TUSSENWEG Een educatieve methode voor het ontwikkelen van een redelijk compromis in de bovenbouw van Havo en Vwo Jan Albert van Laar Met medewerking van Timothy Cnossen Met dank aan: Max Engel, research master student filosofie aan de Rijksuniversiteit Groningen Michaël Kruiper, docent maatschappijleer Willem Lodewijk Gymnasium te Groningen Cis Tichelaar-Efdée, docent maatschappijleer RSG Simon Vestdijk te Harlingen Marieke van der Wal, vakdidacticus maatschappijleer aan de Rijksuniversiteit Groningen 4/5-HAVO & 4/5/6-VWO DOCENTENHANDLEIDING Versie 13 januari 2017 1. Introductie Vaak lukt het niet om politieke controversen op te lossen en een consensus te bereiken, ook niet als de partijen daartoe serieuze pogingen ondernemen. In zulke gevallen is het zinvol om na te gaan of er een redelijk compromis haalbaar is. Met de lesmethode Tussenweg overleggen leerlingen met welk compromis ze een politieke kwestie kunnen beslechten. Deze methode vormt een aanvulling op het bestaande onderwijsaanbod, zowel het aanbod aan vaardigheden en het aanbod aan kennis. Debat en retorica, en daarmee competitieve argumentatievaardigheden, hebben in de afgelopen jaren aandacht gekregen. Tussenweg daarentegen richt zich op compromisvorming, en daarmee op argumentatieve vaardigheden die meer gericht zijn op samenwerking. Ook kennis van en inzicht in compromisvorming is geboden. Enerzijds gelden compromissen als het keurmerk van democratische besluitvorming; anderzijds brengen we ze in verband met gebrek aan moraliteit, gebrek aan ruggengraat en met opportunisme. Het is wenselijk als jonge mensen een visie ontwikkelen op de ambivalente status van compromissen, op hetgeen een compromis meer of minder redelijk maakt, en op de totstandkoming van compromissen. Geïnspireerd door de deliberatieve wending in de politieke filosofie (Habermas 1996, Rawls 1993) zijn verschillende procedures voor meningsvorming ontwikkeld, zoals deliberatieve peilingen, town hall meetings en G1000 bijeenkomsten (Fishkin 2011). Tussenweg geeft daar een nieuwe draai aan. Het gebruikt deliberatieve technieken om de deelnemers in staat te stellen om op transparante, niet-manipulatieve wijze een gezamenlijk besluit te nemen in een situatie waarin echte inhoudelijke overeenstemming niet mogelijk of nodig is (Gutman & Thompson 2013; Mansbridge et al 2010). De methode is speciaal toegerust voor kwesties waarover uiteenlopende visies en gevoelens bestaan: vrouwenquota in het bedrijfsleven, hoofddoekjes op school, correctieve referenda, het Turks EUlidmaatschap, maar ook de onderlinge taakverdeling bij een groepsopdracht, of de verdeling van het feestbudget. Het doorlopen van de procedure geeft aanleiding tot het bespreken van de kwaliteit van het proces en het resultaat, zowel in de kwestie die de leerlingen hebben besproken als op maatschappelijk niveau. De procedure bestaat uit drie stappen. De eerste stap draait om meningsvorming en het achterhalen van de beweegredenen die achter meningen schuilgaan. De tweede betreft het verwoorden van mogelijke compromisoplossingen. De derde stap behelst het ontwikkelen van gezamenlijk compromis op basis van de diverse beweegredenen. Deelnemers argumenteren niet om hun gelijk te krijgen, maar om uit te leggen wat hen beweegt en om na te gaan welk compromis optimaal is (van Laar & Krabbe 2016). De methode dwingt de deelnemers goed naar elkaar te luisteren. Met een eenvoudige boekhouding houden deelnemers zicht op de voors en tegens van de diverse compromisvoorstellen. Zulk deliberatief onderhandelen bevordert het soort burgerschapsvaardigheden waar een veelvormige samenleving om vraagt, maar ook de zelfbewuste vormgeving van eigen samenwerkingsverbanden