 dagen over deed. De aarde is dus sneller om de zon
gaan draaien en de seizoenen duren daarom korter. In het Cambrium was de daglengte 219 uur
maar tegenwoordig staat deze vastgesteld op 24 uur, en deze neemt elke eeuw met 1,7
7
http://www.scientias.nl/verdwijnen-de-zonnevlekken-op-de-zon/15931
De nieuwe terra/tweede fase/tekstboek A/vwo/ blz. 128/Daglengte
9
De nieuwe terra/tweede fase/tekstboek A/vwo/ blz. 128/Daglengte
8
18
milliseconden10 toe. De aarde is dus langzamer om zijn as gaan draaien. Deze veranderingen lijken
op het eerste gezicht weinig invloed te hebben op het klimaat, maar dit is zeker niet het geval. Nu
de aarde sneller om de zon draait en de seizoenen daardoor korter zijn heeft de aarde minder tijd
om extreme temperaturen te creëren. Ook het langer worden van de daglengte heeft gevolgen
voor het klimaat. Zo heeft de zon overdag meer tijd om het aardoppervlak te verwarmer
waardoor hogere temperatuur gehaald kunnen worden. Wanneer het ’s nachts bewolkt is zal de
uitgestraalde warmte langer vastgehouden worden, dit versterkt het warmer worden op aarde.
Wanneer het ’s nachts niet bewolkt is zal de het juist kouder worden, omdat de uitgestraalde
warmte dan niet wordt vastgehouden.
2.1.1.3 Stand van de aarde ten opzichte van de zon
Omdat de aardas 23,47⁰ scheef11 staat is de ene keer het noordelijk
halfrond en de andere keer het zuidelijk halfrond naar de zon toe
gericht. De seizoenen worden bepaald door deze schuine as. Bij
de kant die naar de zon staat is het zomer en bij de andere kant is
het winter. De hoek die de aarde maakt met de ecliptica, het vlak
van de aardbaan met de zon, is hierdoor geen 90⁰, maar deze
wisselt en op dit moment is deze hoek zo’n 66,33⁰12. Dit zorgt
ervoor dat er verschillen zijn in de invalshoek van de zonnestralen
en dit zorgt voor verschillende temperaturen en seizoenen. De
grootte van de invalshoek bepaalt de verschil tussen de zomer- en
wintertemperatuur. Hoe groter de invalshoek hoe groter de
verschillen in temperatuur zijn. Deze hoek wijst niet altijd de
zelfde kant op. Zo kan het dat de hoek soms richting Vega wijst en
soms richting de Poolster (dit is tegenwoordig het geval). Het
tollen van de aardas wordt de precessie van de aardas genoemd
en dit gebeurt binnen de precessiekegel.
Figuur 10: De stand van de aarde ten opzichte
van de zon
De aarde draait in een ellips om de zon en daarom zal het ene
halfjaar de zon dichterbij de aarde staan dan het andere halfjaar. Het punt waar de aarde in zijn
aardbaan het dichts bij de zon staat heet het perihelium en het punt waar de aarde het verst van
de zon af ligt heet het aphelium. Dat is in de afbeelding hieronder weergegeven.
Figuur 11: Perihelium en aphelium
Door precessie van de aarde zal het noordelijk halfrond warmere zomers hebben als de aarde zich
in het perihelium bevindt dan wanneer het zich in het aphelium bevindt.
Ook de ellips, de excentriciteit van de aardbaan, is niet altijd gelijk soms is deze meer cirkelvormig
10
http://www.faqt.nl/opmerkelijk/aarde-staat-in-de-toekomst-stil/
http://www.vwkweb.nl/cms/index.php?option=com_content&task=view&id=383
12
De nieuwe terra/tweede fase/tekstboek A/vwo/ blz. 129/Stand van de Aardas/
11
19
en soms meer ellipsvormig. Het afwisselen van deze bolling en afplatting duurt ongeveer 92000
en 41300013 jaar. Hoe sterker ellipsvormig de ellips is, hoe meer de effecten van het perihelium en
aphelium worden versterkt. Immers zal de aarde in het perihelium dan nog dichter bij de zon
staan en in het aphelium nog verder van de zon af.
Alleen hebben deze drie effecten weinig invloed op het klimaat en de seizoenen, maar de
effecten kunnen elkaar wel versterken. De wiskundig-astronoom Milankovitch heeft de effecten
aan het eind van de 19e eeuw berekend en daarom worden ze samen ook wel het Milankovitcheffect genoemd.
2.1.2 Terrestrische oorzaken
Er zijn ook een aantal zeer belangrijke natuurlijke effecten die op de aarde zelf plaatsvinden en
het klimaat veranderen. Tot de terrestrische oorzaken rekenen wij vulkanisme, platentektoniek
en zeestromen, en catastrofale oorzaken. Op de catastrofale oorzaken gaan we niet verder in,
mede omdat deze volstrekt onvoorspelbaar zijn. De inslag van bijvoorbeeld een meteoriet is nu
eenmaal niet of heel moeilijk te voorspellen. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld het ontpoffen van
een kerncentrale of een oorlog waarbij kernwapens worden gebruikt. We gaan nu wel in op
vulkanisme en platentektoniek en zeestromen.
2.1.2.1 Vulkanisme
Vulkanisme is een hele belangrijke natuurlijke oorzaak op aarde die het klimaat beïnvloedt. Tijdens
een vulkaanuitbarsting komen verschillende stoffen en gassen vrij die invloed hebben op het
klimaat. Een aantal belangrijke gassen die vrij komen zijn waterdamp, koolstofdioxide en
zwaveldioxide. Ook komt er veel as en stof vrij. Stof en as dat vrijkomt bij een vulkaan uitbarsting
komt in de atmosfeer terecht en blijft hier nog een aantal jaren rondcirkelen. Dit zorgt ervoor dat
de instraling van de zon wordt gereflecteerd en zo de planetaire albedo wordt verhoogd.
Hierdoor zal de temperatuur op aarde dalen. Een goed voorbeeld is de uitbarsting van Mont
Pinatubo in 1991 op de Filippijnen. Waar de gemiddelde temperatuur in 1988,1989 en 1990 nog
boven 10⁰C was, was dit in 1991,1992 en 1993 onder de 10⁰C14. Daarna kwamen de hogere
temperaturen weer terug. Deze vulkaanuitbarsting had dus een tijdelijk effect. Maar vulkanen
hebben zeker niet alleen een afkoelend effect. Zoals al eerder werd gezegd komt bij een
vulkaanuitbarsting verschillende stoffen vrij zoals koolstofdioxide, methaan, en waterdamp, dit
zijn broeikasgassen. Maar om meer over het effect van deze extra broeikasgassen in de
atmosfeer te begrijpen moeten we eerst weten hoe het natuurlijk broeikaseffect werkt.
In de atmosfeer zitten natuurlijke broeikasgassen, dit zijn
gassen die de warmte in de atmosfeer absorberen. Deze
gassen houden een deel van de straling van de zon vast
zodat het op aarde warm genoeg blijft om hier te kunnen
leven, dit heet het broeikaseffect. Door het
broeikaseffect is het op aarde gemiddeld gelijk aan 15⁰C.
De atmosfeer, die de aarde beschermt, bestaat uit
verschillende lagen. In de laag die men de stratosfeer
noemt, bevindt zich de ozonlaag. Zonder de ozonlaag zou
het op aarde onmogelijk zijn om te leven. De ozon houdt
namelijk een groot deel van de straling van de zon, zoals
UV-straling, tegen en zet deze om in warmte. In figuur 12
zijn de lagen waaruit de stratosfeer bestaan te zien.
13
14
Figuur 12: Alle lagen van de atmosfeer
http://jrscience.wcp.muohio.edu/studentresearch/climate_projects_04/glacial_cycles/web/intro.html
De nieuwe terra/tweede fase/tekstboek A/vwo/ blz. 130/ vulkanisme/
20
In de figuur 13 is de werking van het broeikaseffect duidelijk
uitgelegd. Kortgolvige straling van de zon komt voor een deel
de atmosfeer binnen, het andere deel wordt door wolken en
stofdeeltjes teruggekaatst. Deze terugkaatsing hangt af van het
albedo. De kortgolvige straling die het aardoppervlak bereikt,
wordt voor een deel teruggekaatst de atmosfeer in,. Ook dit
hangt af van het albedo van het betreffende oppervlak. Een
ander deel wordt opgenomen door het aardoppervlak en
omgezet in warmte wat de aarde weer uitstraalt in langgolvige
straling. Deze warmte wordt gedeeltelijk in de atmosfeer
geabsorbeerd door broeikasgassen zoals koolstofdioxide,
waterstof, chloorfluorkoolwaterstoffen en methaan. Hierdoor
Figuur 13: De werking van het Broeikaseffect
warmt de atmosfeer op en straalt een deel van deze warmte
weer terug naar het aardoppervlak. Er zijn ongeveer 30 verschillende soorten broeikasgassen.
Vele hiervan zijn in de natuur opgeslagen en komen dus ook door natuurlijke processen vrij. Een
voorbeeld is koolstof.
Wanneer koolstof reageert met zuurstof ontstaat onder andere kooldioxide. Kooldioxide is een
onderdeel van de koolstofcyclus. Deze cyclus gaat de hele wereld rond en bevindt zich in de lucht,
op het land en in de zee. De zee dient als een soort opslagbekken van koolstof. Hier bevindt zich
ook het meeste koolstof, ongeveer 50 keer zoveel meer als in de lucht. De oceaan zorgt er dus
eigenlijk voor dat de hoeveelheid koolstof in de atmosfeer niet zo hoog uitvalt. Verder zit koolstof
in planten en dieren. De flora gebruikt de koolstofdioxide voor hun fotosynthese. Mensen en
dieren ademen koolstof uit.
Door vulkaanuitbarstingen komen ook verschillende gassen vrij, zoals koolstofdioxide, methaan
en waterdamp. Deze broeikasgassen worden tijdens een vulkaanuitbarsting de atmosfeer in
geblazen. Hierdoor komen er dus extra broeikasgassen in de atmosfeer wat zorgt dat punt vier bij
figuur 15 extra versterkt wordt. Een groter deel van de hitte zal worden teruggekaatst de
atmosfeer in door deze extra broeikasgassen. Op deze manier zorgen vulkaan uitbarstingen dus
voor de opwarming van de aarde en dus verandering van het klimaat.
Bij vulkanisme denkt bijna iedereen aan vulkanen bij de Filippijnen, Indonesië of Midden Amerika,
maar er zijn ook in Europa vulkanen. Sommige hiervan liggen onder water, maar anderen zijn
duidelijk zichtbaar. We zullen een aantal landen noemen waar vulkanisme voorkomt.
Italië heeft zo’n 30 vulkanen en is daarom het vulkanisch middelpunt van Europa. Je vindt er
onder andere de Vesuvius, die voor het laatst in 1944 uitbarstte, de Etna en de Stromboli. De
Stromboli is de vulkaan die voor het laatst in Italië uitbarstte, dit was in 2008.
IJsland is bekend om haar vele geisers, maar ook dit zijn vulkanische natuurverschijnselen. Op
IJsland kunnen we verschillende vulkanen vinden. Naast de Eyjafjallajoekull, die kortgeleden nog
actief was, rommelen onder meer ook de Katla, de Hekla en de Snæfell zo nu en dan.
Ook op de Canarische eilanden zijn vulkanen te ontdekken. De Spaanse Canarische eilanden zijn
grotendeel vulkanisch. Er zijn drie grote vulkanen actief: El Teide (Tenerife), Cumbre Vieja (La
Palma) en Montañas del Fuego (Lanzarote). De laatste vulkaanuitbarsting op deze Spaanse
eilandengroep was bijna 30 jaar geleden in 1971 op La Palma.
Portugal kent ook een aantal vulkanen waarvan de meesten ver van het vasteland liggen. De
eilandengroepen Azoren en Madeira zijn ontstaan na vulkaanuitbarstingen, maar liggen beide
meer dan 1.000 kilometer van Lissabon, de hoofdstad van Portugal. De laatste Portugese
uitbarsting was in het jaar 2000, toen de Vulkaan op Terceira (Azoren) lava spuwde.
Dit zijn zeker niet de enige plaatsen waar we in Europa vulkanen kunnen vinden. Zo heb je er ook
21
nog een paar in Griekenland en zelfs in de Nederlandse Noordzee is een vulkaan te vinden. De
kans dat deze op korte termijn gaat uitbarsten is echter zeer klein. Vulkanisme is dus ook een
belangrijke klimaatfactor in Europa die kan zorgen voor problemen. In 2010 en 2011 had het
toerisme duidelijk last van het vulkanisme in IJsland. Vele dagen was vliegverkeer in delen van
Europa onmogelijk. Wanneer dit vaker voor gaat komen en dan ook nog eens in het hoogseizoen
heeft dat grote gevolgen voor het toerisme. Tegen dit soort oorzaken is verzekeren doorgaans
niet mogelijk. De risico’s daarvan zijn voor veel verzekeringsmaatschappijen te groot. Ze kunnen
hiervoor geen reële premie berekenen. Europa heeft relatief weinig vulkanen, en zal bij actiever
wordende vulkanen relatief minder vaak problemen ondervinden dan andere continenten. Dit is
voor het toerisme in Europa relatief gunstig ten opzichte van andere continenten.
2.1.2.2 Platentektoniek en zeestromen
Zoals al eerder is geschreven is de zonne-energie op aarde niet eerlijk verdeeld en wisselt de
temperatuur van het zeewater daarom sterk. Door platentektoniek zijn er verschillende
continenten ontstaan en hier doorheen kunnen zich verschillende zeestromen verplaatsen en de
warmte op aarde opnieuw verdelen. Maar niet alleen deze herverdeling van de warmte door
zeeën op de aarde heeft invloed op het klimaat. Ook de thermische isolatie, dit is het afsluiten van
de Noord- en Zuidpool van de rest van de aarde voor de toestroming van warm of koud water van
elders, beïnvloeden het klimaat. Dit kan namelijk zorgen voor een terugkoppelingsmechanisme,
dit is een zichzelf versterkend proces. Een goed voorbeeld is Antarctica dat ligt op de Zuidpool
waar gemakkelijk sneeuw en ijs ontstaat. Omdat landijs een hoog albedo heeft zal veel
zonnewarmte worden teruggekaatst de atmosfeer in, hierdoor blijft het koud op Antarctica en zal
meer sneeuw en ijs zich vormen waardoor Antarctica nog meer afkoelt en een nog hoger albedoeffect krijgt. Dit noemt met een positieve terugkoppeling, een proces dat aan de gang is versterkt
zichzelf. Een negatieve terugkoppeling bestaat echter ook, hierbij wordt een bestaande situatie
omgebogen door een zichzelf versterkend proces. Wanneer door klimaatverandering het
bijvoorbeeld warmer zou worden op Antarctica en sneeuw en ijs smelt zal het albedo afnemen.
Hierdoor zal er minder zonnewarmte worden teruggekaatst de atmosfeer in en zal Antarctica nog
meer opwarmen en zal er nog meer sneeuw en ijs smelten.
Noordwest-Europa heeft een zacht klimaat door de invloed van het warme water dat daar naar
Europa stroomt. Voor de kust van het noordoosten van de Verenigde Staten loopt een stroom
koud water uit de poolstreek tussen Canada en Groenland die meer naar het zuiden voert. Het zal
duidelijk zijn dat veranderingen in deze stromen het weer en uiteindelijk het klimaat vergaand
kunnen beïnvloeden. Met name meer of minder regen kan hier ook mee samenhangen en voor
het toerisme is temperatuur en neerslag een erg belangrijke factor in de landkeuzes die gemaakt
worden. Logische wijze zal ook Europa last hebben van een verandering van deze factoren.
2.2 Menselijke klimaatverandering
We hebben al geschreven over natuurlijke oorzaken van
klimaatveranderingen maar volgens vele klimatologen
zijn de klimaatveranderingen van de afgelopen 150 jaar
te groot om slechts door de natuur veroorzaakt te zijn.
In 2001 kwam het Intergovernmental Panel on Climate
Change (IPCC) tot de conclusie dat de mens voor een
groot deel verantwoordelijk is voor de opwarming van
de aarde. Deze conclusie is gebaseerd op het
temperatuursverloop op aarde de afgelopen
tweehonderd jaar. In deze gegevens zijn verschillende
schommelingen te zien maar toch is ook duidelijk een
stijging in de temperatuur te zien vanaf 1900. Vanaf 1850
begon de industriële revolutie in Engeland en deze
Figuur 14: Hockeystick curve
22
verspreidde zich over de rest van de wereld. Door de extra fabrieken die werden gebouwd
werden meer broeikasgassen uitgestoten. De verschillende gegevens zijn weergegeven in de
zogenoemde ‘hockeystick curve’, deze is in figuur 14 op de vorige bladzijde weergegeven. Vele
landen zijn het eens met de conclusie van het IPCC maar er bestaan enkele discussies. Het
Nederlandse KNMI is ook van mening dat natuurlijke en menselijke processen zorgen voor
klimaatverandering, zij hebben in 2005 aangetoond dat vermoedelijk 50% van de opwarming van
de aarde niet kan worden verklaard uit natuurlijke processen15. We gaan nu verder in op het
versterkt broeikaseffect.
We hebben het al gehad over het broeikaseffect en de gevolgen hiervan, het zorgt ervoor dat wij
op aarde kunnen leven. De mens zorgt echter voor een versterkt broeikaseffect door uitstoot van
verschillende broeikasgassen, maar ook bijvoorbeeld door ontbossing en verwoestijning.
2.2.1 Uitstoting broeikasgassen
CO₂, koolstofdioxide, is een bekend broeikasgas die door de mens wordt uitgestoten bij
bijvoorbeeld het verbranden van fossiele brandstoffen zoals turf, steenkool, bruinkool, aardolie,
aardgas, hout en bos. Zoals genoemd is sinds de industriële revolutie in 1850 de uitstoot van CO₂
in de atmosfeer ongelofelijk toegenomen. De industrie en het verkeer zijn grote boosdoeners van
deze toegenomen uitstoot. Maar niet alleen de CO₂ uitstoot is veel toegenomen.
Ook de broeikas gas CH₄, Methaan, komt steeds meer vrij door handelingen van de mens.
Bijvoorbeeld bij het verbouwen van rijst, het gebruiken van dierlijk mest, het winnen van fossiele
brandstoffen en het verbranden van organisch materiaal.
N₂O, lachgas, wordt door de mensen de atmosfeer in gebracht door gebruik van kunstmest,
verbranding van organisch materiaal, industrie en het verkeer.
O₃, ozon, komt van nature al voor in de atmosfeer, vooral in de stratosfeer waar deze de ozonlaag
vormt en ons beschermt tegen schadelijke UV-straling. Ozon in de troposfeer levert een grote
bijdrage aan het broeikaseffect en komt bijvoorbeeld in de atmosfeer door het verkeer. Ozon is
een erg schadelijke gas voor mens, dier en de natuur. In de figuur hieronder is goed te zien hoe
het aantal broeikasgassen in de atmosfeer zich de laatste jaren heeft ontwikkeld.
Cfk’s, chloorfluorkoolwaterstoffen, zijn broeikasgassen die worden geproduceerd in fabrieken.
Als cfk's in de atmosfeer komen worden ze afgebroken door de UV-straling van de zon. Hierbij
komen chlooratomen vrij die ozon aantasten. Om een idee te geven hoeveel sterker cfk's zijn dan
ozon een klein gegeven. Eén chlooratoom kan 100.000 ozonmoleculen vernietigen. Cfk's zijn een
sterke broeikasgas. Ze helpen 10.000 keer zoveel bij de opwarming van de aarde als kooldioxide.
Toch is kooldioxide één van de belangrijkste broeikasgassen, omdat het in zulke grote
hoeveelheden voorkomt. Omdat Cfk’s zo’n grote invloed hebben op het dunner worden van de
ozonlaag is het bij de wet verboden ze te produceren. Dit is opgenomen in het Montreal-protocol
uit 198716. Na 2010 mocht geen enkel land nog cfk's gebruiken. De cfk's die al in de lucht zaten, zijn
echter niet zomaar verdwenen van de één op de andere dag. Vandaar dat het nog wel een aantal
decennia zal duren voordat alle cfk's uit de atmosfeer zijn.
In de figuur op de volgende bladzijde is goed te zien hoe het aantal broeikasgassen in de
atmosfeer zich de laatste jaren heeft ontwikkeld.
15
16
De nieuwe terra/tweede fase/tekstboek A/vwo/ blz.137/Hockeystick/
http://ozone.unep.org/new_site/en/index.php
23
Figuur 15: broeikasgassen in de atmosfeer
2.2.2 Ontbossing
Ook ontbossing is van grote invloed op de verandering van het klimaat. Niet alleen heeft het
invloed op het versterkt broeikaseffect, maar ook op het albedo-effect. Bomen hebben namelijk
de eigenschap om het broeikasgas CO₂ op te nemen en om de zetten in O₂ (zuurstof). Zo helpen
bomen het versterkt broeikaseffect deels tegen te gaan. Door het kappen van bomen, met name
in het tropisch regenwoud, wordt er dus veel minder CO₂ omgezet in O₂. Ook komt er dan veel
van de nog in de bomen opgeslagen CO₂ vrij en wordt het versterk broeikaseffect alleen maar
meer gestimuleerd. Bij verbranding van deze wouden zal extra CO₂, CH₄ en N₂O vrijkomen wat
ook weer een stimulans is voor het versterkt broeikaseffect. Volgens schattingen van het IPCC
heeft de mens in de periode van 1980-1989 elk jaar zo’n 7,1 miljard ton CO₂ in de atmosfeer
gebracht en hiervan is 22% afkomstig van ontbossing in de tropen17.
Ontbossing komt in Europa op dit moment gelukkig niet veel meer voor. Alleen in Oost-Europa
(Hongarije, Rusland en Oekraïne). Verder doen de bossen in Europa het op dit moment best goed,
maar houtkap blijft enorm in gebieden als Indonesië, Mexico en Brazilië. In die landen staat wel
tachtig procent van de oerbossen. Ook in Afrika verdwijnt nog altijd veel bos. Om daar iets aan te
doen is handel in illegaal gekapt hout vanaf begin 2013 in Europa verboden. Houtimporteurs, maar
ook houtproducenten in Europa zijn vanaf dat moment in overtreding als zij illegaal gekapt hout
op de markt brengen. Zij moeten kunnen aantonen waar het hout precies vandaan komt en dat
het legaal is gekapt. De bossen die er nog zijn hebben overigens door klimaatverandering wel
meer problemen met bosbranden, ziektes en epidemieën. Helaas is dit verbod nog niet over de
gehele wereld ingevoerd.
Ontbossing kan volgens enkele wetenschappers18 ook een verkoelend effect hebben op de aarde.
Het kan er namelijk voor zorgen dat het albedo-effect wordt versterkt. Open vlaktes hebben
namelijk een hoger albedo dan bossen waardoor meer zonnewarmte wordt teruggekaatst de
atmosfeer in en minder het aardoppervlak verwarmt.
2.2.3 Verwoestijning
Verwoestijning is de verarming van vruchtbare bodems in aride en semi-aride gebieden. Het is
vaak het gevolg van overbeweiding, waardoor stukken land worden kaal gegeten en de planten
geen kans hebben om terug te groeien doordat er teveel vee op een gebied graast. Verkeerde
irrigatietechnieken kunnen leiden tot verzilting, het zout worden van de grond, waardoor
17
18
http://www.meteowesterlo.be/klimaatverandering/landgebruik.htm
http://www.scientias.nl/ontbossing-koelt-de-aarde/50272
24
uiteindelijk geen planten meer kunnen groeien en verwoestijning het gevolg is. Maar ook de
klimaatverandering is een oorzaak van verwoestijning door de toename van droogte en de extra
verdamping als gevolg van temperatuurstijging.
Verwoestijning kan het broeikaseffect versterken want verlies aan vegetatie betekent dat er
minder natuurlijke CO₂-opslag is en daarbij komt ook de natuurlijk opgeslagen CO₂ vrij in de
atmosfeer. Verwoestijning heeft ook een rol tegen de bestrijding van klimaatverandering door
zijn hoge albedo waardoor veel zonnewarmte wordt teruggekaatst de atmosfeer in.
2.3 Wat kan Europa doen?
De mens is de grootste boosdoener als het over de invloed op het klimaat gaat. We beschreven
de menselijke invloed op klimaatverandering in de vorm van broeikasgassen, ontbossing en
verwoestijning.
Omdat Europa politiek gezien goed is georganiseerd (Raad van Europa, Europese Unie) worden
er binnen Europa steeds meer afspraken gemaakt om klimaatverandering tegen te gaan. In dat
opzicht heeft Europa een duidelijke voorsprong op andere continenten waar samenwerking
minder vergaand is georganiseerd. In internationaal verband worden wel afspraken gemaakt om
klimaatverandering tegen te gaan, maar deze gaan over het algemeen minder ver dan Europa wil.
Klimaatverandering is een wereldwijd vraagstuk, waar Europa wel een bijdrage aan kan leveren,
maar het probleem niet kan oplossen. Europa is een klein, maar wel een belangrijk continent als
het om het aandragen en uitvoeren van maatregelen gaat om klimaatverandering verder tegen te
gaan. Dit komt verder aan de orde in hoofdstuk 6. Aan de andere kant heeft Europa ook last van
klimaatverandering die zijn oorzaak vindt buiten Europa. Ontbossing bijvoorbeeld is een
wereldwijd probleem. Zoals eerder geschreven is dit in Europa vooral een probleem in het oosten.
Europees wordt daar steeds meer tegen gedaan, maar Europa kan ook dit probleem niet alleen
aanpakken.
