1 - Medica

advertisement
1.bijwerkingen benzodiazepines
A. tgv de psychotrope effecten
1. sedatie
2. paradoxale effecten
3. confusie
4. geheugenstoornissen
5. hypomanie en manische episoden
6. chronisch gebruik:
- verzwakken motivatie voor psychotherapie
- verzwakken natuurlijk vermogen om angst en spanning vh dagelijks leven te
verwerken
- cognitieve stoornissen
- subtiele veranderingen in persoonlijkheid
- freq’er voorkomen paradoxale effecten
B tgv de motorische effecten
 daling motorische coördinatie en performantie
C tolerantie
Sedatief – hypnogeen – spierrelaxerend effect
 cellulaire tolerantie
Anticonvulsief – anxiolytisch effect
 trager verloop tolerantie
 down-regulatie GABAa Rn
D afhankelijkheid
Bij zelftoediening: matig gedragsbekrachtigend effect
Dervingsverschijnselen:
 Angst, gaande tot fobieën
 Tremor
 Slapeloosheid
 Rebound REM slaap met nachtmerries
 Duizeligheid
 Bewegingsstoornissen (onvrijwillige bewegingen)
 Sensorische overgevoeligheid en stoornissen in perceptie (soms irrev)
 Manische reacties, andere psychotische reacties en delirium
 Convulsies
 down-regulatie GABAa Rn
 sneller bij existentiële betekenis
 zelden craving
 chronisch (jaren gebruik) dr afhankelijkheid
- Depressie
- OCD
- Fobieën
- Persoonlijkheidsstoornissen
 misbruik voor “high”
E. Acute toxiciteit
 gering
 S/ overdosis: verlengde slaap met weinig AH of CV depressie
Uitz gelijktijdige overdosis alcohol
2. kort artikeltje over hypoxie bij een zwangere met ventrikelseptumdefect behandeld
met nifedipine voor premature contracties. Vraag: hoe zou je dit effect verklaren?
nifedipine  reflextachycardie
Meer invloed L-R shunt?
3. Is dit de beste keuze + leg uit:
Imipramine voor behnadeling neuropatische pijn met VKF
TCA: klasse Ia anti-aritmische eigenschappen
Pentazocine liever
Fluoxetine bij acute angstaanval
SSRI: tijd nodig eer werkzaam
Aspirine bij dyspepsie
Dyspepsie is een bijwerking van NSAIDs
Isopropylnoradrenaline bij acute astma-aanval
Beta agonist: beta2 BD (staat wel niet bij astma-gnm)
4. Man met matige HDC
-welke therapeutische opties?
1. belasting van het hart verminderen
a. daling fysieke activiteit
b. gewichtsreductie
c. HT onder controle brengen
2. zoutbeperking
3. ACEI/(sartanen)
4. diuretica
5. digitalis
6. spironolactone
7. beta blokkers
8. VD
-bijkomend VKF, wat doe je nu?
1. belasting van het hart verminderen
a. daling fysieke activiteit
b. gewichtsreductie
c. HT onder controle brengen
2. zoutbeperking
3. ACEI/(sartanen)
4. diuretica
5. digitalis
6. spironolactone
7. beta blokkers
8. VD
-bijkomend longoedeen, wat doen?
1. belasting van het hart verminderen
d. daling fysieke activiteit
e. gewichtsreductie
f. HT onder controle brengen
2. zoutbeperking
3. ACEI/(sartanen)
4. LISdiuretica
5. digitalis
6. spironolactone
7. beta blokkers
8. VD
-bij kniepijn geeft men indomethacine aan deze pat. Waarom is dit niet zo wijs?
NSAID: bij chronisch verminderde nierfct kan acute nierinsufficiënite uitgelokt w