met leeftijdsgenoten en familie. De methode kan ingezet worden voor diverse leerdoelen: a) begrip van (historische en actuele) maatschappelijke controverses en (historische en actuele) politieke processen; b) visie op belang en grenzen van compromissen; c) kennis van voorwaarden voor compromisvorming; d) vaardigheden op het gebied van samenwerkend argumenteren, gespreksvoering, luisteren, en probleemoplossen; e) bevorderen van morele sensitiviteit, inlevingsvermogen, compromisgezindheid, integriteit; f) beteugelen van polarisatie èn van groepsdenken. 2 Steekwoorden Burgerschapsvorming, onderhandelen, compromis, argumenteren, delibereren, politieke besluitvorming, inlevingsvermogen, luisteren, reflecteren, samenwerken. Materiaal 5 vellen A2 volgens het sjabloon Positieposter (zie bijlage 1); 5 vellen A2 volgens het sjabloon Compromisposter (zie bijlage 1); 5 Stiften / markers; 5 A4 vellen in (bijvoorbeeld) de kleuren codes rood, blauw, groen, oranje en paars; Pennen en kladpapier; Een presentatie waarmee de docent de overlegmethode en de controverse introduceert; Een informatieblad over de controverse en over de verschillende partijen die in de controverse onderscheiden worden. Lestijd De lessenserie beslaat drie lesuren van 50 minuten en een huiswerkopdracht. Eventueel kan men de lessenserie verbinden aan een vierde lesuur waarin de leerlingen mondeling of op schrift het ontwikkelde compromis rechtvaardigen ten overstaan van een (fictieve) achterban. Eventueel kan men het eerste lesuur vervangen door een extra huiswerkopdracht. Voorbereidingsopdracht: informatie verzamelen via internet en kranten (1 uur). Lesuur 1: Introductie van de controverse en de methode, en vorming van groepen (50 min.). (Eventueel middels een huiswerkopdracht.) Lesuur 2: Meningsvorming (50 min.). Lesuur 3: Compromisvorming (50 min.). (Eventueel een Lesuur 4 waarin de leerlingen het compromis mondeling of op schrift rechtvaardigen.) Aansluiting bij het vak Maatschappijleer op havo/vwo De methode sluit aan bij de volgende domeinen van het Examenprogramma maatschappijleer havo en vwo 20161: - Domein A ‘Vaardigheden’. Domein B: ‘Rechtsstaat’ (met name subdomein B2) Domein C ‘Parlementaire democratie’ (met name subdomein C2). Domein E ‘Pluriforme samenleving’ (met name subdomein E3). Domein A van het examenprogramma maatschappijleer vereist dat de examenkandidaat havo/vwo informatie kan verwerken “o.a. met behulp van ICT en daaruit beredeneerde conclusies trekken; een stelling, zowel mondeling als schriftelijk, nuanceren, verdedigen en bestrijden en daarbij gebruikmaken van argumentatievaardigheden.” De methode simuleert een echt politiek of beleidsmatig dilemma en bereidt zo leerlingen voor op de praktijk van de rechtsstaat en de spanningen die daarin worden ervaren door burgers (subdomein B2 en C2: de praktijk van respectievelijk de rechtsstaat en de parlementaire democratie). Daarnaast https://www.examenblad.nl/examenstof/maatschappijleer-havo-2/2016/havo/f=/mijleer_havo.pdf en https://www.examenblad.nl/examenstof/maatschappijleer-vwo-2/2016/vwo/f=/mijleer_vwo.pdf 1 3 bevordert de methode bewustwording van verschillende sociale belangen en politieke uitgangspunten, en van de effecten daarvan op de wisselwerking tussen politieke actoren (subdomein E3: de praktijk van de pluriforme samenleving). Tot slot kan men door de keuze voor een bepaalde maatschappelijke kwestie als onderwerp van de deliberatie aansluiting zoeken bij de andere eindtermen in het examenprogramma. Denk bijvoorbeeld aan het kiezen van een Europees thema om aansluiting te vinden bij subdomein C3: internationale vergelijkingen en internationale organisaties, of een thema waarbij sociale rechten en plichten centraal staan om aansluiting te vinden bij Domein D: Verzorgingsstaat. 