Belangrijke methodes om verwoestijning te stoppen zijn actief herbebossing en duurzame
landbouwmethoden toepassen, daar is dus wel wat aan te doen. Woestijnen zijn overigens niet
alleen maar slecht, in woestijnen is veel zonlicht en wellicht is daar goedkoop gebruik van te
maken door zonne-energie op te wekken. Europa kan daarbij helpen om de technologie om dit
mogelijk te maken te leveren. Europa zou hierbij met bijvoorbeeld Afrikaanse landen moeten
samenwerken.
Duidelijk is dat de menselijke factor op zich wel kan worden aangepakt, al zal de weg daar naar
toe lang zijn. Het belang van het probleem moet ook politiek echt worden gevoeld en gelukkig is
dit steeds meer het geval. Anders dan bij kosmische oorzaken en terrestrische oorzaken kan aan
klimaatverandering door de mens echt iets worden gedaan, maar Europa kan dit niet alleen.
De gevolgen voor het toerisme in Europa door menselijke oorzaken is waarschijnlijk wat kleiner
dan bij andere continenten, mede omdat in Europees verband veel wordt gedaan om
klimaatverandering tegen te gaan en de gevolgen daarvan zoveel mogelijk te bestrijden.
Wetenschappers en de media spelen natuurlijk ook een belangrijke rol, om klimaatverandering
aan te tonen en daar aandacht voor te vragen. Via de wetenschap en de media is er de laatste tijd
veel aandacht voor klimaatverandering (zie ook onze inleiding). Als nu ook politici de noodzaak
zien om hier iets aan te doen dan kan het probleem mogelijk echt worden aangepakt en worden
er ook voor onze generatie en de generaties na ons oplossingen gevonden. Probleem is nog wel
vaak dat politici meer in korte dan in lange termijn successen zijn geïnteresseerd.
25
Hoofdstuk 3: Waar leidt klimaatverandering toe? En wat zijn daarvan de gevolgen voor
het toerisme?
Nu we hebben gezien wat klimaatverandering is en wat de natuurlijke en menselijke oorzaken
ervan zijn, kunnen we verder kijken naar de gevolgen van klimaatverandering en wat voor
gevolgen dit heeft voor het toerisme. Duidelijk is dat het toerisme één van de meest
weergevoelige bedrijvigheden in de economische sector is. De ideale maximum dagtemperatuur
ligt in de buurt van 30⁰C per dag, zo is gebleken uit statistisch onderzoek van Maddison (2001)19.
Naar verwachting zal klimaatverandering weinig verandering brengen in de ontwikkeling van
toerisme als geheel, maar zal het grote invloed hebben op de mondiale spreiding van toerisme in
tijd en locatie. In dit hoofdstuk leggen we de relatie tussen klimaatverandering en het toerisme.
Steeds zullen we aan de hand van recente berichten uit de media in dit hoofdstuk de relatie laten
zien tussen klimaatverandering en toerisme in Europa en soms ook de rest van de wereld.
In onze enquête hebben we ook onderzoek gedaan naar de gemiddelde temperatuur waarbij
mensen zich het prettigste voelen op vakantie. Onze vraag was ‘Bij welke gemiddelde
temperatuur voelt u zich tijdens een zonvakantie het meest op uw gemak?’ Uit onze enquête
kwam een wat lagere ideale dagtemperatuur naar voren dan bij het statisch onderzoek van
Maddison. Wij kwamen uit op een gemiddelde van 27⁰C. Jongeren blijken meer van warm weer te
houden dan ouderen. Bij de categorie jongeren kwamen we uit op een gemiddelde van 28⁰C
terwijl dat bij de ouderen op 25⁰C ligt. Ook is gebleken dat vrouwen gemiddeld een hogere
temperatuur aangenaam vinden dan mannen. Gemiddeld geven vrouwen een temperatuur op die
1 graad hoger ligt dan bij mannen. Zie voor al onze resultaten van de enquête hoofdstuk 7.
We hebben te maken met de zomer en de winter. Met name de zuidelijke landen in Europa zullen
door klimaatverandering minder aantrekkelijk worden voor toeristen in de zomer door extreem
warm weer en hele droge stoffige perioden. Een van de problemen die almaar groter zal worden
is de beschikbare hoeveelheid drinkbaar water (in hoofdstuk 7 gaan we hier nog nader op in). Nu
al staat de watervoorziening van een groot aantal toeristenoorden onder druk. Tijdens het
toeristenseizoen zijn er gebieden waar enorme hoeveelheden toeristen heen trekken. Daar komt
nog bij dat toeristen vaak meer water gebruiken dan de lokale bevolking. Ook voorzieningen voor
toeristen, zoals zwembaden en golfbanen, verbruiken enorm veel kostbaar drinkwater en de
airconditioning staat in veel hotels constant aan. Vaak zie je ook dat groenvoorzieningen worden
aangelegd om hotels en dergelijke mooi te laten zijn. Ook dit kost vaak erg veel water om het
groen te houden. De toenemende droogte leidt ook tot een toenemend risico op bosbranden.
Niet alleen de kans op bosbranden is groter, maar ook de hevigheid van de branden neemt toe.
Verschillende achtereenvolgende jaren zijn toeristengebieden geteisterd door hevige bosbranden
die vaak zeer moeizaam te blussen waren door de aanhoudende droogte.
Maar ook in de winter zijn er problemen. De Alpen zijn bij veel wintersporters favoriet. Sneeuw is
van cruciaal belang voor de wintersporten. De kans op sneeuwval hangt samen met de
luchttemperatuur. Omdat de luchttemperatuur waarschijnlijk zal stijgen in Europa, is de
sneeuwzekerheid van veel populaire wintersportbestemmingen aan het afnemen. Veel
skigebieden hebben te maken met een korter seizoen, doordat de sneeuw pas later in het jaar
valt en eerder weer smelt. In de Alpen en andere wintersportgebieden worden wel maatregelen
genomen om de wintersport te laten bestaan. Het is ten slotte een belangrijke inkomstenbron.
Nu al zie je dat gletsjers in de zomer soms worden ingepakt met plastic om smelten te
voorkomen. Er wordt ook gebruik gemaakt van kunstsneeuw om in de behoefte van sneeuw te
voorzien. Dit kost natuurlijk veel geld en ook wel energie om bijvoorbeeld de sneeuwkanonnen in
te zetten. Wintersport is nu al heel duur. Misschien gaan mensen in de toekomst minder vaak op
19
http://edepot.wur.nl/43582
26
wintersport. Andere gebieden zouden daarvan kunnen profiteren, omdat mensen nu eenmaal
ook in de winter op vakantie willen. In Nederland kan je inmiddels ook al in een hal skiën, wellicht
wordt dit wel steeds meer de toekomst.
Tenslotte nog iets over steden. Omdat het zomerseizoen in de noordelijke landen waarschijnlijk
aangenamer zal worden dan in de zuidelijke landen van Europa kunnen steden in de noordelijke
landen hiervan profiteren. Dat geldt zeker ook voor historische steden in Nederland. In Europa
zullen stedentripjes naar te warme steden in de zomer ongetwijfeld afnemen. Toeristen zullen
een meer aangenaam seizoen kiezen om bijvoorbeeld Rome. Madrid of Barcelona te bezoeken.
Tot afname van toerisme hoeft dat niet te leiden.
3.1 Extreme weersomstandigheden
De hoeveelheid extreme weersomstandigheden is de laatste decennia toegenomen. De oorzaak
hiervan vinden we in de stijging van de temperatuur op aarde. We hebben het al gehad over het
broeikaseffect en het versterkt broeikaseffect. Het versterkt broeikaseffect heeft een grote
invloed op de extreme weersomstandigheden.
De opwarming van de aarde veroorzaakt de
extreme weersomstandigheden. Het
versterkt broeikaseffect is een oorzaak van
het opwarmen van de aarde. Toch geloven
nog steeds niet alle wetenschappers dat de
opwarming van de aarde verband houdt met
het aantal broeikasgassen in de lucht, al
worden wetenschappers die dat verband niet
zien wel steeds zeldzamer. Al Gore, destijds
vicepresident van de VS, heeft wel een
belangrijke impuls gegeven aan de gevolgen
van klimaatverandering op aarde. Kijk naar
zijn plaatje bij figuur 16. Hij laat hier zien dat
de temperatuur meegaat met de hoeveelheid Figuur 16: Vergelijking van het CO₂-gehalte en de temperatuur op aarde
CO2 in de atmosfeer. De rode lijn is het CO2gehalte. De blauwe lijn is de temperatuur. Op het einde gaat de CO2-grafiek erg sterk omhoog. Dit
is de lijn die wordt verwacht voor de toekomst.
Ook figuur 18 laat het verband tussen het CO2-gehalte en de temperatuur goed zien. Op planeten
waar veel CO2 in de atmosfeer zit, is de temperatuur ook veel hoger.
Figuur 17: CO2-gehalte en
temperatuur op verschillende
planeten uit ons melkwegstelsel
Nu we dus bijna zeker weten dat de temperatuur meeloopt met de hoeveelheid CO2 (en andere
broeikasgassen) kunnen we aannemen dat de aarde opwarmt doordat de mens meer
27
broeikasgassen de atmosfeer in brengt. Het gevolg hiervan zijn extremere
weersomstandigheden. Maar hoe ontstaan deze?
Doordat de aarde opwarmt wordt er meer zeewater verdampt. Hierdoor komen er meer
regenbuien en stormen. Daarnaast komen er ook meer hittegolven door de stijging van de
temperatuur. Een voorbeeld van een vrij recente extreme weersomstandigheid is de orkaan
Monty in Australië. Er werden windsnelheden van 200 km/u gemeten en er viel 400 mm regen,
dat is normaal de hoeveelheid die er in 4 jaar valt in dat gebied.
Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) van de Verenigde Naties waarschuwt voor
steeds meer extreme weersomstandigheden in de komende decennia. Zij vindt dan ook dat men
nu al maatregelen moet treffen om de schade te beperken en levens te redden. Er zijn echter wat
twijfels aan de rapporten van het IPCC. Sommigen zeggen dat hun rapporten niet op feiten zijn
gebaseerd of dat de cijfers niet allemaal even goed kloppen. Het is dus aan de landen zelf om te
beslissen of ze nu al maatregelen willen treffen.
Treffen landen geen maatregelen, zoals het goed en snel afvoeren van overtollig regenwater, dan
lopen toeristen in deze gebieden natuurlijk meer risico door deze extremere
weersomstandigheden. Er zullen zich een aantal risicovollere gebieden en aantal minder
risicovolle gebieden vormen in de toekomst. Dit is moeilijk te voorspellen, maar Europa zal
waarschijnlijk vooral last krijgen van veel regen- en stormbuien. Dit kan een groot nadeel zijn voor
de toeristen. Toeristen willen lekker weer als ze op vakantie gaan en zitten niet te wachten op
enorme hoosbuien als ze bijvoorbeeld over de boulevard lopen. Het weer is tegenwoordig
gelukkig veel beter te voorspellen. Toeristen zullen rekening houden met de weersverwachtingen
voor het plannen van hun vakantie. Krijgt een gebied veel te maken met regen en wind, dan
zullen de toeristen daar wegtrekken. Deze gebieden lopen dus geld mis, terwijl ze er zelf niks aan
kunnen doen. Het toerisme zal zich verplaatsen naar de gebieden waar minder extreem weer
wordt verwacht. Dit is eigenlijk de enige invloed die extreem weer op het toerisme heeft.
Het toerisme in Europa vindt nu vooral plaats in de wat warmere landen, zoals Frankrijk en
Spanje. Deze toeristen komen vaak uit Europa zelf of uit het betreffende land zelf. Zodra er meer
extreme weersomstandigheden komen, ontstaat er meer risico voor toeristen. Toerisme doet
zich namelijk alleen voor in gebieden waar het rustig en stabiel is. Hiermee wordt bedoeld dat er
bijvoorbeeld geen oorlog aan de gang moet zijn of dat de politieke situatie stabiel moet zijn. Maar
hieronder verstaan we ook de kans op natuurrampen. Als bijvoorbeeld het aantal natuurrampen
zoals modderstromen toeneemt in bijvoorbeeld Oostenrijk zullen de toeristen hier een tijdje
wegblijven. Het toerisme zal zich hierdoor in de toekomst anders gaan verspreiden binnen
Europa. Minder risicovolle gebieden zullen drukker worden en risicovollere gebieden zullen het
moeten doen met minder toeristen in hun land. Zo zagen we het toerisme in voormalig
Joegoslavië volledig instorten toen daar in de negentiger jaren een burgeroorlog aan de gang
was. Hetzelfde gebeurde afgelopen jaar in landen in Noord-Afrika aan de Middellandse Zee. Je
ziet dat het dan erg lang duurt voordat toeristen weer terugkeren naar dit soort landen. Het
vertrouwen in dit soort landen komt maar heel langzaam terug. Dat zou met natuurrampen wel
eens op dezelfde manier kunnen gebeuren. Toeristen hebben dan al weer andere plekken
ontdekt en komen dan misschien nooit meer terug naar waar ze eerst zo heerlijk zaten.
Vertrouwen komt te voet en gaat te paard is een bekend spreekwoord. Vertrouwen wordt
langzaam opgebouwd, maar is als er iets gebeurd wel heel snel verdwenen. Opnieuw opbouwen
kost dan weer heel veel tijd en daarmee natuurlijk ook geld voor de economie en de toeristische
sector.
Experts waarschuwen dat Europa steeds meer rekening moet gaan houden met zware schade en
economische verliezen als gevolg van de klimaatwijziging. We hebben enkele recente berichten
uit de media hier onder elkaar gezet om te laten zien dat toerisme en extreem weer echt verband
28
houden met elkaar.
‘Vijf toeristen dood op stranden Italië’
Nederlanders die voor hun zomervakantie naar het zuiden van Europa zijn vertrokken, worden
gewaarschuwd voor hitte. Is Noordwest Europa stevig in de greep van onbestendig zomerweer, in
het zuiden is het snikheet. Op de stranden langs de Italiaanse kust zijn in één dag tijd vijf mensen
overleden. Vier zijn er verdronken en één 70-jarige vrouw is mogelijk bezweken door de hitte op het
strand. Oorzaak is wellicht het zeer warme weer, tot 40 graden in het zuiden van het land’.
(http://wereldnieuws.blog.nl/milieu/2012/07/15/vijf-toeristen-dood-op-stranden-italie) 15-07-12
Oudere mensen zijn veel gevoeliger voor extreme kou en warmte dan gezonde jonge mensen.
Nog onlangs werd in Nederland bijna een hitterecord verbroken. Mensen werd opgeroepen goed
te drinken en toch vooral goed op oudere mensen te letten dit soort extreem weer zal steeds
vaker voor gaan komen.
‘Sneeuwchaos in de Alpen – wintersporters zitten vast’
De storm die gisteren over Europa raasde, is doorgetrokken naar de Alpen en veroorzaakt daar een
hoop ellende. Er is veel sneeuw gevallen en de stormwind vergroot de kans op lawines. Bij metingen
in de Zwitserse Alpen werd een windsnelheid tot 270 km/u gemeten. In de Franse Alpen is in 24 uur
tijd tussen de 40 centimeter en 1,2 meter sneeuw gevallen. Tientallen wegen zijn geblokkeerd door
lawines en omgevallen bomen. Zo’n 20.000 gezinnen zitten zonder elektriciteit en duizenden
wintersporters kunnen hun skihotels en appartementen niet uit. Bijvoorbeeld in Les Menuires, dat
door lawines op de toegangswegen van de buitenwereld is afgesloten, net als het hooggelegen Val
Thorens’.
(http://wereldnieuws.blog.nl/milieu/2012/01/06/sneeuwchaos-in-de-alpen-winterssporters-zittenvast) 06-01-12
‘Al 150 doden door overstromingen in Rusland’
Er zijn nu al zeker 150 doden geteld na de zware overstromingen in Rusland. En de hulpdiensten
blijven nog altijd nieuwe slachtoffers vinden. President Vladimir Poetin heeft het gebied bezocht dat
het zwaarst getroffen is, Krasnodar aan de Zwarte Zee. Hij laat onderzoeken of de autoriteiten wel
genoeg hebben ingegrepen om het ergste te voorkomen’.
(http://nieuws.vtm.be/buitenland/201207085816-al-150-doden-door-overstromingen-rusland)
08-07-12
Naarmate extreem weer meer voorkomt is het te verwachten dat er ook onder toeristen meer
doden en gewonden zullen vallen. Uiteindelijk kan dit ook gevolg hebben dat toeristen bepaalde
gebieden in bepaalde perioden gaan mijden.
3.2 Natuurrampen
Natuurrampen zijn gebeurtenissen met catastrofale gevolgen voor de natuur en de mens. Toch is
het steeds moeilijker om de schuld van rampen zoals overstromingen, orkanen en droogtes bij de
natuur te leggen. Door de opwarming van de aarde en verandering van het klimaat, wat mede het
gevolg is van menselijke handelingen, komen deze rampen steeds vaker voor. Zoals we al eerder
hebben besproken leidt klimaatverandering bijvoorbeeld tot extreme weersomstandigheden. De
laatste jaren worden we door deze extreme weersomstandigheden steeds vaker geconfronteerd
met natuurrampen zoals overstromingen, orkanen en droogte. Deze natuurrampen hebben grote
invloed op het toerisme.
In figuur 21 is te zien wat de belangrijkste risicofactoren zijn voor economische schade in de
wereld. Te zien is dat in Europa vooral water, droogte en geofysische factoren zorgen voor
29
economische problemen. We kijken daarom naar overstromingen, droogte en geofysische
factoren.
Figuur 18: Gebieden met risico op
economische schade door
natuurrampen
3.2.1 Overstromingen
Door klimaatverandering is er een vergroot risico op overstromingen, deze zorgt er namelijk ten
eerste voor dat er sprake is van zeespiegelstijging. Dit komt door het smelten van zeeijs, gletsjers
en landijs bij de steeds hoger wordende temperaturen. Wetenschappers verwachten dat de
zeespiegel in de 21e eeuw wereldwijd tussen de 9 tot 88cm gaat stijgen20. Het verband tussen een
hogere zeespiegel en overstromingen is simpel. Hogere waterstanden vergroten de kans op
dijkdoorbraken maar door deze hogere waterstanden is ook het risicogebied (het gebied dat
binnen het bereik van de hoge waterstand valt) groter. Hoewel de stijging van de zeespiegel niet
erg groot lijkt maakt enkele centimeters wel degelijk uit of een dijk bij extreme
weersomstandigheden, zoals springvloed, storm en orkanen, zal doorbreken of niet.
Maar klimaatverandering heeft niet alleen invloed op de overstromingskans van zeeën maar ook
op die van rivieren. Doordat neerslagpatronen zullen veranderen en er vaker korte heftige
regenbuien voorkomen wordt de kans op het overstromen van rivieren vergroot. Wereldwijd
hebben rivieren steeds vaker te maken met piekafvoer, extreem hoge afvoer, door bijvoorbeeld
ontbossing en kanalisering. Ook de temperatuurstijging is bij deze piekafvoer weer van belang. Zo
zorgt de stijging van temperaturen er bijvoorbeeld voor dat de gletsjers in de Alphen smelten en
dat er in de winter in plaats van sneeuw meer regen valt wat meteen wordt afgevoerd door de
rivieren en dus zorgt voor hogere afvoer dan normaal.
De zeespiegel en rivieren hebben ook invloed op elkaar. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van
een hoge zeespiegel en een hoge rivierafvoer wordt de afstroom van het rivierwater belemmerd
door deze hoge zeespiegel. Het rivierwater kan niet bij dezelfde plek uitmonden in de zee als
gebruikelijk. De zee bevindt zich namelijk al op deze plekken door het hoge water. Komt er dan
een hoge rivierafvoer dan wordt deze al eerder opgestuwd dan normaal wat de kans op
overstromingen en dijkdoorbraken kan vergroten.
De risico’s die overstromingen met zich meebrengen zijn vele male groter dan vroeger. Dit komt
doordat de bevolkingsdichtheid bij zeeën en rivieren gestegen is. Bij een overstroming zijn dus
meer mensen in gevaar. Dit geldt zeker ook voor gebieden waar veel toeristen komen. Enorme
mensenmassa’s in de zomer kunnen bij calamiteiten natuurlijk voor grote problemen zorgen.
Door de klimaatverandering zal de kans op overstromingen toe nemen en zal het voor toeristen
minder aantrekkelijk zijn bij deze risico’s op volle zeeën en rivieren vakantie te vieren. Zij zullen
20
De nieuwe terra/tweede fase/tekstboek A/vwo/ blz.143/Zeespiegelstijging is onvermijdelijk/
30
zich daarom verplaatsen naar minder risico volle gebieden. Dit kan betekenen dat het toerisme
wegtrekt uit bepaalde steden die langs de rivier- of kustlijn liggen. Steden als Barcelona worden
dan minder bezocht, terwijl deze stad wel een hoogwaardige culturele waarde heeft.
Naarmate de zeespiegel stijgt, worden strand en duinen, die de natuurlijke afscheiding vormen
tussen land en zee, steeds kleiner. Hierdoor neemt de kans op overstromingen toe. Voor toerisme
is het echter van belang een zo groot mogelijk strand te hebben.
Ook hier enkele voorbeelden uit het nieuws:
‘Al veertien doden bij overstromingen in Oost-Europa’
Bij overstromingen in Oost- en Centraal-Europa zijn dit weekend al zeker veertien mensen om het
leven gekomen. Sinds vrijdag wordt de grensstreek tussen Duitsland, Polen en Tsjechië geteisterd
door aanhoudende regenbuien. Ook in Litouwen vielen slachtoffers. Op Tsjechisch grondgebied
werden al vier lichamen aangetroffen. Twee toeristen kwamen in de buurt van de Litouwse stad
Varena om het leven nadat een boom op hun tent viel. In het noorden van het land werden ook twee
anderen mensen slachtoffer van het noodweer. Vele wegen zijn door de hevige regenval niet meer
toegankelijk’.
(http://www.gva.be/nieuws/buitenland/aid961107/al-acht-doden-bij-overstromingen-in-oosteuropa.aspx) 08-08-10
‘Overstromingen in Groot-Brittannië eisen dode’
Het zuiden van Europa kreunt onder een hittegolf, maar in Groot-Brittannië stopt het maar niet met
regenen. Vooral de streek rond Birmingham is zwaar getroffen. Een man is gisteren meegesleurd
door het water en overleden’.
(http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=DMF20120629_00205147) 29-06-12
3.2.2 Droogte
Veel mensen zien het probleem van het warmer worden van de aarde niet als een bedreigend
iets. Mensen in Nederland zullen bijvoorbeeld helemaal niet treurig zijn wanneer de zomers wat
warmer worden dan afgelopen jaren. Maar droogte brengt behoorlijk wat problemen met zich
mee. Zo zal landbouw in gebieden met weinig neerslag erg moeilijk worden en wordt de kans op
voedselcrisis steeds groter. Ook zullen sommige planten en dieren met uitsterven bedreigd
worden wanneer zij zich niet snel genoeg kunnen aanpassen. De kans op bosbranden zal in deze
droge gebieden veel groter worden. Dit zien we nu al terug in Zuid-Europa, maar dit zal dus in veel
meer gebieden een probleem worden. De kans op meer woestijngebieden zal ook aanzienlijk
toenemen. Dit zijn gebieden die door klimaatverandering, bijvoorbeeld extra verdamping, en
door menselijke oorzaken, zoals ontbossing en verkeerd bodemgebruik, ontstaan. Door
verwoestijning zal de landbouwproductiviteit nog eens drastisch afnemen en zal de bevolking
zichzelf niet meer kunnen voeden. Niet alleen gebieden als Afrika en het Midden-Oosten zullen
last krijgen van verwoestijning maar ook Zuid-Europa gaat hier last van krijgen.
Voor toeristen zijn plekken waar deze extreme droogte voorkomt niet aantrekkelijk. Zoals eerder
geschreven is zoeken toeristen naar gebieden met een temperatuur van rond de 30⁰C. Op deze
droogte gebieden zal deze temperaturen vele male hoger komen te liggen en dan worden deze
gebieden erg onaantrekkelijk voor toeristen. Door klimaatverandering zullen landen zoals
Nederland en België in de toekomst temperaturen kennen die we op dit moment bijvoorbeeld in
Spanje en Frankrijk tegenkomen. In Spanje en Frankrijk zal het zelfs nog warmer worden dan dat
het nu is, met meer kans op langdurige hittegolven. Toeristen zullen zich daarom in Europa
verplaatsen naar andere gebieden met aangenamere temperaturen, zoals in dit voorbeeld in
Nederland en België te vinden zullen zijn.
Bosbranden zijn ook gevolgen van droogte die steeds makkelijker zullen ontstaan in de warme
31
droge zomers. De Europese Commissie constateerde onlangs dat er elk jaar in de Europese Unie
gemiddeld 500.000 hectare bos verloren gaat door bosbranden. Alleen al in de landen die aan de
Middellandse Zee grenzen, doen zich jaarlijks tot 50.000 branden voor. De laatste jaren neemt het
aantal bosbranden duidelijk toe en bosbranden doen zich nu ook veel vaker voor in bijvoorbeeld
Bulgarije en Zweden. Begin september van dit jaar waren grote bosbranden in Portugal in het
nieuws (zie hieronder). Het lijkt erop dat bosbranden ook later in het zomerseizoen nog steeds
plaatsvinden.
Algemeen wordt aangenomen dat door klimaatverandering meer bosbranden
ontstaan21.Bosbranden zijn vreselijk angstaanjagend en kunnen zich razendsnel verspreiden.