5. Pat onder klasse 3 ati-aritmica. zijn glucocorticoïden hier gevaarlijk?
Klasse III anti-aritmica zijn K kanaalblokkers
 sotalol: beta blokker: BD stijging
CS knn hypokaliëmische alkalose uitlokken
 kan BD stijging veroorzaken
1. Bespreek de contra-indicaties, risicopopulaties en interacties van NSAIDS
CI
1. ZS (3e trimester) is een relatieve CI
- vertraagde inzet en verloop vd arbeid
- invloed op bloedingstijd bij moeder en kind
- sluiten ductus botalli bij neonatus
2. voorgesch van GI ulcera en/of bloedingen en oudere ptn (>65j)
3. geriatrische ptn
 ontwikkelen hartfalen als gevolg van interferentie met de nl water- en
Zouthuishouding
Risicopopulatie
Kids met viraal syndroom: gn aspirine maar liever paracetamol
lactatie: meeste zijn zwakke zuren: gaan minder gemakkelijk nr moedermelk
Bejaard: GI gevoeligheid: PPI bijgeven
Nierinsufficiëntie: af te raden: uitlokken acute nierinsufficiëntie
 Leverinsufficiëntie: afname First-pass van paracetamol: stijging plasma conc
Interacties
 met orale anticoagulantia
a) hoge plasmaproteïne binding: verdringing: toename anticoagulatie effect
b) inhibitie plaatjes aggregatie dr NSAIDs (dynamische interactie)
 met antihypertensiva
= dynamische interactie dr vocht en waterretentie
2. 5 juist/fout vragen over TCA
3. Een man is vergiftigd met organofosforverbindingen, wat is de doodsoorzaak?
=> verstikking
1. bronchospasme en bronchiale hypersecretie
2. paralyse vd AH spieren
3. depressie vh AH centrum
4. 5 juist/fout vragen over L-Dopa
5. 5 juist/fout vragen over deel 1: potentie en effectiviteit
1. Bespreek de neveneffecten van Anti-depressiva
A. nevenwerkingen tgv serotonine stijging
1. sexuele stoornissen
2. GI stoornissen
3. psychomotorische stimulatie, angst, agitatie, slapeloosheid en agressief gedrag
4. vermindering in drive en zwaktegevoel
5. extrapyramidale effecten
B. nevenwerkingen tgv NA stijging
1. agitatie, slapeloosheid, agressiviteit
2. tachycardie
3. tremor
C. invloed op de slaap
Vnl inh NA reupt:
rusteloosheid – slapeloosheid
SSRI:
slaapverstorend: inh REM en verlengen fase1 vd diepe slaap
Mirtazapine:
slaapbevorderend
D. Switch nr manie
E. nevenwerkingen tgv alfa1 R blok
1. sedatie en motorische incoördinatie
2. orthostatische hypotensie en reflextachycardie
F. verlaging convulsiedrempel
CI bij:
a) reeds verlaagde convulsiedrempel
b) drempelverlagende co-medicatie
- neuroleptica
- andere antidepressiva
- stoppen toediening BZ
- relatief hoge alcoholconsumptie
G. Cardiale effecten
TCA’s  klasse1a anti-aritmica
- Mogelijk ventriculaire tachycardie
- Vertragen intraventriculaire geleiding
- Verlengen QRS, PR en QTc interval
 ventriculaire tachycardie vh TdP type  ventr fibrill  dood
H. Anticholinerge effecten
Vnl bij TCA’s
Droge mond wel algemeen voorkomend
I. toxische effecten bij overdosis
TCA’s mog levensbedreigend
Rest minder
2. Meerkeuzevragen over deel I, vrij evident
3. Bespreek de mogelijke mechanismen waarmee B2 agonisten aan hun tachycardieeffect komen
Beta2 agonist  dilatatie BV  daling BD: reflextachycardie
Nooit 100% beta2 selectief: beta1: + chrono, dromo, bathmo en iontroop
4. Bespreek de mogelijke interacties tussen diuretica en digitalisglycosiden
KZA-I - acidose verergeren
- verlies K
potentiatie digitalis
Thiazide:
- alkalose
- verlies K
potentiatie digitalis
- vermindering excretie Ca potentiatie tox eff digitalis = risicofactor
Lisdiureticum:
- alkalose
- verlies K
potentiatie digitalis
- hypomagnesie
potentiatie tox eff digitalis = risicofactor
K sparende diuretica: - hyperkaliëmie
mindering automaticiteit hart; beschermend
- metabole acidose
Digoxine
 renaal uitgescheiden (minimale metabolisatie)
 verhoogt met versterkte diurese
Digitoxine
 enterohepatische circulatie
Ouabaïne
5. Juist of fout vragen over, jawel, wat de halveringstijd van een CYP3A4
gemetaboliseerd geneesmiddel beinvloedt (rifampicine cimetidine en hun collega's
waarvan je na een tijdje geen flauw idee meer hebt of ze nu eignelijk een inhibitor waren
of een inductor; en wat allemaal de complicaties van een BDZ intoxicatie kan
beinvloeden.
