1 Generische naam/stofnaam Werking, farmacodynamiek Farmacokinetiek (zie legenda) Indicaties Nevenwerkingen, interacties, CI Lokaal gebruik in de oogheelkunde: inductie van miosis Gesloten hoek glaucoom (te nauw kanaal van Schlemm, pilocarpine of carbachol in oogdruppels + koolzuuranhydrase remmers parenteraal in de acute situatie) - Postoperatief om maag-, darm- en blaasatonie tegen te gaan Bij megacolon om motiliteit te bevorderen Bij atone constipatie Stoppen met roken Zeer giftig (60mg is dodelijk, voor sommige niet-rokers kan 4 mg dodelijk zijn) CI: epilepsie en associatie met MAO-inhibitor Inleiding tot de farmacologie en begrippen van farmacokinetiek Transmissiesystemen in het perifeer en autonoom zenuwstelsel Cholinerge transmissiesystemen Muscarinereceptoragonisten: Acetylcholine (ACh) Oog: miosis, accommodatie Speekselklieren, nasofarynxklieren en traanklieren: secretie Longen: secretie, Pilocarpine (specifieke bronchoconstrictie muscarinereceptoragonist) Hart: - chronotroop effect, - dromotroop effect GI: secretie maag en darmen, spiertonus, Carbachol (zowel muscarine- als motiliteit, tonus nicotinereceptoragonist) sfincters Blaas: contractie fundusspier, relaxatie sfincter Genitaal: erectie Betanechol (voornamelijk BV van huid en muscarinereceptoragonist) skeletspieren: lichte vasodilatatie (door NO) CZS: afhankelijk van doorgankelijkheid van BBB (voor werking zie tabel blz. 5) Nicotinereceptoragonisten: Nicotine Depolarisatie thv: ortho- en parasympathische ganglia, bijniermerg, NMJ, CZS Bupropion Inhibitie re-uptake NA en DA antidepressivum (geen nicotinerecptoragonist) Varenicline Partiële agonist van de nicotine ACh-receptor TD: oogdruppels T1/2: Zeer kort (o.a. afgebroken in plasma door pseudocholinesterasen) TD: oogdruppels T1/2: langer dan Ach Treedt door BBB (tertiair amine) TD: oogdruppels T1/2: langer dan Ach TD: per os of s.c. T1/2: langer dan Ach TD: kauwgom, inhaler, tabletten, transdermaal - Centrale effecten - - Bronchoconstrictie (astma!) Bradycardie AV-geleidingsstoornissen 2 Cholinesteraseremmers (anticholinesterasen): Edrofonium (reversibel thv Oog: miosis, accommodatie T1/2: Enkele anionische plaats) minuten Speekselklieren, nasofarynxklieren en traanklieren: secretie Neostigmine (reversibel thv WD: lang Longen: secretie, anionische- en esterase plaats) bronchoconstrictie Hart: - chronotroop effect, - dromotroop effect Pyridostigmine (reversibel thv GI: secretie maag en anionische- en esterase plaats) darmen, spiertonus, motiliteit, tonus sfincters Fysostigmine (reversibel thv Vd: Treedt door Blaas: contractie esterase plaats) BBB (tertiair fundusspier, relaxatie amine) sfincter NMJ: spierfasciculaties en spiertrekkingen CZS: afhankelijk van doorgankelijkheid van BBB (voor werking zie blz. 10 & 11) Ecothiopaat (irreversibel door fosforylering op esterase plaats) Opheffen van het effect van pachycurares na anesthesie Diagnose van myasthenia gravis (na toediening neemt spierkracht toe) Opheffen van het effect van pachycurares na anesthesie Postoperatieve maag-, darm-, blaasatonie Behandeling van Myasthenia gravis (+atropine tegen parasympathische stimulatie) Opheffen van het effect van pachycurares na anesthesie Inductie van miosis bij gesloten hoek glaucoom (TD: oogdruppels) Antidotum bij intoxicatie met atropine of andere anticholinergica met tertiaire amine structuur) TD: oogdruppels Induceren van langdurige miosis bij (Meerdere glaucoom irreversibele cholinesteraseremmers dringen door de BBB) Donezepil, rivastigmine en galantamine bij behandeling van de ziekte van Alzheimer (zie verder) Bij intoxicatie: verergerde farmacologische effecten met verstikking tot gevolg (zie blz. 12) Bij intoxicatie: verergerde farmacologische effecten met verstikking tot gevolg (zie blz. 12) Bronchoconstrictie (astma!) Bradycardie AV-geleidingsstoornissen Bij intoxicatie: verergerde farmacologische effecten met verstikking tot gevolg (zie blz. 12) Centrale effecten: angst zenuwachtigheid, excitatie (bij intoxicatie: depressie van ademhalingscentrum en vasomotorcentrum met shock, coma en areflexie) Bij intoxicatie: verergerde farmacologische effecten met verstikking tot gevolg (zie blz. 12) 3 Atropine Muscarinereceptorblokkers (antimuscarinica, anticholinergica): Gladde spieren: relaxatie (GI motiliteit, mydriase, accomodatiestoornissen, bronchoconstrictiereflex, tonus blaasfundus) Sfincters: contractie Klieren: speeksel- en zweetsecretie Hart: + chronotroop, + dromotroop maagzuursecretie (matig) EZS: GI motiliteit erectie CZS: geen effecten bij quarternaire amines (quarternaire amines dringen ook minder goed door in het oog) Scopolamine - Eucatropine - Biperideen Trihexyfenidyl Tiotropium (relatief specifiek voor M3) Methylatropine (quarternaire amine) - - - Pre-anesthesie: om bronchussecretie en salivatie tegen te gaan bij intubatie Tijdens anesthesie: om vagale reflexen op het hart (door manipulatie van ingewanden) tegen te gaan Na de anesthesie: om de muscarineeffecten van cholinesteraseremmers tegen te gaan bij het opheffen van pachycurares Om mydriase te verkrijgen voor oogonderzoek (nadeel: werkt 2 tot 5 dagen) Om salivatie tegen te gaan bij heelkundige ingrepen in de mondholte Behandeling van extreme bradycardie en AV-geleidingsstoornissen door overdreven vagale tonus of bij overdosage met -blokkers Behandeling van GI-spasmen, galblaas- en ureterkolieken Behandeling van functionele diarree (door overdreven actie van het parasympathisch ZS bij bv. stress) Ziekte van Parkinson (zie verder) Door D2-receptor blokkers verwekte extrapyramidale symptomen (zie verder) Bij intoxicatie met cholinesteraseremmers Pre-anesthesie (zie