2. Lesplan Het lesplan is opgedeeld in lesuur 1 en lesuur 2/3. Bij voorkeur worden lesuur 2/3 in een blokuur gegeven, omdat hier de daadwerkelijke deliberatie plaatsvindt. Lesuur 1 is bedoeld om het thema van de controverse te introduceren en voor de meningsvorming van de leerlingen. Lesuur 1 (50 min.) Benodigd materiaal: - Een informatieblad met informatie over de controverse (bijvoorbeeld een krantenartikel), en een beschrijving van de verschillende soorten visies die er deel van uitmaken (voor een voorbeeld zie bijlage 2) - Powerpointpresentatie (voor een voorbeeld zie bijlage 3) Voorbereidingsopdracht leerlingen: Geef de leerlingen van tevoren de huiswerkopdracht informatie te verzamelen over het thema van de controverse, of laat ze het informatieblad doorlezen. I) Introductie (circa 5 min.) Korte schets van de lessenserie De controverse en de verschillende visies Aankondigen dat aan het einde van dit lesuur groepjes van gelijkgestemden gevormd zijn II) De kernbegrippen (circa 15 min.) Uitleg kernbegrippen ‘compromis’, ‘consensus’, en ‘deliberatie’. o Deliberatie: "iets met elkaar ernstig overwegen en overleggen, op basis van wederzijds begrip en met een open houding." o Consensus: "overeenstemming van opvattingen of meningen." o Compromis: "schikking tussen partijen waarbij ieder van beide iets toegeeft, zonder dat ze het over de zaak zelf eens worden." Klassikale oefening: compromis vs. consensus. Geef voor elk voorbeeld aan of het gaat om een compromis of over consensus. o Voorbeeld 1: In een gezin van vier worden de vakantieplannen besproken. Vader wil naar Spanje, moeder naar Zweden, zoon naar Nederland en dochter naar NieuwZeeland. Uiteindelijk worden ze het er over eens dat Duitsland de beste optie is voor ieder van de gezinsleden, en elk gezinslid heeft nu als eerste voorkeur Duitsland. 4 o o Antwoord: consensus, want iedereen wordt het eens. Voorbeeld 2: Jij en je zus mogen beslissen wat voor toetje er wordt gekocht. Jij wilt chocolademousse en je zus wil gewone vla. Vader stelt voor om chocoladevla te halen, want dan heb jij je chocola en je zus vla. Jij hebt liever chocolademousse, maar je snapt dat je zus het er ook mee eens moet zijn. Daarom ga je toch maar voor chocoladevla. Antwoord: compromis: je blijft het oneens, maar gaat voor het best haalbare gezien jouw voorkeuren en die van de ander. Voorbeeld 3: De VVD wil dat de maximale snelheid op de snelweg naar 130 km/u gaat, maar de PvdA is hier tegen. De PvdA wil dat de bijstandsuitkeringen omhoog gaan voor gezinnen met kinderen, maar de VVD is hier tegen. De VVD en PvdA gaan samen regeren en komen tot de afspraken dat (1) de maximale snelheid omhoog gaat, maar alleen op een heel beperkt aantal snelwegen en (2) dat de bijstandsuitkeringen omhoog gaan, maar alleen voor diegenen die geen spaargeld meer hebben. Hoewel ze bij hun oorspronkelijke mening blijven, denken de VVD en PvdA dat ze deze afspraak kunnen verdedigen tegenover hun kiezers. Antwoord: compromis. Er vindt een uitruil plaats en er wordt een beetje water bij de wijn gedaan. Ze blijven het echter oneens. III) De controverse en meningsvorming daarover (circa 20 min.) Uitleg van de kwestie die aan de controverse ten grondslag ligt, en een klassengesprek waarin leerlingen de kwestie kunnen verbinden met eigen ervaringen en kennis. Opdracht over een beleidsvoorstel dat verdedigd is door een van de deelnemers aan de controverse, zoals bijvoorbeeld een voorstel van een politicus. 1. Individueel: 1a. Geef twee argumenten waarom het een goed voorstel is en twee argumenten waarom het geen goed voorstel is. 1b. Zou je een beter voorstel weten, of zou je een manier weten om het voorstel te verbeteren? 