CYP3A4
Inhibitor:
- Amiodaron
- Cimetidine
- Ciprofloxacine
- Clarithromycine
- Diltiazem
- Erythromycine
- Flyoxetine
- Fluvoxamine
- Indinavir
- Itraconazol
- Ketoconazol
- Nelfinavir
- Norfloxacine
- Pompelmoessap
- Ritonavir
- Saquinavir
- Telothromycine
- Verapamil
- Voriconazol
Inductor:
- barbituraten
-
carbamazepine
efavirenz
felbamaat
fenytoïne
nevirapine
ributine
rifampicine
St Jans kruid
Topiramaat
Substraat:
- CCB vd dihydropiridine groep
- Loratadine = activatie
- Astemizol
- Terfenadine
Fu: gebonden w niet gemetaboliseerd
1) bespreek werkingsmechanisme en neveneffecten van Parkinson-medicatie
A) L-DOPA + DOPA decarboxylase inhibitor (benserazide of carbidopa)
 L-DOPA dr BBB: omgezet tot dopamine dr
extraneuraal DOPA decarboxylase
Intraneuraal DOPA decarboxylase
 stijging dopamine gehalte in synaps en in secretiegranulen
 DOPA decarboxylase inh: verhindert First pass en perifere omzetting tot dopamine
B) directe dopamine agonisten (bromocriptine, pergolide, pramipexol, ropinirol)
 D2 R agonisten
C) Amantadine
 blok dopamine uptake-1
 verhoging dopamine vrijzetting
D) Selegiline
 selectieve MAO-B inhibitor
E) antimuscarinica
 inhiberen overactiviteit postsynaptische cholinerge interneuronen (dr wegvallen
dopaminerge inhibitie in het striatum) = herstel onevenwicht
 opheffen presynaptische inhibitie vd dopamine vrijzetting
 L-DOPA
1) vroegtijdige nevenwerkingen
* nausea en anorexie
 dopamine stimulatie CRTZ: opvangen met perifere D2 blokker
* orthostatische hypotensie
 dopamine gestimuleerde VD v splanchnische vaten
 NA gemedieerde effecten op het vasomotirsch centrum (via alfa2)
* tachycardie en ritmestoornissen
 omzetting nr NA in perifeer CZS
* psychische effecten
-
 dr verhoogd dopamine & NA
rusteloosheid
slapeloosheid
angst
euforie
confusie
ZZ manie, waangedachten, hallucinaties
2) laattijdige nevenwerkingen
a) dyskinesie
= onvrijwillige repetitieve bewegingen
b) fluctuaties in werkzaamheid
 einde-dosis-hypokinesie (meer kleine dagdosissen: meer deeldosissen)
c) on-off fenomeen
 plotse overgang vanuit goede bewegelijkheid nr een akinetische toestand
 D2-agonisten
 enkel nevenwerkingen tgv D2 stimulatie
 laattijdige nevenw zijn minder uitgesproken
 amantadine & selegiline
 zwakkere actie ~minder uitgesproken nevenwerkingen
 M R blokkers
 perifere nevenwerkingen
2) pat. met myasthenia gravis wordt behandeld met neostigmine en
pyridostigmine. juist of fout over volgende neveneffecten:
bronchodilatatie, fout: bronchoconstrictie
cycloplegie, fout: accommodatie (bij intox: accomodatiekramp)
diarree, juist verhoging transit en secretie (bij intox: diarree)
irreversiebele cholinesterase inhibitie fout: het is reversibel
en gedaalde maagzuursecretie fout: verhoogde secretie
neostigmine: reversibele inh – nt door BBB
pyridostigmine: reversibele inh – nt door BBB
3)vers bloed in een buisje en je voegt verschillende dingen toe.wat gebeurt er als je
a)heparine
vertragen bloedstolling door vertraging omzetting fibrinogeen nr fibrine
b)warfarine
niets anders dan z: je stollingsfactoren hebben een redelijk trage turn over
en er wordt enkel ingewerkt op hun aanmaak
c)protaminesulfaat
inhibeert werking heparine
zonder heparine verandert er niets?
d)heparine en protaminesulfaat
protaminesulfaat heft effect heparine op
maar heeft kortere werkingstijd
bloed zal wel stollen (maar of het dit volledig doet?)
e)warfarine en vit K
toevoegt
niets anders dan z: je stollingsfactoren hebben een redelijk trage turn over
en er wordt enkel ingewerkt op hun aanmaak
4)behandeling van essentiele hypertensie. welke combinaties zijn goed?