boven) Reisziekte (inhibitie van braakcentrum) Om mydriase te verkrijgen voor oogonderzoek (werkt 30 min) Onderhoudstherapie van COPD Nevenwerkingen Visusstoornissen Droge mond Indikken van longsecretie Tachycardie en palpitaties Obstipatie en vertraagde maaglediging Bemoeilijkte mictie Potentiestoornissen Hyperthermie (vnl bij kinderen) lage dosis atropine Geen effect of tekenen van lichte excitatie, lage/middelhoge dosis scopolamine sedatie en anterograde amnesie, hoge dosis atropine of scopolamine agitatie en hallucinaties CI: Glaucoom (Ab CI) Zware astma-aanval Obstipatie (relatieve CI) Refluxoesophagitis Prostaathypertrofie (Ab CI) 4 Ipratropium (quarternaire amine) Methylscopolamine (quarternaire amine) Butylscopolamine (quarternaire amine) Propantheline (quarternaire amine) Isopropamide (quarternaire amine) Pirenzepine (M1 selectief) Tubocurarine Atracurium Pancuronium Decamethonium Suxamethonium Maagzuursecretie en GI motiliteit zonder invloed op andere systemen (behalve in hoge dosis) Nicotinereceptorblokkers (van NMJ): Niet depolariserende blokkers of pachycurares zijn competitieve antagonisten van de nicotinereceptor slappe spierparalyse (oogleden eerst, ademhalingsspieren laatst) Effect wordt opgeheven door cholinesterase-inhibitoren Depolariserende blokkers of leptocurares verwekken blok door continue depolarisatie van de NMJ (worden itt Ach niet voldoende snel afgebroken) slappe spierparalyse Effect wordt niet opgeheven door cholinesterase-inhibitoren (maar juist versneld) - - - - - - - - - - - WD: enkele minuten (afbraak door pseudocholinesterase) Onderhoudstherapie van COPD Als adjuvans bij astma (zie CI) Maag- en duodenumulcus (zeker geen eerste keus, in België niet beschikbaar) Spierparalyse verwekken bij anesthesie (orthopedische en abdominale chirurgische ingrepen of inbrengen van instrumenten in bronchus of oesophagus) Na de ingreep wordt het effect van pachycurares geneutraliseerd door het toedienen van cholinesteraseremmer (+atropine) - - - Blokkers van nicotinereceptoren in ganglia hebben geen therapeutische toepassingen daar zowel ortho- als parasympathische functies worden geremd 5 Cholinesterasereactivatoren: De oximes breken de fosfoenzymbinding als ze binnen 2 uur toegediend worden (hierna DAM (DiAcetylMonoxime) heeft het enzym een conformatieverandering MINA (MonoIsoNitroAcetone) ondergaan) Pralidoxime Adrenerge transmissiesystemen -receptor agonisten: Fenylefrine 1-receptor agonisten (op de postsynaptische cel): constrictie van arteriolen en venen (preload Metaraminol slagvolume) GI: relaxatie propulsieve spieren, contractie sfincters Contractie uterus Nafazoline (?) Contractie blaassfincter Ejaculatie Mydriase (zonder accomodatiestoornissen) Tramazoline (?) BD baroreceptoren bradycardie Glycogenolyse in lever reninesecretie Clonidine 2-receptor agonisten (in het perifeer ZS op de presynaps): insulinesecretie NA vrijzetting in orthosympathische Guanfacine neuroeffectorjunctie BD Orthosympathisch outflow uit CZS BD Vd: Dringt niet door de BBB (=nadeel) Vd: Dringt goed door de BBB Bij intoxicatie met irreversibele cholinesteraseremmers die organofosforverbindingen met de enzymen maken Vd: Dringt goed door de BBB - TD: per os TD: neusdruppels TD: oogdruppels Chronische hypotensie en orthostatische hypotensie (alleen bij ernstige klachten als alternatieven niet werken) Verkrijgen van neusdecongestie bij verkoudheid (fenylefrine, nafazoline en tramazoline) Induceren van mydriase - - Essentiële hypertensie Open hoek glaucoom (effect op outflow en vochtproductie) Clonidine: onderdrukken van dervingverschijnselen door afbouw van opoid agonisten (onderdrukken van de LC) (zie verder) Opletten bij kinderen wegens het centraal sedatief effect, bij te lang gebruik kan na-congestie ontstaan (rhinitis medicamentosa) Hypertensie met reflexbradycardie Angor oogdruk nauwe hoek glaucoom Orthostatische hypotensie Bradycardie Sedatie, droge mond Sexuele stoornissen “Clonidine-withdrawal” syndroom (orthostatische tonus 1-receptoren ernstige hypertensie bij 6 Exogeen NA Combinatie van 1 en 2 effecten (er ontstaat BD-stijging en bradycardie doch minder dan met fenylefrine) Adrenaline isopropylNA Dopamine * Xamoterol Dobutamine -receptor agonisten: Combinatie van 1 en 2 effecten: Lage concentratie: -effect: diastolische BD (2 effect) systolische BD gelijk of gestegen (hartdebiet) tachycardie Hoge concentratie: + effect: Diastolische BD Systolische BD Minder tachycardie (baroreceptor reflex) Combinatie van 1 en 2 effecten Vasodilatatie thv arteriën Tachycardie Contractiekracht hart Zorgen samen voor Diastolische BD Systolische BD gelijk of gestegen tachycardie 1-receptor agonisten (op postsynaptische cel) GI: relaxatie propulsieve spieren Hart: + chronotroop, + dromotroop, + bathmotroop, + inotroop Lipolyse - TD: i.m (i.v. kan cardiale aritmien uitlokken) TD: Toevoegen aan lokaal anestheticum Hypovolemische shock (in initieel stadium samen met herstellen van het bloedvolume) Anafylactische shock (BD herstel, hartdebiet, bronchoconstrictie, degranulatie mestcellen) Verlengen van lokale anesthesie (door lokale vasoconstrictie vertraagde resorptie) Extreme bradycardie AV-geleidingsstoornissen (als aanvangsbehandeling, nadien pacemaker plaatsen) Hartstilstand (intracardiaal toedienen) - Dopamine: Cardiogene shock en milde vormen van acute hartdecompensatie (bindt ook op de D1receptor vasodilatatie in nier en splanchnische vaten urinedebiet, Naexcretie (Exogeen toegediend adrenaline heeft een bifasisch effect eerst 2 dan 1) - TD: i.v. infuus - - stoppen clonidine) Reflectoire vasoconstrictie + vasoconstrictor kan leiden tot necrose