2. In tweetallen: Vergelijk jullie antwoorden op 1a en 1b, en ga na of je het eens kunt worden over de beste antwoorden op deze vragen. 3. Na afloop bespreken we een paar antwoorden in de klas. IV) Leesopdracht en groepsbepaling (circa 10 min.) De leerlingen lezen het informatieblad, inclusief de verwoording van de verschillende visies op de controverse. Daarna krijgen de leerlingen de kans een partij te kiezen op basis van hun eigen positie over de casus. De docent zorgt ervoor dat er minstens vier partijen met ongeveer evenveel leerlingen zijn. De indeling in groepen strookt zoveel mogelijk met de visies van de individuele leerlingen. Laat leerlingen daartoe een top drie invullen, zodat bij een teveel aan gegadigden voor een bepaalde partij leerlingen op basis van hun tweede of zelfde derde voorkeur elders ingedeeld kunnen worden. Noem de verschillende partijen “rood”, “groen,” et cetera. In het volgende lesuur krijgen ze de gelegenheid krijgen hun groepspositie verder uit te werken. 5 Lesuur 2/3 (100 min.) In deze twee lesuren (eventueel in een blokuur gecombineerd) vindt de deliberatie plaats. Een beschrijving van de drie stappen is als bijlage 1 opgenomen. De bijlage kan worden uitgedeeld aan de leerlingen. Lesuur 2 [Klaarzetten meubilair; Terugblik en vooruitblik] Meningsvorming [stap 1] 20 min. 30 min. Lesuur 3 Compromisvoorstellen [stap 2] Compromisvorming [stap 3] Afronding Totaal 50 min. De details van de procedure zijn opgenomen in bijlage 1. 20 min. 25 min. 5 min. Totaal 50 min. Richtlijnen U bent als docent de gespreksleider. Let hierbij op de volgende punten: - Zorg dat iedere groep bij elkaar kan zitten aan een groep tafels. Maak met een gekleurd vel A4 duidelijk waar welke groep hoort. - Vertel de leerlingen dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor het proces en de kwaliteit (verdedigbaarheid) van het resultaat. - Benadruk wat er in de simulatie op het spel staat (“We zijn een staatscommissie en als we er niet met een eensluidend advies komen worden we door de pers afgeserveerd, door de regering ontslagen, en blijft de controverse voortbestaan met alle negatieve gevolgen van dien voor ons land”), maar ook dat de deelnemers het resultaat moeten kunnen rechtvaardigen tegenover zichzelf en hun achterban. - Ieder groepslid krijgt een bepaalde taak, zoals bijvoorbeeld het woordvoerderschap. Spreek leerlingen tijdens het groepsproces aan op hun taak en op het proces, en wees terughoudend met opmerkingen over de inhoud. - Hang de positieposters (stap 1) en compromisposters (stap 2) naast elkaar aan een van de muren van het klaslokaal. Laat de woordvoerders hun positieposters en compromisposters toelichten terwijl ze ervoor staan. Laat de uiteindelijke compromisvorming (stap 3), ook door de woordvoerders, plaatsvinden voor de muur met de posters. - Bij de compromisvorming (stap 3): schrijf, indien nodig, sleutelbegrippen op het bord. Zo ontstaat er een ‘klassikale boekhouding’ waarmee leerlingen overzicht houden over de verschillende compromisvoorstellen en hun draagvlak. - Er is sprake van een akkoord over een gezamenlijk compromis als alle groepen, behoudens één, overeenstemming bereiken over een compromisvoorstel. - Er is geen garantie voor succes. Mocht er geen akkoord bereikt worden is het zaak om in de nabeschouwing te bespreken waarom dat niet is gelukt: Waren de gevraagde of benodigde concessies te groot? Was de compromisbereidheid onvoldoende? Zijn er creatieve oplossingen over het hoofd gezien? 