a)thiazide en atenolol
Diureticum + beta1 blokker
goed
b)thiaziede en captopril als ook astma
Diureticum + ACEI
Beta blokker is nt optimaal bij astma
Dus goed
c)amiloride en captopril als ook astma en jicht
K sparend diureticum + ACEI
Beta blokker niet optimaal bij astma
Thiazide niet goed bij jicht
ACEI geeft hyperkaliëmie en amiloride ook
Dus NIET goed
d)nifedipine en verapamil als voorgeschiedenis van thiazide-gerelateerde impotentie en
captopril-gerel. huiduitslag
CCB + CCB
Liever beta blokker
CCB zijn 2e keuze
e)enalapril en prazosine als ook prostatisme
ACEI + alfa blok
Alfa blok is optimaal bij prostaat hypertensie
Pfff weet het niet
5)a) 5 stellingen omtrent potentie, effectiviteit en toxiciteit
b) 5 stellingen omtrent spare-receptors
1. Bespreek de neveneffecten van antidepressiva
Zie p 3
2. a. Het fysisch proces waarbij een zwak zuur bij lage pH minder wateroplosbaar en
meer vetoplosbaar wordt heet:
distributie
verdeling over weefsels
eliminatie
metabolisatie of excretie
first-pass effect
metabolisatie
doordringbaarheid
protonering
juist
b. De karakteristieke eigenschap voor het effect van een geneesmiddel in het lichaam is:
vetoplosbaarheid
verdeling tss octanol en waterfractie (P)
doordringbaarheid
farmacokinetiek
wat het lichaam doet met het medicijn
farmacodynamiek
juist: wat het medicijn doet met het lichaam
protonering
winnen van H+
c. Van een geneesmiddel dat gedeeltelijk door CYP3A4 in de lever gemetaboliseerd
wordt, kan de werkingsduur verlengd worden door
chronische toediening van fenobarbital is een inductor: dus verkorting t1/2
chronische toediening van cimetidine is een inhibitor: dus verlenging t1/2
verhogen van de cardiac output
verdrijven van het geneesmiddel van de weefselbindingsplaatsen dr ander GM
verhogen fu verhoogt de eliminatie en verlaagt dus de t1/2
chronische toediening van rifampicine is inductor: dus verkorting t1/2
3. β2 agonisten kunnen ook tachycardie veroorzaken, bespreek langs welke
mechanismen dit mogelijk is
zie ergens hierboven
4. Welke interacties kunnen voorkomen bij digitalis en diuretica?
Zie ergens hierboven
5. Juist / Fout bij een overdosis benzodiazepines (20X therapeutische concentratie)
a. er zijn convulsies fout: anti-eleptische werking
b. er is spierrelaxatie en hierdoor ademhalingsdepressie fout: AH depressie is beperkt (tenzij
in combi met alc)
c. moeten altijd behandeld worden met flumazenil nee
d. de toestand is ernstiger bij personen met respiratoire aandoenigen ?
e. de toestand is ernstiger bij personen onder chronische behandeling van glucocorticoiden
beiden lokken mogelijk manie uit
1/ bespreek verloop plasmaconcentratie van geneesmiddel in functie van de tijd in geval
van (a) éénmalige toediening intraveneus (b) éénmalige toediening per os. maak hierbij
onderscheid tussen 1e orde en 0e orde-kinetiek (= letterijk uit deel I)
Éénmalig IV: t = 0  C = C0 (= D/V)
C(t) = c0 . e^(-ke.t)
Na 4à5 X t1/2  medicijn nagenoeg verdwenen
Met t1/2 = 0,693/ke = 0,693 . Vd/Cl(lichaam)
1malig po
Eerst nog absorptie fase
Latentietijd: tijd eer detecteerbaar in plasma
Tmax: tijd eer max conc bereikt
1e orde kin: lineair verband tussen dosis en gemiddelde plasmaconc
 eliminatie stijgt met dosis: cte eliminatiefractie
e
0 orde kin: per tijdseenheid w een cte hoeveelheid uitgescheiden (gn cte fractie)
 D > uitscheidingsmax: plots sterke verandering conc
 verzadigbare eliminatieenzymen
 vb fenytoïne, ethanol, ASA
2/ we kregen een abstract van een artikel (ih engels) omtrent de enzyme-inhibitoren en
hun effect op de metabolisatie van codeïne, losartan, en tramodol (of zoiets). de vraag
was gewoon: bespreek (het mechanisme van enzyme-inhibitie)
een enzyme als doelwit resulteert in inhibitie vd omzetting ve inactief eiwit of remming vd
afbraak ve ligand
3/ Casus: landbouwer komt binnen op spoed met piepende ademhaling, lage HF
(40/min) en extreme salivatie. Diagnose & Behandeling? (Parathion, insecticide= irr
cholinesteraseremmer...)