Tachycardie, extrasystolen, tachyaritmieen Hypertensie Angor 1 en 1 effecten afhankelijk van de dosis 7 Ibopamine Isoxuprine Fenoterol Terbutaline Salbutamol Ritodrine Amfetamine Efedrine Dopamine heeft ook 1 effecten bij hogere dosis - Bepaalde vormen van hartdecompensatie (+ inotroop effect is relatief sterker dan + chronotroop) effect) - 2-receptor agonisten (op de post- en presynaptische cel) BV: dilatatie (vooral in skeletspier en hartspier) BD Bronchodilatatie Uterus relaxatie Blaas relaxatie Zaadblaasjes en vas deferens: relaxatie M. Ciliaris: relaxatie Skeletspieren: tremor, glycogenolyse Renine vrijzetting AngII insulinesecretie NA vrijzetting in orthosympathische neuroeffectorjunctie Histaminevrijzetting uit mestcellen - - - Essentiële arteriële vaatspasmen (isoxuprine heeft bovendien -receptor blokkerende werking) Behandeling van astma Behandeling van premature baarmoedercontracties tijdens de zwangerschap (eerste lijn behandeling is atosiban, een oxytocineantagonist, vanwege zijn betere safety profile) - - - - - - - - Vd: Dringen door de BBB Geen indicaties thv het perifere ZS (zie verder) Neusdecongestie en bronchodilatatie Indirect –werkende sympathomimetica: o Stimulatoren van NA vrijzetting Verdrijven NA uit de secretiegranulen, inhiberen Uptake-1 van NA, hebben invloed op het MAO en bezitten zwakke intrinsieke activiteit op - en -receptoren (zetten ook dopamine en serotonine vrij) Bij continue of kort opeenvolgende toedieningen verliezen ze grotendeels hun activiteit omdat de voorraden NA uitgeput raken 8 o o Inhibitoren van Uptake-1 tricyclische antidepressiva (zie verder) MAO-inhibitoren (zie verder) -receptor blokkers: Fentolamine Fenoxybenzamine (irreversibele antagonist) Dihydroergotamine Prazosine (1 selectief) Labetalol (1 en selectief) 1 blokkering: vasodilatatie van arteriolen en venen (sterker bij verhoogde adrenerge tonus, bv rechtop staan) BD reflextachycardie (via baroreceptoren) preload en afterload einddiastolysch volume en BD renine (door NA op 2, wegvallen van inhibitie op , gedaalde BD) Na en waterretentie GI motiliteit Relaxeren van blaashalsspier en prostaatkapsel Inhibitie ejaculatie Miose 2 blokkering: NA vrijzetting in neuroeffectorjunctie van hart , nieren en BV sterkere reflextachycardie, meer reninevrijzetting afzwakken van “1” vasodilatatie minder en kortere BD - - - - Feochromocytoom: preoperatief om de BD te normaliseren, peroperatief om de hypertensieve opstoten door tumormanipulatie te voorkomen, postoperatief ter behandeling van resterend tumorweefsel (prazosine + blokker ter voorkoming van tachycardie en ritmestoornissen) Hypertensieve crisis door overdosage met -agonisten, kaasreactie (zie verder) of clonidine-withdrawal syndroom (fentolamine of prazosine i.v.) Chronische behandeling van essentiële hypertensie (enkel in geval van combinatietherapie) Benigne prostaathypertrofie Hypovolemische shock, na volume correctie Centrale en perifere arteriële circulatiestoornissen (alleen vaatvernauwingen van functionele aard, bv bij de ziekte van Raynaud) Reflextachycardie Na retentie Oedeem Diarree Ejaculatie stoornissen neuscongestie Zie fentolamine Blokkeert ook muscarine-, serotonine-, en histaminereceptoren Zie fentolamine Na retentie Diarree Ejaculatie stoornissen neuscongestie Na retentie Diarree Ejaculatie stoornissen Neuscongestie -bijwerkingen 9 -receptor blokker: Effecten van niet selectieve blokkers (alleen duidelijke bij verhoogde adrenerge tonus): Timolol hart (1): - chronotroop, - inotroop, - dromotroop, - bathmotroop Sotalol arbeidsbelasting en hartdebiet (O2 sparend) BV (2): vasoconstricitie Nadolol vermoeidheid (door spierdoorbloeding) BD (slagvolume, Pindolol (ISA) renine, orthsympathische tonus door effect thv CZS, NA vrijzetting door Oxprenolol (ISA) presynaptische 2-blok) Bronchi (2): bronchoconstrictie Atenolol (1 specifiek) GI (1): motaliteit Lever en skeletspier (2): glycogenolyse Metoprolol (1 specifiek) Vetweefsel (1): lipolyse serumTG’s Pancreas (2): insulinesecretie (door Acebutolol (1 specifiek, ISA) tegelijk optreden van glycogenolyse ontstaat er zelden hyperglycemie) Carvedilol ( en specifiek) Nier (2): renine Na en waterretentie Bucindolol ( en specifiek) Propranolol Vd: hydrofiel slecht door BBB Vd: Hydrofiel slecht door BBB Vd: Hydrofiel slecht door BBB - De belangrijkste indicaties: Essentiële hypertensie Angor pectoris (chronisch, niet bij spastische angor) Acuut myocardinfarct (tenzij CI) Ritmestoornissen tgv verhoogde orthsympathische tonus (sinusale tachycardie, paroxismale VKtachycardie, VK-fibrillatie) Hartinsufficientie (beginnen aan extreem lage dosis) Andere indicaties: Anxiolyse (perifere symptomen somatopsychische feedback angstgevoel, vooral bij sociale fobie) Tremor (door adrenerge overstimulatie) Feochromocytoom (zie -receptor blokkers) Open hoek glaucoom (timolol in oogdruppels vermindert oogvocht productie) Preventieve therapie van migraine (zie verder) Obstructieve hypertrofische cardiomyopathie (verminderen van obstructie door verminderde contractiliteit) Nevenwerkingen: Bradycardie AV-geleidingsstoornissen AV-blok Hartdecompensatie Zelden hypotensie Bronchospasmen Astma-aanval (bij mensen met astma, indien toch nodig 1-blokkers) Koude handen en voeten GI krampen CI: Reeds bestaande nevenwerkingen (zie boven) Sick Sinus Syndroom (afwisselende periodes van tachy- en bradycardie) Behandeling met verapamil of diltiazem) Longoedeem Circulatiestoornissen (claudicatio, ziekte van Ranaud) Einde van de zwangerschap (-blokkers gaan nog door naar het kind, gevaar voor ischemie en hypoglycemie) 10 ISA= Intrinsieke Sympatomimetische Activiteit ze verwekken minder