6 C) Afronding en evaluatie (circa 10 min.) Vragen die gebruikt kunnen worden bij de evaluatie met de leerlingen: - Ben je tevreden met het eindresultaat? Waarom (niet)? - Ben je tevreden over het verloop van de compromisvorming (stap 3)? Waarom (niet)? - Is je persoonlijke visie veranderd? - Hoe denk je dat politici zouden hebben onderhandeld? Lesuur 4 (50 min.) Dit lesuur is optioneel. Een eerste mogelijkheid is om leerlingen in de klas de volgende opdracht te laten uitvoeren, en het resultaat kan onderdeel uitmaken van de beoordeling door de docent. Elke leerling schrijft een betoog waarin hij of zij de argumenten uiteenzet waarmee hij of zij het bereikte akkoord verdedigt tegenover een (fictieve) achterban. Als geen akkoord bereikt is, dan formuleert de leerling het compromis dat in zijn ogen gesloten had moeten worden, gezien de verschillen van mening, en rechtvaardigt dat compromis tegenover de achterban. Een tweede mogelijkheid is om bovenstaande opdracht als huiswerk te laten uitvoeren (wat becijferd kan worden), en het lesuur te besteden aan de presentatie van een selectie van dergelijke betogen, waarbij de klas punten kan uitdelen voor de rechtvaardiging van het compromis dat er het best in slaagt om overtuigingskracht te combineren met openhartigheid over de totstandkoming van het resultaat. 7 Bijlage 1 – Het stappenplan van de methode Tussenweg TUSSENWEG Introductie: Met de methode Tussenweg delibereren jullie over een politieke of maatschappelijke kwestie en proberen jullie een compromis te ontwikkelen dat iedere deelnemer kan onderschrijven als eerlijk en verdedigbaar, tegenover elkaar en tegenover de fictieve achterban van jouw partij. Daartoe volgen jullie een overlegprocedure die bestaat uit drie onderdelen. In controverse worden verschillende antwoorden ingenomen ten aanzien van de volgende kwestie: [Bijvoorbeeld: Wat wordt vanaf 2018 het definitieve overheidsbeleid van Nederland voor het gebruik van sociale media voor kinderen onder de 16 jaar?] Regels voor gespreksvoering: 1. De voorzitter van iedere partij bepaalt bij interne besprekingen wie wanneer aan het woord komt en hij/zij zorgt voor deelname van alle leerlingen. De docent treedt op als gespreksleider van gezamenlijke onderdelen, en zorgt er bij de compromisvorming (stap 3) voor dat alle partijen steeds goed hun zegje kunnen doen. 3. Er zijn geen onderonsjes tussen de partijen, maar al het overleg tussen partijen vindt plaats tijdens gezamenlijke onderdelen. 4. De gespreksleider/docent zorgt ervoor dat iedere fase in de beschikbare tijd wordt afgerond. 5. De gespreksleider/docent heeft geen inhoudelijke inbreng, maar kan de deelnemers wijzen op het belang van: luisteren, redelijkheid, openheid. Stap 1: Meningsvorming (+/-30 minuten) Het doel van deze fase is jezelf en de andere partijen duidelijkheid te verschaffen over het beleid dat jouw partij het liefst ingevoerd zou willen zien. Iedere groep werkt haar positie uit om daarna te presenteren met een positieposter Verdeel de volgende taken binnen jullie partij: 1. Een voorzitter 2. Een woordvoerder 3. Een postermaker 4. Leden Werk jullie partijstandpunt uit 1. Herlees jullie partijstandpunt. Bespreek of jullie het wat willen aanpassen of uitwerken. 2. Bespreek wat jullie beweegreden en drijfveren zijn om dit standpunt te huldigen. Met andere woorden: Waarom vinden jullie het belangrijk en waardevol dat dit beleid wordt aangenomen? 3. Formuleer jullie standpunt en beweegredenen beknopt aan de hand van steekwoorden, en vul de positieposter in volgens onderstaand format. 1 Positieposter partij [schrijf hier je partijkleur op] Ons favoriete beleid zou zijn: [formuleer in steekwoorden] Onze beweegredenen in steekwoorden: 1. [formuleer in steekwoorden] 2. 3. 