Titel: Oefening in kwetsbaarheid. Tijd: Pinksteren Lezen: Lucas 14: 25 - 35 [ DIA ] Deze woensdag, tijdens de seniorenochtend, lazen we ook Lucas 14. Vooral het begin van dat Bijbelgedeelte trok de aandacht: ‘Wie mij volgt, maar niet breekt met zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broers en zusters, ja zelfs met zijn eigen leven, kan niet mijn leerling zijn.’ Ik weet niet hoe het jullie vergaat, maar de reacties woensdagochtend zijn zeer herkenbaar. In drie woorden kun je ze samenvatten: (1) dit gaat heel ver, daar heb ik moeite mee; (2) dit is overdreven, maar wel duidelijk; (3) dit is heel radicaal, vroeger werd ik daar heel opstandig van. Het gaat dus over de woorden die de Heer uitspreekt tegen de mensenmenigte die met Hem meetrok. We zijn ongeveer halverwege het Evangelie van Lucas, er is een grote aanhang ontstaan. En die trekt achter Jezus aan. En dan, op een gegeven ogenblik, draait de Heer zich naar de mensen toe en zegt Hij dit: ‘Wie mij volgt, maar niet breekt met zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broers en zusters, ja zelfs met zijn eigen leven, kan niet mijn leerling zijn.’ Waarbij je moet weten dat in de NBG-vertaling voor het woord ‘breken’, een nog veel sterker woord gebruikt wordt, het woord ‘haten’: ‘wie niet haat zijn vader en moeder, vrouw, kinderen, kan niet mijn leerling zijn.’ Dit gaat inderdaad ver, heel ver. Hoe je het ook wendt of keert, dit verwacht je niet. En zoals wel vaker bij wonderlijk vreemde zaken, als je niet oppast, sluit je je af: ‘Sorry, hier kan ik niets mee, dit had ik niet verwacht.’ En van binnen gaan de deurtjes dicht. Laten we eerst dat woord ‘haten’, of volgens de NBV het woord ‘breken’, eens goed bekijken; wat betekent dat woord, moeten we dan alles en iedereen loslaten? Gaat navolging over extreme zaken, dusdanig radicaal dat het eigenlijk ondoenlijk is om leerling van de Heer te zijn? Wat betekent het volgen van de Heer? [ DIA ] Laten we beginnen met dat woord ‘breken’ of ‘haten’. ‘Haten’ heeft in onze taal een zeer onaangename klank. Haat is sterk negatief, het verziekt je geest en je gedrag. Maar op die manier gebruikt Jezus dat woord niet. Eerder gaat het om een sterke vergelijking. Het woord dat Jezus gebruikt, heeft bijvoorbeeld te maken met een jongen die twee meisjes kent en die zich sterk tot de eén aangetrokken voelt, met haar zou hij graag verkering hebben, maar niet met de ander. Liefde voor de één, én om zo te zeggen: geen liefde voor de ander. Jezus vergelijkt en ordent. Het gaat over een tegenstelling waar logischerwijs één van de twee de sterke voorkeur heeft. Jezus wijst ouders, gezin of familie niet af, Jezus maakt duidelijk dat als het over navolging gaat, dus over het geloof en het inrichten van je leven vanuit je geloof, dat dát betekent dat je niet een beetje verkering kunt hebben met de één en ook met de ander. Een beetje Jezus en ook een beetje het oude leven. We kunnen niet Jezus volgen en ook een beetje gewoon doorgaan met ons vroegere leven. [ DIA ] Lucas 14 zet ons stil. Jezus blokkeert het feit dat de mensen zo maar meelopen, hoor maar: ‘Grote mensenmenigten trokken met Jezus mee. Hij wendde zicht tot hen en zei . . . .’ En dan volgt die tekst over het breken met vader, moeder, vrouw en kinderen, anders kun je geen leerling zijn. Met zoveel woorden zegt Jezus: Weet wat je doet? Weet waar je mee bezig bent? Het Evangelie heeft een vriendelijke, liefhebbende kant, je kunt bij wijze van spreken de Heer zo maar aanraken en zo maar iets van Hem ontvangen. Maar er is ook een andere kant. Die kant waar stevige vragen worden gesteld. Opeens staan de dingen strak. Opeens kijkt de Heer je aan, en Hij zegt: stop!, denk!, wat ben je aan het doen? Natuurlijk zie je nergens in het Nieuwe Testament zomaar een lege bladzijde. Natuurlijk kun je hier gewoon doorlezen. Maar