= cholinerge stimulatie
 irreversibele cholinesteraseremmer: insekticiden zoals parathion
1. algemene maatregelen:
* blootstelling zo snel mogelijk stoppen
- maagspoeling
- huid wassen
* ondersteunende maatregelen
- BD op peil houden
- convulsies behandelen
- luchtwegen open houden: intubatie en beademing
2. specifieke maatregelen
* atropine iv tot tekens van PS prikkeling dalen
* toedienen van cholinesterasereactivatioren (als het gaat op organofosforverbindingen:
parathion, sarin, …)
Pralidoxime (nt door BBB)
DAM = diacetylmonoxime
MINA = monoisonitrososacetone
4/ 5 juist/fout stellingen omtrent Ca2+kanaal blokkers
- ze hebben een negatief inotroop effect V en D: neg ino
- nifedipine is aan te wenden in de behandeling van AV-blok
gn effect op geleiding in AV knoop
- ze kunnen aangewend worden in behandeling van hypertensieve crisis liever alfa blokker
- nifedipine kan angor uitlokken angor is indicatie hiervoor (wel reflextachy)
- ze werken selectief op de bloedvaten N wel V en D niet
5/Welk van de volgende stoffen hebben een invloed op het effect van coumarines:
- fenylbutazone
inhibitie afbraak warfarine
- ASA
dynamische interactie (inhibitie bp aggregatie)
- vit K
tegenwerken coumarine
- fenytoïne
verhogen afbraak warfarine
1) nevenwerking van antidepressiva
Zie hierboven
2) Bespreek een casus: over een vrouw die een hypofyse letsel heeft opgelopen en
sindsdien desmopressine (adh-analoog), hydrocortisone, en thyroxine krijgt toegediend.
Na 18 maanden doet de vrouw een eerste tonisch-clonische aanval. En ze krijgt fenytoïne
hiervoor. Na 4 maanden echter wordt ze opgenomen met nausea, algemeen onwelzijn en
een bloeddruk van 70/40.
Desmopressine: vervanging voor ADH
Hydrocortisone: mineralocorticoïd effect
Thyroxine: thyroid hormoon (wegens ontbreken TSH)
Fenytoïne: blok voltage afhankelijke Na+ kanalen
 teveel fenytoïne dr inhibitie CYP2C9 of CYP2C19???
3) Fout of juist?
*Acetylsalicylzuur kan gebruikt worden in de behandeling van maligne hyperthermie.
Fout: dantroleen is perifere spierspasmen voorkomer
*Voor de behandeling van een anafylactische reactie is h1-antagonisten het belangrijkste.
Fout: adrenaline is belangrijkste, dan CS en dan H1 blokkers
*Organische nitraten zijn effectief in de behandeling van angor, door de coronaire
vasodilatatie en ze verbeteren zo de bevloeiing van het mycoard.
Ze zijn vnl effectie door hun perifere VD en daling van hartbelasting.
Bij vasospastische angor is het effect op de coronairen belangrijk?
*H1-antagonisten hebben een groot belang in de behandeling van astma
Fout: niet veel bewijs effaciciteit
*fenobarbitone inhibeert het metabolisme van fenytoine
Fout: versnelt metabolisme
4) Welke combinatie is het meest effectief in de behandeling van angor? En leg uit
waarom?
• glycinetrinitraat en b2-agonist
VD + VD (aspec wel beta1: +ino/chrono/dromo/bathmo)  beter nt
 nts dat reflextachycardie blokt
• digoxine en verapamil
Pos inotroop?  nt zo’n goed plan
• nifedipine en metoprolol
VD (CCD: liever beta blok) + beta blok (voor reflextachycardie)  goed
• diazepam en propanolol
BZ (anxioliticum) + beta-blok
• nitroprusside en metoprolol
VD + beta-blok
 zeer goed
5) geef het effect van indirecte sympathomimetica op de bloedvaten
Alfa1 VC arteriolen (vooral in huid en ingewanden)
VC in venen
Alfa2 sommige gebieden vh vaatstelsel: teniet gedaan dr effect alfa2 agonist op presyn alfa2
R in CZS
Beta2 VD (vooral in skeletspier en hartspier)
NA endogeen: vnl alfa effect, dan beta1 en tenslotte beta2 effect
 VC
1. nevenwerkingen antidepressiva.
zie hierboven
2. engels artikel over bessensap dat enzym-inhiberend werkt. bespreek.