4. Nadat de postermakers hun positieposters op een muur hebben gehangen treden de woordvoerders naar voren om in maximaal drie minuten hun positieposter toe te lichten en vragen te beantwoorden. Kritische vragen en bezwaren kunnen in deze fase (nog) niet gesteld worden. Wel vragen om opheldering, zoals: “Wat bedoel je daarmee?” en “Waarom vind jullie dat zo belangrijk?” Stap 2: Ontwikkelen en toelichten compromisvoorstellen (+/-20 minuten) In je groep bespreken jullie op welke wijze je voorstel aangepast kan worden op een manier die (enigszins) tegemoet komt aan de beweegredenen van (sommige) andere groepen, zodat zijn het wellicht kunnen aanvaarden. Bespreek ook hoe andere partijen hun voorstel zouden kunnen aanpassen om hun voorstel aantrekkelijker te maken voor jullie. Let op! Jullie werken toe naar een compromis waar iedere partij mee kan leven, en niet naar een consensus. Iedere partij zal wat moeten opofferen om althans enkele van hun wensen te kunnen verwezenlijken. Tip! Probeer creatief te zijn en een voor alle partijen zo gunstig mogelijk resultaat te bedenken. Formuleer jullie compromisvoorstel beknopt aan de hand van steekwoorden, alsook wat jullie daarvoor willen opofferen, en vul de positieposter in volgens onderstaand format. Compromisposter partij [schrijf hier je partijkleur op] Ons compromisvoorstel: [formuleer in steekwoorden] Wat we daarvoor bereid zijn op te offeren: 1. [formuleer in steekwoorden] 2. Nadat de postermakers hun positieposters op een muur hebben gehangen treden de woordvoerders naar voren om in maximaal vijf minuten hun compromisposter toe te lichten en vragen te beantwoorden. Zowel vragen om opheldering als kritische vragen kunnen hier gesteld worden. Als het compromisvoorstel van iedere partij is besproken, organiseert de docent een stemming over wat de individuele leerlingen beschouwen als het meest kansrijke (dus niet: het voor leerlingen meest aantrekkelijke) voorstel. Het voorstel dat als meest kansrijk wordt ingeschat vormt hierna de basis van de compromisvorming. (Als stemmen staken gaan jullie verder met twee voorstellen.) Alle onderdelen van dat voorstel kunnen ter discussie komen te staan. 2 Stap 3: Compromisvorming (+/-25 minuten) De woordvoerders gaan (onder leiding van de docent) met elkaar op zoek naar een voor alle partijen aanvaardbaar compromis. Mocht er onvoldoende vooruitgang in zitten, dan kan de docent vragen stellen als: o “Weet iemand een manier om de wensen met elkaar te verenigen?” o “Wat zou jouw partij gewijzigd willen zien aan dit voorstel (of in andere gevallen: aan een voorgestelde wijziging) wil het voor jouw partij aanvaardbaar zijn” o “Wat zou jouw partij willen krijgen in ruil van het aanvaarden van dit deel van het compromisvoorstel?” Als er onvoldoende voortgang wordt geboekt kan de docent de woordvoerders in de gelegenheid stellen om ruggespraak te plegen met zijn / haar groep. Indien nodig schrijft de docent steekwoorden op het bord zodat de woordvoerders het overzicht bewaren. Zeven minuten voor de afsluiting herinnert de docent de woordvoerders eraan dat: 1. Een compromis van alle partijen, met uitzondering van de mogelijkheid van één afwijkende partij, nodig is voor een succesvol compromis; 2. Binnen het scenario het bereiken van een akkoord van grote waarde is en dat geen kans op een akkoord gemist mag worden. 3. Verder verklaart de docent dat vanaf nu iedere verstreken minuut gemeld wordt. 