bradycardie, perifere vasoconstrictie, lipolyse inhibitie en stijging van serumTG’s dan de anderen Reserpine Guanethidine -methyltyrosine -methyl DOPA Neuronblokkers: Blok van NA-, dopamine-, en serotonineopslag in granulen depletie van NT’s effecten van gecombineerde - en -blokkering Blok van NA-vrijzetting (moet hiervoor via uptake-1 worden opgenomen) effecten van gecombineerde - en -blokkering Blok van NA-synthese door inhibitie van tyrosine hydroxylase effecten van gecombineerde - en blokkering Wordt intraneuronaal omgezet tot -methylNA dat: zich gedraagt als valse NT (met weinig affiniteit), een centrale en perifere 2 antagonist is effecten van gecombineerde - en -blokkering Dopaminerge transmissiesystemen Dopamine Dopaminereceptor agonisten: Dilatatie van renale en mesenterische BV (D1) Bromocriptine (D2 specifiek) Postprandiale maagledeging (D2) Chemoreceptor trigger Cabergoline (D2 specifiek) zone in MO braken (D2) Prolactine secretie (D2) Domperidone D2-receptor blokkers - Hypertensie (maar het gebruik wordt beperkt door ernstige nevenwerkingen) - - - - Vd: Niet of weinig door BBB Caridiogene shock en milde vormen van hartinsufficientie (i.v.) Hyperprolactinemie Prolactineceladenoom Stoppen van melksecretie tijdens lactatie (cabergoline) Parkinsonisme (zie verder) Nausea, braken Gastro-oesofagale reflux Orthostatische hypotensie (zowel arteriële als veneuze vasodilatatie) Na- en waterretentie Ejaculatiestoornissen Neuscongestie Psychische depressie (reserpine en -methyl DOPA) Zie verder Hyperprolactinemie (domperidone) 11 Metoclopramide Serotoninerge transmissiesystemen Buspirone (5-HT1 specifiek) Serotonine-receptor agonisten: GI motaliteit Contractie van grote Sumatriptan (5-HT1 specifiek) arteriën en venen (vnl. Splanchnische, renale, pulmonale en cerebrale vaten) Ergotamine (5-HT1- en specifiek) Thrombocyten: aggregatie en vasocontrictie bij LSD (lyserginezuur beschadiging van diethylamide) (niet selectieve 5vasculaire gladde spier HT agonist) Methysergide 5-HT2 antagonist en partiële 5HT1 agonist Dyspepsie en gastroparese Vertraagde maagledeging - Anxiolyticum - - Zware migraine aanvallen CI: coronair lijden - Migraine (zie verder) - - - - Carcinoid syndroom (tumorale chromaffiene cellen van GI) Preventieve behandeling van migraine (blokkeren van lokale vasoconstrictie) Schizofrenie (zie verder) - Cyproheptadine 5-HT2 antagonist en H1-blokker - Risperidone 5-HT2 antagonist en D2-blokker antipsychoticum - Ondansetron 5-HT3 antagonist - Braken tgv behandeling met cytstatica of vagale stimulatie (postoperatief) - TV: nauw (plasma-monitoring noodzakelijk) Acute en chronische behandeling van astma Purinerge transmissiesystemen Theofylline Adenosinereceptor antagonisten ( inhibitie PDE): Extrapyramidale verschijnselen (acute dystonie, bij onvoldoende ontwikkelde BBB) - Hart: tachycardie en verhoging O2 nood 12 Aminofylline Caffeïne Centrale excitatie Hart: tachycardie en + inotroop effect Bronchodilatatie (vooral bij astma) Glomerulaire filtratiesnelheid diurese t1/5 door: erythromycine, ciprofloxacine, cimetidine (leverenzyminhibitoren) t1/5 door: nicotine, alcohol, barbituraten, rifampicine, fenytoine, carbamazepine (leverenzyminductoren) Addendum 1: Glaucoom (zie boven) Addendum 2: Geneesmiddelen in verband met het gastrointestinaal stelsel Maag- en duodenumulcera en GERD: Cimetidine H2-receptorantagonisten: Maagzuursecretie wordt voor 90% geremd Ook invloed op Ranitidine pepsinesecretie Famotidine - TD: per os (1 h voor maaltijd) T1/2: 1,5 h WD: 24 h - Misopostol Irreversibele inhibitoren van de protonpomp van de parietaalcel in de maagmucosa HCl Analoog van prostaglandine E1 (PGE1): zuursecretie, mucosadoorbloeding, mucosaproductie Antacida: CaCO3, Al(OH)3, Mg(OH)2 Neutraliseren maagzuur symptomatische verbetering WD: 2 h Omeprazole (ea PPI) (zie verder) CZS: psychomotorische activiteit, waakzaamheid, slapeloosheid, nervositas, tremor, verlagen convulsiedrempel (vooral bij kinderen) Maag- en duodenumulcus (evt. in combinatie met H. Pylori eradicatie door AB) Gastro-oesofageale reflux (maar voorkeur voor PPI) Preventie van ulcera tgv NSAID gebruik Preventie van bloedingen door stress-ulcera op IC Inhibitie van cytochroom P450 (vooral klinisch belangrijk voor cimetidine) waardoor inhibitie van metabolisme van: orale anticoagulantia, fenytoine, carbamazepine, kinidine, theofylline Cimetidine: Endocriene effecten (gynecomastie, impotentie, galactorrhee) en centrale effecten Goed veiligheidsprofiel (PPI worden door CYP450 snel gemetaboliseerd) Nausea, braken Diarree Uteruscontracties en miskraam (Absolute CI) Zie H2receptorantagonisten Zollinger-Ellison syndroom Zie H2receptorantagonisten Off label indicaties: Na miskraam: expulsie miskraamweefsel Preventie postpartum bloeding Inductie bij mors in utero, mola (+MTX) Adjuvante behandeling van ulcera Zoutbelasting (let op bij hartfalen!) Secundaire vermeerdering 13 Sucralfaat Vormt in een zuur-waterig milieu een viskeuze suspensie waardoor de mucosa afgeschermd wordt tegen toxische invloeden Domperidone* Stoffen die de maaglediging versnellen: D2-receptor blokkers - Preventie van stress-ulcera bij risicopatiënten op een IC - Vd: Niet of weinig door BBB Nausea, braken Gastro-oesofagale reflux Dyspepsie en gastroparese Vertraagde maagledeging Ernstige stoornissen van de GI motaliteit, na falen van andere behandelingen Metoclopramide* Cisapride Ondansetron* Dexamethason* Fenothiazines* Butyrofenonen* Domperidone* Verhoogt de maagcontractie en versnelt de maaglediging zonder de secretie te beïnvloeden darmperistaltiek Anti-emetica: 5-HT3 antagonist Glucocorticoiden verminderen de peritumorale