 First pass effect verandert: grotere conc dan verwacht: mog toxische effecten
3. welke toedieningsvormen bestaan er van organische nitraten? welke vorm gebruik je
voor welke indicatie? welke raad geef je mee aan de patiënt?
zie hierboven
4. agonist of antagonist? welke receptor? hoe werkt het? waarvoor wordt het gebruikt?
-ondansetron
5HT3-antagonist
nausea en braken postoperatief of dr chemo/radiotherapie
-buspirone
5-HT1a agonist
anxiolyticum (gegeneraliseerde algemene angst)
 activatie post-syn 5HT1A R
 presyn 5HT1A R inhibitie serotonine vrijstelling
-sumatriptan
Serotonine analoog anti-migraine bij aanval
 5HT1B agonist “selectieve” intracraniële VC
 5HT1D agonist presyn inhibitie neuropeptiden vrijstelling
 5-HT1F/D agonist centrale pre- en/of postsynaptische inhibitie thv hersenstamkernen
-risperidone
Atypisch neuroleptica
- D2 blok
- alfa1 blok
- H1 blok
- 5HT2 blok !!!!
* schizofrenie!
* sterke excitatietoestanden
-flumazenil
BZ antagonist
antgonist BZ
 beëindigen sedatie dr BZ gegeven bij anesthesie
 behandeling acute overdosis met BZ
5. waar of vals en leg uit: de volgende combinatie is de beste keuze
-morfine bij longoedeem
Morfine is hier ideaal als adjuvans
-anxiolytisch
-vermindert ‘luchthonger’
-vermindert pulmonale congestie
-codeïne bij galkoliek
-analgetisch voor milde pijn
-anticholinergica zijn beter voor kolieken
-paracetamol bij arthrose
Pijnstillend maar niet ontstekingsremmend
-aspirini bij dyspepsie
Zie hierboven
-fenylbutazone bij gewrichtspijn
Enkel bij AS aanvaardbaar (wegens risico agranulocytose)
1. Farmacologische fx + nevenwerkingen van anticholinergica
1. anesthesie
Pre: voorkomen toename brochussecretie & salivatie bij intubatie & KV
Tijdens: tegengaal vagale reflexen op het hart (bradycardie & ev AV geleidingsstoornissen)
Post: opheffen effect pachycurare dr cholinesterase remmer + atropine
2. oftalmologie
 mydriase
3. Stomatologie
 tegengaan salivatie bij oper in mondholte
4. Pneumologie
 onderhoudstherapie COPD
 adjuvans bij astma
5. Cardiologie
 bij extreme bradycardie en AV geleidingsstoornissen dr overdreven vagale tonus of bij
overdosage beta blokkers
6. Gastroenterologie
* beh GI- spasmen, galblaas- en ureter kolieken
* beh fct diarree
* (pirenzepine: daling maagzuur secretie)
7. CZS
* ziekte van Parkinson
* extrapyramidale S/ opgewekt dr neuroleptica
* reisziekte
Nevenwerkingen:
1. oog: visusstoornissen
2. speekselklieren: droge mond
3. longen: indikken secretieproductie: bemoeilijkte evacuatie
4. hart: tachycardie & palpitaties
5. GI: obstipatie & vertraagde maaglediging
6. blaas: bemoeilijkte mictie
7. genitaal: potentiestoornissen
8. CZS: atropine
lage conc mog lichte excitatie
hoge: agitatie – hallucinaties
Scopolamine lage conc sedatie – anterograde amn hoge: agitatie - hallucinaties
2. Mag je MAO-A en MAO-B inhibitoren combineren, en zo niet, mag je 1 van beiden
wel combineren met SSRI?
fenelzine inhibeert MAO-A en B irreversibel
 SSRI + MAO-B mag (MAO-B vnl dopaminerge neuronen): MAO-A nog voor afbraak
 SSRI + MAO-A: serotonine syndroom
3. Man van 70 jaar heeft wat last van dyspnee en oedeem, ook mild hartfalen.
a. Welk(e) geneesmiddel(en) stel je voor?
b. Ontwikkelt ook lichte hypertensie
c. Krijgt akuut longoedeem
d. Krijgt indomethacine tegen pijn in zijn knie, wat is hier mis mee?
zie hierboven
4. Vrouw van 75 jaar met hypertensie krijgt chronisch glucocorticoïden, waar moet je
hier voor oppassen. Krijgt plotseling koorts en hoest, wat moet je doen?
 mineralocoïd effect: water en Na retentie
 koorts en hoest: onderliggende oorz zoeken en beste anti-infectieuze therapie instellen
Behandeling doorzetten!!!!