3 Bijlage 2 – Hand-out: Een voorbeeld van een controverse, een scenario en partijstandpunten Casus Zoals jullie hebben kunnen lezen in het artikel uit het Algemeen Dagblad wordt vanaf 2018 in heel Europa een wet van kracht die het kinderen onder de zestien verbiedt om sociale media te gebruiken zonder toestemming van de ouders. Op het moment is dit al zo in Nederland, maar wordt deze wet niet gehandhaafd. Dit betekent dat in de praktijk ook jonge kinderen gebruik mogen maken van sociale media als Facebook, Instagram en Snapchat. De meeste sociale media gebruiken zelf een minimumleeftijd van 13 jaar, maar dit mogen ze zelf bepalen. We nemen dit als onze casus voor onze deliberatie: Scenario We stellen ons voor dat de Nederlandse regering nu een helder en duidelijk standpunt wil innemen over of (en hoe) Nederland het verbod gaat uitvoeren vanaf 2018. Hiervoor heeft zij een commissie in het leven geroepen met afvaardigingen van de vijf grootste politieke partijen uit de Tweede Kamer. Zij moeten gezamenlijk een advies geven. Voor alle partijen is het heel belangrijk om er samen uit te komen. Zo vlak voor de verkiezingen willen zij immers niet de indruk wekken dat ze niet in staat zijn om samen beslissingen te nemen. Bovendien is Nederland op het moment tijdelijk voorzitter van de Europese Unie en de politieke partijen willen geen gezichtsverlies lijden. Partij Rood Standpunt: wel een verbod. Beweegredenen: Kinderen onder de zestien zijn een makkelijke prooi om geld aan te verdienen. Op winst beluste bedrijven als Facebook en Instagram houden geen rekening met wat goed is voor kinderen, maar proberen hen te verleiden met advertenties tot het kopen van producten die ze niet nodig hebben. Daarom moet de overheid ingrijpen en een verbod instellen voor het gebruik van sociale media door kinderen. Partij Blauw Standpunt: wel een verbod Beweegredenen: Kinderen onder de zestien zijn kwetsbaar en staan op sociale media te veel bloot aan allerlei schadelijke indrukken. Ze kunnen het idee krijgen dat iedereen de hele tijd met seks bezig is, dat iedereen een popster moet worden of dat het normaal is om de hele tijd te feesten. Kinderen onder de zestien moeten beschermd worden en zich vooral op school en huiswerk richten. De overheid moet er voor zorgen dat kinderen de juiste dingen leren en te zien krijgen. Kinderen moet daarom geen toegang tot sociale media hebben. 4 Partij Groen Standpunt: geen verbod, maar bedrijven verplichten om onder de 16 speciale kindervarianten aan te bieden Beweegredenen: Kinderen onder de zestien zijn kwetsbaar en kunnen op sociale media gemakkelijk in aanraking komen met mensen die slecht zijn voor hun ontwikkeling of, erger, kinderlokkers die hen verleiden tot het delen van naaktfoto’s. Maar sociale media helpt kinderen ook om met elkaar contact te houden, wat juist goed is voor hun ontwikkeling. Daarom moeten kinderen niet de toegang tot sociale media worden ontzegd, maar moeten bedrijven áls ze hun app of website voor kinderen onder de 16 willen openstellen een aparte versie aanbieden. Zo komen kinderen alleen met elkaar in aanraking en niet met kwaadwillende volwassenen. Partij Oranje Standpunt: geen verbod. Beweegredenen: De overheid moet zich sowieso niet bemoeien met wie gebruik mag maken van sociale media. Als bedrijven sommige mensen willen uitsluiten of juist niet, dan moeten ze dat zelf weten. Wij zijn voor de vrijheid van de markt en tegen overheidsbemoeienis. Voorlichting werkt niet. Partij Paars Standpunt: geen verbod, maar wel voorlichting op scholen en voor ouders over de gevaren van sociale media. Beweegredenen: Kinderen onder de zestien zijn kwetsbaar en kunnen nog niet goed de gevolgen overzien van wat zij doen op sociale media. Maar een verbod maakt het juist erger. Dan gaan kinderen liegen over hun leeftijd en is er helemaal geen controle meer over het gebruik van sociale media door jonge kinderen. Daarom moet de overheid kinderen onder de zestien jaar beschermen door kinderen en hun ouders voor te lichten over de gevaren. 5