inflammatie en verminderen PG-synthese Anti-emetogene eigenschappen (vnl. Via anti-dopamine en antimuscarine effecten) Sedatieve eigenschappen antipsychotica D2-receptor blokkers - - Braken tgv behandeling met cytstatica of vagale stimulatie (postoperatief) Nausea/braken bij kankerpatiënten - - - Nausea/braken - - Nausea/braken - Vd: Niet of weinig door BBB Nausea, braken Gastro-oesofagale reflux van de zuursecretie Diarree (Mg(OH)2) Obstipatie (Al(OH)3) Interactie met geneesmiddelen in GI Hyperprolactinemie (domperidone) Extrapyramidale verschijnselen (acute dystonie, bij onvoldoende ontwikkelde BBB) Verlengen van QT-interval levensgevaarlijke aritmieen Niet combineren met CYP450 inhibitoren Zie verder Hyperprolactinemie (domperidone) 14 Metoclopramide* Diphenhydramine* Dyspepsie en gastroparese Vertraagde maagledeging - Nausea/braken - Promethazine* 1e generatie H1antihistaminica: Anticholinerg en sedatief - Nausea/braken - Scopolamine* Zie muscarinereceptorblokkers - Selectieve NK1-receptoragonist (neurokine) - Pre-anesthesie (zie boven) Reisziekte (inhibitie van braakcentrum) Preventie van nausea en braken tgv hoog emetogene therapie (in combinatie met setronen en glucocorticoiden) TD: per os (bij elke maaltijd) Pancreasinsuffientie (chronische pancreatitis mucoviscidose, pancreasresectie) - TD: per os (met voldoende vochtinname) - Obstipatie: vooral bedoeld voor kortdurend, eenmalig gebruik (uitzonderlijk langdurig op medisch advies) - - Diarree - - Diarree (minder effectief) Diarree (bij specifieke - Aprepitant Pancreasenzymen Pancreasenzym-substituut: - Hydrofiele colloïden Agar Methylcellulose Lactulose Sorbitol Senna Castorolie Fenolftaleine Bisacodyl Laxantia: Loperamide* Difenoxylaat* Adsorberende stoffen Antibiotica Anti-diarrheica: Effect op de opioidreceptor in het enterisch systeem - Bulk-laxantia en osmotische laxantia blijven meestal in het colonlumen, en zetten het colon uit waardoor peristalsis gestimuleerd wordt. Lokaal irriterende of stimulerende laxantia Obstipatie Lactulose: portaalhypertensie - Extrapyramidale verschijnselen (acute dystonie, bij onvoldoende ontwikkelde BBB) Zie muscarinereceptorblokkers 15 Galzuurbindende resines Sulfasalazine* Mesalazine (5-ASA)* Corticosteroïden Cytostatica Antibiotica Infliximab Adalimumab (zie verder) Inflammatoir darmlijden (IBD): Salicylaten (zie NSAIDs) Immuunsuppresiva Monoclonale antistoffen tegen TNF- TD: per os TD: per os of zetpil - Addendum 3: Geneesmiddelen gebruikt bij obesitas en centrale stimulantia Obesitas: Orlistat Inhibitor van maag- en pancreaslipase minder absorptie van vet indicaties) Galzoutdiarree (short bowel) - Colitis ulcerosa Ziekte van Crohn (chronische transmurale ontsteking van de darm) Zie NSAIDs Bij BMI > 30 kg/m2 Bij BMI > 28 kg/m2 + andere risicofactoren (DM type 2, hyperlipidemie) Obesitas - Sibutramine 5HT en NA (en dopamine) reuptake blokker - Rimonabant Cannabinoid receptor antagonist (CB1) - Bij BMI > 30 kg/m2 Bij BMI > 27 kg/m2 + andere risicofactoren (DM type 2, hyperlipidemie) - Narcolepsie - - - T1/2: 2-4 h WD: 3-4 h (tenzij toedieningsvorm met Modafinil Fenethylline Methylfenidaat Narcolepsie en ADHD: Derivaat van amfetamine (zonder de nadelige effecten van amfetamines zoals excessieve stemmingswisselingen, slapeloosheid en verslaving) Is een prodrug die wordt gemetaboliseerd tot amfetamine en theophylline (beide centrale stimulantie) Derivaat van amfetamine die werkt als een dopamine- en NAheropnameremmer Narcolepsie ADHD Steatorrhee (daarom vetinname beperken) Verlies vetoplosbare Vit. Beperkte stijging BD en hartfrequentie (mag max. 1 jaar gebruikt worden) Verdubbelen van aantal depressies CI: depressie of combinatie met antidepressiva Gebruik wordt afgeraden Slapeloosheid Verminderde eetlust 16 Dexamfetamine Atomoxetine paradoxaal effect Alternatief voor methylfenidaat (enkel beschikbaar in magistrale vorm) NA-heropnameremmer zonder centraal-stimulerend effect vertraagde vrijzetting) - - Emotionele instabiliteit Kan zelfmoordrisico verhogen Narcolepsie ADHD T1/2: langer dan amfetamine derivaten ADHD TD: per os (onvolledig door first-pass metabolisme) 3 maal daags (in tegenstelling tot 1-2 maal daags van andere middelen) minder hoge plasmaconcentraties PB: hoog Vd: heel hoog (lipofiel) E: transformatie van de tricyclische kern (vooral ringhydroxylering en conjugatie met glucuronzuur) en verandering van de alifatische zijketen (vooral demethylering van de stikstofmethylgroepen) Milde en zware depressie Obsessief-compulsieve stoornissen (OCD) Paniek- en algemene angststoornissen (GAD) Posttraumatisch stress synroom Chronische/neuropathische pijn Eetstoornissen (anorexia en boulimia nervosa) Dervingsverschijnselen: Duizeligheid, hoofdpijn nausea stoornissen in de sensorische perceptie Nevenwerkingen: Anticholinerg: droge mond, zweten, obsipatie, tachycardie, mydriasis, glaucoom, mictiestoornissen Antihistaminerg: sedatie Anti-adrenerg: orthostatische hypotensie, rode huidsleur, polyurie, miosis, ejaculatiestoornissen Cardiotoxiciteit: QTc prolongatie Allergische reacties: agranulocytose, leukopenie, eosinofilie, fotosensitisatie Verlagen convulsiedrempel (met name maprotiline) CI: Transmissiesystemen in het centraal zenuwstelsel Antidepressiva Tricyclische antidepressica (TCAs): Clomipramine Inhibitie van de NA en/of serotonine re-uptake transporter (respectievelijk NET en SERT) door ze te stabiliseren in een Imipramine geoccludeerde toestand Enkelvoudige demethylering van de tertaire aminen imipramine en Nortriptyline amitriptyline (en tal van andere niet TCAs) resulteert in actieve metabolieten, respectievelijk desipramine en