Dat natuurrampen invloed hebben op het toerisme spreekt voor zich. Dit speelt uiteraard ook in
Europa. Met name in de zomer komen er tegenwoordig jaarlijks grote bosbranden voor die dan
doorgaans ook gevolgen hebben voor toeristen, die soms moeten worden geëvacueerd. Hier
volgen weer enkele voorbeelden uit het nieuws:
‘Bosbranden dwingen tot massa-evacuatie Canarische eilanden’
Op de Canarische eilanden Tenerife en La Gomera staat grote stukken bosgebied in brand. Binnen
twee dagen moesten meer dan 4700 mensen worden geëvacueerd, aldus de regionale overheid.
Brandweerlieden proberen met man en macht de vlammen te bedwingen. Hun werk wordt
bemoeilijkt door hoge temperaturen, lage luchtvochtigheid en harde wind, aldus de regionale
minister van Economie’.
(http://wereldnieuws.blog.nl/toerisme) 10-10-12
‘Bosbranden Spanje’
Op de camping Les Predes in het Spaanse Capmany zijn Nederlanders getroffen door de bosbranden.
Een aantal vakantiegangers is geëvacueerd en een caravan is in vlammen opgegaan’.
(http://weblog.toerisme-europa.eu/2012/07/23/bosbranden-spanje/) 23-07-12
‘Dode bij bosbranden in Portugal’
Portugal kampt met grote bosbranden. De brandweer is al twee dagen bezig om het vuur te
bestrijden. Eén persoon is om het leven gekomen.
(http://nos.nl/video/414624-dode-bij-bosbranden-portugal.html) 04-09-12
Ten slotte nog even kort aandacht voor luchtvervuiling. Met name in het zomerseizoen als het
warm en droog is en er weinig wind staat kunnen steden te maken krijgen met luchtvervuiling,
smog. In sommige steden (zie ook het bericht hieronder over Spanje) is dat in de zomer een groot
probleem. Het risico op smog zal toenemen tijdens periodes van aanhoudend warm weer. Ook
toeristen hebben daarmee te maken. De hitte blijft langer hangen in steden en er wordt ook meer
hitte geproduceerd bijvoorbeeld via de airconditioning. In de zuidelijke landen staat de
airconditioning meer aan als er veel toeristen zijn. Door de warmte van de atmosfeer kan
vervuilde lucht minder snel opstijgen en dus langer voor overlast zorgen. Om luchtvervuiling
tegen te gaan en het leefklimaat in de stad aangenaam te houden is meer groen in en om de stad
nodig. Verder moet er wat gedaan worden aan het almaar toenemende autoverkeer in de grote
steden. Ook in ons eigen land komt smog soms voor. Ook onze steden zijn niet ingericht op warm
weer. Gebouwen zijn zo opgezet dat ze de maximale hoeveelheid zonlicht krijgen. Ook de
zogenoemde doorzonwoning is een typisch Nederlands fenomeen. Wij bouwen op zo’ n manier
om maximaal te profiteren van de warme die de zon afgeeft. Tijdens warme periodes zal de
behoefte aan verkoeling in de stad toenemen. Hiervoor zullen mensen in toenemende mate een
beroep doen op groenvoorzieningen binnen de stad. De Europese Unie stelt eisen aan de
21
http://www.europa-nu.nl/id/vhvql17z57yo/bosbranden
32
luchtkwaliteit, en de hoeveelheid fijnstof die uitgestoten mag worden. In Nederland bijvoorbeeld
is het al een groot probleem om hieraan te voldoen. Ook andere landen in Europa hebben soms
moeite met de Europese normen. Door klimaatverandering zal het nog moeilijker worden om aan
de eisen van de Europese Unie te voldoen. Door het aanleggen van meer groen en bomen kan
een deel van de smog worden opgevangen, maar ook voor het autoverkeer zullen regels moeten
komen. Meer openbaar vervoer kan een oplossing zijn.
‘Smog plaagt Spaanse steden’
De Torre Espacio is met 230 meter het hoogste gebouw van Madrid. Vanaf één van de hoogste
verdiepingen lijkt het stadspark El Retiro, ’de longen van de stad’, niet meer dan een kleine, groene
vlek. Op de achtbaanswegen die door het centrum lopen staat het verkeer aan het einde van de
middag vast. Een bruine deken van smog hangt over de stad. Het contrast met de helderblauwe lucht
is groot. Niet alleen Madrid, maar bijna alle grote steden in Spanje overschrijden jaar na jaar de
toegestane hoeveelheid luchtvervuiling, vastgesteld door de Europese Unie. Het Spaanse ministerie
van milieu wil nu dat de grote steden ’drastische maatregelen’ nemen tegen luchtvervuiling door het
verkeer. Etc etc.
(http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1837586/2011/02/10/Smog-plaagt-Spaansesteden.dhtml) 10-02-11
Droogte heeft dus kortweg gezegd drie duidelijke gevolgen voor het toerisme. De eerste is dat de
landbouwopbrengst in gevaar kan komen door de droogte. Wanneer minder voedsel kan worden
verbouwd hebben niet alleen de toeristen maar ook de oorspronkelijke inwoners hier natuurlijk
last van. Zo kan voedsel kan in dit land bijvoorbeeld duurder worden, omdat het helemaal
geïmporteerd moet worden. Voor sommige toeristen is dit een nadeel.
Het tweede gevolg van droogte is dat er een verhoogde kans op bosbranden is. Dit betekent dat
het aantal risicovolle gebieden toeneemt en dat het toerisme zich dus weer zal verplaatsen.
Als laatste verhoogt de kans op smog door droogte. Voor toeristen is dit een groot nadeel. Op
vakantie wil men vaak genieten van de frisse buitenlucht en uitstapjes maken. Staat de hele stad
vol smog, dan is dit niet aantrekkelijk meer.
3.2.3 Geofysische factoren
Aardbevingen en vulkanisme zullen ook vaker voorkomen als gevolg van de klimaatverandering
op aarde. Dit beschrijft professor Bill McGuire (Professor of Geohazards at University College
London) in zijn nieuwe boek ‘Waking the giant’22. Hij wijst erop dat snelle verandering van het
mondiale klimaat zal leiden tot meer geologische activiteiten. Hij beweert bijvoorbeeld dat
wanneer enorme ijsmassa’s smelten er minder druk zal zijn op de aardkost. Als gevolg hiervan
voorspelt hij dat vloeibare magma makkelijker zijn weg naar boven zal vinden en er dus meer
sprake zal zijn van vulkaanuitbarstingen. Wanneer de zeespiegel door grote hoeveelheden
smeltwater zal stijgen zal dit zorgen voor monsterlijke aardverschuivingen. Deze informatie heeft
hij verzameld uit recente studies van de geschiedenis van onze planeet en uit huidige
waarnemingen en tabellen. Of professor Bill McGuire werkelijk gelijk heeft is nog niet bekend,
maar veel wetenschappers denken dat er genoeg redenen zijn om een slag om de arm te houden
en serieus aandacht te besteden aan McGuire bevindingen. Let op: Het is geen algemeen
aanvaarde theorie!
Als wat McGuire heeft geschreven waar blijkt te zijn zal dit ook grote invloed hebben op het
toerisme. In gevaarlijke gebieden waar aardbevingen en vulkaanuitbarstingen steeds vaker voor
zullen komen, zal het voor toeristen veel minder aantrekkelijk worden om er te komen. Toeristen
zoeken rustige veilige gebieden om te verblijven en willen op hun vakantie niet het risico lopen
door serieuze natuurrampen te worden overvallen.
22
http://www.billmcguire.co.uk/books/waking-the-giant.html
33
Gelukkig hebben we hier nog geen recente voorbeelden uit Europa gevonden, maar in andere
werelddelen vallen er wel doden door vulkaanuitbarstingen. Door klimaatverandering zou dat
ook vaker in Europa kunnen gebeuren. Hier enkele voorbeelden van buiten Europa.
‘Tientallen doden door vulkaanuitbarsting Java’
Jogjakarta, 27 oktober 2010. Het dodental als gevolg van de vulkaanuitbarsting op Java is gestegen
tot 25. Dit is woensdag vernomen van de Indonesische hulpverleners’.
(http://vorige.nrc.nl/buitenland/article2636049.ece/Tientallen_doden_door_vulkaanuitbarsting_Java)
27-10-10
‘Drie doden door vulkaanuitbarsting Guatemala’
Bij een vulkaanuitbarsting in Guatemala zijn zeker drie mensen om het leven gekomen. Alle drie
stierven toen ze werden geraakt door rondvliegend puin’.
(http://nos.nl/artikel/160472-drie-doden-door-vulkaanuitbarsting-guatemala.html) 28-05-10
3. 3 Zeespiegelstijging
Door de stijging van de temperatuur op aarde neemt niet alleen het extreme weer toe, maar ook
de zeespiegelstijging neemt toe. Doordat het warmer wordt smelt het ijs op de aardbol. Dit ijs
bevindt zich op de Noord- en Zuidpool, maar ook tussen de bergen in de vorm van gletsjers.
IJs heeft een hoog albedo. Een oppervlakte met een hoog albedo, zoals ijs, weerkaatst veel
zonlicht. Het zonlicht wordt dus weer teruggekaatst, waardoor er nauwelijks warmte wordt
vastgehouden. Hoe meer ijs er dus op aarde zou zijn, hoe minder warmte er vast gehouden zou
worden. Helaas stijgt de temperatuur van de aarde, waardoor veel ijs smelt. Het albedo van water
is veel lager dan dat van ijs. De zee neemt veel warmte op, in plaats van het te weerkaatsen.
Hierdoor stijgt de temperatuur op aarde alleen maar meer. We komen zo in een vicieuze cirkel
terecht. Op de problemen rond het smelten van het Noordpool ijs zijn we in onze inleiding al
ingegaan.
Wat van belang is bij het smelten van ijs, is de leeftijd van het ijs. Iedere winter ontstaat er een
laagje nieuw ijs. Dit ijs is echter zo jong, dat het bij de daaropvolgende zomer alweer smelt. Ouder
ijs is veel minder kwetsbaar en veel dikker. Het breekt minder snel en smelt minder snel. Doordat
het jonge ijs minder energie nodig heeft om te smelten zullen er meer openwaters komen tussen
de ijsbrokken in. Hierdoor kan het zeewater goed warmte opnemen, waardoor het warmer
wordt. Hierdoor zal ook meer ijs smelten, doordat de watertemperatuur hoger is.
Onderstaand kaartje laat zien hoe het ijs tussen 1885 en 1985 is gesmolten. Er wordt ook een
toekomstvoorspelling gedaan. Men verwacht dat het ijs in 2085 vrijwel bijna weg zal zijn. Dit komt
doordat het tempo waarin het ijs smelt steeds hoger wordt. Hoe minder ijs, hoe meer water dat
warmte op kan nemen, dus hoe warmer het wordt. En hoe warmer het wordt, hoe meer ijs er
smelt in een kortere tijd. De laatste tijd zien we voorspellingen van wetenschappers dat het
smelten van het ijs veel sneller gaat dan iedereen had aangenomen (zie ook onze inleiding)
Figuur 19: Hoeveelheid ijs
van 1885 tot de verwachte
hoeveelheid is in 2085
34
Het smelten van de ijskappen op zee zal naar verwachting nog niet direct grote gevolgen hebben
voor de zeespiegelstijging. Het water van het gesmolten ijs verspreidt zich namelijk over zo'n
groot gebied aan zee, dat er niet direct iets te merken is van een stijging van het water.
Maar het ijs in de zee is niet het enige ijs dat zal smelten door de temperatuursstijging van de
aarde. Er zijn ook nog gletsjers die bestaan uit ijs. Het smelten van gletsjers is vele malen
gevaarlijker dan het smelten van zee-ijs. Als een gletsjer smelt kunnen er in één keer grote
hoeveelheden water langs de berg naar beneden stromen. Een voorbeeld is Groenland. Midden
juli dit jaar scheen de zon op zijn felst in Groenland. Er was een temperatuur gemeten van 2,2˚C
boven nul, het hoogste ooit gemeten in Groenland voor de maand juli. Hierdoor smolt er meer ijs.
Minder ijs betekent minder weerkaatsing van het zonlicht, waardoor het dus warmer wordt. De
vicieuze cirkel gaat van start. Er stroomde elke seconde 3,5 miljoen liter water door de bedding.
Het is niet helemaal duidelijk waarom er zo veel water stroomde, maar wetenschappers denken
dat het te maken heeft met het afbrokkelen van grote stukken gletsjerijs. Deze hoeveelheid water
was het dubbele van wat er normaal aan smeltwater wordt gemeten. Deze gigantische
hoeveelheid smeltwater laat natuurlijk aardig wat schade achter. Het smeltwater van de
Russelgletsjer in Groenland denderde namelijk recht door een West-Groenlands dorpje heen.
Voor toeristen kan dit heel gevaarlijk zijn. Er zijn nogal wat mensen die het interessant vinden om
gletsjers en de kolossale ijsmassa’s te bezoeken. Maar door de opwarming van de aarde komen er
steeds meer risicogebieden bij waar de kans bestaat dat stukken gletsjer kunnen afbreken.
Reisorganisaties en gidsrondleidingen in dit soort gebieden zullen dus extra oplettend moeten
zijn en zich goed laten informeren over deze gevaarlijke gebieden. Veel meer gebieden zullen
gevaarlijker worden waardoor er minder plekken geschikt zullen zijn voor toeristen.
Uiteindelijk zullen alle gletsjers over de hele aarde verdwenen zijn, omdat ze zijn gesmolten. Voor
landen als Groenland, die best wel wat verdienen aan het gletsjertoerisme, is dit nadelig. Zij
verliezen dan een deel van hun inkomsten. Gelukkig liggen die gletsjers er voorlopig nog wel even
en hoeven landen als Groenland zich nu nog niet acuut zorgen te maken over dit probleem.
Door de zeespiegelstijging vallen er nu nog geen doden, maar onderzoekers houden rekening
met hele erge scenario’s. Gevolgen lijken op termijn niet uit te kunnen blijven, stijgingen van de
zeespiegel met 90 tot 160 cm worden door wetenschappers nog voor deze eeuw voorspeld. In
Nederland hebben we onze zaken nu wel op orde, maar andere landen in de wereld, die
economisch veel minder mogelijkheden hebben zullen de gevolgen hiervan ongetwijfeld gaan
ondervinden.
3.4 Verandering van de biodiversiteit en omgeving
Allereerst een definitie van het woord biodiversiteit. De biodiversiteit is de verscheidenheid aan
organismen. Dit zijn dus planten, dieren, maar ook schimmels en bacteriën. Biodiversiteit is een
begrip dat niet alleen over het leven op land, maar ook over het leven onderwater gaat. We
weten af van het bestaan van een aantal organismen die nagenoeg helemaal op de zeebodem
leven. Voor ons is dit wonderbaarlijk, omdat het hier heel koud is. De McMurdo Sound, een
zeestraat in de buurt van Antarctica, is zelfs zo koud op de bodem, dat er onder water een muur
van ijs te vinden is.
De biodiversiteit op aarde is belangrijk voor de mens. De mens eet bepaalde dier- en plantsoorten
of verwerkt ze in medicijnen. Daarnaast verhoogt de kans op natuurrampen als de biodiversiteit
af zal nemen. Die ene boom die al de grond op die schuine helling bij elkaar hield met zijn sterke
wortels is nu uitgestorven. Op de helling groeit nu een andere boom, maar zijn wortels zijn lang
niet sterk genoeg en bij de eerst volgende regenbui spoelt de hele helling weg. Het gevolg is een
allesverwoestende modderstroom. De gevolgen van een afnemende biodiversiteit zijn dus groot.
Biodiversiteit heeft ook weer invloed op de verspreiding van het toerisme.
35
Het uitsterven en afsterven van de verschillende soorten dieren en planten is iets natuurlijks. In de
geschiedenis van de aarde zijn meerder dieren uitgestorven, zoals de dodo en de dinosauriërs.
Echter, door menselijk toedoen versnelt dit proces. Uit metingen blijkt dat dit proces ongeveer
honderd keer sneller gaat, nu de mens veel aanpassingen doet in zijn omgeving. Onderstaande
grafiek laat de afname van de gehele populatie aan landsoorten, mariene soorten en
zoetwatersoorten zien. Met name de zoetwatersoorten zijn sterk afgenomen in aantal. Een
verklaring hiervoor is het lozen van afvalstoffen in rivieren en het toegenomen scheepsverkeer in
de rivieren.
Figuur 20: De afname van het aantal dieren die
behoren tot de landsoort, de mariene soort en
de zoetwatersoort
We weten nu dat de biodiversiteit sterker afneemt dan normaal, door toedoen van de mens.
Maar welke activiteiten zijn hier nou precies de oorzaak van?
Allereerst leidt klimaatverandering tot verandering van de omgeving op bepaalde hoogtes. Waar
voorheen regenwoud was, zal in de toekomst misschien wel een woestijn zijn. Dit voorbeeld is
erg extreem, maar laat wel goed zien hoe drastisch een bepaald gebied kan veranderen. Dit
proces gaat langzaam, zodat de dieren uit het regenwoud zich geleidelijk kunnen aanpassen aan
de leefomstandigheden in een woestijn. Dit wordt gedaan door de natuurlijke selectie. Het wordt
bijvoorbeeld steeds iets minder vochtig in het regenwoud. De aap uit de apenpopulatie die het
beste om kan gaan met een lagere vochtigheidsgraad zal makkelijker overleven en zich dus
makkelijker voortplanten. Hierdoor zal de nieuw geboren aap ook beter tegen een lagere
vochtigheidsgraad kunnen en zo ontstaat uiteindelijk de perfecte aap die in de woestijn zou
moeten kunnen overleven. Nogmaals, dit voorbeeld is erg extreem en zal naar alle
waarschijnlijkheid ook niet plaats gaan vinden in de toekomst. Het zal eerder gaan om kleine
veranderingen in de leefomgeving voor dieren, zoals de verandering van de flora. Sommige
dieren zullen nu ander voedsel moeten eten om in leven te blijven, misschien wel voedsel waar ze
helemaal niet op gebouwd zijn.
Daarnaast kan een leefomgeving ook plotseling veranderen. Hierbij moet men denken aan
plotselinge natuurrampen die een leefgebied in één klap verwoesten. Het duurt dan meestal een
tijd voor het leefgebied weer helemaal is hersteld zoals het eerst was. Hierdoor kunnen dieren
wegtrekken naar een ander gebied. Niet alleen het aantal dieren, maar ook de plaats waar zij zich
bevinden heeft namelijk te maken met de biodiversiteit. De spreiding van dieren wordt dus ook
anders door klimaatverandering.
Daarnaast heeft het gebruik van de grond door mensen ook invloed op de biodiversiteit. Kappen
mensen een heel bos om, zodat ze weer bomen hebben voor hout, dan zullen er niet veel dieren
in dat bos overblijven. Ze kunnen niet overleven in een gekapt bos en zoeken daarom een andere
plek op of gaan dood.
De mens kan de grond ook gebruiken als woonbestemming. Hoe meer mensen er bij elkaar
wonen in één gebied, hoe minder dieren er voor zullen komen. Dieren kunnen niet leven van
36
asfalt wegen en stenen muren. Vandaar dat in de steden ook veel groen te vinden is in de vorm
van parken en plantsoenen.
Nog een belangrijke factor voor het verdwijnen van dieren op bepaalde plaatsen is het overmatig
gebruik van meststoffen. Hierdoor komen er te veel nutriënten in de bodem, waardoor
bodemleven amper nog mogelijk is. Vooral van de nutriënten stikstof en fosfor zat veel te veel in
de bodem. In 1998 kwam hierom in Nederland het MINeralen AangifteSysteem (MINAS). Dit
systeem houdt alle inkomende en uitgaande mineraalstromen bij. Bedrijven die hier MINASplichtig zijn moeten hierom een boekhouding van al hun mineralen bijhouden. Brengen zij meer
mineralen de bodem in dan er weer uitkomen, dan moeten zij een heffing, een soort boete,
betalen. Zo hoopt het MINAS te voorkomen dat boeren te veel stikstof en fosfor de grond
inbrengen. In 2006 is het MINAS vervangen door een nieuw beleid. Het MINAS deed namelijk niks
aan de hoeveelheid nitraat in de bodem, maar alleen aan die van stikstof en fosfor.
In figuur 22 is te zien dat de invoering van het MINAS wel degelijk werkte, maar door het nieuwe
beleid dat in 2006 werd ingevoerd, nam het aantal nutriënten aan stikstof en fosfor nog meer af.
Figuur 21: Het overschot aan stikstof en fosfor in de landbouw
van 1970 tot 2010
Natuurlijk zijn er veel meer oorzaken van de versterkte afname van de biodiversiteit op te
noemen, maar het is niet relevant genoeg om deze allemaal één voor één bij naam te noemen.
Met bovenstaande voorbeelden moet een goed beeld te schetsen zijn over welk soort activiteiten
van de mens nou invloed hebben op de afname van de biodiversiteit.
Voor de toekomst wordt verwacht dat de ruimte die nodig is voor landbouwgrond zal toenemen,
omdat de menselijke bevolking toe zal nemen. Meer mensen betekent namelijk meer voedsel.
Verder gaan wetenschappers ervan uit dat het aantal bossen ook zal krimpen. Hierdoor zal de
biodiversiteit dus alleen maar meer afnemen in de toekomst. Uiteindelijk zal de mens nadelige
gevolgen ondergaan van het streven naar welzijn. Eerst kapt men bossen, zodat er hout en
ruimte is. Vervolgens bebouwt men de natuur voor meer woonplekken. En tenslotte wordt er
meer grond gebruikt om voedsel te verbouwen. Wat de mens dus eigenlijk doet is de ruimte van
de natuur in laten krimpen, waardoor er minder leefruimte is voor flora en fauna. Uiteindelijk
zullen er dus problemen ontstaan omtrent de schaarste van het voedsel dit zal ook invloed
hebben op het toerisme in bepaalde gebieden.
Om dit te voorkomen kan men een aantal dingen doen. Het aanwijzen van beschermde gebieden
is een goed begin. Er zijn al heel wat van dit soort gebieden over de hele wereld te vinden. Toch is
het moeilijk om deze gebieden te behouden en de ecosystemen daar allemaal intact te houden.
37
Voor je het weet gaat het alweer fout. Eén fabriek in de buurt van zo'n beschermd gebied en het
is al raak. Daarom moet de locatie van deze gebieden zorgvuldig uitgekozen worden.
Een tweede optie is het instellen van allerlei regels en beleidsvormen omtrent de biodiversiteit.
Het MINAS is hier een goed voorbeeld van. Het beste is om instellingen op te starten die zich hier
over bekommeren. Deze instellingen moeten het liefst op lokaal of nationaal niveau zijn. Zo weet
iedere instelling het meeste over zijn gebied, waardoor zij maatregelen kunnen treffen die
effectief zijn.
De laatste optie die hier gegeven zal worden is het beter informeren van het bedrijfsleven over
het belang van de biodiversiteit. Bedrijven kunnen dan intern maatregelen gaan treffen die
duurzamer zijn. Ook zijn bedrijven dan sneller geneigd om te investeringen in duurzame
ontwikkelingen, waardoor er sneller iets nieuws op de markt kan komen en ook daadwerkelijk
toegepast kan worden. Denk bijvoorbeeld aan duurzame landbouwmachines en dergelijke.
De mens versterkt dus de afname van de biodiversiteit over heel de wereld. Door menselijke
acties, zoals het kappen van bossen, nemen flora en fauna in aantal en verspreidheid af. Voor de
toekomst heeft dit alleen maar nadelige gevolgen voor de mens, zoals een gebrek aan voedsel.
Daarom wordt er tegenwoordig veel aandacht besteed aan het bevorderen van de biodiversiteit.
Dit gebeurt met behulp van instellingen en afspraken. Gehoopt wordt dat de biodiversiteit in de
toekomst minder snel zal afnemen door deze maatregelen. Voor het toerisme is het in ieder geval
erg belangrijk dat de biodiversiteit stand wordt gehouden. Vooral natuurlijk voor groentoerisme
dat wordt aangetrokken door mooie natuur, bijzondere diersoorten en de rust. We laten weer
een aantal recente nieuwsberichten over dit onderwerp zien die een relatie leggen tussen
biodiversiteit en toerisme.
‘Afname biodiversiteit dure grap’
Verlies van plant- en diersoorten kan Europa jaarlijks tot 1,1 triljoen euro kosten. Dat blijkt uit de
verschillende scenarios die de Europese Commissie presenteerde over het behoud van soorten na
2010. Het Wereld Natuur Fonds pleit voor scherpe maatregelen. De beschermde planten, dieren en
landschappen in Europa staan er niet goed voor. Landbouw, toerisme en de klimaatverandering
vormen de grootste bedreigingen’.
(http://www.changemagazine.nl/artikelen/kosten_afname_biodiversiteit) 26-01-10
‘Biodiversiteit levert 14,6 miljoen banen in Europa op’
Zeven procent van de Europese banen hangt af van ecosysteemdiensten. Deze vaststelling komt uit
een rapport over de sociale dimensie van het beleid inzake biodiversiteit, waar Natuurpunt de
aandacht op vestigt. Vooral landbouw en visserij zijn afhankelijk van biodiversiteit.
De Europese Commissie gaf, onder meer het Institute for European Environmental Policy (IEEP), de
opdracht om de sociale aspecten van biodiversiteit te onderzoeken, in het bijzonder de band met
tewerkstelling en de waarde van biodiversiteit voor kwetsbare plattelandsgemeenschappen. Volgens
Natuurpunt brengen dergelijke rapporten de link tussen economie en ecologie meer onder de
aandacht van beleidsmakers.