5. Vrouw van 45 krijgt Amiodarone tegen tachy-aritmieën, ontwikkelt na enkele jaren
hypertensie, krijgt daar thiazide voor, maar krijgt na enkele weken ventriculaire
tachycardie. wat is hier er gebeurd?
Thiazide: K verlies = verlaging IK1 stroom  vroege na-depolarisaties: AP
Amiodarone: K kanaal blokker
1. welke geneesmiddelen worden gebruikt bij de behandeling van Parkinson en wat is
hun werkingsmechanisme en bijwerkingen.
zie hierboven
2. Geeft inhalatie van glucocorticoiden systemische effecten of niet?
systemische bijwerkingen zijn beperkt:
 beperkte absorptie
 kinderen: groei
 onderdrukking hypothalamus/hypofyse/bijnier as
 nog beperkter bij nieuwere CS’en met een hoog First pass effect
3. Agonist/antagonist? Welke receptor of aangrijpingspunt? Gebruik?
a) simvastatine
Inhibitor van 3-hydroxy-3-methylglutaryl-CoA reductase
 behandeling van LDL verhoging
b) risperidone
Zie hierboven
c) cimetidine
H2 blok
 daling maagzuursecretie
d) spirinolactone
Aldosterone R antagonist
 K sparend diureticum
 overmaat mineralocorticoïden
e) fenylbutazone
COX inhibitor: AS (NSAID: pyrazolonderivaat)
 ontstekingsremmer
 Analgeticum
4. artikel over man met morfineoverdosis door codeinetoediening na antibiotica.
--> invloed op enzymen First-pass?
 afbraak dr bact verminderd?
5. Is alfa-R antagonist tegenaangewezen bij: zie hierboven
a) astma
b) hartfalen
c) 2de graad AVblok
d) perifere arteriële vaatstoornissen
e) benigne prostaathypertrofie
1. benzodiazepines: farmacologische effecten en nevenwerkingen (blijkbaar horen
tolerantie en afhankelijkheid daar ook bij)
zie hierboven
2. tekstje over een CYP3A4 inhibitor --> beetje uitleggen
zie hierboven
3. waar/vals:
- versterken TCA's de werking van NA en serotonine? (ja)
Inhibitie uptake1 (NA, serotonine)  langere inwerking op Rn
- bestaat er een antidotum vr heparine? (ja, wa wist ik nie ma staat in de cursus)
protrombine
- spelen H2 antagonisten een rol in anafylactische profilaxe? (ja)
nee H1 antagonisten wel (H2: maagzuursecretie)
- zijn Ca- kanaal blokkers specifiek voor VSMC's? (nee)
nee
 hart: AV-geleiding, inotropie
 uterus: premature contracties
- hoe groter de therapeutische breedte van een gm, en hoe steiler de dosis/respons- curve, hoe
veiliger het gm? (eerste helft juist, tweede fout)
Therapeutisch venster breder = veiliger
Steilere dosis/response curve: onveiliger
4. waar/vals over NSAID's tijdens de zwangerschap
- stimuleren de uteruscontracties tijdens bevalling (fout)
PG’s: uteruscontracties
NSAID: inhibitie contractie
- sluiten ductus van botalli bij de ongeboren baby (juist)
Juist: PGE2 en PGI2 houden ductus open
- verkorten bloedingstijd bij mama en baby (fout)
Verlengen bloedingstijd door verminderde BP aggregatie
- verhinderen melksecretie (fout)
Geen invloed?