dan ontgaat je dit bijzondere moment, deze toewending naar de menigte toe. Jezus houdt halt. Daarbij moet je weten dat het Evangelie een geweldige vaart laat zien. De temperatuur van de tijd was geweldig gestegen. Rondom Jezus zijn de verwachtingen heftig gespannen geraakt, de tijd dringt, alles duwt naar het einde toe, de vragen gieren door het land: Is Jezus degene die wij verwachten of niet? Herstelt Jezus mijn land, mijn stad, mijn leven? En dan zegt Jezus: Stop!, halt! Wat gebeurt hier? Hoe kun je daar naar kijken? Bedenk dat bijna alle grote mannen en vrouwen momenten kennen dat hun leven even stilstond. [ DIA ] Denk bijvoorbeeld aan de autobiografie van C.S. Lewis, Verrast door vreugde. Lewis benoemt zo’n moment van stilgezet worden, wat hij dan noemt een flits, als hij schrijft: ‘Toen ik eens op een zomerdag naast een bloeiende bessenstruik stond, dook plotseling, zonder waarschuwing en als uit een diepte . . . van eeuwen, de herinnering in mij op aan die morgen in het Oude Huis toen mijn broer met zijn speelgoedtuintje de kinderkamer binnenkwam. . . . Het was een gevoel van begeerte; maar begeerte naar wat? En voordat ik wist wat ik begeerde, was de begeerte al weg, de flits was voorbij . . . Het had maar een ogenblik geduurd; en in zekere zin was alles wat ik verder ooit heb meegemaakt onbelangrijk in vergelijking hiermee.’ Lewis wordt stopgezet, alles staat even stil. Dat blijkt een geweldig belangrijk moment te zijn, niet omdat er van die hoogdravende zaken binnenkomen, wat er vooral gebeurt, is dat er iets raakt. Iets van God raakt, in dit geval in de vorm van een herinnering. Een herinnering gewoner dan gewoon én meer bijzonder dan bijzonder. Het is een moment en toch de drijvende kracht van zijn ziel. Misschien herken je dat, iets raakt je, eigenlijk heel gewoon, maar opeens word je opgetild. Alsof God je hart raakt, als in een flits. Zo’n moment. Bij die toewending van Jezus naar de menigte, moet iets soortgelijks hebben gespeeld, een moment, een flits. En in die flits, die vraag: Wie volg ik dan na? [ DIA ] Je hoort dat de Heer zegt: ‘Wie mij volgt en niet zijn kruis draagt, kan niet mijn leerling zijn’. Maar hoe volg ik Hem? En ook: Kan ik dat wel: Hem volgen, Zijn leerling zijn? Velen in onze tijd moeten dan denken aan dat beroemde boek van Dietrich Bonhoeffer, Navolging, waarmee Bonhoeffer vlak voor de tweede wereldoorlog de navolging weer op de agenda zette. Bonhoeffer probeerde het geloof los te pellen uit de folklore van het Duitser zijn, én daarmee het geloof weer te betrekken op de relatie met de Heer zelf. Het is frappant dat onze tijd, 70 jaar na Bonhoeffer, velen de navolging weer in lijn met Bonhoeffer op de agenda willen zetten. Niet dat wij uit de Duitse folklore losgemaakt moeten worden, maar misschien moeten wij vooral uit de seculiere folklore worden losgepeld. Maar even los daarvan, ook als je al dat boek niet leest, de kern is en blijft dat Jezus ons in Lucas 14 stil zet. Jezus neemt de mensen mee naar binnen, naar de persoonlijke geloofsvraag: hoe volg ik dan? En juist om die persoonlijke geloofsvraag gaat het. [ DIA ] Vele eeuwen voor Bonhoeffer was er in Nederland al een prachtig boekje verschenen, niet zozeer voor de theologen, maar voor de mensen die gewoon in de wereld leefden: Navolging van Christus, door Thomas a Kempis. Naast de Bijbel is dat boek altijd ongekend populair geweest. In de navolging, aldus Thomas, draait het om het uitbeelden van Christus. Waarbij je moet bedenken dat het uitbeelden van Christus geen na-apen van Christus is. Dan zou het een kunstje zijn, dan kijk je hoe Jezus het doet en je doet het precies zo. Nee, het uitbeelden van Christus heeft veel meer te maken met wat Genesis over de mens benoemde: ‘de mens is geschapen als beeld van God.’ Genesis 1: 27 ‘God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen.’ Genesis zei: zie je een mens, dan zie iets van God. Ieder mens is een open venster naar God. Ieder mens, in wie hij of zij is, wijst naar God, verbeeldt God, dat is Gods bedoeling. Maar wat is de realiteit? De realiteit werd en is, dat het venster gesloten werd. Zonde. En was met dat gesloten venster, met dat troebele beeld van de mens, dus alles verloren? Moest toen de mens het maar met zichzelf uitzoeken? Misschien is dat wel de spannende levensvraag waar de Bijbel antwoord op geeft. Dat antwoord wat het Evangelie van Johannes begint te geven, als ze zegt: ‘Het woord is vlees geworden, mens geworden, het heeft onder ons gewoond, vol van goedheid en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader.’ Johannes wijst niet naar een soort superheld, daar hebben wij niet naar gekeken, Johannes ziet voor de allereerste keer weer een open venster. [ DIA ] En navolging is dan, met het oog op dat open venster, dat wij diep van binnenuit het venster van onze ziel laten openen. Ons venster openen opdat de grootheid van Christus door ons gezien wordt. Maar ook opdat door ons heen anderen de grootheid van Christus kunnen zien. Want dan wordt het zout dat we zijn, ook echt zout. Zout, waar Lucas 14 over spreekt, gaat over discipelschap, navolging, dat wil zeggen: de grootheid van de Heer op onze beurt doorgeven, dus uitbeelden. En natuurlijk kun je het venster dichtdoen, je kunt je afsluiten. Dat lijkt in het begin heel veilig, immers dan komt niemand aan jou. Maar daarmee ga je niet langer de weg van de navolging. De weg van de navolging is wegen zoeken om je venster open te houden. Dat open venster is kwetsbaar, met alle vragen van dien: kan ik dat, hoe gaat dat dan? Overigens is het goed om scherp te zijn, als Jezus zegt: ‘Wie niet zijn kruis draagt en mij op mijn weg volgt, kan niet mijn leerling zijn’, dan wijst hij niet op het eindproduct, maar op het zetten van een eerste stap. Jezus gaat de leerling niet beoordelen of hij of zij er goed doorheen komt, daar gaat het niet over. Belangrijk is dat de leerling begint, dat de leerling zijn kruis opneemt en op weg gaat. Zoals het ook belangrijk is om al kruisdragend de weg te gaan en realistisch te zijn op de dingen die zich aandienen. [ DIA ] Thomas a Kempis beschrijft dat in de Navolging heel realistisch, dan zegt hij: ‘Wees bereid het kruis van Christus met volle overtuiging te dragen, Christus is uit liefde voor jou gekruisigd. Wees erop voorbereid dat je in dit zware leven te maken krijgt met allerlei tegenslag en ongemak.’ Dit gaat niet over zwartgalligheid. Dit is, zeg maar gerust: Bijbels realisme. Onze wereld kent ongemakken en tegenslagen. Juist wie Christus navolgt komt dat tegen. Onze tijd heeft een andere moraal, onze tijd zegt: ‘Succes is geen toeval, het is hard werken en vooral doorzetten.’ Voel je, dat is de moraal van nu. De moraal van werken, werken en werken, van succes en nog eens succes. Het dringt onze scholen binnen, onze opvoeding, het klinkt mee in onze gesprekken. We zeggen het ook vaak: ‘succes morgen, succes met je baan, succes met je gezin.’ En als het succes uitblijft, dan ben jij schuldig, misschien heb je niet hard genoeg gewerkt. Misschien heb je steken laten vallen. Wie het kruis op zich neemt, die ontvlucht deze tijd niet, maar die blijft, ondanks ongemak en tegenslag, gericht op de liefde Gods. Werk en succes schenken geen liefde, ten diepste is het de genade van Christus die jou draagt. Het is het Bijbels realisme van de genade: Het Woord werd vlees, Jezus deelt jouw leven, jouw tegenslag en ongemak. En Hij schenkt jou goedheid en genade. De kruisdrager gaat en leeft in die gezegende realiteit. De Heer gaat voor je uit, Hij is het licht waardoor wij God zien! Hij won van de dood en droeg onze pijn, nu mogen wij dichtbij Hem zijn. Jezus, de hoop levend in ieder die gelooft.