nortriptyline Amitryptiline Therapeutisch effect wordt bereikt na 2-4 weken (geldt voor alle antidepressiva) Dosulepine Doxepine 17 Pylorusstenose Urineretentie Prostaathypertrofie Nauwe-hoek glaucoom Hartafwijkingen (relatieve CI) Recent myocardinfarct (absolute CI) Interacties met fenytoine, aspirine en fynothiazinen (zijn ook sterk eiwit-bindend) Maprotiline Mianserine Trazodon Reboxetine Maprotiline* Mirtazapine Fluoxetine Citalopram Tweede generatie of atypische antidepressiva: Niet primair actief als heropnameremmer Blokkade van 2-receptoren Antihistamine werking sterk sederend De metaboliet norfluoxetine lijkt een belangrijke bijdrage te leveren aan de werkzaamheid) Niet primair actief als heropnameremmer Verbetering van serotoninerge transmissie door vorming van m-chlorofenylpiperazine (voornaamste werking) Blokkade van presynaptisch gelegen 2receptoren Inhibitie van de NA en/of serotonine re-uptake transporter (respectievelijk NET en SERT) Selectieve seretonine re-uptake inhibitoren (SSRIs): Inhiberen van de serotonine re- uptake transporter (SERT) T1/2 van metaboliet: 7 dagen Zie TCAs slaapmiddel - Zie TCAs - Zie TCAs Zie TCAs Escitalopram - minder anticholinerge en vaak ook minder antiadrenerge nevenwerkingen orthostatische hypotensie minder anticholinerge en vaak ook minder antiadrenerge nevenwerkingen orthostatische hypotensie priapisme irreversiebele seksuele stoornissen minder anticholinerge en vaak ook minder antiadrenerge nevenwerkingen Minder nevenwerkingen dan TCAs, worden beter getolereerd en intoxicatie bij overdosering is minder ernstig GI (meest frequent, verdwijnen snel): misselijkheid en braken 18 Fluvoxamine - Paroxetine - Sertraline - Venlafaxine Duloxetine Moclobemide Fenelzine Serotonine- en noradrenaline- re-uptake inhibitoren (SNRIs): Inhibitie van de NA en serotonine re-uptake transporter (respectievelijk NET en SERT) Monoamino-oxidase inhibitoren (MAO-Is): Remmen (irreversibel) de afbraak van natuurlijk voorkomende amines - TD: p.o. ongeveer 1 mg/kg/dag remming van 6080% (optimaal antidepressief effect) Zie TCAs Extrapyramidaal: akathisie en parkinsonisme Mentaal: rusteloosheid, angst, slapeloosheid Sexueel: verminderde libido, impotentie Depressie laten omslaan in een manie (stoppen SSRI lithium) Fluoxetine, paroxetine en fluvoxamine zijn zeer sterke CYP inhibitoren opletten bij combinatie met andere medicijnen - Zie TCAs Therapieresistente patienten (voldoende lang wachten met overschakelen vanuit ander antidepressivum) Hypertensieve crisis door excesieve accumulatie van biogene amines uit de voeding (tyramine- of dopaminerijke voeding) of door interactie met geneesmiddelen (efedrine, methylfenidaat, levodopa en amfetaminen dienen vermeden te worden) Serotonine syndroom door combinatie met andere geneesmiddelen die inwerken op de serotonerge neurotransmissie (TCAs, SSRIs, buspirone): gevaarlijke hyper- of hypotensie, hyperthermie, convulsies, excitatie, confusie, tremor, hyperreflexie, myoclonus, tachycardie en diarree 19 Bipolaire Stoornis Lithium Verminderen van de turnover van NA en dopamine Verhogen van Ach synthese door opname van choline in de zenuwuiteinden te vergemakkelijken Cyclus van fosfoinositolsysteem vertragen en adenylaatcyclase-activiteit remmen effect van NT met -adrenerge en Mcholinerge werking verminderen TD: per os als lithiumzouten (volledig geabsorbeerd) Tmax: 1,5 – 2 h E: volledig renaal (de terugresorptie staat onder invloed van de Na balans) T1/2: ongeveer 24 h TV bij profylactische behandeling: 0.6-0.8 mEq/l (tot 1.2 mEq/l) TV bij manie: 0.8-1.2 mEq/l (tot 1.5 mEq/l) Profylactisch behandelen van bipolaire stoornissen Behandeling van een manische (euforische) fase Nevenwerkingen (90% ervaart minsten 1): Polyurie en polydisie (tgv verminderde gevoeligheid van nieren voor ADH) 40% Schadelijke werking op de nieren (reversibele) hypothyroidie (tgv verminderde gevoeligheid van de schildklier aan TSH) 5% tremor, spierschokjes in armen of benen concentratie- en geheugen stoornissen (vooral bij ouderen) misselijkheid, braken en diarree gewichtstoename (door hoog calorische dranken en effect op de KH-stofwisseling) talgproductie acne en psoriasis CI: ziekten met een ernstige verstoring van de electrolietenhuishouding of waarbij een natriumbeperkt dieet gevolgd moet worden zoals: hartaandoeningen, nierziekten, ziekte van Addison en ziekten waarbij diuretica moeten worden genomen (relatieve CIs) voorzichtig met patienten met hersenbeschadiging en met bejaarde patienten vanwege de neurologische en psychische nevenwerkingen eerste helft van de zwangerschap (+ opletten met moedermelk) Interacties: geneesmiddelen kunnen leiden tot hogere lithium-plasmaspiegels en dus tot intoxicaties: diuretica, NSAIDs, enkele AB, verapamil, -methyldopa en theofylline somatische aandoeningen met een negatieve Na-balans: natrium beperkt dieet, rigoureus vermageren, braken, diarree, langdurig hevig transpireren, koorts en operaties Intoxicatie (plamaspiegel boven 2.0 mEq/l): 20 Carbamazepine* Valproaat* Risperidone* Olanzapine* anti-epileptica met antimaniche effecten (werken preventief in op de manische fase) - Atypische antipsychotica effectief bij de acute manische fase en de depressieve fase (itt klassieke antipsychotica) - - Broomperidol (butyferonen) Pimozide (difenylbutylpiperidines) Flupentixol (thioxanthenen) Zuclopenthixol (thioxanthenen) Supiride (benzamiden) Clothiapine Clozapine (atypische antipsychotica) - Antipsychotica (vroeger neuroleptica) Chloorpromazine Antagonisme van dopamine-2-receptoren (D2) (fenothiazines) de dopamine hypothese van schizofrenie Prothipendylhydrochloride (fenothiazines) Haloperidol (butyferonen) Effecten op dopaminerge systemen: Nigostriataal (extrapiramidale bijwerkingen) Mesolimbisch (therapeutisch effect op positieve symptomen) Mesocorticaal (therapeutisch effect op negatieve symptomen) Tubero-infundibulair (endocrinologische bijwerkingen) Receptor blokkerings profielen (?): D2: verbetering van positieve symptomen, inducite van extrapiramidale symptomen (EPS) en tardieve dyskinesieen (TD), toegenomen prolactinemie 5HT2A: verbetering van negatieve symptomen, depressieve symptomen, slaapkwaliteit, cognitieve symptomen, agressieve/impulsieve symptomen en vermindering van EPS 5HT2C: gewichts- & eetlusttoename 1: orthostatische hypotensie, duizeligheid, vallen, tachycardie, seksuele bijwerkingen, potentiering antipsychotisch effect, anti- TD: DEPOT - TD: DEPOT TD: DEPOT - - Alternatief voor lithium Alternatief voor lithium Diarree, nausea, braken, grove tremor, traagheid, duizeligheid, spierzwakte dysartie, ataxie Ernstige intoxicatie: stupor, coma, convulsies - Schizofrenie Waanstoornis Psycho-organische stoornis, psychotisch Manische episode (bipolaire stoornis) Depressie in engere zin, met psychotische kenmerken Dementieel syndroom Verstandelijke handicap Persoonlijkheids stoornissen (bv. Borderline) Tardieve dyskinesien (meestal irreversiebel, voorzichtig met CZS: acute dystonie, acathisie, parkinsonisme, maligne neuroleptisch syndroom, “rabbit”syndroom (reageert goed op anticholinergica), tardieve dyskinesieen, hypnosedatie, convulsies, dysforie, depressie Cardiovasculair: orthostatische hypotensie (-blok), ECG wijzigingen GI: leverfunctiestoornissen, droge mond (anti-muscarine), constipatie, hypersalivatie, verslikking, nausea Endocrien: prolactinestijging met mogelijk galactorrhee, gewichtstoename stoornissen in glucose- & lipidenhuishouding, seksuele stoornissen Metabool: gewichtstoename, verhoogde insulineresitentie (clozapine, olanzapine, quetiapine, risperidone), metabool syndroom (laagste risico: amisulpride, 21 Risperidone (atypische antipsychotica)* Olanzapine (atypische antipsychotica) Amisulpride (atypische antipsychotica) Quetiapine (atypische antipsychotica) Aripiprazole (atypische antipsychotica) Sertinodole (atypische antipsychotica) agitatie H1: sedatie, slaperigheid, gewichtstoename ACh: vermindering cognitieve functies (voornamlijk geheugen) & EPS, doch mogelijk meer TD, delirium, droge mond, troebel zicht, urineretentie, nausea, braken, constipatie, glaucoom, seksuele problemen Effect binnen 4-8 weken (verbetering bij 60-90%) TD: DEPOT voorschrijving dosisverlaginging leidt tot verergering en dosisverhoging leidt tot verbetering) - - Anti-epileptica (niet kennen voor welke soort epilepsie ze gebruikt worden) Anti-epileptica die werken via een blokkering van Na-kanalen Fenytoine Preferentieel een TD: per os (afhankelijk van geinactiveerde, nonformulatie, praktisch volledig conductante toestand van het als natriumzout) Na-kanaal stabiliseren PB: 90% (albumine) Vd: 0.6-0.7 L/kg E: parahydroxylering gevolgd door glucuronidering, klein percentage renaal T1/2: 12-36 h (varieert met plasmaconcentratie vanwege verzadigbaar metabolisme) TV: 10-20 g/ml (smal TV) Partiele aanvallen Gegeneraliseerde tonisch-clonische epilepsieen (van primaire en secundaire type) aripiprazole) Bloeddyscrasieen, huidafwijkingen, afwijkingen thv de ogen, seksuele disfuncites, epilepsie Dervingsverschijnselen: dyskinesieen, hoofdpijn, slapeloosheid, misselijkheid, braken, angst, anorexie Bij foetus en pasgeborene: groter risico op congenitale afwijkingen bij fenothiazines in 6e tot 10e week, extrapiramidale verschijnselen, cyanose, ademhalingsdepressie Nevenwerkingen Tandvleeshyperplasie Hypertrichose GI: Braken, nausea en constipatie Osteomalacie (door abnormaal vit. D metabolisme) Psychische stoornissen Bloeddyscrasieen met macrocytose Megaloblastische anemie (kan gecorrigeerd worden door toedienen van foliumzuur) Pseudolymfadenopathie (door immunosuppressieve werking) Neurotoxische verschijnselen (>20g/ml): nystagmus, diplopie en ataxie Teratogeniciteit (spina bifida) Interacties: Verdreven van PB door salicylzuur, fenylbutazone, niet- 22 Carbamazepine Zie fenytoine Inhiberen van neurotransmissie van een aantal neuronen antiepileptische werking TD: per os (> 75%) 3-4 x per dag Tmax: 6-8 h (vertraagt door toediening tussen de maaltijd laat gebruik toe van hogere doses door vermindering van pieken in plasmaconcentratie) PB: 70% Vd: 1L/kg (alleen in goed gevasculariseerde organen) E: vooral door CYP3A4 carbamazepine-10, 11-epoxide (belangrijkste metaboliet met anticonvulsieve eigenschappen) T1/2: 20-40 h (aanzienlijk korter na chronisch gebruik dosis met factor 2-3 vermeerderen) TV: 4-8 g/ml (TDM) Partiele epilepsieen Gegeneraliseerde tonisch-clonische epilepsieen (maar kan hier net als fenytoine absences provoceren) Trigeminus neuralgie Neuropathische pijn Alternatief bij behandeling van bipolaire stoornissen (zie boven) steroidale anti-inflammatoire geneesmiddeln en valproaat Zeer sterke enzym-inductie van CYP1A2 (geringe auto-inductie) Inhibitoren van CYP2C9 of CYP2C19 verhogen de plasmaconcentratie (isoniazide) Nevenwerkingen: Neurologische neveneffecten: duizeligheid, slaperigheid, diplopie en ataxie Idiosyncratische bloeddyscrasieen (met name leukopenie, trombocytopenie en eosinofilie) Anti-diuretisch hormoon-like effect: vochtretentie, gewichtstoename, hyponatriemie Teratogeniciteit lager dan fenytoine (spina bifida) Interacties: Enzym inductie van CYP450 en UGT Inhibitoren van CYP3A4 verhogen de plasmaconcentratie Minder toxisch bij overdosering in vergelijking met fenytoine en carbamazepine Lamotrigine Zie fenytoine