- pijnstillers bij bevalling (leek me nogal inefficiënt)
verlengen bloedingstijd, dus beetje dom
5. welke effecten van cholinesterase- remmers worden niet opgeheven door atropine --->
spierverlamming, ademhalingsspieren belangrijk! (nicotinereceptoren)
- spierfasciculaties
- spiertrekkingen
cholinerge crisis: blijvende depolarisatie met slappe spierparalyse
depolarisatieblok: shock, BD val, spierverlamming (incl AHspieren)
1. Neuroleptica: farmacologische effecten en werkingsmechanisme
A. psychotrope effecten
1. demping van specifieke mentale fct’s
2. sterke demping van diverse excitatietoestanden in CZS
- agitatietoestanden
- manische toestanden
- positieve S/ schizofrenie
3. verbetering neg S/ schizofrenie (atyp neuroleptica)
 blokkering mesolimbische dopaminerge banen
 blok 5HT2: disinhibitie dopaminevrijzetting
 alfa blok: demping agitatie
B. Motorische effecten: dyskinesieën tgv interferentie met de extrapyramidale controle vd
bewegingen
Vanaf begin:
1. parkinsonisme
2. acathisie
3. acute dystonie
Na enkele maanden tot jaren:
 tardieve dyskinesie
 blok D2 R nigrastriatale dopaminerge banen
 tardieve dyskinesie: upregulatie D2 R
 activatie D2 R: choreatische bewegingen
C. Effecten op AZS
1. muscarine R blokkerende werking
2. alfa R blokkerende werking
3. sterk anti-emetisch:  D2 blok thv CRTZ
4. blok H1 R
D. Neuroendocriene effecten
1. hyperprolactinemie  gynaecomastie & galactorroe  wegvallen inhibitorische tonus
2. blok periovulaire LH piek  anovulatie
2. therapeuthische effecten van alfa 2 blok en stimulatie
Alfa2 agonist
 behandeling essentiële HT: clonidine & guanfacine
 inhibitie outflow nr OZS thv vasomotorcentrum & activatie alfa2 R waardoor NA
vrijzetting geïnhibeerd w
 binden centrale imidazoline R: mog ook anti-hypertensieve effecten
Alfa2 antagonist (nooit echt selectief)
 hypertensie
 feochromocytoom (prazosine, fenoxybenzamine)
 hypertensieve crisis
1. overdosage alfa agonist
2. kaasreactie
3. clonidine withdrawal syndroom
 chronische behandeling essentiële HT: gn 1e lijns – altijd combi therapie
 benigne protaathypertrofie: dilatatie sfincter
 hypovolemische shock na V correctie
 centrale en perifere arteriële circulatiestoornissen: fct vaatvernauwingen
3. tekstje uitleggen over effect van ectasy op uw hart
 vrijzetting serotonine en dopamine
4.patiënt met hartritmestoornissen en neemt sotalol. krijgt bronchiaal astma, wat ga je
voorschrijven?
Sotalol is bètablokker & anti-aritmicum
 antimuscarinica
5. waarom vertragen glucocort de wondheling?
Ontstekingsreactie induceert ook de wondheling
 deze w hier geïnhibeerd
+ effect op fibroblasten:
daling in aantal
Daling productie collageen & BW
1)Effecten en nevenwerkingen van benzodiazepines?
zie hierboven
2)5 juist-fout-vragen over paracetamol-intoxicatie?
3)artikel over man die valproaat nam sedert jaren, in ziekenhuis met bilaterale
pneumonie, daarvoor macroliden, azolen, cephalo's en codëine (3x25mg/d)... Na vier
dagen sterke daling bewustzijn, geen reactie, miosis-> ICU met ventilatie. Bespreek!
Valproaat = anti-epilepticum
 verhogen GABA concentratie
 inhibitie sommige enzymen Krebscyclus
Codeïne = morfine analoog
AB = mogelijk verhogen codeïne conc door minder afbraak dr darmbact
Codeïnen en macroliden worden door zelfde P450 enzyme verwerkt (3A4)
Fluconazole & erythromycine inhiberen CYP3A4
 verhoogde conc morfine:
- hypnogeen
- sedatie
- miosis
- respiratoir depressie
- BC
- …
Opl: naloxone
4)Vijf proefbuisjes met vers bloed: warfarine, heparine, warfarine+Vit K,
protaminesulfaat, heparine+protaminesulfaat. Wat gebeurt er telkens in elk buisje?
zie hierboven
5a) 5combinaties van 2 GM voor hypertensie (omdat 1 onvoldoende werkzaam), per
combinatie een speciale eigenschap van de pt (bv. astma) Is dit een goede therapie voor
deze pt?
5b) Schrijf een voorschrift: naam, GM, dosis, hoe lang is gegeven.[/list]
Download