Biologie 2008 – Augustus - Toelatingsexamen geneeskunde

advertisement
www.toelatingsexamen-geneeskunde.be
Biologie 2008 – Augustus
Deze vragen werden ons toegezonden door gebruikers van onze website. Wij hebben dit document in
samenwerking met hen opgesteld. Het is echter wel mogelijk dat de vraagstelling licht afwijkt van
deze van het werkelijke examen dat in juli 2008 plaatsvond.
1. Op onderstaande afbeelding staat een elektronenmicroscopische afbeelding van een dierlijke
cel. Welk is het aangeduide organel (nummer 9)?
a.
b.
c.
d.
Plasmalemma
Mitochondrium
Endoplasmatisch reticulum
Microtubuli
Meer info:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Cel_(biologie)#Diagram_van_een_typische_dierlijke_cel
2. Welk van onderstaande combinaties is correct?
A
B
C
D
Mesoderm
Ectoderm
Endoderm
Ruggenmerg
Hart
Longen
Gewrichten
Opperhuid
Zintuigen
Wervels
Ruggenmerg
Darm
Huid
Hersenen
Nier
3. Jicht is een metabole aandoening (een stofwisselingsziekte) gekenmerkt door een plotse
ontsteking van een gewricht. Deze ziekte wordt in onderstaande tekening aangeduid een
gekleurd figuurtje. Verder is gegeven dat jicht meer voorkomt bij mannen dan vrouwen.
Welk van de uitspraken is correct?
www.toelatingsexamen-geneeskunde.be
a.
b.
c.
d.
Het kenmerk is autosomaal dominant
Het kenmerk is X-chromosomaal gebonden
Het kenmerk wordt niet van vader op dochter overgedragen
Het kenmerk is Y-chromosomaal gebonden
4. In welk organel gebeurt de celademhaling?
a. In de celkern
b. In de mitochondriën
c. In het endoplasmatisch reticulum
d. In het cytoplasma
5. De waterhuishouding van het lichaam gebeurt door ADH (= antidiuretisch hormoon). Dit
hormoon zorgt ervoor dat er minder urine geproduceerd wordt.
Onderstaand ziet u een aantal stellingen over de osmotische concentratie van het bloed. Vul
de correcte woorden in.
Osmotische concentratie bloed hoog  meer/minder (1) ADH-productie  meer/minder (2)
urineproductie
Osmotische concentratie bloed laag  meer/minder (3) ADH-productie  meer/minder (4)
urineproductie
a. 1: meer / 2:meer / 3:minder / 4:minder
b. 1:minder / 2:minder / 3:meer / 4:meer
c. 1:minder / 2:meer / 3:minder / 4:meer
d. 1:meer / 2:minder / 3:minder / 4:meer
6. Gegeven is een mRNA-fragment. Welke aminozuursequentie verkrijgt men door translatie.
(in de bijlage van het toelatingsexamen zit een tabel met daarop de coderingen voor de
verschillende aminozuren)
5’-UUUCACAUGAAGACACAUUGACAUAAU-3’
a. Met-Ser-Tyr-Cys-Pro
b. Met-Lys-Thr-His
www.toelatingsexamen-geneeskunde.be
c. Phe-His-Met-Lys-Thr-His
d. Phe-His-Met-Lys-Thr-His-Stop
Antwoorden
1.
2.
3.
4.
5.
6.
B
C
B
B
D
B
Download