Bijkomende effecten op andere receptorsystemen - Relatief breedspectrum antiepilepticum (als addon en in voorkeurs behandelingen) Topiramaat Zie fenytoine Verhoging van de neurotransmissie van GABA Verlagen van de neurotransmissie van AMPA Zie fenytoine - Breed spectrum antiepilepticum (als addon) Profylactische behandeling van migraine - Breed spectrum Nevenwerkingen: Valproaat TD: per os 3 x per dag (of 23 Fenobarbital Clonazepam* Diazepam* Inhibitie van T-type Ca kanalen (vooral verantwoordelijk voor genereren van automatische elektrische activiteit in thalamocorticale neuronen) Interfereert met GABA transmissie (het inhibeert GABA-transaminase en barnsteenzuur semialdehyde dehydrogenase) Anti-epileptica die werken via GABA Direct agonistisch effect op GABA-A receptoren en een positieve allosterische mudulatie van deze receptor Blokkering Na kanalen retard-tabletten met vertraagde afgifte gebuiken) Tmax: 10-15 min (heel snel) PB: 90% Vd: 0,15 L/kg (sterk geioniseerd bij fysiologisch pH) E: directe glucoronidering, beta- en omega-oxidatie gevolgd door glucuronidering T1/2: 9-18 h TV: 50-100 g/ml TD: per os PB: 50% E: 75% metabool T1/2: 50-140 h TV: 15-40 g/ml (TDM) 2-4 mg/kg lichaamsgewicht per dag Benzodiazepines zijn positieve allosterische modulatoren van de GABA-A receptor Selectieve GABA re-uptake inhibitor (vergelijkbaar met SSRIs) inhibitie van GAT-1 Werkingsmechanisme onbekend - - Zie verder Lorazepam* Tiagabine Gabapentine anti-epilepticum (kan gebruikt worden bij vrijwel alle soorten van convulsies, voorkeur boven fenobarbital omdat het minder sedatief werkt) Vooral actief bij abscence-aanvallen Alternatief bij behandeling van bipolaire stoornissen (zie boven) Nausea en braken Minder frequent: diarree, reversiebele haaruitval, gewichtstoename Fatale hepatitis (grootste risico bij jonge kinderen, CI: leverlijden) Teratogeniciteit lager dan fenytoine (spina bifida) Interacties: Kan metabolisme van fenytoine, fenobarbital en carbazepine inhiberen Kan andere geneesmiddelen verdringen van hun PB plaats Relatief breed-spectrumepilepticum (Partiele epilepsieen, gegenerlaliseerde tonischclonische annvallen) Koortsconvulsies bij jonge kinderen (anticonvulsieve concentratie ligt veel lager dan hypnosedatieve concentratie) Status epilepticus (aaneensluitende grand mal aanvallen zonder tussentijds terugwinnen van bewustzijn levensbedreigend) Add-on therapie bij partiele epilepsie Add-on therapie bij partiele Nevenwerkingen: Sedatie Boven 60g/ml: nystagmus, dysartrie, sufheid en wankele gang Teratogeniciteit Interacties: Inductie van microsomale enzymes interactie met endogene en exogene stoffen Zie verder - 24 Pregabaline - epilepsie Neuropathische pijn - Petit mal-epilepsie (absence gevallen) Partiele epilepsie Juveniele myoclonische epilepsie Primair gegeneraliseerde tonisch-clonische aanvallen Relatief goed verdragen Ethosuximide Levetiracetam Anti-epileptica die werken via T-type Ca kanalen TD: per os (volledig) Inhibitie van T-type Ca Tmax: 3-7 h kanalen (vooral PB: 0% verantwoordelijk voor Vd: 0,7 L/kg (= totaal genereren van lichaamswater) automatische elektrische E: vooral hydroxylering gevolgd activiteit in door glucuronidering thalamocorticale T1/2: 18-72 h neuronen) TV: 50-100 g/ml Andere anti-epileptica Werkingsmechanisme onbekend (geen effect op een van de voorgaande systemen) TD: per os (volledig) Irritatie van maagmucosa bij chronisch gebuik Nausea en braken (kan voorkomen worden door enteric-coated tabletten) Relatief veilig middel, soms: Sufheid en hoofdpijn Anorexie Beschadiging van hematopoetisch systeem Provoceren van tonischclonische convulsies Ziekte van Parkinson L-DOPA Dringt doorheen BBB en wordt door extraneuraonaal en intraneuronaal DOPA decarboxylase omgezet tot dopamine Benserazide en carbidopa beletten de omzetting van L-DOPA naar dopamine door MAO en COMT buiten de BBB (normaal 99%) TD: per os (variabel tgv competitie met ander aminozuren in de voeding) meerdere malen per dag T1/2: 1-3 h (fluctuaties in plasma concentratie) In combinatie met D2agonisten indien deze in monotherapie onvoldoende effectief zijn Vroegtijdige nevenwerkingen (verdwijnen meestal na enkele weken): Nausea en anorexie (dopamine thv CRTZ) Orthostatische hypotensie (dopamine thv splanchnische vaten, NA thv vasomotorisch centrum) Tachycardie en ritmestoornissen Slapeloosheid, angst, euforie, confusie en zeldzaam manie, waangedachten en hallucinaties (dopamine en NA thv het limbisch systeem, formatio reticularis en cortex) Plots stoppen toestand analoog aan het maligne neuroleptisch syndroom Laattijdige nevenwerkingen: 25 Dyskinesieen “ON-Off” fenomeen (plots overgaan vanuit goede beweging naar akinetische toestand met rigiditeit gedurende enkele minuten tot uren) Interacties: Antipsychotica neatraliseren de werking -methyl-DOPA werkt L-DOPA tegen wegens competitie met het decarboxylase Niet selectieve IMAOs + L-DOPA kunnen een hypertensieve crisis en hyperpyrexie uitlokken Sterke hypotensie door combinatie met antihypertensiva die orthostatische hypotensie verwekken Bromocriptine* Pergolide T1/2: langer dan L-DOPA (minder fluctuaties in plasma concentratie) Potentieert dopaminerge functie (door mogelijk effect op synthese, vrijzetting of reuptake van dopamine) - Selectieve irreversiebele MAOB inhibitor (komt preferentieel voor in dopaminerge neuronen) - D2 receptor agonisten Pramipexole: ook D3 receptor agonist Pramipexole Ropinirole Amantadine Selegiline Rasagiline MAO-B inhibitor - - Is vaak de startbehandeling omdat ze minder dyskiesieen en minder fluctuaties veroorzaken Pramipexole: Restless legs syndroom (ethiologie meestal onduidelijk) