Samenvatting ANW - Ziekte en gezondheid §1 inleiding De 5 natuurwetenschappen: Natuurkunde (Fysica) Biologie Scheikunde (Gemie) Aardrijkskunde (Geologie) Astronomie De 5 ANW vragen : 1. Hoe beïnvloeden natuurwetenschap en techniek en samenleving elkaar? 2. Hoe pas je natuurwetenschappelijke kennis toe? 3. Hoe ontstaat natuurwetenschappelijke kennis? 4. Hoe weet je wat waar is? 5. Mag alles wat kan? Hoe bepaal je jouw standpunt? De natuurwetenschappelijke methode: 1. Onderzoeksvraag 2. Hypothese 3. Methode 4. Resultaten 5. Bewerken van de resultaten 6. Conclusie Begrippen: ANW: Algemene Natuur Wetenschappen Astrologie: Waarzeggerij, aan de hand van sterren wordt je horoscoop bepaald. Astronomie: De wetenschap sterrenkunde §2 De reguliere, westerse geneeskunde Kenmerk van de reguliere,westerse geneeskunde: Is altijd gebaseerd op dingen die wetenschappelijk zijn bewezen. In ieder geval 4 specialisten en waar zij zich mee bezig houden: KNO-arts; keel, neus en oogarts Anesthesist: verdovingen, hoeveelheid die nodig is. Radioloog: röntgenfoto's maken Gynaecoloog: vrouwendokter In ieder geval 3 paramedische beroepen en wat men er bij doet: Fysiotherapeut: lichaamshouding/bewegingen Diëtist: zorgt dat mensen gezond eten en op een gezond gewicht komen Verpleegkundige: basiszorg, observatie en aanbrengen van infuus. Verschil diagnose en therapie: Diagnose is het herkennen en vaststellen van een ziekte, therapie is alles wat er gedaan wordt in het geval van ziek zijn. Psychosomatisch en 2 voorbeelden: Een ziekte die wordt veroorzaakt door geestelijk lijden of juist omgekeerd. Iemand met veel stress die hoofdpijn krijgt of iemand met een chronische ziekte die depressief wordt. De 3 aspecten van gezond zijn: Lichamelijk,geestelijk en maatschappelijk; volledige welzijn hiervan is pas écht gezond zijn. Begrippen: Gezondheid: toestand van volledig lichamelijk,geestelijk en maatschappelijk welzijn. Reguliere geneeskunde: geneeswijze die zich baseert op wetenschappelijk bewezen geneeskunde. Medisch specialist: Iemand die eerst geneeskunde heeft gestudeerd daarna nog gespecialiseerd. Paramedische beroepen: werken ook in de geneeskunde maar hebben HBO- opleiding gedaan. Psychosomatisch: Ziekte die wordt veroorzaakt door geestelijk lijden of andersom. Therapie: Alles wat er wordt gedaan in een bepaald geval van ziek zijn. §3 Alternatieve geneeswijzen Een dubbelblind onderzoek: Zowel de onderzoeker als de proefpersoon weten niet of de proefpersonen het echte of het nep medicijn krijgen. Alternatieve therapie: Alles wat met ziekte te maken heeft en waarvan geen wetenschappelijk bewijs is. Redenen waardoor men voor alternatieve geneeskunde kiezen zijn: wereldbeeld en ontkenning van het probleem. Iriscopie: In de ogen kunnen lezen wat voor ziekte iemand heeft, dit is een diagnostiek want er is geen behandelwijze. Homeopathie: Met erg kleine hoeveelheden; sterk verdund, iemand beter maken. Is geïnspireerd op de simlia regel: Het gelijke worde door het gelijkende genezen. Acupunctuur: Energiebanen die verstoort zijn, door er met naalden in te prikken worden deze weer hersteld. Ying yang laat het evenwicht in het lichaam ook zien, de stippen staan ervoor dat je nooit helemaal in evenwicht kan zijn. Reductionisme: Filosofische manier van denken dat alles kan worden bekeken in een klein onderdeel, ook wel het kritiek hebben op de reguliere geneeskunde die alles als onderdelen ziet en niet het geheel. Begrippen: Alternatieve geneeskunde: Alle alternatieve geneeswijzen waarvan geen wetenschappelijke effectiviteit geleverd is. Wereldbeeld:Hoe je tegen de wereld aankijkt. Placebo: Nep medicijn Placebo-effect: Een patiënt denk dat hij echte medicijnen heeft gekregen en dat daardoor de klachten verdwijnen. Dubbelblind onderzoek: Zowel de proefpersoon als onderzoeker weten niet wat het echte en nep medicijn is. §4 Geschiedenis van de geneeskunde , Semmelweis, Pasteur en Koch Semmelweis paste de natuurwetenschappelijke