Invloed op welzijn mensen
Biodiversiteit heeft ontegensprekelijk een invloed op het welzijn van mensen. Biodiversiteit draagt bij
tot levensnoodzakelijke ecosysteemdiensten zoals schoner water en de bescherming tegen
natuurrampen. Het schept ook werkgelegenheid, zowel direct (boer of visser) als indirect
(bijvoorbeeld toerisme).
14,6 miljoen banen
In de EU zijn maar liefst 14,6 miljoen banen direct of indirect maar alleszins sterk afhankelijk van
ecosysteemdiensten. In ontwikkelingslanden gaat het zelfs over 927 miljoen arbeidsplaatsen, of 35
38
procent van het totaal’.
(http://www.natuurnet.nl/thema/artikel2969.html) 11-01-12
3.5 Landschapszones
Zoals we in Hoofdstuk 1 zagen zijn landschapzones erg belangrijk voor de woon- en
leefomstandigheden van mensen, dieren en planten. In iedere landschapszone werken er andere
natuurlijke processen, bijvoorbeeld verschil in neerslag of vegetatie. Door deze verschillen
worden menselijke manieren van leven beïnvloed. De landbouwzones waar we mee te maken
hebben zijn de tropische zone, de subtropische zone, gematigde zone, boreale zone, polaire zone
en arctische zone. De overgangen tussen de landschapszones lopen geleidelijk. Het klimaat heeft
zoals gezegd een erg grote invloed op deze landschapzones. Om een voorbeeld te geven, het
klimaat vertelt ons over de hoeveelheid neerslag en dus de mogelijkheid tot groei.
Klimaatverandering zal daarom enorme gevolgen hebben voor de landschapszones.
De landschapszones zijn geen vast gegeven
en veranderen constant. Het meest
duidelijke voorbeeld van het veranderen
van de landschapszones is die van tijdens
het pleistoceen. Tijdens het pleistoceen
wisselden glacialen en interglacialen zich
meerdere malen af. Tijdens een glaciaal kon
de julitemperatuur in Nederland soms wel
dalen tot een temperatuur van 10⁰C of soms
zelf onder de 5⁰C, deze temperatuur ligt
tegenwoordig rond de 17⁰C. Nederland
Figuur 22 Landschapszones verschuiven richting de polen
schoof dan van een gematigde zone naar
een polaire zone. Tijdens een interglaciaal schoven de zones weer terug zo als ze voorheen
waren. Door klimaatverandering zullen deze landschapszones opnieuw langzaam verschuiven. Bij
de verwachte opwarming van de aarde door het broeikaseffect zullen volgens wetenschappers
de landschapszones verschuiven richting de polen. Als dit het geval zal zijn dan zal Europa voor
een groot deel onder de subtropische zone vallen. Dit zal betekenen dat er in Europa in plaats
van gematigde land- en zeeklimaten in de toekomst te maken gaan krijgen met een Middellandse
zeeklimaat. Bij een Middellandse zeeklimaat is er sprake van warme, droge zomers met een
gemiddelde temperatuur van rond de 26⁰C en tijdens de winters wordt het gemiddeld niet kouder
dan 14⁰C. Doordat het minder zal gaan regenen krijgen we meer te maken met een mediterrane
plantengroei. In Zuid-Europa vreest men nog meer voor de toekomstige klimaatverandering en de
daardoor verschuivende landschapszones. Zuid-Europa zal nog sneller te maken krijgen met
extreme hitte, droogte, bosbranden en verwoestijning.
De verandering van de weersomstandigheden die zullen plaatsvinden in Europa heeft als gevolg
dat toeristen naar andere gebieden zullen gaan. De weersveranderingen van de bestemming,
maar ook die van de woonomgeving hebben hier een grote invloed op. Wanneer het in Nederland
rond de 26⁰C zal zijn in de zomer zullen veel minder Nederlanders op vakantie gaan ‘opzoek naar
beter weer’. Vaker zullen mensen vakantie gaan houden in eigen land. Landen in Zuid-Europa
zoals Frankrijk, Italië en Spanje zullen een stuk minder aantrekkelijk worden voor het toerisme.
Echter niet elke soort toerisme is even gevoelig voor de veranderingen die het klimaat
meebrengt. Natuurtoeristen zijn bijvoorbeeld gevoeliger voor klimaatverandering dan
cultuurtoeristen. Dit is logisch te verklaren omdat klimaatverandering de flora, fauna en het
landschap in een gebied zullen veranderen de steden zullen gewoon blijven zoals ze zijn.
Verandering van landschapszones zal er dus voor zorgen dat toeristen naar andere plaatsen zullen
gaan.
39
Hoofdstuk 4: Hoe kunnen we de (nadelige) gevolgen van klimaatverandering op
toerisme beperken?
In de vorige hoofdstukken hebben we geschreven over klimaat, klimaatverandering en de invloed
van klimaatverandering op het toerisme. In dit hoofdstuk gaan we beschrijven hoe de gevolgen
van klimaatverandering in Europa zoveel mogelijk kunnen worden beperkt. Klimaatverandering is
niet alleen in Europa een groot probleem, maar voor de hele wereld. Europa kan om deze reden
de gevolgen van klimaatverandering op het toerisme niet alleen oplossen. Klimaatverandering is
een wereldwijd vraagstuk en daarom moet samen een oplossing gevonden worden. Om de
gevolgen van klimaatverandering te beperken moet men zich er eerst bewust van worden. De
mensen en de politici moet de noodzaak zien er nu iets aan te doen. Voor deze bewustwording
zijn ook wetenschappers erg belangrijk.
We zagen al dat Al Gore, destijds vicepresident onder president Clinton van de VS, een film heeft
gemaakt over klimaatverandering. Als zo’n belangrijke man dit thema behandelt zullen veel
mensen geloven dat er echt iets aan de hand is en dus helpt dit bij de bewustwording. Steeds
meer mensen worden tegenwoordig bewust van de gevolgen van klimaatverandering. Zo wordt
jaarlijks rond 22 april de dag van de aarde ‘Earth Day’ gevierd. Dit is een dag met verschillende
activiteiten met als doel mensen bewust maken van de aarde en het leven op aarde. In de
Verenigde Staten is ‘Earth Day’ sinds 1970 een populair fenomeen en sinds 2004 krijgt deze dag
ook in Nederlands steeds meer bekendheid. Ook zijn er verschillende verdragen gesloten zoals
het Kyoto Protocol.
4.1 Op politiek gebied
We willen nu eerst bekijken hoe het onderwerp klimaatverandering de afgelopen jaren steeds
meer politieke aandacht heeft gekregen in de wereld.
4.1.1 Politieke geschiedenis van klimaatverandering
Rond het jaar 1900 zijn de eerste wetenschappelijke publicaties verschenen over het
broeikaseffect en de gevolgen daarvan voor de aarde. In de jaren vijftig van de vorige eeuw zijn
voor het eerst systematische metingen gedaan naar de uitstoot van koolstofdioxide (CO2). In
1972 volgde een internationale bijeenkomst, United Nations Conference on the Human
Environment, in Stockholm. Er werd een actieplan aangenomen waarin ondermeer was
opgenomen dat er wereldwijd meer metingen moesten plaatsvinden naar luchtvervuiling. In 1979
werd de eerste Klimaatconferentie gehouden. Het ging daar niet zozeer over klimaatverandering,
maar over luchtvervuiling. Luchtvervuiling was te meten en was daarmee te bewijzen,
klimaatverandering was nog meer een veronderstelling destijds. Tegenwoordig is vrijwel iedereen
het erover eens dat het klimaat echt aan het veranderen is en dat we daar snel iets aan moeten
doen. De wetenschap en politiek zijn hier dus nog maar kort mee bezig. Overheden kunnen door
goede politiek te bedrijven klimaatverandering beperken. Tegelijkertijd realiseert ieder land en
ieder continent zich dat het probleem wereldwijd moet worden aangepakt.
Nog een stukje geschiedenis. In 1988 werd de IPCC ingesteld (Intergovernmental Panel on Climate
Change). In 1988 nam de VN een resolutie aan, waarin klimaatverandering als serieus probleem
werd erkend. Inmiddels weten landen - en dat is ook internationaal uitgesproken - dat ze een
gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben met betrekking tot klimaatverandering. Ieder land
draagt hier verantwoordelijkheid voor en moet proberen klimaatverandering zoveel mogelijk
tegen te gaan, maar ieder land doet dit op zijn eigen manier. Dat heeft bijvoorbeeld te maken met
de cultuur, de economie en de geschiedenis van een land.
In november 1990 werd en Tweede Wereldconferentie inzake Klimaatverandering gehouden. De
IPCC bracht hier een rapport in waarin onder meer stond dat als er niets zou worden gedaan de
40
gemiddelde temperatuur van de aarde zou stijgen met 2 tot 5 graden Celsius. Vervolgens
ontstond politieke verdeeldheid in de wereld. De westerse landen waren economische gezien
natuurlijk veel verder dan andere landen. Maar de opkomende economieën willen natuurlijk
doorgroeien. De vervuiling en klimaatverandering komt, als we naar het verleden kijken, voor een
belangrijk deel uit de westerse landen en daarom vinden veel landen dat opkomende economieën
nu ook het recht hebben om door te groeien. Dat vinden die landen in ieder geval zelf ook.
Waarom hebben westerse landen het milieu wel mogen vervuilen en mogen nieuwe opkomende
economieën dat niet is dan hun vraag. Opkomende economieën willen dat het westen nu betaalt
voor hen.
In 1992 werd in Rio de Janeiro de UN Framework Convention on Climate Change getekend. Dit is
een belangrijk document in het kader van klimaatverandering en politiek. Dit Verdrag geeft aan
dat de klimaatverandering moet worden beperkt, zodat ecosystemen zich kunnen aanpassen, de
voedselvoorziening geen gevaar loopt en duurzame ontwikkeling kan plaatsvinden. Het verdrag
verplicht landen onder meer tot het voeren van een klimaatbeleid, samenwerking bij
wetenschappelijk onderzoek en duurzaam beheer van bossen. Dit Verdrag heeft als basis gediend
voor het latere Kyoto Protocol.
4.1.2 Kyoto Protocol
Het Kyoto Protocol werd in 1997 getekend. Het Verdrag is vernoemd naar de plaats (in Japan)
waar het is getekend. 37 landen verplichtten zich hun uitstoot van broeikasgassen in 2012 met
gemiddeld 5,2% te verminderen ten opzichte van 1990. Nederland moet 6% minder uitstoten.
Landen kunnen dit bereiken door binnenlands minder uit te storten, maar ook het reduceren in
het buitenland kan meetellen. Dit kan op drie manieren:
- emissiehandel. Elk land mag een bepaalde hoeveelheid CO2 uitstoten. Als een land de
binnenlandse maatregelen te duur vindt kan het emissierechten kopen in een ander land:
- Clean Development Mechanism (CDM). Met het CDM betalen landen met een CO2 doelstelling
voor projecten die de uitstoot van broeikasgassen beperken in ontwikkelingslanden.
Ontwikkelingslanden zelf hebben geen doelstellingen om CO2 te verminderen. Een voorbeeld is
zorgen voor herbebossing in een ontwikkelingsland. Dat mag je dan laten meetellen in je eigen
doelstelling.
- Joint Implementation. Daarbij werken twee landen die allebei een reductiedoelstelling hebben
samen aan projecten om de uitstoot te beperken in één van die twee landen.
Jaarlijks is er een conferentie van de landen die het VN-Klimaatverdrag hebben ondertekend. Een
belangrijke vraag is nu wat er moet gebeuren als het Kyoto Protocol eind 2012 afloopt. Er zullen
wereldwijd natuurlijk nieuwe afspraken over reductie van CO2 uitstoot moeten worden gemaakt,
die ook verder gaan dan wat er eerder is afgesproken. Er wordt onder andere ook gewerkt aan de
doelstelling dat de gemiddelde temperatuur op aarde met niet meer dan 2 graden mag stijgen.
Vanaf 2020 komt daarbij een speciaal fonds dat 100 miljard dollar per jaar ter beschikking stelt om
arme landen te helpen om klimaatverandering aan te pakken. Niemand weet echter nog waar dit
geld vandaan moet komen. Gelet op de huidige economische crisis is dit niet makkelijk op te
lossen. Verder zijn afspraken gemaakt om ontbossing tegen te gaan en over controles op
emissiereducties.
Bij de laatste klimaattop in Durban (Zuid-Afrika) is nog afgesproken dat er voor 2015 een nieuw
wereldwijd en bindend instrument moet zijn dat klimaatverandering tegen gaat.
In Durban is ook weer gesproken over het fonds dat er moet komen (Groenfonds) om
klimaatverandering aan te pakken. Daarbij gaat het bijvoorbeeld over stijging van de zeespiegel,
overstromingen en verdroging. Ook het bedrijfsleven kan een beroep doen op financiering vanuit
het klimaatfonds omdat ook zij kunnen bijdragen aan de verbetering van het klimaat.
Belangrijk voor de toekomst is ongetwijfeld ook wie de nieuwe president van de VS wordt. Met
de democraten aan de macht (Obama) is er waarschijnlijk meer mogelijk dan als de Republikeinen
(Romney) aan de macht komt.
41
4.1.3 Europese inzet bij klimaatverandering
Nu gaan we kijken wat Europa doet en kan doen aan klimaatverandering. Het Europees
Parlement was de eerste EU-instelling die de noodzaak zag om beleid te maken op het gebied van
klimaatverandering. Het Europees Parlement nam in 1986 een eerste resolutie aan over het
onderwerp klimaatverandering. In 1988 publiceerde de Europese Commissie haar eerste
mededeling over het onderwerp getiteld: “Het broeikaseffect en de Gemeenschap”. In lijn met
wat we eerder wereldwijd hebben gezien werd ook in Europa aanvankelijk ingezet om meer
wetenschappelijk onderzoek naar klimaatverandering te doen. Het moet namelijk eerst nog
aangetoond worden.
Vanaf 1988 kwam het onderwerp wel steeds nadrukkelijker op de agenda te staan en in juni 1990
kwam de Europese Raad bijeen om strategieën en doelen vast te stellen om de uitstoot van
broeikasgassen te verminderen. De besluitvorming van de EU werd versneld door de Tweede
Wereldconferentie inzake Klimaatverandering die in november 1990 werd gehouden. Er werd
toen politieke overeenstemming in de Europese Unie bereikt om de uitstoot van CO2 binnen de
grenzen van de Europese Unie in het jaar 2000 te stabiliseren op het niveau van 1990. Daarbij
werd ervan uitgegaan dat andere grote landen, die geen lid waren van de Europese Unie, zichzelf
deze verplichting oplegden. De afspraken om de CO2 uitstoot in 2000 te stabiliseren op het
niveau van 1990 zijn ook gehaald.
Europa heeft daarna niet stilgezeten. De landen van de Europese Unie hebben inmiddels
afgesproken om in 2020 in ieder geval 20% minder CO2 uit te stoten ten opzichte van 1990. Voor
Nederland is deze reductiedoelstelling vastgesteld op 16% in 2020 (ten opzichte van 2005). Europa
is ook actief in het zoeken naar alternatieve energiebronnen en bijvoorbeeld naar het zoeken van
oplossingen om CO2 op te slaan (ondergrondse opslag). Met de uitbreiding van de Europese Unie
zijn er steeds meer Europese landen die meedoen aan deze doelstellingen.
Inmiddels is ook afgesproken dat als er wereldwijd afspraken kunnen worden gemaakt over
vermindering van CO2-uitstoot Europa bereid is haar doelstelling te verhogen naar 30%
uitstootvermindering van CO2 in 2020. Dit soort afspraken zijn erg belangrijk om het probleem van
klimaatverandering aan te pakken. Samen kunnen we klimaatverandering veel makkelijker aan
dan een land alleen. Wij denken daarom ook dat deze nieuwe afspraken over CO₂ uitstoot waar
moeten worden gemaakt, maar we zijn ook van mening dat er meer van dit soort afspraken
moeten komen. CO₂ is, zoals eerder geschreven, namelijk niet de enige oorzaak van
klimaatverandering.
4.1.4 Nederlandse inzet bij klimaatverandering
Nederland doet altijd actief mee met internationale afspraken om klimaatverandering tegen te
gaan. Nederland is natuurlijk maar een klein land en kan alleen echt iets betekenen in
internationaal verband als het meedoet met andere landen. Nederland wil daarbij graag Europees
en wereldwijd samenwerken. Wel moeten doelstellingen haalbaar en betaalbaar zijn. Nederland
wil ook graag ontwikkelingslanden helpen bij het uitvoeren van acties die klimaatverandering
tegengaan. Hier is wel veel geld voor nodig. Helaas zijn er steeds meer politieke partijen die willen
bezuinigen op ontwikkelingshulp. En aangezien het ook economische niet goed gaat in Nederland
kunnen het bedrijfsleven en de burgers van Nederland ook steeds minder bijdragen aan het
welslagen van dit soort projecten. Toch is het belangrijk voor de toekomstige generaties dat we
zoeken naar oplossingen en daarbij goed samenwerken met andere landen in de wereld.
4.2 Op economisch gebied
Het zal duidelijk zijn dat alle afspraken die wereldwijd, Europees en in Nederland worden gemaakt
om klimaatverandering tegen te gaan niet primair worden gemaakt vanuit het oogpunt van het
toerisme. Het gaat er uiteindelijk om dat de wereld kan blijven functioneren. Toerisme is hierbij
wel een belangrijke factor er zijn namelijk landen die vrijwel geheel afhankelijk zijn van het
42
toerisme. Zoals we ook al in het hoofdstuk 1 hadden verteld sleept Europa ongeveer 50% van de
totale inkomsten aan het wereldwijde toerisme binnen. Hierdoor komt toerisme en
klimaatverandering dus heel dicht bij elkaar. In het komende stukje gaan we kijken naar de
belangen voor de economie dat klimaatverandering wordt aangepakt. En we kijken ook naar
oplossing die vanuit economisch oogpunt kunnen worden genomen.
4.2.1 Klimaatverandering en toerisme: enkele cijfers
De totale omvang van de toeristische sector wordt door het CBS in termen van bestedingen
geraamd op ongeveer 52 miljard euro (cijfers 2008). Van dit totaal heeft circa 71% (oftewel € 36,9
miljard) betrekking op bestedingen in Nederland (intern toerisme) terwijl het restant van € 14,8
miljard via het uitgaand toerisme van Nederlanders rechtstreeks afvloeit naar het buitenland. De
daarmee samenhangende werkgelegenheid bedraagt circa 400.000 banen. Met een aandeel van
ruim 4% in de totale werkgelegenheid levert toerisme daarmee een substantiële bijdrage aan de
Nederlandse economie. Ter vergelijking: het aantal werkzame personen in de toeristische sector
is bijvoorbeeld groter dan in de land- en tuinbouw of de banksector en het verzekeringswezen.
Verder is het toerisme nog steeds een groeimarkt.
Ook in Europa is het toerisme een belangrijke sector met grote economische belangen voor
werkgelegenheid, op sociaal gebied en voor het milieu. De laatste tientallen jaren is het toerisme
steeds belangrijker geworden, zowel voor ondernemingen als voor individuele personen. Het
toerisme is goed voor circa 5% van het bruto binnenlands product (BBP) van de Europese Unie. In
de logiesverstrekkende sector van de 27 landen van de Europse Unie werken 2,3 miljoen mensen;
in de hele toeristische sector van de EU-27 wordt het totale aantal banen op 12 tot 14 miljoen
geschat. Deze cijfers komen uit de officiële Europese statistieken.
Er wordt geschat dat circa 51,5 % van de bevolking van de 27 landen van de Europese Unie in 2010
toeristische activiteiten heeft ondernomen, dat wil zeggen in dat jaar ten minste één reis met ten
minste vier overnachtingen heeft gemaakt. Er zijn wel grote verschillen tussen landen. In Bulgarije
gaat het maar om 5,3 % van de bevolking, in Cyprus om wel 87,8 % van de bevolking.
Wat het aanbod betreft, wordt geschat dat in 2010 in de 27 landen van de Europese Unie bijna
204 000 hotels en dergelijke operationeel waren; er waren meer dan 256 000 andere collectieve
logiesverstrekkende bedrijven (zoals campings en vakantiewoningen). De hotels en dergelijke
hadden samen ruim 12,4 miljoen bedden, waarvan bijna de helft (46,2 %) in Italië (2,3 miljoen
bedden), Spanje (1,8 miljoen bedden) en Duitsland (1,7 miljoen bedden). In 2010 hebben
ingezetenen en niet-ingezetenen (buitenlanders) meer dan 1 500 miljoen keer in een hotel of
dergelijk logiesverstrekkend bedrijf in een van de 27 landen van de Europese Unie overnacht.
In 2010 was Spanje de meest bezochte toeristische bestemming in de Europese Unie voor nietingezetenen (buitenlanders), met 213,3 miljoen overnachtingen (23,2 % van het totaal voor de 27
landen van de Europese Unie). De drie meest populaire bestemmingen in de lidstaten voor nietingezetenen waren Spanje, Italië (167,8 overnachtingen) en Frankrijk (85,2 miljoen
overnachtingen). Samen zijn deze landen goed voor 50,7 % van de overnachtingen door nietingezetenen in de 27 landen van de Europese Unie. De minst populaire bestemmingen waren
Litouwen, Letland en Luxemburg.
Nog wat cijfers. Het economische belang van het toerisme kan worden afgelezen aan het aandeel
van de inkomsten uit internationaal toerisme in het BBP. In 2010 was dit aandeel het hoogst voor
Malta (13,2%) en Cyprus (9,5 %), wat laat zien hoe belangrijk het toerisme voor deze eilandstaten
is. In absolute cijfers waren de inkomsten uit internationaal toerisme in 2010 het hoogst in Spanje
(39 621 miljoen euro) en Frankrijk (34 939 miljoen euro), gevolgd door Italië, Duitsland en het
Verenigd Koninkrijk.
Dit soort cijfers worden binnen Europa bijgehouden. Er is een Europese richtlijn die lidstaten
hiertoe verplicht.
De Europese Unie is zoals we gezien hebben dus een belangrijke toeristische bestemming. Zes
43
van haar lidstaten behoren tot de top tien van vakantiebestemmingen in de wereld. Het toerisme
is een belangrijke economische activiteit in de Europese Unie en kan een positieve bijdrage
leveren aan de werkgelegenheid en economische groei als ook aan de ontwikkeling in
plattelandsgebieden en perifere of minder ontwikkelde regio's. Zoals we in vorige hoofdstukken
al duidelijk hebben gemaakt kan klimaatverandering ernstige gevolgen hebben op het toerisme.
In het Verdrag van Lissabon is het belang van het toerisme in Europa erkend. Uitdagingen voor
het toerisme zijn: de vergrijzing in Europa, de groeiende concurrentie uit de rest van de wereld,
de vraag van de consument naar meer gespecialiseerd toerisme en de noodzaak duurzamer en
milieuvriendelijker toeristische praktijken te ontwikkelen. Tegenwoordig wordt al veel beter gelet
op het duurzaam beheer van de bestemmingen en de bewustmaking van toeristen. Via
allerhande politieke instrumenten (wetgeving, heffingen, subsidies, afspraken e.d) wordt
geprobeerd de toeristische sector in stand te houden en duurzaam te maken. Daarbij speelt het
klimaat een steeds belangrijkere rol. Bedenk daarbij wel het volgende. Toeristen komen overal en
zullen zeker tegen de gevolgen van klimaatverandering aanlopen. Maar voor hen is het een
luxeprobleem, geen zaak van overleven, zoals voor de plaatselijke bevolking in sommige van de
door hen bezochte gebieden. Niet alleen politieke besluiten kunnen voor oplossingen zorgen van
het klimaatprobleem. We gaan nu kijken naar oplossingen vanuit economisch oogpunt.
4.2.2 Economische oplossingen
Om de invloed van de nadelige gevolgen van klimaatverandering op toerisme te doen dalen
kunnen er allerlei maatregelen door de overheden worden getroffen. Uit voorgaand stukje blijkt
dat hier op allerlei niveaus en met allerlei middelen aan wordt gewerkt.
Kijken we naar de economische kant, dan kunnen we met oplossingen komen in de vorm van
innovaties, onderzoeken en investeringen.
Voordat we oplossingen kunnen bedenken voor bepaalde problemen moet er eerst veel
informatie over de problemen zijn. Om dit verder uit te leggen nemen we eerst als voorbeeld het
bouwen van dijken langs de kust. Nederland is hier erg goed in, maar de zuidelijker gelegen
landen langs de kust zijn hier nog niet zo ver mee. Het idee van de dijk ontstond als een gedachte.
Deze gedachte wordt vervolgens perfect uitgetekend, zodat alle verhoudingen kloppen en de dijk
niet in zal storten. De dijk is nu eigenlijk een uitvinding. Om tot deze uitvinding te komen is er van
te voren echter wel onderzoek nodig. Denk aan zaken als hoe hoog kan ik de dijk maken zonder
dat deze instort. Hiervoor zullen testjes met modellen gedaan moeten worden. Is de uitvinding
eenmaal perfect en werkt deze goed, dan kan de uitvindingen worden toegepast in de
maatschappij. De uitvinding wordt dan een innovatie. Heeft het toepassen van de uitvinding in de
maatschappij nut, dan wordt de uitvinding uitgebreid of verbeterd. Bij de dijk werd dit gedaan in
de vorm van verhoging. Op een gegeven moment zag men echter in dat zo niet eeuwig
doorgegaan kon worden. Je kan niet eeuwig een dijk op blijven hogen. Daarom zijn er weer
nieuwe uitvindingen gedaan omtrent de dijk, dit keer niet in de hoogte, maar in de breedte.