methode op de volgende manier toe: Hij vond een bijzondere waarneming, namelijk dat op afdeling 1 waar de artsen in opleiding hielpen meer vrouwen aan kraamvrouwenkoorts stierven dan op afdeling 2 waar kraamvrouwen werkte. Vervolgens maakte hij de onderzoeksvraag of het verschil uitmaakte of de vrouwen op zijligging of rugligging bevielen. Zijn hypothese was dat dit verschil uitmaakte. Vervolgens ging hij het onderzoeken door op afdeling 1 ook vrouwen in rugligging te laten bevalen. Het resultaat was dat het sterftecijfer op afdeling 1 nog steeds veel hoger was. Zo kwam hij tot de conclusie dat het niet uitmaakte of je op rugligging of zijligging beviel en moest hij dus nog verder zoeken naar het goede antwoord. De verdienste van Pasteur: Pasteur kwam erachter dat je bijna alle bacteriën kan doden door deze kort te verhitten (pasteuriseren). Hierdoor bederft voedsel minder snel. Ook kwam hij erachter dat bacteriën mensen ziek maken en dat als je de bacterie kan identificeren je hem daarna ook kan aanpakken. 3 methoden om voedselbederf tegen te gaan: Het product pasteuriseren Drogen (bacteriën hebben water nodig) Koelen (remt bacteriegroei af) Spontane generatie: De opvatting dat leven spontaan zou ontstaan. (Pasteur heeft een einde aan deze opvatting gemaakt) De 3 postulaten van Koch: 1. Op de zieke plek vind je er erg veel van (de bacterie) 2. Elke patiënt met deze ziekte heeft de hem op die zieke plek (de bacterie) 3. Als je een proefdier ermee besmet krijgt dat dier diezelfde ziekte (de bacterie) Begrippen: Eed van Hippocrates: Een eed die elke arts moet afleggen voordat ze aan hun werk beginnen. Humorenleer: Ziekte wordt veroorzaakt door een verstoorde balans tussen vier lichaamssappen en de overheersing van een van die sappen maakt de persoon hoe hij is. Principes van Hippocrates: De natuur gaat haar eigen weg (over epidemieën), de natuur doet haar werk wel zonder dokters(over dieet),de natuur is de beste heelmeester (over geneeskunde in het algemeen). Pasteuriseren: Kort verhitten om bijna alle bacteriën te doden. Steriliseren: Alle bacteriën doden, dit kan ook doormiddel van verhitten. Postulaten van Koch: Bedoeld om de veroorzaker van een ziekte te vinden. Aseptisch werken: Desinfecterend werken, zorgen dat er geen bacteriën bijkomen. §5 Vaccinatie en immuniteit Verschil tussen bacterie en virus: Virussen kunnen zich niet voortplanten in tegenstelling tot bacteriën. Virussen zijn genetisch materiaal, terwijl bacteriën eencellig zijn. Virussen kunnen zich aanpassen en veranderen, bacteriën kunnen dit niet. Verschil met bestrijden van medicijn bij bacterie en virus: Een bacterie kun je bestrijden met antibiotica echter niet teveel want dan worden de bacteriën resistent. Een virus kun je niet bestrijden met antibiotica, ze kunnen zich ook zo aanpassen dat een antistof ze niet meer herkent. Een virus is hierdoor moeilijker te bestrijden. Begrippen: Bacteriën: Kunnen je ziek maken, zijn eencellig, kunnen zich niet aanpassen maar wel zelfstand vermenigvuldigen. Virussen: Kunnen je ziek maken, zijn van genetisch materiaal, kunnen zich alleen voortplanten met behulp van een gastheercel, kunnen zichzelf wel aanpassen. Epidemie: Besmettelijke ziekte die in het gebied van mens en dier is. Pandemie: Epidemie op wereldwijde schaal. Immuniteit: Niet meer vatbaar zijn voor een bepaalde ziekteverwekker. Passieve immuniteit: Het lichaam krijgt antistoffen toegediend tegen een ziekteverwekker, deze immuniteit blijft niet bestaan. Actieve immuniteit: Het lichaam maakt zelf antistoffen tegen een ziekteverwekker aan en blijft daardoor ook immuun voor de ziekteverwekker. Resistentie: Niet meer gevoelig zijn voor antibiotica DKTP: Difterie,Kinkhoest, Tetanus en Poliomyelitis BMR:Bof, Mazelen en Rode hond §6 Bacteriën en practicum Begrippen: Antibiotica: Bedoeld om ziekteverwekkers voornamelijk bacteriën te bestrijden. Darmflora: Goede bacteriën in je maag die helpen om je eten te verteren.