Figuur 23: Een voorbeeld van een advertentie om
lid te worden van een organisatie die investeert in
de natuur
Nu we een aantal belangrijke begrippen rond het
economisch oogpunt hebben uitgelegd moet het
duidelijk zijn dat er voor het hele proces van
gedachte tot innovatie veel geld nodig is. Dit geld
komt deels van de overheid. De overheid voert
namelijk een klimaatbeleid. Toen het
klimaatrapport van de VN op 6 april 2007 in Brussel
verscheen, besloten een aantal Nederlandse
ministers dat het noodzaak was om een dergelijk
beleid te voeren. Niet alleen om nadelige gevolgen
te voorkomen, maar ook om sneller aan te kunnen
passen aan de nieuwe omstandigheden. Een ander
44
deel van het geld komt van het bedrijfsleven. Bedrijven moeten echter wel gestimuleerd worden
om te investeren. Het laatste gedeelte van het geld komt van de burger. Deze worden via
advertenties en reclames gelokt om lid te worden van een fonds dat bijvoorbeeld de natuur
beschermt. Deze leden betalen dan om de zoveel tijd een bepaald bedrag.
Wanneer er genoeg geld is voor een onderzoek, kan er gezocht worden naar een oplossing van
een probleem in de vorm van een uitvinding. Het uitvinden van de prefecte oplossing kan wel
enkele jaren duren. Wanneer dan eindelijk iets is uitgevonden wat mogelijk voor een oplossing
kan zorgen moet worden gekeken naar de effectiviteit van de uitvinding als deze wordt
toegepast in de maatschappij. Dit kun je beredeneren door te kijken hoeveel de schade minder of
voorkomen wordt. Je moet in je achterhoofd houden dat maatregelen nemen alleen nut heeft als
de kosten hiervan lager zijn dan de kosten van eventuele schade. Althans, dit is wat sommige
mensen denken. Anderen kijken naar de schade op lange termijn. Door nu maatregelen te nemen
voorkomen en/of verminderen we schade voor de toekomstige generaties. De toekomstige
generaties worden zo geholpen, omdat een deel van de maatregelen al getroffen is. Over het
algemeen wordt gedacht dat de meeste maatregelen wel effectief zijn. Ook al dragen ze maar
een klein beetje bij. Iets is immer beter dan niets.
Natuurlijk kunnen welvarende landen meer doen via hun economie dan ontwikkelingslanden.
Bedrijven in ontwikkelingslanden hebben geen geld over om te investeren in onderzoeken, terwijl
bedrijven in welvarende landen dit wel hebben. Daarom worden ontwikkelingslanden geholpen
door allerlei acties of bedrijven uit de ontwikkelde economieën. Zo wordt ontwikkelingslanden
ook nog een kans geboden om te vechten tegen de klimaatverandering.
Op onderstaand kaartje is goed te zien welke landen een welvarende en welke landen een minder
welwarende economie hebben. De landen waar het aantal verleende patenten per miljoen
inwoners hoog is, hebben veel uitvindingen gedaan die nu ook worden toegepast in de
maatschappij. Een patent is een bewijs dat iemand kan aanvragen op een uitvinding of product
zodat alleen hij het recht heeft dit te produceren en verkopen. Wanneer iemand anders dit toch
doet is deze strafbaar. Er is duidelijk te zien dat de VS, Europa en Japan het goed doen.
Figuur 24: Aantal verleende patenten per miljoen inwoners
Het kaartje hieronder toont de economisch sterke en zwakke landen. De groene landen zijn sterk
en de donkeroranje landen zijn het zwakst. Als je bovenstaande en onderstaande kaarten
vergelijkt, valt op dat de economisch sterke landen ook veel verleende patenten per miljoen
inwoners hebben. Dit bewijst dus dat er meer uitvindingen en innovaties plaatsvinden in de
economisch ontwikkelde landen. Als we de gevolgen van klimaatverandering vanuit economische
oogpunt willen beperken is het belangrijk dat we te maken hebben met sterke economieën.
45
Figuur 25: Kaart van de economisch sterke en zwakke landen in de wereld
De ontwikkelde landen hebben vanuit economisch oogpunt dus meer kans om zichzelf te
beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering dan de ontwikkelingslanden. Dit komt
simpelweg door het feit dat er in ontwikkelingslanden te weinig geld is om te investeren of
onderzoek te doen. Daarom is het belangrijk dat ontwikkelde landen projecten starten in
ontwikkelingslanden. Het is beter om de projecten daar daadwerkelijk uit te voeren dan alleen
geld te sturen naar het land en het land zelf een project uit te laten voeren omdat veel
ontwikkelingslanden corrupt zijn. Het geld komt bij rechtstreeks investeren direct bij het goede
project terecht. Vandaar dat ontwikkelde landen vaak mensen naar het ontwikkelingsland sturen,
zodat het werk ter plekke gedaan kan worden en er zekerheid is dat er geen geld
achtergehouden wordt door de (corrupte) overheid.
De economie van een land kan dus wel degelijk bijdragen aan het verminderen van de nadelige
gevolgen van de klimaatverandering. Niet alleen door middel van investeren, onderzoek en
innovaties in eigen land, maar ook door hulp te bieden aan het buitenland. Zoals we hebben
kunnen zien is Europa een sterk economisch land en kan het dus ook hulp bieden aan
ontwikkelingslanden. Volgens ons is het belangrijk dat dit nog meer zal gaan gebeuren. Zoals we
eerder al hebben geschreven staan we veel sterker als we met de hele wereld het probleem van
klimaatverandering proberen op te lossen en niet slechts met een aantal landen.
4.3 Op demografisch gebied
Zoals we hebben gezien zijn vanuit politiek en economisch oogpunt oplossingen te bedenken die
het probleem ‘klimaatverandering’ moeten beperken. Kijken we echter vanuit een demografisch
oogpunt dan is het belangrijk oplossingen te vinden waardoor de gevolgen van het probleem
zoveel mogelijk worden beperkt. We lossen zo het probleem zelf zo dus niet op. We bekijken
vanuit demografisch oogpunt naar de bevolking van probleemgebieden. We kijken hierbij naar de
spreiding en het aantal bewoners in gebieden. De oplossingen die op demografisch niveau
gemaakt kunnen worden hebben te maken met het verkleinen van het risico dat
klimaatverandering met zich meebrengt. Wanneer er bijvoorbeeld veel mensen wonen in een
gebied dat gevoelig is voor een natuurramp dan zullen tijdens zo’n natuurramp veel meer
slachtoffers vallen dan wanneer mensen wegtrekken uit deze gebieden. Ook in toeristische
gebieden zal daar veel meer rekening mee moeten worden gehouden. Op demografisch gebied
kunnen afspraken gemaakt worden over het bouwen buiten risicogebieden en het verkleinen van
de risico gebieden. Deze oplossingen zullen we gaan beschrijven.
Eén van de oplossingen om de nadelige gevolgen van de klimaatverandering te beperken is het
46
bouwen buiten de risicogebieden. Dit geldt voor woningbouw, kantoorbouw, maar ook voor de
toeristische bouw, zoals hotels en appartementencomplexen. Voor gebieden die op de breuk
tussen twee tektonische platen liggen, betekent dit dus dat daar niet gebouwd moet worden,
omdat de kans op aardbevingen hier relatief groter is dan op andere plekken. De landen in Europa
hebben niet veel te maken met dit soort gevallen, maar er zijn een aantal uitzonderingen. Zo
loopt er een breuk ten zuiden van de Pyreneeën. Spanje zal er dus voor moeten zorgen dat hier in
de toekomst geen of aardbevingsbestendige gebouwen komen te staan. Voor het toerisme is het
dan ook veiliger naar dit soort gebieden te gaan. De breuk bij Spanje is overigens niet één van de
gevaarlijkste breuken, omdat de twee bijbehorende platen allebei in dezelfde richting bewegen.
Daarnaast grenzen er nog twee platen bij Italië. Op onderstaand kaartje is duidelijk te zien dat
deze grenslijn ongeveer verticaal door heel Italië gaat. Nou loopt er op die grenslijn wel precies
een gebergte, de Apennijnen waar we veel bergtoerisme vinden. Italië zal hierdoor rekening
moeten houden met eventuele gevaren van deze grenslijn.
Figuur 26: Platentektoniek in Europa
Overige landen, die geen last hebben van de platentektoniek, kunnen alsnog wel risicogebieden
hebben. Een ander voorbeeld is bijvoorbeeld een steile helling waar geen of weinig bomen staan.
Dit kan erg gevaarlijk worden bij toename van zware regenval. Er zijn dan geen of te weinig
boomwortels die de grond vast kunnen houden, waardoor er modderstromen kunnen ontstaan.
Gebieden met grote overstromingskansen of actieve vulkanen zijn ook voorbeelden van
risicogebieden.
Wanneer er ruimte of geldtekort is om alles buiten de risicogebieden te bouwen is een oplossing
om het risicogebied te verkleinen. Dit vindt indirect plaats via wetgeving. De wet bepaalt
bijvoorbeeld hoe groot het risico in een bepaald gebied mag zijn en aan de hand van die richtlijn
worden er maatregelen getroffen. Deze maatregelen kunnen alsnog erg kostbaar zijn, daarom
verschilt de aanpak omtrent risicogebieden ook per land. Een voorbeeld van het verkleinen van
een risicogebied is het planten van volgroeide bomen op een hellingen. Hierdoor wordt een
47
eventuele modderstroom voorkomen. Er kan na het treffen van de maatregel dan begonnen
worden aan de bouw van toeristische plekken.
Nog een oplossing is het verkleinen van het risico zelf. De klimaatverandering wordt dan als het
ware tegengegaan. Het plaatsen van bomen op een helling valt hier eigenlijk ook onder. Maar
waar we meer op doelen is het begrip hazard management. In Japan wordt hier al veel gebruik
van gemaakt, maar wat kan Europa er mee?
48
Hoofdstuk 5: Wat voor gevolgen heeft toerisme in Europa?
5.1 Ruimte en infrastructuur
In Europa komt veel toerisme voor. Met name Europeanen reizen graag binnen Europa, omdat er
zo'n diversiteit aan grote steden, landen, culturen en architectuur is. Verder zijn er ook nog
toeristen die van verder komen, bijvoorbeeld vanuit Amerika. Dit toerisme vergt veel van Europa.
Niet alleen ruimte, maar ook overvolle wegen tijdens de vakanties, onnodig waterverbruik en
milieuvervuiling.
Laten we beginnen met de ruimte die het toerisme inneemt. Ten eerste moeten er
vakantieparken, hotels en campings zijn. Vervolgens moeten deze overnachtingplaatsen ook
goed bereikbaar zijn. Er zullen namelijk mensen met een caravan achter hun auto langskomen.
Dan moeten de wegen wel goed geasfalteerd zijn. Voor bepaalde gebieden kan deze verandering
van het grondgebruik erg ingrijpend zijn. Wordt er een All Inclusive hotel gebouwd, dan zal daar
aardig wat ruimte voor nodig zijn. Er wordt dan geen rekening gehouden met het verlies van de
flora en fauna in dat gebied, omdat de opdrachtgever van de bouw alleen maar gebaat is bij
winst.
Doordat voorzieningen goed bereikbaar moeten zijn, neemt de infrastructuur dus toe. Hiermee
wordt bedoeld dat er meer wegen komen en/of dat de wegen verbeterd worden. Dit zal als
gevolg hebben dat er ook een aantal grote parkeerplaatsen komen.
De infrastructuur kan op verschillende manieren worden verbeterd. De eerste manier is het
(opnieuw) asfalteren van wegen. Hierdoor rijdt men sneller over de wegen en zijn de wegen ook
goed begaanbaar. De tweede manier is door het aanleggen van ingewikkelde infrastructurele
netwerken. Denk bijvoorbeeld aan knooppunt Hoevelaken in Nederland. Nou is dat knooppunt
nog niet eens zo heel erg ingewikkeld. In Texas, Amerika, is er een knooppunt genaamd het High
Five-knooppunt, dat vele malen groter en ingewikkelder is. Als je onderstaande afbeeldingen
vergelijkt is duidelijk te zien dat er bij het High Five-knooppunt veel meer wegen kruisen dan bij
het knooppunt Hoevelaken.
Figuur 27: Knooppunt Hoevelaken en het High FiveKnooppunt. Beide ingewikkelde infrastructurele netwerken
49
Met de verbeteringen van de infrastructuur is geen enkel land nog in staat geweest om het
fileprobleem volledig op te lossen. Want files zijn ook één van de gevolgen van het toerisme in
Europa. Er zijn verbredingen van wegen uitgevoerd en in Duitsland mag je zelfs 130 km/u rijden.
Deze maatregelen hielpen uiteraard wel iets tegen het fileprobleem, maar nog steeds komen er
files voor. Van de Nederlandse partij GroenLinks liggen er daarom nu ideeën voor de
kilometerheffing. Dit is een heffing op elke gereden kilometer. De automobilist betaalt dus een
bedrag per gereden kilometer in plaats van de automobilistenbelasting. Naast deze heffing wil
GroenLinks nog veel meer belastingen omtrent het autorijden verhogen. Zij beloven het
fileprobleem zo met ongeveer 60% terug te dringen. De vraag is echter of de automobilist er wel
zoveel geld voor over heeft om op een filevrije weg te rijden. Verder is het een probleem dat niet
iedere politieke partij als eerste geld wil stoppen in dit soort zaken. Ook problemen als de
woningmarkt en de zorg schreeuwen bijvoorbeeld om geld.
Wordt dit beleid daadwerkelijk doorgevoerd, dan zullen veel mensen niet meer met de auto op
vakantie gaan. Er zullen dan meer vliegreizen geboekt worden. Ook dit is niet bevorderlijk voor
het milieu. Een vliegtuig gebruikt bijna 3 liter meer aan brandstof per 100 kilometer per persoon
dan een auto. Er vindt op deze manier dus veel meer uitstoot plaats.
Figuur 28: Brandstofgebruik per 100
km per persoon weergegeven met
verschillende voertuigen
Eerder zagen we al wat de gevolgen van het versterkt broeikaseffect waren. Deze extra uitstoot
helpt natuurlijk ook mee aan het versterkt broeikaseffect. Files zijn dus niet erg bevorderlijk voor
het klimaat. Maar ook het aanleggen van zoveel asfalt en wegen is niet echt goed. De ruimte die
wordt ingenomen verstoot ten eerste delen van de flora en fauna. Sommige planten en dieren
moeten wel blijven in dit gebied. Een voorbeeld is dat wanneer bomen op helling worden gekapt,
voor bijvoorbeeld een viaduct, de kans dat bij een heftige regenbui de grond wordt wegspoelt
wordt vergroot. Daarnaast heeft asfalt ook nog eens een laag albedo, omdat het donker van kleur
is. Hierdoor worden de zonnestralen niet voor het grootste deel teruggekaatst, maar voor het
grootste deel omgezet in warmtestralen. Dit help weer bij de opwarming van de aarde.
5.2 Waterverbruik
Naast deze problemen brengt het toerisme ook veel onnodig waterverbruik met zich mee. In de
welvarende landen wordt sowieso al veel water verspilt aan douchen, kleine wasjes tussendoor
en het te vaak aanzetten van een halflege vaatwasser. Binnen een huishouden moet men betalen
voor de hoeveelheid elektriciteit, gas en water die wordt gebruikt, maar op vakantie betaal je hier
meestal een vast bedrag voor en kan je onbeperkt gebruik maken van de watervoorziening. Het
komt dan ook vaak voor dat men twee keer per dag onder de douche stapt op vakantie, dit geldt
natuurlijk helemaal in een warm land.
Daarnaast wordt er ook nog water gebruikt voor de zwembaden. Soms zijn de buitenbaden ook
nog eens verwarmd. De hele dag moet het water dan op temperatuur gehouden worden, dit kost
aardig wat energie. Het betreft dus niet alleen het overmatige watergebruik, maar ook het
overmatige energieverbruik.
Het water wordt niet alleen gebruikt voor menselijke behoeftes, maar ook om afval in te dumpen.
Hierdoor raakt het water zo vervuild dat het te kostbaar is om het water nog te zuiveren voor
50
drinkwater of waswater. Gelukkig is de vervuiling van het water sinds 1970 al een heel stuk
afgenomen. Dit komt door allerlei wetgeving. In Nederland is de vervuiling ook sterk afgenomen.
Er zijn ook een heleboel waterzuiveringsinstallaties bijgekomen. Volgend figuur laat duidelijk zien
waar het vervuilde water zich in 1970 bevond en hoe dat in de tijd tot 2000 is veranderd.
Figuur 29 Watervervuiling in Nederland in 1970 en 2000
Maar wat zijn nou echt de gevolgen van dit overmatige waterverbruik en die vervuiling?
Om dit te achterhalen moet je allereerst beseffen dat water schaars is. Ongeveer 70% van de
aarde bestaat uit water. 97% hiervan bestaat weer uit zout water, te vinden in de zeeën. De rest
van het water is zoet. Dit zoete water is weer voor 69% opgeslagen in de ijskappen en 30% in de
bodem. Uiteindelijk blijft er dus een heel klein percentage van de totale hoeveelheid water op
aarde over wat bruikbaar is voor de mens. Dit percentage ligt ongeveer rond de 0,26% van al het
zoetwater.
Doordat het aantal toeristen toeneemt, neemt het waterverbruik ook toe. Een aantal zaken
springen er uit als het gaat om waterverbruik. Golfbanen, spa's, zwembaden, de besproeiing van
tuinen en het wassen van lakens en handdoeken kosten het meeste water op de
vakantievoorzieningen.
Maar wat zijn hier nu de gevolgen van? Er is meer water nodig en daarom wordt er steeds meer
water uit de grond gehaald. Dit wordt aangeduid met de term: overexploitatie van het
grondwater. Hierdoor daalt het grondwaterniveau waardoor het ecosysteem in dit gebied
aangetast wordt. Bepaald bodemleven zal hier bijvoorbeeld niet meer kunnen leven. Deze
overexploitatie vindt plaats in gebieden met moerassen, bossen en rivieren. Deze drie hebben
hier allemaal onder te lijden.
Daarnaast vindt het ook plaats langs de kust. Hier is het nadeel echter nog groter, want als hier
het grondwaterniveau daalt, kan er zout water de grond binnen dringen. Het zoute water is
zwaarder, waardoor het naar de bodem zakt. Het zoete water blijft hier dan bovenop liggen. Het
51
is nagenoeg onmogelijk om dit proces terug te draaien en het zoute water weer uit de bodem te
krijgen.
Figuur 30: Overexploitatie van grondwater in Europa, 2005
Op bovenstaand kaartje is duidelijk te zien dat er vooral overexploitatie van het grondwater te
vinden is in de toeristische landen, zoals Portugal, Spanje en Italië.
Wat ook al even kort besproken is, is de vervuiling van het water die toerisme met zich mee
brengt. Het zoete water dat hotels gebruikt hebben, wordt voor een deel als afvalwater
afgevoerd. Dit deel kan oplopen tot 95% van het zoetwater van hotels. Doordat er in het
buitenland vaak slechte riolering is, komt dit water via rivieren in zee terecht. Als de rivieren
vervuild zijn, is het bodemwater rond de rivier ook vervuild, doordat een deel van het rivierwater
de oeverbodem in trekt. Deze vervuiling kan een groot deel van het landschap verpesten,
waardoor het voor toeristen weer minder aantrekkelijk wordt. Maar ook flora en fauna zal dit niet
aantrekkelijk vinden. Flora en fauna trekken weg uit deze gebieden waar de grond vervuild is. Wat
hier de gevolgen van zijn is al meerdere malen besproken.
Het Europese land dat als eerste te maken had met waterproblemen was Spanje. In 1978 waren er
daar al problemen met de watertoevoer. In 2008 werd het zelfs zo erg dat in Barcelona werd
verboden om een zwembad met kraanwater te vullen of om de auto te wassen. Er was een
enorm te kort aan water door de droogte. Het idee was om water aan te laten voeren met
schepen. Dit is uiteindelijk niet nodig geweest doordat het een maand later goed ging regenen.
5.3 Milieuvervuiling
Toerisme brengt ook veel milieuvervuiling met zich mee. De meest voor de handliggende
milieuvervuiling is natuurlijk het op straat gooien van verpakkingen. Voor deze vorm van
milieuvervuiling is al een oplossing. Op een toeristisch strand staan namelijk genoeg
prullenbakken en lopen er genoeg schoonmakers rond die de stranden mooi schoon houden en
er alsnog voor zorgen dat het afval in de afvalbakken terecht komt. Was dit echter niet het geval,
dan zou het afval nog jaren rondzwerven op de straat. Het duurt een aantal jaar voordat zo'n
verpakking volledig verteerd is. Daarnaast brengt afval schadelijke stoffen met zich mee die niet
goed zijn voor de bodem.
Eén van de andere vormen van milieuvervuiling veroorzaakt door toerisme is al eerder aan bod
gekomen. Namelijk de uitstoot van broeikasgassen door auto's en vliegtuigen. De gevolgen
hiervan zijn wereldwijd merkbaar. Door uitstoot van broeikasgassen komen er steeds meer
52
deeltjes in de atmosfeer. Deze deeltjes houden de zonnewarmte vast, waardoor de aarde
geleidelijk aan steeds verder opwarmt.
Nog een vorm van milieuvervuiling heeft te maken met al de extra productie die het toerisme met
zich mee brengt. Er wordt meer geconsumeerd op vakantie, dus zal er ook meer geproduceerd
moeten worden. Productieprocessen brengen nu eenmaal vervuiling met zich mee.
Toerisme heeft dus veel invloed op een land. Het gebruik van de grond verandert, omdat er
gebouwen zoals hotels moeten komen. Ook komen er meer recreatieplekken. De mensen die hier
komen vervuilen de natuur. Het reizen naar de vakantiebestemming brengt ook veel schade met
zich mee. Auto's en vliegtuigen, de twee meest gebruikte vervoersmiddelen om mee op vakantie
te gaan, stoten veel broeikasgassen uit. Verder wordt er ook veel meer water en energie
verbruikt, want toeristen zijn toch hun luxe van thuis gewend en verwachten dit ook op vakantie.
De vervuiling van het water is gelukkig al een veel kleiner probleem dan vroeger (in Nederland
dan), maar het komt nog steeds wel voor. Het land en het landschap moet zich dus aardig sterk
houden om al deze toeristen op te vangen. Vaak ziet de overheid er alleen maar het positieve van
in, omdat het toerisme toch een inkomstenbron blijft. Er zal gekeken moeten worden naar de
kosten die het toerisme met zich meebrengt en het bedrag dat het toerisme weer opbrengt.
Landen passen best veel zaken aan om het de toeristen naar de zin te maken. Dit gebeurt vooral
in landen waar het toerisme één van de grootste inkomstenbronnen is. Overheden moeten zich
afvragen in hoeverre het effectief is om geld uit te geven aan het trekken van toeristen en vanaf
welke grens het toerisme te veel nadelen met zich meebrengt voor het land zelf.
In het volgende hoofdstuk wordt onder andere voor al deze nadelige gevolgen die toerisme met
zich meebrengt een aantal oplossingen gegeven. En verder wordt ingegaan op het reduceren van
de CO2-uitstoot en het waterverbruik, het toepassen van wetgeving om toerisme milieuvriendelijk
te maken, en duurzaam toerisme. Stuk voor stuk oplossingen die kunnen helpen om de invloed
van toerisme op het klimaat te verminderen.
53
Hoofdstuk 6: Hoe kunnen de negatieve gevolgen van toerisme worden beperkt?
Nu we hebben gezien wat voor negatieve gevolgen het toerisme heeft in de Europese landen en
op het klimaat moeten we gaan kijken naar oplossingen. Hoe kunnen we deze negatieve
gevolgen van het toerisme op het klimaat zoveel mogelijk beperken? We kunnen de uitstoot van
broeikasgassen verminderen en we kunnen het watergebruik verbeteren. Echter volgens ons is
de beste oplossing om in heel Europa aan duurzaam toerisme te gaan doen. Op die manier
belasten we het klimaat en het milieu het minst. Het toerisme kan ook een steentje bijdragen aan
het verminderen van de Co2 uitstoot en daarmee kan klimaatverandering worden beperkt. Deze
drie oplossingen gaan we nu uitwerken.
6.1 Uitstoot verminderen
Onder uitstoot verminderen verstaan we niet alleen de uitstoot van voertuigen, zoals vliegtuigen
en auto's, maar ook de uitstoot van huishoudens en fabrieken. Voor het toerisme zijn de uitstoot
van huishoudens en fabrieken minder relevant dan de uitstoot van de voertuigen. Dé manier om
naar de vakantiebestemming te komen is namelijk per vliegtuig of auto. Men zou kunnen zeggen
dat de uitstoot van fabrieken ook wel onder de toeristische uitstoot te plaatsen valt, omdat
fabrieken nu eenmaal goederen maken die nodig zijn op vakantie. Denk hierbij bijvoorbeeld aan
koelboxen of minikoelkastjes voor op de camping.
Koelboxen en koelkasten kunnen cfk's bevatten. Dit zijn chloorfluorkoolwaterstoffen die men
vroeger gebruikte als koelvloeistof in de koelkast of koelbox. Zoals we eerder al hebben verteld is
het tegenwoordig bij de wet verboden om cfk’s in apparaten te gebruiken, omdat het één van de
meest aantastende broeikasgassen is. In 1995 kwam er al een productieverbod op cfk's in Europa.
Dit verbod werd in 2001 aangescherpt door ook de export van cfk-bevattende producten te
verbieden. In Nederland was dit verbod er overigens al vanaf 1999. Het is ook mogelijk om
koelkasten te recyclen. De cfk's worden dan uit het isolatiemateriaal van de koelkast gezogen.
Het isolatiemateriaal kan hierna gewoon opnieuw worden gebruikt. De cfk's worden vervolgens
door menselijk toedoen afgebroken, zodat ze geen schade meer kunnen aanrichten. Het
verbieden van cfk's is dus een duidelijk voorbeeld dat overheden door middel van wetgeving de
mate van aantasting van het milieu deels kunnen beïnvloeden. Deze wetgeving geldt alleen in
Europa. Wereldwijd zijn er ook wel een aantal afspraken gemaakt, maar deze zijn niet zo radicaal
als in Europa. Om de uitstoot van cfk's dus nog meer te verminderen, zullen er wereldwijd betere
afspraken moeten komen en het individu moet bereid zijn om de koelkast te laten recyclen.
Het enige nadeel is dat er nog steeds oude koelkasten in omloop zijn waar nog wel cfk's in zitten.
Daarnaast zitten er nog steeds cfk's van voor het verbod in de atmosfeer. Het zal lang duren tot
ook deze volledig weg zijn. Om deze reden tasten cfk's hoog in de atmosfeer nog steeds de
ozonlaag aan. Hier kan de mens niks meer aan doen. Op onderstaande figuur is het cfk-verbruik
over heel de wereld gezien. Over het algemeen kan worden gezegd dat het cfk-gebruik in armere
landen hoger ligt dan in rijkere landen. Dit is ook logisch te beredeneren aangezien zij niet genoeg
geld hebben om de geschikte apparatuur de kunnen betalen. In rijkere landen zijn er zoals ook in
Europa, wetten aan cfk’s vastgelegd.
Figuur 31: Het cfkverbruik over de
hele wereld
54
Om de uitstoot van auto- en vliegverkeer te reduceren wordt een stuk lastiger. Bijna iedereen die
in een welvarend land woont, bezit namelijk een auto. Er zijn al allerlei voordelen aan het reizen
met het openbaar vervoer, maar toch maken maar weinig mensen hier een dagelijks gebruik van,
mede omdat het duur is en de dienstregeling is niet altijd even betrouwbaar. Openbaar vervoer
wordt wanneer mensen op vakantie gaan dan ook relatief weinig gebruikt.
De wetgeving kan wel weer voor oplossingen zorgen. Zo heeft in Europa elk lidstaat een
bepaalde hoeveelheid broeikasgassen die maximaal uitgestoten mag worden. Voor sommige
landen betekende dit dat er autoloze dagen kwamen of dat de ene dag alleen even
nummerborden en de andere dag alleen oneven nummerborden mochten rijden. Dit is natuurlijk
niet ideaal, omdat in deze moderne tijden iedereen mobiel wil zijn. Om het probleem van de
maximumuitstoot op te lossen doen veel landen dan ook aan emissiehandel. Dit houdt in de
landen die niet aan hun maximumuitstoot komen de overige uitstoot kunnen verkopen aan
landen die over hun maximum uitstoot heen gaan.
Er zijn ontwikkelingen gaande om schonere auto’s te maken. Bijvoorbeeld auto’s die op
elektriciteit of waterstof rijden. Toch zijn deze ontwikkelingen nog lang niet ver genoeg om dit
soort auto’s voor iedereen beschikbaar te maken. Voor veel mensen zijn dit soort auto’s veel te
duur. Ook zijn veel landen nog niet op dit soort nieuwe technieken ingesteld. Zo zullen er
oplaadpunten nodig zijn voor elektrische auto’s. Op dit moment zijn er nog maar weinig van dit
soort oplaadpunten. Er moet daarom eerst nog meer in dit soort nieuwe ontwikkelingen
geïnvesteerd worden voordat het echt voor veranderingen kan gaan zorgen.
Verder zijn er ook nog auto's die op zonne-energie rijden. Deze zijn niet in gebruik door de
normale mens, maar ze zijn er al wel. Zo is er bijvoorbeeld een keer een raceauto op zonneenergie gaan rijden. Of dit ook in elk land zinvol is, is nog maar de vraag. Niet in elk land is het
altijd even zonnig en als je op het punt staat om op vakantie te gaan wil je toch wel dat je auto
genoeg energie heeft om een eindje mee vooruit te komen.
Voor vliegtuigen is de bekendste uitstoot beperkende maatregel het duurzaam of klimaatneutraal
vliegen. Het vliegtuig vliegt dan schoner en stoot dus minder uit maar het is ook mogelijk dat er
bijvoorbeeld nieuwe bossen worden aangelegd voor een bepaalde hoeveelheid uitstoot. Het
nadeel hiervan is wel dat je meer betaalt voor je vliegticket. De prijs is niet heel erg veel duurder,
maar niet iedereen zal bereid zijn om extra te betalen. Voor iedere ton CO2-uitstoot moet men
ongeveer €8,50 aan compensatiekosten betalen. Dit bedrag is het bedrag dat de KLM vraagt. Bij
andere vliegtuigmaatschappijen kunnen de prijzen iets verschillen. Om duidelijk te maken hoeveel
duurder een vliegreis dan ongeveer wordt, hieronder een aantal voorbeeldvluchten:

Retour Amsterdam – Londen: 86 kg CO2, prijs ter compensatie € 0,73

Retour Amsterdam – New York: 1.046 kg CO2, prijs ter compensatie € 8,89

Retour Amsterdam – Beijing: 1.560 kg CO2, prijs ter compensatie € 13,26

Retour Amsterdam – Lima: 1.650 kg CO2, prijs ter compensatie € 14,03
De kosten vallen dus best mee. Het probleem is dat duurzame vliegen nog niet erg bekend is
onder het publiek. Een optie zou dus kunnen zijn om meer reclame voor dit soort vluchten te
maken of door alle vluchten duurzaam te maken en de prijs hiermee ook gelijk een stukje te laten
stijgen. Ook kan er aan worden gedacht met nieuwe technologie om vliegen schoner te maken.
De tweede optie is echter wel duur. Alle vliegtuigen zullen dan vervangen moeten worden of in
55
ieder geval de motor moet vervangen worden. Niet alle vliegtuigmaatschappijen zullen het hier
mee eens zijn, omdat ze er kortweg geen geld voor hebben.
De beste manieren om de uitstoot te verminderen zijn dus het maken van wetten die een
maximum uitstootgehalte aangeven, het duurzaam rijden met de auto (elektrische auto's,
waterstofauto's, auto's die op zonne-energie rijden, maar ook het nog niet eerder genoemde
carpoolen of het reizen met het openbaar vervoer) en het duurzamer vliegen. Het zal echter nog
een tijd duren voor deze opties dusdanig bekend zijn onder het publiek dat zij ook daadwerkelijk
toegepast worden. Daarom moet er onder andere meer reclame gemaakt worden of er moeten
aantrekkelijke prijzen of aanbiedingen op de markt gebracht worden.
Door C02 uitstoot ook in de toeristische sector te verminderen kan ook de toeristische sector een
bijdrage gelever aan het voorkomen of beperken van verdere klimaatverandering.
6.2 Het watergebruik verbeteren
Zoals we in hoofdstuk 5 al besproken hebben, is er maar relatief weinig bruikbaar water. Nu
wordt veel van dit water in de toeristensector ook nog eens verspild. Hier moet natuurlijk
verandering in komen. Op klein nationaal schaalniveau kunnen landen bijvoorbeeld zorgen voor
waterbesparende onderdelen in douches en toiletten. Dit is relatief goedkoop omdat er geen
structurele veranderingen hoeven plaats te vinden. Oude douches en kranen kunnen worden
vervangen door douches en kranen met waterbesparende onderdelen. Bij gebruik van
waterbesparende onderdelen kan het watergebruik met 30% dalen23.
Er wordt ook al steeds meer gebruik gemaakt van ecolabels en certificeringen. Accommodaties
moeten dan aan verschillende eisen voldoen om zo’n label te verdienen. Toch zijn dit soort labels
niet altijd even betrouwbaar juist omdat er zo veel zijn. Iedereen maakt weer gebruik van een
ander label of certificering. Daarom is het voor consumenten en touroperators lastig om te zien
of een land of organisatie nou wel of niet goed omgaat met bijvoorbeeld watergebruik. Om deze
reden is Travelife opgericht. Dit is een samenwerking tussen reisorganisaties, leveranciers en
bestemmingen om duurzamer te worden. Het is de bedoeling dat alle bedrijven binnen een
bepaalde sector, bijvoorbeeld de toeristensector, aan dezelfde eisen moeten voldoen. Travelife
werkt met drie verschillende logo’s namelijk goud, zilver en brons. Volgens ons is het slim om één
label of certificering te kiezen die voor heel Europa geldt zodat er beter vergeleken kan worden
met verschillende accommodaties en ook beter te zien is waar nog winst in het waterverbruik te
halen valt.
Op de bovenste twee manieren wordt hetzelfde water beter gebruikt. Maar nog een andere
manier om het waterprobleem op te lossen, is het verminderen van de vraag naar water. Dit lijkt
ingewikkeld maar dat valt mee. Het gaat hierbij vooral om het recyclen van water, men moet het
water hergebruiken. Een voorbeeld wat op vrij kleine schaal kan gebeuren is het gebruiken van
regenwater en water wat gebruikt is voor douches, wastafels en in de keuken, voor nietdrinkbare doeleinden zoals het besproeien van tuinen. Recycling van water wordt al steeds meer
gebruikt in verschillende sectoren. Het heeft niet alleen voordelen voor het milieu maar verlaagd
ook de kosten van water. Het gebruik van afvalwater begint ook in Europa steeds meer te groeien
en wordt met name al gebruikt voor de irrigatie en het besproeien van golfbanen.
6.3 Duurzaam toerisme
Als wij als toeristen niet meer rekening gaan houden met het milieu, economie en cultuur op de
meeste vakantiebestemmingen dan kan het maar zo zijn dat wij er over een jaar of 20 helemaal
niet meer naartoe kunnen. Dan zijn de prachtige natuurgebieden verdwenen en bestaan de
23
http://www.wur.nl/NR/rdonlyres/A1BBA52A-E671-4ABA-9EDFF237BC86B11B/104051/WaterverbruikenToerisme09.pdf
56
interessante bezienswaardigheden ook niet meer. Om dit te voorkomen hoor en lees je
tegenwoordig steeds meer over duurzaam toerisme. We bekijken nu wat dat is en of het een
bijdrage kan leveren aan het in goede banen leiden van ongetwijfeld toenemende
toeristenstromen in Europa. Er bestaan diverse definities over duurzaam toerisme. Samengevat
komt het erop neer dat het gaat om een goede balans tussen het toerisme, de natuur en het
milieu en de lokale bevolking. Dat alles met het oog op de toekomst. De natuur en het milieu
moeten voor volgende generaties in stand blijven. Sommige definities nemen ook mensenrechten
mee in de definitie van duurzaam toerisme. Door zorgvuldig met de natuur en het milieu om te
gaan dan ook een bijdrage worden geleverd aan het voorkomen van verdere klimaatverandering
en van natuurrampen.
Duurzaam toerisme is iets anders dan ecotoerisme. Er is echter ook voor ecotoerisme geen
definitie die iedereen hanteert. In het algemeen moet je bij ecotoerisme denken aan reizen die
zich specifiek richten op de natuur. Bijvoorbeeld een kleine groep mensen die onder begeleiding
van een lokale gids de flora en fauna van het natuurgebied ontdekt. Een zomerse strandvakantie
valt dus niet onder het begrip ecotoerisme. Maar zo’n vakantie kan best heel duurzaam zijn, als de
lokale bevolking er economisch op vooruit gaat en bovendien de natuur en het milieu daar niet
onder leiden. Bedenk dat een grote badplaats vaak veel meer aan toeristen aan kan dan een veel
kwetsbaarder gebied. In een grote badplaats zijn vaak vele voorzieningen voor toeristen
aanwezig. Dat kan in gebieden die heel kwetsbaar zijn voor de natuur en het milieu heel anders
liggen.
Het ontbreken van algemeen geaccepteerde definities kent wel een risico. Touroperators prijzen
vakanties graag aan als groene vakanties, want dat verkoopt beter. Duurzaam toerisme en
ecotoerisme wordt dus ook als verkoopmethode gebruikt. Je noemt dat “green washing”. Er zijn
hotels zie zich zo aanprijzen, maar het vuil gewoon achter het hotel dumpen. Er vindt ook geen
controle plaats op het gebruik van deze termen door vakantieaanbieders, hotels e.d.
Als er bij echt duurzaam toerisme een goede balans is met de natuur en het milieu kan ook de
lokale bevolking daar de vruchten van plukken. Dit zijn vaak vruchten in de vorm van inkomen.
Vaak wordt gedacht dat duurzaam toerisme alleen maar op kleine schaal kan, maar dat is niet
waar. Duurzaam toerisme kan bij alle soorten vakanties, van massatoerisme tot cultuurtoerisme.
Duurzame ontwikkeling wordt vaak aangeduid met drie maal de letter P: People Planet Profit.
Goed zorgen voor natuur en milieu, sociaal-culturele aspecten en goede arbeidsomstandigheden
zijn binnen elke bedrijfssector toepasbaar, dus zeker ook binnen het toerisme. Dit speelt wel
meer bij ontwikkelingslanden dan bij Europese landen zeker bij zomervakanties, hoewel er in
Europa natuurlijk ook vele kwetsbare gebieden zijn zoals in de bergen. In Europa speelt duurzaam
toerisme wel een belangrijke rol bij de wintersport. De aanleg van skipistes zorgt vaak voor erosie
en het verdwijnen van flora en fauna. Tegelijkertijd willen toeristen op wintersport. En door
klimaatverandering zal sneeuw in de toekomst wellicht minder vaak vallen. Wintersporters
moeten dan hogere gebieden opzoeken en die zijn schaars. Daarom is het belangrijk dat er nu al
wordt nagedacht over wat we doen in het skigebied. Duurzaam toerisme kan ook een bijdrage
leveren aan het voorkomen van natuurrampen. Door mensen bewust te maken van de
kwetsbaarheid van bepaalde gebieden kan een bijdrage worden geleverd aan het in stand houden
daarvan.
Dat het toerisme niet ten koste mag gaan van natuur, milieu en dergelijke klinkt misschien
vanzelfsprekend, maar dat is het niet. Omdat toerisme veel geld oplevert en veel mensen er werk
in vinden wordt natuur en milieu vaak minder belangrijk gevonden. Als je van het toerisme moet
leven en het ook voor de overheid een belangrijke bron van inkomsten betreft wordt er vaak niet
zo nauwkeurig gekeken naar zaken als een bouwstop en kunnen we de toeristen nog wel kwijt.
Eerder is er dan een roep om nog meer hotels, nog meer wegen, een groter vliegveld etc.
57
Limieten stellen aan dit soort activiteiten betekent minder inkomsten en dat wil niemand.
Iedereen wil van het toerisme een graadje meepikken. Als toerisme zich ontwikkelt in een
bepaald gebied zie je vaak de overheden, projectontwikkelaars en de hotelketens die daarmee
bezig zijn. Zeker in ontwikkelingslanden is de rol van de lokale bevolking in dit proces minimaal.
Die komen vaak pas aan bod als de hotels e.d. er staan om laagbetaald werk te doen zoals
schoonmaken of de tuin groen houden met het schaarse water dat er is.
Uitbreiding betekent echter wel gelijk zaken als milieuvervuiling veroorzaakt door vliegverkeer,
afval en watervervuiling. Door op korte termijn veel winst te willen halen, wordt het toerisme op
de lange termijn onmogelijk gemaakt. Het korte termijn denken wint het echter vaak van het
lange termijn denken. Uiteindelijk komen toeristen voor bijvoorbeeld de mooie natuur, een
schone lucht en schoon water. Als dat er niet meer is blijven de toeristen weg en zit de lokale
bevolking met de problemen.
Van toerisme kan je zeggen dat het een haatliefde verhouding heeft met natuur en milieu. Ze
kunnen niet zonder, maar ook niet met elkaar. Een duurzame toerist houdt rekening met de
natuur en het milieu. Zo iemand gaat bijvoorbeeld niet vier maal per dag onder de douche in een
gebied met een watertekort. Dan maar wat minder vaak wassen zal zo’n toerist denken. Toerisme
heeft in eerste aanleg vaak negatieve gevolgen voor de natuur en op het milieu, maar uiteindelijk
raakt toch wel iedereen ervan overtuigt dat het samen moet gaan.
Gelukkig zijn ook de toeristen zelf zich steeds meer bewust van de kwetsbaarheid van de natuur
en het milieu. Veel toeristen en toeristische gebieden zien vervuiling en verlies van natuur, maar
ook cultuur toenemen. Een groeiende groep toeristen wil geen schade veroorzaken als ze met
vakantie zijn. En dat besef dringt gelukkig steeds meer door.
Toerisme is overigens wel vaak een manier om kwetsbare gebieden te kunnen behouden, dat
klinkt vreemd, maar toerisme brengt ook geld op. Bijvoorbeeld door entree te heffen of een
lokale belasting. Met dat geld kunnen de natuur en met het milieu dan behouden blijven. En het
behoudt van natuur en milieu draagt weer bij aan het verder voorkomen van klimaatverandering.
In gebieden waar toerisme in korte tijd sterk groeit, en het massale vormen aanneemt, kunnen
negatieve gevolgen snel ontstaan. Het kan gaan om afvalproblemen, waterschaarste,
geluidsoverlast en algehele verpaupering. De lokale bevolking kan dan de dupe worden. Dat de
vervuiler, de toerist, betaalt is, in de toeristische sector, nog niet overal het principe. Meestal
wordt er pas nagedacht als het al te laat is. Zeker in ontwikkelingslanden speelt dit nog erg.
Duurzaam toerisme kijkt naar de lange termijn en daar zal iedereen aan bij moeten dragen.
Duurzaam toerisme is uiteindelijk toepasbaar op alle soorten vakanties, van massatoerisme tot
cultuurtoerisme. Een misverstand is dat duurzame vakanties alleen voor geiten wollen sokken
types bedoeld zijn. Gelukkig realiseren steeds meer mensen zich dat dat niet zo is. Iedereen kan
een steentje bijdragen. Duurzaam toerisme kan er ook zeker voor zorgen dat met kwetsbare
gebieden op aarde zorgvuldig wordt omgegaan. Hierdoor blijft het ecosysteem zoveel mogelijk in
tact en dat is weer belangrijk om verdere klimaatverandering te voorkomen.
Op het gebied van het duurzaam toerisme zijn diverse organisaties en stichtingen actief. We
vonden in Nederland bijvoorbeeld de Stichting Corendon Duurzaamheid en Innovatie, de
Vereniging voor Duurzaam Uitgaand Toerisme, de Stichting Travel Foundation, en Fair Tourism,
maar er zijn ongetwijfeld veel meer instellingen die zich hiermee bezig houden. Zo zet ook de
Brancheorganisatie ANVR zich in Nederland in voor duurzaam toerisme.
Uiteindelijk kan iedereen iets doen aan duurzaam toerisme. Alle kleine beetjes helpen. Als je op
vakantie gaat kun je bijvoorbeeld met openbaar vervoer naar Schiphol, het licht uitdoen als je niet
op de hotelkamer bent, opletten met de verwarming of airco en zuinig omgaan met water door te
douchen in plaats van een bad te nemen en je handdoeken niet iedere dag laten wassen. Eigenlijk
kleine dingetjes waar je thuis wellicht ook rekening mee houdt. Doe dat op je vakantie ook.
58
Hoofdstuk 7: De onderzoeksresultaten
Zoals we al een aantal keer hebben gezegd, hebben we ook een veldonderzoek gedaan. We
hebben verschillende mensen van verschillende leeftijdscategorieën gevraagd een enquête in te
vullen. We hebben uiteindelijk 100 enquêtes teruggekregen. De enquête is volgens ons een mooie
aanvulling op ons PWS. De resultaten van deze 100 enquêtes laten we in dit hoofdstuk zien. In de
tabel hieronder staat per leeftijdscategorie en per geslacht hoeveel enquêtes we hebben terug
gekregen.
Leeftijd
Mannen
Vrouwen
Totaal
< 20
10
17
27
20-45
13
23
36
45-65
11
14
25
65+
6
6
12
Totaal
40
60
100
7.1 Vraag 1
Onze eerste vraag was: ‘Laat u de keuze van uw vakantiebestemming afhangen van het weer?’
In de tabel hieronder zijn onze bevindingen zichtbaar.
Mannen
Totaal
Leeftijd
<20
20-45
45-65
65+
Ja
9
5
9
2
25
Nee
0
6
2
1
9
Soms wel soms 1
niet
2
0
3
6
Vrouwen
Totaal
Leeftijd
<20
20-45
45-65
65+
Ja
13
14
8
4
39
Nee
1
9
2
1
13
Soms wel soms 3
niet
0
4
1
8
Als eerste valt op dat:
64% van de ondervraagde mensen de keuze van de vakantiebestemming laat afhangen van het
weer.
59
22% laat de keuze van de vakantiebestemming niet afhangen van het weer.
14% laat de keuze van de vakantiebestemming soms wel en soms niet afhangen van het weer.
In de cirkeldiagram hieronder is dit nog eens weergeven.
Mannen en vrouwen
14%
Ja
22%
Nee
Soms
64%
Wat verder nog opvalt, is dat het verschil tussen mannen en vrouwen niet erg groot is.
Vrouwen
13%
Ja
22%
Nee
Soms
65%
Mannen
15%
Ja
Nee
23%
62%
Soms
60
Wel is goed te zien dat jongeren onder de 20 hun vakantie bijna allemaal laten afhangen van het
weer (22 van de 27 = 81%). In de categorie 20-45 wordt het weer veel minder belangrijk gevonden.
41% laat de keuze van de vakantiebestemming niet afhangen van het weer.
7.2 Vraag 2
Onze tweede enquête vraag was: ‘Laat u uw vakantie afhangen van de vraag of een land netjes
met het milieu en het klimaat omgaat. Bijv. zuinig is met water, het landschap zoveel mogelijk in
tact houdt, niet onnodig veel hotels, golfbanen, skipistes e.d bouwt, rekening houdt met de
lokale bevolking, het cultureel erfgoed zodat er sprake is van duurzaam toerisme?’
In de tabel hieronder zijn de uitkomsten van deze vraag weer te vinden.
Mannen
Totaal
Leeftijd
<20
20-45
45-65
65+
Ja
0
0
1
0
1
Nee
6
9
5
2
22
Nee, maar zou
dit wel moeten
doen
4
4
5
4
17
Vrouwen
Totaal
Leeftijd
<20
20-45
45-65
65+
Ja
2
0
1
1
4
Nee
7
12
7
2
28
Nee, maar zou
dit wel moeten
doen
8
11
6
3
28
Als eerste is hieruit af te lezen dat:
Maar 5% rekening houdt met duurzaam toerisme. 50% geen rekening houdt met duurzaam
toerisme.45% geen rekening houdt met duurzaam toerisme maar aangeeft dit wel te zouden
moeten doen. Duurzaam toerisme is waarschijnlijk nog niet zo bekend en het is voor mensen ook
moeilijk om hier zelf rekening mee te houden. Positief is dat 45% van de mensen aangeeft er wel
rekening mee te willen houden, dit is positief voor het toerisme en het klimaat. Wanneer meer
reclame zou worden gemaakt voor duurzaam toerisme en het bekender zou worden onder
vakantiegangers zouden dus zeker meer mensen hier rekening mee houden.
61
Mannen en vrouwen
5%
Ja
45%
Nee
50%
Nee, maar ik zou dit wel
moeten doen
Wat verder opvalt is dat ook hier geen duidelijke verschillen bestaan tussen mannen en vrouwen.
Mannen
3%
Ja
43%
Nee
54%
Nee, maar ik zou dit wel
moeten doen
Vrouwen
7%
Ja
47%
Nee
46%
Nee, maar ik zou dit wel
moeten doen
Ook is uit de tabel af te lezen dat ouderen vaker aangeven dat ze meer rekening zouden moeten
houden met duurzaam toerisme. We hebben daarbij de categorie 45-65 en 65+ bij elkaar
opgeteld. 49% (37 personen = 100%) geeft dan aan dat ze hier meer rekening mee zouden
moeten houden.
In de categorie <20 en 20-45 (73 personen = 100%) geeft slechts 37% aan dat ze er vaker rekening
mee zouden moeten houden.
62
7.3 Vraag 3
Onze derde vraag was: ‘Bent u bereidt meer voor dit soort duurzaam toerisme te betalen?’
a. Ja, maar het mag niet meer dan 10% extra kosten
b. Ja, zelfs als het meer dan 10% extra gaat kosten
c. Nee
De uitkomsten van zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Mannen
Totaal
Leeftijd
<20
20-45
45-65
65+
Ja, maar niet
meer dan 10%
extra
4
3
3
1
11
Ja, zelfs bij
meer dan 10%
extra
3
2
1
2
8
Nee
3
8
7
3
21
Vrouwen
Totaal
Leeftijd
<20
20-45
45-65
65+
Ja, maar niet
meer dan 10%
extra
10
11
11
3
35
Ja, zelfs bij
meer dan 10%
extra
1
5
1
2
9
Nee
6
7
2
1
16
Wat als eerste opvalt is dat:
46% minder dan 10% meer wil betalen voor duurzaam toerisme.
17% zelfs meer dan 10% meer wil betalen voor duurzaam toerisme.
37% niet meer wil betalen voor duurzaam toerisme.
Mannen en vrouwen
Ja, maar niet bij meer dan
10% extra
37%
46%
Ja, zelfs bij 10% extra
Nee
17%
63
In totaal wil dus 63% van de ondervraagde best wel meer betalen voor duurzaam toerisme. Dit
vinden wij een hoog percentage waar de toeristische sector best wat mee zou kunnen doen.
Verder valt op dat er duidelijke verschillen bestaan tussen mannen en vrouwen. Mannen zijn
minder bereid om meer te betalen dan vrouwen. Zo is 53% van de mannen niet bereid meer te
betalen terwijl dit percentage bij de vrouwen slecht op 27% ligt. Het lijkt er dus op dat vrouwen
meer bezig zijn met het klimaat en het milieu als ze op vakantie gaan dan mannen.
Vrouwen
27%
Ja, maar niet bij meer dan
10% extra
Ja, zelfs bij 10% extra
58%
Nee
15%
Mannen
28%
Ja, maar niet bij meer dan
10% extra
Ja, zelfs bij 10% extra
52%
Nee
20%
Kijken we naar de jongeren (27 personen) dan valt op dat 33% niet meer wil betalen voor
duurzaam toerisme, 51% is bereid om minder dan 10% extra te betalen en 15% is bereid zelfs meer
dan 10% extra te betalen voor duurzaam toerisme.
64
7.4 Vraag 4
Onze vierde vraag luidt: ‘Klimaatverandering heeft veel negatieve gevolgen zoals extreme
weeromstandigheden , zeespiegelstijgingen, verhoogde kans op natuurrampen en verandering
van de biodiversiteit. Op welke termijn denkt u dat dit soort omstandigheden uw keuze van een
vakantiebestemming gaan beïnvloeden?’
a. Dit gaat mijn vakantiebestemming niet beïnvloeden
b. Dit gaat mijn vakantiebestemming binnen nu en 10 jaar beïnvloeden
c. Dit gaat mijn vakantiebestemming pas na 10 jaar (mogelijk) beïnvloeden
De uitkomsten staan weergegeven in onderstaande tabel.
Mannen
Totaal
Leeftijd
<20
20-45
45-65
65+
Nee
2
6
7
0
15
Ja, binnen nu
en 10 jaar
1
1
2
4
8
Ja, pas na 10
jaar
7
6
2
2
17
Vrouwen
Totaal
Leeftijd
<20
20-45
45-65
65+
Nee
4
4
4
1
13
Ja, binnen nu
en 10 jaar
8
10
4
4
26
Ja, pas na 10
jaar
5
9
6
1
21
Wat opvalt is dat:
28% van de ondervraagde denkt dat klimaatverandering de vakantiebestemming nooit zal gaan
beïnvloeden.
72% van de ondervraagde denkt dus dat klimaatverandering op termijn de vakantiebestemming
gaat beïnvloeden. We hebben hierbij de antwoorden b en c bij elkaar opgeteld.
65
Mannen en vrouwen
28%
38%
Dit gaat mijn
vakantiebestemming niet
beinvloeden
Dit gaat mijn
vakantiebestemming binnen
nu en 10 jaar beinvloeden
Dit gaat mijn
vakantiebestemming pas na
10 jaar (mogelijk)
beinvloeden
34%
Wat verder nog opvalt is dat vrouwen denken dat klimaatverandering sneller van invloed zal zijn
op de vakantiebestemming dan mannen. Bij de vrouwen denkt namelijk 43% dat
klimaatverandering binnen 10 jaar de keuze van hun vakantiebestemming gaat beïnvloeden,
terwijl dit percentage bij de mannen slecht op 20% ligt.
Mannen
Dit gaat mijn
vakantiebestemming niet
beinvloeden
38%
42%
Dit gaat mijn
vakantiebestemming binnen
nu en 10 jaar beinvloeden
Dit gaat mijn
vakantiebestemming pas na
10 jaar (mogelijk)
beinvloeden
20%
Vrouwen
22%
Dit gaat mijn
vakantiebestemming niet
beinvloeden
35%
Dit gaat mijn
vakantiebestemming binnen
nu en 10 jaar beinvloeden
43%
Dit gaat mijn
vakantiebestemming pas na
10 jaar (mogelijk)
beinvloeden
66
Uit de tabel is ook af te lezen dat 65+ers, veel vaker dan andere categorieën, denken dat
klimaatverandering al binnen 10 jaar hun vakantiebestemming gaat beïnvloeden (8 van de 12 is
67%).
7.5 Vraag 5
Onze vijfde vraag hebben we gesteld vanwege het onderzoek van Maddison (2001), zie hoofdstuk
3. De vraag luidt: ‘Bij welke gemiddelde temperatuur voelt u zich tijdens een zonvakantie het
meest op uw gemak?’
Leeftijd
<20
20-45
45-65
65+
Man
27.8
27,1
25,9
26,5
Vrouw
28.8
27,2
26,9
24,5
Om de resultaten te krijgen die in de tabel staan vast gelegd, hebben we per categorie de
antwoorden van temperaturen bij elkaar opgeteld en deze gedeeld door het aantal personen.
Hierdoor ontstond per categorie een gemiddelde.
Te zien is, zoals we ook hadden verwacht, dat jongeren van warmer weer houden dan ouderen.
Oudere mensen vinden een wat lagere temperatuur meer aangenaam. Jongeren vinden
gemiddeld 28 graden het meest aangenaam, bij ouderen is dit gemiddeld 25 graden.
Wat verder opvalt is dat vrouwen van een wat hogere temperatuur houden dan mannen.
Gemiddeld geven vrouwen een temperatuur op die 1 graad hoger ligt dan mannen.
Uit het onderzoek van MAddison (2001) blijkt dat voor toerisme de ideale dagtemperatuur rond
de 30 graden ligt. Wij komen op een iets lager gemiddelde van 27 graden uit.
7.6 Vraag 6
Onze zesde vraag is: ’Gaat u ook nog op wintersport als de kans dat u geen sneeuw heeft almaar
toeneemt?’
a. Als de kans dat er geen sneeuw ligt toeneemt ga ik (uiteindelijk) niet meer op wintersport
b. Ik blijf in principe op wintersport gaan, ik zoek het dan desnoods hoger op of ga verder weg
c. Ik wil in de winter hoe dan ook op vakantie, dan maar een zonvakantie
d. Ik ga niet in de winter op vakantie
Mannen
Totaal
Leeftijd
<20
20-45
45-65
65+
Niet meer op
wintersport
0
3
2
0
5
Blijft gaan
1
3
1
0
5
Dan maar
zonvakantie
0
1
1
0
2
Gaat nooit op
wintervakantie
9
6
7
6
28
67
Vrouwen
Totaal
Leeftijd
<20
20-45
45-65
65+
Niet meer op
wintersport
3
5
1
0
9
Blijft gaan
1
1
1
0
3
Dan maar
zonvakantie
1
4
2
0
7
Gaat nooit op
wintervakantie
12
13
10
6
41
Wat als eerste opvalt is dat:
14% niet meer op wintersport vakantie zal gaan wanneer de kans dat er geen sneeuw ligt
toeneemt.
slechts 8% van de mensen op wintersport blijft gaan en het desnoods hoger op gaat zoeken.
9% uiteindelijk voor een zonvakantie zal gaan kiezen.
69% gaat niet op wintersport.
Mannen en vrouwen
14%
8%
a
b
9%
c
d
69%
Wat verder nog opvalt is dat het percentage van de mensen dat op wintersport vakantie gaat
laag ligt. Geen van de 65+-ers gaat nog op wintersport.
Mannen lijken langer vast te houden aan wintersport dan vrouwen. Bij de mannen blijft 13%
sowieso op wintersport gaan, bij de vrouwen is dit maar 5%. In de cirkeldiagrammen op de
volgende bladzijde is dit nog eens weergegeven.
68
Mannen
13%
13%
a
b
c
5%
d
69%
Vrouwen
15%
5%
a
b
12%
c
d
68%
7.7 Vraag 7
Onze zevende enquête vraag luidt: ‘Veel mensen hebben een hekel aan regen tijdens een
vakantie. Laat u uw vakantie afhangen van de vraag of het in een land veel regent?’
a. Ja
b. Nee
Man
Totaal
Leeftijd
<20
20-45
45-65
65+
Ja
6
7
9
2
24
Nee
4
6
2
4
16
69
Vrouw
Totaal
Leeftijd
<20
20-45
45-65
65+
Ja
14
20
11
3
48
Nee
3
3
3
3
12
Wat als eerste opvalt is dat:
72% van de mensen zijn vakantiebestemming laat afhangen aan de hoeveelheid regen die
verwacht wordt.
28% van de mensen zijn vakantiebestemming niet laat afhangen aan de hoeveelheid regen die
verwacht wordt.
Mannen en vrouwen
28%
Ja
Nee
72%
Wat verder nog opvalt is dat bij mannen het feit of het regent of niet, minder uitmaakt dan bij
vrouwen. 40% van de mannen laat zijn vakantiebestemming niet afhangen van de hoeveelheid
regen die er verwacht wordt, terwijl dit percentage bij vrouwen slechts op 20% ligt.
Mannen
40%
Ja
Nee
60%
70
Vrouwen
20%
Ja
Nee
80%
Als laatste valt op dat bij de 65+-ers de vraag of het veel gaat regenen of niet voor 50% wel en
voor 50% van de ondervraagde niet van belang is bij de keuze van hun vakantie.
7.8 Vraag 8
Onze achtste vraag in de enquête was: ‘Veel mensen willen in de zomer zon. In landen die in het
noorden boven Nederland liggen is het over het algemeen wat kouder. Stel dat, door
klimaatverandering, het in Scandinavische landen in de zomer gemiddeld meer dan 25 graden zal
zijn. In Nederland en landen ten zuiden van Nederland zouden de temperaturen in dit geval nog
hoger liggen. Zou u dan vaker naar Scandinavische landen op vakantie gaan? U moet er hier even
vanuit gaan dat het prijsniveau in beide landen ongeveer gelijk ligt.’
a. Ja
b. Nee
Man
Totaal
Leeftijd
<20
20-45
45-65
65+
Ja
5
8
10
4
27
Nee
5
5
1
2
16
Vrouw
Totaal
Leeftijd
<20
20-45
45-65
65+
Ja
14
20
10
3
47
Nee
3
3
4
3
13
Heel opvallend is dat 74% van de mensen zegt vaker naar noordelijke landen op vakantie te gaan
als het daar gemiddeld meer dan 25 graden zal zijn. 26% doet dit niet.
71
Mannen en vrouwen
28%
Ja
Nee
72%
Wat verder nog opvalt is dat vrouwen vaker denken te gaan kiezen voor noordelijke landen als de
temperatuur daar gemiddeld meer dan 25 graden zou zijn dan mannen. Namelijk 78% tegen 67%.
Vrouwen
22%
Ja
Nee
78%
Mannen
37%
Ja
Nee
63%
Bij de jongeren speelt dit minder een rol, maar het is wel zo dat vrouwen ook hier vaker voor
noordelijke landen kiezen dan mannen.
72
7.9 Vraag 9
De negende vraag in de enquête is: ‘Veel mensen houden ook van stedentripjes. Het weer is dan
over het algemeen net iets minder belangrijk, maar toch… (meer antwoorden mogelijk)’:
a. laat ik de keuze voor het bezoeken van een stad niet afhangen van het weer
b. bezoek ik het liefst een stad bij zo’n 20 tot 25 graden en kijk daar bij de keuze ook naar
c. zou ik, als het in steden als Londen en Parijs (twee populaire bestemmingen) veel vaker dan nu
zou regenen, die steden minder snel bezoeken
d. Steden waar het overdag vriest bezoek ik in principe niet
Mannen
Totaal
Leeftijd
<20
20-45
45-65
65+
Keuze niet
afhankelijk van
het weer
3
5
5
3
16
Liefst 20-25
graden
3
7
4
3
17
Met regen
minder vaak
2
0
1
0
3
Als het vriest
niet
2
2
3
1
8
Vrouwen
Totaal
Leeftijd
<20
20-45
45-65
65+
Keuze niet
afhankelijk van
het weer
7
9
6
3
25
Liefst 20-25
graden
8
12
8
3
31
Met regen
minder vaak
0
3
1
0
4
Als het vriest
niet
3
2
4
0
9
Bij deze vraag hebben mensen meerdere antwoorden ingevuld. Het totaal aantal ingevulde
velden ligt op 113.
Steden blijven aantrekkelijk ook als het vaker zal gaan regen. Slechts 6% van de mensen zou
minder vaak een stad bezoeken als het regent.
15% gaat niet naar een stad als het overdag vriest.
Steden zijn het meest populair als het er overdag 20-25 graden is.
Wat opvalt is dat het voor 36% van de mensen het niet uitmaakt wat voor weer het is wanneer zij
73
steden bezoeken.
Mannen en vrouwen
15%
6%
36%
a
b
c
d
43%
7.10 Vraag 10
Vraag tien was: ‘Stel dat vliegen naar vakantiebestemmingen (veel) duurder zou worden
(compensatie CO2 uitstoot) gaat u dan nog met het vliegtuig op vakantie?’
a. Ja hoor de prijs van een ticket maakt me niet zoveel uit
b. Zolang de prijsstijging onder de 10% blijft maakt het me niet uit
c. Ik let erg op de prijs en als vliegen meer dan …….. procent (graag een getal invullen) duurder
wordt doe ik het niet meer
d. Ik vlieg nooit naar vakantiebestemmingen
Mannen
Totaal
Leeftijd
<20
20-45
45-65
65+
Ja
2
4
3
0
9
Ja, als de
prijsstijging
<10% is
3
6
5
4
18
Ja, zolang de
prijsstijging
niet boven
de… is
(gemiddeld)
45%
0
-
1
-
Ik vlieg nooit
3
3
3
1
10
74
Vrouwen
Totaal
Leeftijd
<20
20-45
45-65
65+
Ja
2
2
3
0
7
Ja, als de
prijsstijging
<10% is
13
12
8
2
35
Ja, zolang de
prijsstijging
niet boven
de… is
0
31%
20%
10%
10%
Ik vlieg nooit
2
6
1
3
12
16% van de mensen geeft aan dat de prijs van een ticket niet van belang is.
53% geeft aan dat ze best wel wat meer willen betalen voor een vliegticket als de verhoging maar
onder de 10% blijft.
22% van de mensen geeft aan nooit met het vliegtuig op vakantie te gaan.
We hebben ook aan de mensen die bereid zijn meer te betalen voor een ticket gevraagd hoeveel
procent ze bereid zijn meer te willen betalen. De percentages liepen hier uiteen van 0% tot 63%.
Het gemiddeld komt uit op 25%. Dit vinden we een belangrijk gegeven. Redelijk wat menen lijken
dus bereid wel wat meer voor een ticket te willen betalen.
7.11 Vraag 11
Vraag 11 van onze enquête is: ‘Vliegt u in principe nu al klimaatneutraal (dit kost u wat extra geld
bij de boeking)?’
a. Ja
b. Nee
Mannen
Totaal
Leeftijd
<20
20-45
45-65
65+
Ja
1
3
3
2
9
Nee
9
10
8
4
31
Vrouwen
Totaal
Leeftijd
<20
20-45
45-65
65+
Ja
1
4
5
1
11
Nee
16
19
8
5
48
75
1 formulier was niet ingevuld.
Klimaatneutraal vliegen gebeurt nog niet zo veel. 20% zegt dit wel te doen. Sommige mensen
geven aan dit soms wel en soms niet te doen. Die personen hebben we meegeteld bij het
percentage van 20%.
Mannen en vrouwen
20%
Ja
Nee
80%
Wat verder nog opvalt is dat jongeren minder bereid zijn om klimaatneutraal te vliegen. Namelijk
maar 7% van de jongeren zegt hiertoe bereid te zijn. Dit komt ongetwijfeld omdat klimaatneutraal
vliegen extra kosten met zich meebrengt.
Tussen mannen en vrouwen is geen duidelijk verschil te zien.
Mannen
23%
Ja
Nee
77%
76
Vrouwen
19%
Ja
Nee
81%
7.12 Vraag 12
Vraag 12 luidt als volgt: ‘Denkt u dat u in de toekomst meer met het klimaat rekening gaat houden
bij het boeken van een vakantie?’
1. Ja, steeds meer
2. Ja, soms
3. Nee, nooit
Mannen
Totaal
Leeftijd
<20
20-45
45-65
65+
Ja, steeds
meer
2
0
2
3
7
Ja, soms
4
6
4
3
17
Nee, nooit
4
7
5
0
16
Vrouwen
Totaal
Leeftijd
<20
20-45
45-65
65+
Ja, steeds
meer
2
9
3
3
17
Ja, soms
10
12
9
1
32
Nee, nooit
4
2
2
2
10
1 formulier was niet ingevuld.
Het aantal mensen dat denkt nooit rekening te hoeven houden met klimaatverandering is 26%. De
rest denk soms (49%) of steeds meer (24%) rekening te moeten houden met klimaatverandering.
Een formulier was niet ingevuld.
77
Mannen en vrouwen
24%
26%
Ja, steeds meer
Ja, soms
Nee
4950%
%
%
Verder valt er op dat er duidelijke verschillen bestaan tussen mannen en vrouwen.
%
%
%%
Mannen
18%
40%
Ja, steeds meer
Ja, soms
Nee
42%
Vrouwen
17%
29%
Ja, steeds meer
Ja, soms
Nee
54%
78
7.13 Vraag 13
Vraag 13 is: ‘Hoopt u door klimaatverandering ooit nog eens op plaatsen te komen die nu feitelijk
onbereikbaar zijn, zoals de Noordpool of toppen van bergen waar dan geen ijs meer ligt?’
1. Ja zeker
2. Nee hoor, daar heb ik geen behoefte aan.
3. Weet ik niet
Mannen
Totaal
Leeftijd
<20
20-45
45-65
65+
Ja zeker
5
4
2
3
14
Nee geen
behoefte aan
5
7
8
3
23
Weet ik niet
0
2
1
0
3
Vrouwen
Totaal
Leeftijd
<20
20-45
45-65
65+
Ja, zeker
6
5
3
0
14
Nee geen
behoefte aan
9
14
5
6
34
Weet ik niet
2
4
6
0
12
Wat opvalt is dat:
28% van de mensen hoopt nog eens op een plek te kunnen komen die nu onbereikbaar zijn.
57% van de mensen heeft geen behoefte aan om naar plekken te gaan die nu onbereikbaar zijn.
15% weet het niet.
Mannen en vrouwen
15%
28%
Ja, zeker
Nee, daar heb ik geen
behoefte aan
Weet ik niet
57%
79
Wat opvalt is dat mannen vaker zeggen graag nog een keer op plekken te komen die nu
onbereikbaar zijn dan vrouwen. Namelijk 35% tegenover 23%.
Mannen
8%
Ja, zeker
35%
Nee, daar heb ik geen
behoefte aan
Weet ik niet
57%
Vrouwen
20%
23%
Ja, zeker
Nee, daar heb ik geen
behoefte aan
Weet ik niet
57%
7.14 Vraag 16
Vraag 14 en 15 waren vragen over hoe oud de invuller was en of het een man of een vrouw was.
Vraag 16 is de laatste vraag die verder uitgewerkt kon worden. De vraag luidt: ‘Hoe vaak gaat u
per jaar op vakantie?’
a. Nooit
b. 1 tot 2 keer
c. Meer dan 2 keer
Mannen
Totaal
Leeftijd
<20
20-45
45-65
65+
Nooit
0
1
0
0
1
1 / 2 keer
8
5
5
4
22
>2 keer
2
7
6
2
17
80
Vrouwen
Totaal
Leeftijd
<20
20-45
45-65
65+
Nooit
1
0
1
2
4
1 / 2 keer
12
14
7
3
36
> 2 keer
4
8
6
1
19
5% van de ondervraagde personen heeft aangegeven nooit op vakantie te gaan. Dit ligt echt lager
dan het landelijk gemiddelde. Op de site van de NOS vonden we dat 18% van de Nederlanders
nooit op vakantie gaan. 52% van de ondervaagde personen gaf aan 1 tot 2 maal per jaar op
vakantie te gaan. 36% van de mensen gaat zelfs meer dan 2 maal per jaar op vakantie.
Mannen en vrouwen
5%
36%
Nooit
1 tot 2 keer
Meer dan 2 keer
59%
Tussen mannen en vrouwen zijn er weinig verschillen.
Mannen
3%
Nooit
43%
1 tot 2 keer
54%
Meer dan 2 keer
81
Vrouwen
7%
32%
Nooit
1 tot 2 keer
Meer dan 2 keer
61%
82
Conclusies en aanbevelingen
Het klimaat in de wereld verandert, daar kan iemand omheen. Er zijn zo langzamerhand bijna
geen wetenschappers meer te vinden die dit bestrijden. De oorzaken en mogelijke gevolgen van
klimaatverandering komen in ons profielwerkstuk uitgebreid aan de orde. We hebben in ons
profielwerkstuk een verband proberen te zoeken tussen klimaatverandering en toerisme en
tussen toerisme en klimaatverandering. Steeds gericht op Europa. Klimaatverandering bedreigt
het toerisme. We weten alleen nog niet in welke mate dit precies gaat gebeuren en op welke
termijn. Toch zijn er wel veranderingen zichtbaar. Met name de landen rond de Middellandse Zee
zullen in toenemende mate te maken krijgen met de hitte en droogte in de zomer. Het zou er op
den duur zo heet kunnen worden dat toeristen dat gebied in de zomer gaan meiden.
Toeristenstromen zouden dan meer naar het Noorden op kunnen schuiven. Een land als
Nederland zou daarvan kunnen profiteren. In de zuidelijke landen zullen bosbranden meer voor
gaan komen en er zal mogelijk een gebrek komen aan drinkbaar water. Luchtvervuiling en smog
zullen toenemen. Zal het ooit voorkomen dat er een negatief reisadvies komt in de zomer naar
extreem warme landen in Zuid-Europa? Maar ook de landen die aan de kust liggen zullen last
krijgen van klimaatverandering, denk maar eens aan de voorspellingen met betrekking tot de
zeespiegelstijging. Wordt de kust uiteindelijk zo gevaarlijk dat toeristen er niet meer veilig kunnen
verblijven?
Conclusie per hoofdstuk
We gaan nu over op de beantwoording van onze hoofdvraag.
Onze hoofdvraag is: ‘In hoeverre heeft de klimaatverandering invloed op het toerisme en vice versa
in Europa. En hoe kunnen de negatieve gevolgen hiervan verminderd worden?’.
Uit als profielwerkstuk is het volgende duidelijk gebleken:
Klimaatverandering heeft duidelijk invloed op het toerisme in Europa. Dat is nu nog niet overal zo
heel goed zichtbaar, maar dat zal in de toekomst veel meer gaan spelen. Vele aanwijzingen hebben
we daarvoor gevonden en in ons profielwerkstuk opgenomen. De toeristische sector zal hier echt
mee aan de slag moeten. Daarom is het van belang dat het verband tussen klimaat en toerisme
steeds meer aan de man gebracht wordt. Het toerisme heeft namelijk ook duidelijk invloed op het
klimaat. Dat merken we nu al en zal, als we niet oppassen, alleen maar toenemen. Er zullen echt
maatregelen moeten worden genomen om dit aan te pakken en de gevolgen zoveel mogelijk te
beperken.
Hieronder is de verantwoording van ons antwoord nog wat uitgebreider opgenomen.
Hoofdstuk 2
Wat zijn nu de oorzaken van klimaatverandering? Er zijn vele oorzaken van klimaatverandering.
Deze worden in hoofdstuk 2 allemaal behandeld. Er zijn natuurlijke oorzaken en oorzaken waar de
mens invloed op heeft. Er zijn oorzaken die van buitenaf komen, kosmische oorzaken, en
oorzaken die van de aarde zelf komen, terrestische oorzaken. Verder zijn er catastrofale
oorzaken, bijvoorbeeld de inslag van een meteoriet, de ontploffing van een kerncentrale of een
oorlog met atoomwapens. Op dit soort oorzaken zijn we in ons profielwerkstuk niet ingegaan.
We hebben gekeken naar kosmische oorzaken zoals zonnevlekken, de daglengte, de stand van de
aarde ten opzichte van de zon. Het gaat hier steeds om hele kleine veranderingen die vaak vele
eeuwen duren. Directe invloed op het toerisme zullen dit soort factoren niet zo snel hebben. In
combinatie met andere factoren zou het mogelijk wel een rol kunnen gaan spelen bij het toerisme
in Europa. We keken ook naar terrestische oorzaken zoals vulkanisme, platentektoniek en
zeestromen.
De invloed van de mens op klimaatverandering is erg groot. Het klimaat is de afgelopen 150 jaar
83
erg veranderd, de mens heeft hier duidelijk grote invloed op. Met name het natuurlijke
broeikaseffect is de afgelopen jaren sterk verhoogd. De uitstoot van broeikasgassen is enorm
toegenomen. Dit is in de gang gezet sinds de industriële revolutie die begon in 1850. Gevolgen
voor het klimaat en het milieu blijven niet uit. Er is op aarde en ook in Europa sprake van
ontbossing en verwoestijning. Dit gaat in de toekomst absoluut invloed hebben op het toerisme.
Hoe alle factoren precies op elkaar inwerken is zelfs voor wetenschappers soms onduidelijk.
Gewerkt wordt met trends. Het klimaat wordt over een periode van 30 jaar gemeten. Trends zijn
daarom pas na een lange periode zichtbaar. Bovendien moeten we bedenken dat er pas zo’n 150
jaar serieuze metingen van het klimaat plaatsvinden. We weten wel welke factoren van invloed
zijn op het klimaat. Voor sommige factoren geldt dat ze alleen op de zeer lange termijn invloed
hebben, voor andere factoren geldt dat ze wel al heel snel invloed hebben op het klimaat.
Hoofdstuk 3
Waar leidt klimaatverandering toe en wat zijn daarvan de gevolgen voor het toerisme?
Het klimaat verandert, maar wat zal dat gaan betekenen voor het toerisme? Het toerisme is een
weergevoelige economische sector. Over het algemeen geldt dat als het warmer wordt vooral de
zuidelijke landen in Europa hier last van zullen krijgen. De temperatuur kan met name in de zomer
wel eens zo hoog worden dat toeristen dit niet meer aantrekkelijk vinden en weg zullen blijven.
Dit geldt ook voor de watervoorziening als die in de problemen komt. Verder zien we nu al vaker
bosbranden voorkomen. Meer noordelijk gelegen landen zouden aantrekkelijker kunnen gaan
worden voor toeristen bij klimaatverandering.
In de winter zou sneeuw wel eens vaker niet kunnen vallen dan wordt de wintersport minder
aantrekkelijk. Dat er meer extreem weer gaat komen is erg waarschijnlijk. Dit kan voor toerisme
zelfs gevaarlijk worden. Overstromingen, lawines, modderstromen, bosbranden, smog e.d. zullen
in de toekomst waarschijnlijk vaker voorkomen. Dit vinden toeristen niet prettig. We hebben
allerlei berichten op internet gevonden en in ons profielwerkstuk verwerkt van extreem weer en
de invloed daarop op het toerisme. Toeristen zullen met meer natuurrampen te maken gaan
krijgen en zullen dit soort gevaarlijke plaatsen in Europa waarschijnlijk meer gaan meiden. Ook de
stijging van de zeespiegel kan een bedreiging voor het toerisme gaan betekenen. Ten slotte zal de
biodiversiteit gaan veranderen door klimaatverandering. Met name mensen die van de mooie
natuur houden kunnen hier de dupe van worden. Landschapszones zullen wat verschuiven en
daarmee waarschijnlijk ook toeristenstromen. Steden hebben waarschijnlijk minde last van
klimaatverandering. Toeristen gaan hier vaak maar een aantal dagen heen en dat zullen ze
ongetwijfeld blijven doen.
Hoofdstuk 4
Hoe we de nadelige gevolgen van klimaatverandering op toerisme in Europa kunnen beperken
hebben we beschreven in hoofdstuk 4. We zijn in dit hoofdstuk eerst ingegaan op de politiek. Wat
kan er wereldwijd, in Europa en in Nederland aan klimaatverandering worden gedaan. We keken
naar klimaatconferenties en naar het Kyoto Protocol. Moeilijk tot stand gekomen wereldwijde
afspraken die steeds opnieuw moeten worden bevochten. Europa is erg actief als het gaat om het
beperken van klimaatverandering. Ook Nederland zelf doet er veel aan om klimaatverandering
tegen te gaan, maar Nederland is natuurlijk maar een kleine speler in de wereld. In hoofdstuk 4
zijn ook belangrijke cijfers opgenomen over het toerisme. Het zorgt voor bijna 5% van ons bruto
nationaal product en dat is ook het gemiddelde in de Europese landen. Wel zijn er grote
uitschieters. Toerisme is voor het ene land veel belangrijker dan voor een ander land. Het ene land
kan daarmee ook veel sterker getroffen worden door klimaatverandering dan een ander land. Het
toerisme zorgt alleen in Nederland al voor circa 400.000 banen. In de Europese Unie zijn er 2,3
miljoen mensen in de toeristische sector werkzaam. We hebben ook gekeken naar economische
oplossingen bij klimaatverandering. Innovatie, onderzoeken en investeringen kunnen mogelijk
oorzaken van klimaatverandering en andere toeristenstromen beperken. Ten slotte hebben we
gekeken naar oplossingen die kunnen komen uit demografische ontwikkelingen. Het gaat dan om
84
de spreiding van de bevolking en het verkleinen van het risico van klimaatverandering,
bijvoorbeeld bij natuurrampen. Zo zou er bijvoorbeeld niet meer in risicogebieden moeten
worden gebouwd. Dat geldt niet alleen als we het over water hebben, maar ook over breuklijnen
in de aarde of bij vulkanen.
Hoofdstuk 5
Wat voor gevolgen heeft toerisme in Europa. In dit hoofdstuk kijken we dus naar de invloed van
toeristen op het klimaat in Europa. Toeristen nemen veel ruimte in, zeker in de zomer in de
zuidelijke landen van Europa. Dat vraagt veel van de infrastructuur. Files zijn vaak een gevolg,
zelfs in de luchtvaart heeft men hier al mee te maken. Ook gebruiken toeristen veel van het
kostbare water in Europa. Denk aan golfbanen die groen moeten worden gehouden,
zwembaden, besproeiing van tuinen etc. Ook douchen toeristen veel meer dan iemand die
gewoon thuis is. Daar kunnen we allemaal wat aan doen. Bewustwording en beter voorlichting
kunnen hiervoor belangrijk zijn. Ook milieuvervuiling is iets waar aandacht voor moet zijn om dit
tegen te gaan.
Hoofdstuk 6
Hoe kunnen de negatieve gevolgen van het toerisme worden beperkt? We behandelen in
hoofdstuk 6 onder andere het verminderen van de uitstoot van CO2 gassen. Als er minder
uitstoot is zal klimaatverandering minder snel doorzetten en daar profiteert de hele wereld van.
Hetzelfde geldt als we het watergebruik in Europa beter kunnen reguleren. Expliciet gaan we in
op duurzaam toerisme. We geven aan wat het is en hoe het een bijdrage kan leveren aan het
zorgvuldig omgaan met het klimaat en het milieu. Duurzaam toerisme speelt met name in
ontwikkelingslanden, maar het kan zeker ook in Europa nog meer op de kaart worden gezet. We
zullen als toeristen moeten leren beter met het milieu, de cultuur, de economie van een land en
het klimaat om te gaan anders kunnen we in de toekomst op bepaalde plaatsen niet meer
terecht. Nu al zijn veel vissersdorpjes verdwenen en vinden we er massatoerisme. Sommige
kusten zijn verpest door de vele hotels en andere toeristische accommodaties. Negatieve
gevolgen ontstaan snel omdat economische krachten (geld verdienen) vaak heel sterk zijn.
Duurzaam toerisme zal dus toe moeten nemen, maar dan zullen we wel duidelijk moeten krijgen
wat we hier nu precies onder verstaan.
Hoofdstuk 7
Hoofdstuk 7 betreft onze enquête. We hebben in totaal 100 mensen onze enquête met 14 vragen
in laten vullen over klimaatverandering en toerisme. In dit hoofdstuk wordt de gehele enquête
geanalyseerd. We hebben bij het analyseren van de enquête steeds onderscheid gemaakt tussen
mannen en vrouwen en tussen leeftijdscategorieën. De enquête is een mooie aanvulling op ons
PWS. Het geeft een goed inzicht over hoe mensen over klimaatverandering en toerisme denken.
Aanbevelingen
In dit laatste deel van ons profielwerkstuk hebben we conclusies en aanbevelingen opgenomen.
Wat in onze ogen allereerst van belang is, is dat de toeristische sector zich bewust wordt van de
mogelijk gevolgen van klimaatverandering. Hiervoor is het nodig dat veel kennis over dit thema
verzameld wordt. Ons valt op dat ondanks de komende gevolgen van klimaatverandering er nog
maar weinig aandacht is voor de relatie tussen klimaatverandering en toerisme. De toeristische
sector moet hier een rol in gaan spelen, maar zij kunnen dit niet alleen, ook overheden en de
Europese Unie zal hierbij betrokken moeten worden. Daar waar nu al wel wat aandacht is voor de
relatie tussen klimaatverandering en toerisme gaat het met name om zaken als klimaatneutraal
vliegen en duurzaam toerisme. Wij bevelen aan (1) dat er meer onderzoek naar de relatie tussen
toerisme en klimaatverandering moet komen. Dat kan de sector prima zelf oppakken samen met
de wetenschap en wellicht ook met een bijdrage van de overheid.
85
Een aanbeveling (2) in dat verband is te komen tot algemeen aanvaarde conclusies over wat
duurzaam toerisme en ecotoerisme zijn. Nu gaat iedereen met deze begrippen aan de haal en
probeert iedereen door deze begrippen te gebruiken een (economisch) graantje mee te pikken.
Er zou een soort keurmerk moeten komen dat partijen zelf regelen en waar ze ook zelf toezicht
op houden. Het zou goed zijn dit niet alleen in Nederland maar ook Europees aan te pakken.
We hebben in ons profielwerkstuk vele voorbeelden opgenomen uit de media die het verband
laten zien tussen klimaatverandering en toerisme. Het zou goed zijn dit soort voorbeelden
systematisch te verzamelen en dat bijvoorbeeld in de vorm van een jaarboek of iets dergelijks te
presenteren. Dat is ook een aanbeveling (3). Ook hier zou de sector zelf of een wetenschappelijk
instituut voor kunnen zorgen. Dit kan binnen Nederland maar moet uiteindelijk ook Europees
opgepakt worden.
De toeristische sector zou nu al na moeten denken over de toekomst. Ze zouden bijvoorbeeld een
bijeenkomst daarover kunnen houden met alle grote organisaties die bij het toerisme betrokken
zijn, maar veel verder gaat bijvoorbeeld een burgerinitiatief. Met een burgerinitiatief kan de
Tweede Kamer worden verzocht een onderwerp te bespreken en er een standpunt over in te
nemen. We bevelen aan (4) zoiets te starten vanuit de toeristische sector. Gevraagd kan worden
welke kansen en bedreigingen de overheid ziet in de relatie tussen klimaatverandering en
toerisme. Wij kunnen dat niet zelf starten want daarvoor moet je 18 jaar of ouder zijn. Verder zijn
er tenminste 40.000 steunbetuigingen nodig. Hierdoor kan dit onderwerp ook op de
maatschappelijke agenda worden gezet en een breder publiek bereiken.
Een ander idee dat we nog hadden is om net als bij financiële producten te gaan werken met een
soort bijsluiter. Daarin zou dan informatie over het klimaat moeten staan en eventuele
waarschuwingen voor extreem weer in het gebied waar je op vakantie wil. Ook dit willen we
aanbevelen (5). Het zou eerst vrijwillig kunnen worden opgepakt door de toeristische sector,
maar mogelijk later ook door de Europese Unie kunnen worden opgelegd.
Om wat op het gebied van watertekorten te doen zou je eigenlijk geen all-inclusief vakanties
meer moeten hebben. Gas, water en licht zouden toeristen eigenlijk steeds apart af moeten
rekenen, zodat ze er meer bewust mee omgaan. Dit is waarschijnlijk wel moeilijk te realiseren,
maar we willen het wel aanbevelen (6) om onderzoek te doen naar de realisatie mogelijkheden
hiervan.
Op scholen zou ook aandacht moeten worden besteed aan voorlichting over klimaatverandering
en de relatie hiervan op het toerisme. Dit zou prima passen in het vak Aardrijkskunde. Onze
aanbeveling (7) is om hier wat mee te doen. Hier moet wel bij gezegd worden dat dit al wordt
gedaan. Wat wij willen is dat hier meer aan gedaan wordt. Er moet bijvoorbeeld meer ingegaan
worden op het verband tussen klimaat en toerisme en hoe toerisme het duurzaamst plaats kan
vinden.
Ten slotte nog een aanbeveling (8) voor onze eigen school. Zorg ervoor dat bij een 5VWO-reis
klimaatneutraal wordt gevlogen. Het is maar een kleine bijdrage, maar zo kan ook onze school
laten zien dat ze het klimaat en het milieu serieus neemt. Hier moet natuurlijk niet alleen onze
school rekeningen mee houden, maar eigenlijk alle scholen.
Terugblik hypothese
Ten slotte kijken we nog even naar onze vooraf opgestelde hypothese. Onze hypothese bleek
goed te kloppen. Klimaatverandering heeft meer invloed op toerisme dan andersom. Zeker in
Europa is dit zo. We zien ook een toename van natuurrampen de komende tijd. We hebben daar
vele krantenberichten over gevonden. Ook dit zal het toerisme gaan beïnvloeden. We waren er in
86
onze hypothese ook vanuit gegaan dit zou gaan gebeuren. Ook de afname van biodiversiteit kan
tot verandering van toeristenstromen leiden. Op welke termijn zich dit allemaal gaat voltrekken is
nog niet zo duidelijk, maar er zijn steeds meer tekenen dat het klimaat verandert en daar zal de
toeristische sector op in moeten spelen. Zoals we al hadden verwacht heeft het toerisme ook
invloed op het klimaat. Economische factoren zijn vaak belangrijk en zo gaat kostbare natuur
soms verloren.
In onze hypothese zijn we ervan uitgegaan dat negatieve gevolgen van klimaatverandering nog
wel kunnen worden beperkt. Dit blijkt wel te kloppen, maar daar moet de hele wereld het dan
mee eens zijn en dat is nog niet zo makkelijk. Zolang klimaatverandering doorgaat zullen mensen
zich aan moeten passen. Belangrijk is te bedenken dat het toerisme gemiddeld 5% van de
inkomstenbron in landen is, maar er zijn landen waar dit percentage veel hoger ligt. Landen die
grote toeristische belangen hebben zullen misschien wel het voortouw moeten nemen om tot
aanpassingen in het beleid te komen. Zie hiervoor ook onze aanbevelingen.
Aanzet vervolgonderzoek
Nu we uit ons onderzoek hebben gehaald dat het toerisme zich anders zal spreiden over Europa
door de gevolgen van klimaatverandering, kunnen we een aanzet naar een vervolgonderzoek
maken. Uit ons onderzoek blijkt dat het in landen als Nederland warmer gaat worden en dat het
in bijvoorbeeld Spanje te warm gaat worden voor toeristen. Het toerisme zal zich waarschijnlijk in
noordelijke richting gaan verplaatsen. Tijdens dit onderzoek zijn er een aantal nieuwe vragen bij
ons boven gekomen. Als het toerisme meer richting Nederland trekt, vanwege het beter
wordende weer, wat heeft dat dan voor economische gevolgen voor landen als Nederland? Maar
ook voor landen als Spanje, waar het toerisme juist wegtrekt? Als je dan op economisch gebied
kijkt, kun je ook nog een stapje verder gaan denken. Denk bijvoorbeeld indirect aan de
demografie van dit land. De economie heeft namelijk weer invloed op deze zaak.
Nog een vraag die ons te binnen schoot was de vraag over voorzieningen. In landen als Spanje en
Frankrijk zijn veel meer toeristische oorden en trekpleisters te vinden. In Nederland en België zijn
het aantal vakantieoorden veel kleiner. Als het toerisme zich hierheen verplaatst, moeten er dus
meer vakantieoorden en trekpleisters komen. Hoeveel groen moet hiervoor verloren gaan?
Hoeveel ruimte neemt dit in? Moeten hier huizen of dorpjes voor wijken?
Een andere vraag die we tegen zijn gekomen is hoe landen zoals Spanje het beste om kunnen
gaan met de veranderingen zodat zij hun toeristen niet verliezen. Dit zijn allemaal mogelijke
vragen voor een vervolgonderzoek. Ook bij de aanbevelingen hebben we nog een aantal
mogelijke vervolgvragen opgeschreven.
Evaluatie
Nu het onderzoek naar het verband tussen klimaatverandering en toerisme is afgerond, moet
gezegd worden dat het interessant was om zo een grootschalig project te doen. Nog nooit eerder
hebben we zoiets moeten doen voor school. Het is een goede en nuttige ervaring geweest.
De projectdagen van World School hebben ons in het begin enorm op weg geholpen. Vooral bij
het maken van een onderwerpkeuze was de gegeven informatie op deze dagen erg prettig.
Verder vonden we de projectdagen niet heel erg veel toevoegen, omdat het eigenlijk nooit ging
over het klimaat in verband met het toerisme. Alle informatie hierover hebben we dus zelf
moeten verschaffen. Dit hebben we gedaan met behulp van websites, boeken en PDF-bestanden.
Deze zijn allemaal terug te vinden in de bronnenlijst. Zelf vinden we de PDF-bestanden het meest
betrouwbaar, omdat dit soort bestanden vaak in opdracht van een hoger orgaan geschreven zijn.
Er wordt hiervoor dus ook echt onderzoek gedaan. Daarnaast zijn websites waarbij de schrijver
en/of datum vermeld staan meer betrouwbaar dan de sites waarvan we geen
oorsprongsinformatie hebben.
Een profielwerkstuk brengt veel werk met zich mee. We hebben het werk zo goed mogelijk
87
geprobeerd te verdelen. Waar we tegen aan gelopen zijn is het te laat uitdelen van de enquêtes.
Dit hadden we eigenlijk eerder moeten doen, zodat we wat meer tijd hadden om ze uit te werken.
Dit hebben we nu vrij snel moeten doen. Desalniettemin hebben we de enquêtes op tijd geteld en
verwerkt in het onderzoek.
Een ander punt van kritiek met betrekking op de enquêtes is het verschil in mannen en vrouwen.
Meer vrouwen dan mannen hebben de enquête bijvoorbeeld ingevuld. Hier kwamen we later pas
achter, waardoor we dit percentage niet meer gelijk konden krijgen.
Ook zijn we erachter dat het maken van een uitgebreid plan van aanpak erg zinvol is. Hierdoor
hadden we gelijk een goed beeld van welke kant we op moesten werken. Af en toe hebben we de
connectie met Europa wat laten versloffen, maar dit hebben we er later dan weer ingevoegd.
Waar we ook tegenaan gelopen zijn is het overzetten van atlaskaarten in ons profielwerkstuk.
Doordat we niet konden scannen, hebben we eerst alle atlaskaarten gefotografeerd en deze
foto's in het werkstuk gevoegd. Later hadden we wel de beschikking tot een scanner, waardoor
we alle vage atlaskaarten nog door duidelijke atlaskaarten hebben vervangen. Dit kostte
natuurlijk dubbel zoveel werk. Dus eigenlijk hadden we eerder een scanner moeten gebruiken.
Desnoods in de bibliotheek of op school.
Nog een verbeterpunt is het beter omgaan met tijd. Wij denken dat iedereen die een
profielwerkstuk erachter zal komen dat de tijd voorbij vliegt. In het begin hebben we onze
tijdsplanning niet erg streng gevolgd waardoor we, toen de einddatum in zicht kwam, toch wel
aan het stressen waren.
Er zijn dus best wat zaken die we mee moeten nemen naar de toekomst, zodat we ze de volgende
keer nog weer wat beter kunnen doen.
88
Bronnenlijst
Sites



















www.greenfacts.org/nl/biodiversiteit/biodiversiteit-foldout.pdf
Uitgever: Jacques de Selliers
Bron: Millennium Ecosystem Assessment
Inhoud: Samenvatting biodiversiteisrapport
http://forum.fok.nl/topic/1119109?token=42c8500d635a9aa1d644cfcad2f0a9ef&allowcookies
Laatst gewijzigd: 24-01-08
http://www.neoweb.nl/forum2/index.php?topic=1008.0
Laatst gewijzigd: 12-09-04
http://www.europa-nu.nl/id/vh89nvo47vi0/europese_landen
Redactie: Mr. Nico Visser en Daan Smolders MA
Bron: CIA The World Factbook
http://nl.wikipedia.org/wiki/Klimaat
Laatst gewijzigd: 31-08-12
http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=3205
Bron: CBS
http://www.scientias.nl/verdwijnen-de-zonnevlekken-op-de-zon/15931
Laatst gewijzigd: 15-09-10
Auteur: Caroline Kraaijvanger
http://www.vwkweb.nl/cms/index.php?option=com_content&task=view&id=383
Bron: Vereniging voor Weerkunde en Klimatologie
http://jrscience.wcp.muohio.edu/studentresearch/climate_projects_04/glacial_cycles/web/int
ro.html
Bron: Milutin Milankovitch
http://ozone.unep.org/new_site/en/index.php
Bron: Ozone Secreteriat
http://www.scientias.nl/ontbossing-koelt-de-aarde/50272
Laatst gewijzigd: 17-11-11
Auteur: Caroline Kraaijvanger
http://edepot.wur.nl/43582
Jaar van uitgave: 2008
Auteur: Chantal de Jonge
http://www.europa-nu.nl/id/vhvql17z57yo/bosbranden
http://www.groenopweg.nl/persbericht/2/9/Kabinet-Klimaatverandering-vraagt-ominnovatie
Laatst gewijzigd: 06-04-07
Bron: Sanoma Media Netherlands
http://www.meteowesterlo.be/klimaatverandering/vulkanisme.htm
Jaar van uitgave: 2006
Bron: Meteo Westerlo
http://www.milieufocus.nl/factsheets/m/mineralen-aangiftesysteem-minas.html
Laatst gewijzigd: 18-11-08
http://www.klimaatgek.nl/cms/?Nieuwe_inzichten:De_zon
Laatst gewijzigd: 26-12-09
http://globalwarming.berrens.nl/broeikaseffect.htm
http://www.keesfloor.nl/artikelen/weer/dun_ijs/index.htm
Jaar van uitgave: 2009
Bron: Het Weer Magazine
89




















http://www.trouw.nl/tr/nl/11016/Trouwens/article/detail/3287796/2012/07/17/Smeltwaterverwoest-brug-in-Groenland.dhtml
Laatst gewijzigd: 17-07-12
Auteur: Nienke Schipper
http://www.climatequest.org/page/reference.php?id=15
Auteurs: Rens Kortmann (CE Delft), Edgar Peijnenborgh (RPS), Judith Harrewijn, Lindske
van Hulst (SME Advies)
http://www.climatequest.org/page/reference.php?full=4
Auteurs: Rens Kortmann (CE Delft), Edgar Peijnenborgh (RPS), Judith Harrewijn, Lindske
van Hulst (SME Advies)
http://www.faqt.nl/opmerkelijk/aarde-staat-in-de-toekomst-stil/
Laatst gewijzigd: 16-06-10
Auteurs: German Roding
http://users.telenet.be/hhs-heist1/aardrijkskunde/BewegingenAarde.htm
Auteurs: Niels Jacobs, Filip van Bael, Filip van den Broeck, Hans Kerselaers
http://www.hier.nu/klimaatgids/25/verwoestijning-zand-stof-en-kale-rotsen-rukken-op
Bron: HIER Klimaatcampagne
http://library.thinkquest.org/C0110881/greenhouse_nl.html
http://www.meteowesterlo.be/klimaatverandering/landgebruik.htm
Jaar van uitgave: 2006
Bron: Meteo Westerlo
http://www.ikleefgroen.nl/klimaat/koolstofcyclus/
Jaar van uitgave: 2010
Bron: Den Haan Digitale Media & Marketing
http://globalwarming.berrens.nl/gevolgen.htm
http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl0096-Stikstof--enfosforoverschotten-in-de-landbouw.html?i=3-17
Laatst gewijzigd: 13-12-11
Bron: Het Compendium voor de Leefomgeving
http://www.schooltv.nl/eigenwijzer/2157310/aardrijkskunde/item/1201581/natuurlijkeoorzaken-klimaatverandering/
Bron: NTR
http://www.billmcguire.co.uk/
Bron: Bill McGuire
http://www.iselinge.nl/Scholenplein/pabolessen/99002btoerisme/Het%20Middellandse%20Zee
%20gebied.htm
http://unfccc.int/essential_background/items/6031.php
Bron: United Nations Framework Convention on Climate Change
http://www.europa-nu.nl/id/vhesf063wxu9/europese_aanpak_klimaatverandering
Redactie: Mr. Nico Visser en Daan Smolders MA
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/klimaatverandering/klimaatverandering-enklimaatbeleid
Bron: Rijksoverheid
http://www.eu-milieubeleid.nl/ch15.html
Bron: Rijksoverheid
http://wikitravel.org/nl/CO2-uitstoot_door_transport
Laatst gewijzigd: 18-01-12
http://www.milieucentraal.nl/themas/schoon-en-zuinig-opweg/vakantieverkeer/vakantiespecial
Bron: Milieu Centraal
90






http://www.afval.noordhoek.nl/archief/0010/europa_verbiedt_alle_cfks.htm
Uitgever: Noordhoek BV
http://www.recyclingplatform.nl/recycling-processen/koelkasten
Bron: Stichting Nederlandse Verwijdering Metalektro Producten (NVMP)
http://www.klm.com/travel/nl_nl/business/bluebiz_premium/co2_compensation/index.htm
Bron: KLM
http://www.eea.europa.eu/publications/water-resources-across-europe
Laatst gewijzigd: 17-03-09
http://www.wur.nl/NR/rdonlyres/A1BBA52A-E671-4ABA-9EDFF237BC86B11B/104051/WaterverbruikenToerisme09.pdf
Laatst gewijzigd: december 2009
Auteur: Loes Wijnen
http://www.travelife.eu/index.php?id=1
Boeken




De Grote Bosatlas, 53e editie
Jaar van uitgave: 2007
Uitgever: Wolters-Noordhoff
Kaartnummers: 52F, 76A, 76D, 91A, 208C, 209G, 218C.
Weer en klimaat: Klimaatveranderingen
Jaar van uitgave: 2005
Auteur: Terry Jennings
Uitgever: Evons Brothers Limited
De Bosatlas van het Klimaat
Jaar van uitgave: 2011
Uitgever: Noordhoff Uitgevers BV, KNMI
Terra A
Jaar van uitgave: 2006
Auteurs: Daphne Ariaens, Stan van Ginkel, Hans de Jong, Lammert Kunnen, Henk Nonnekes,
Fred Oedekerk, Jocelyn Rmmers-Kamp en Janhendrik Wolters
Uitgever: Wolters-Noordhoff
91
Download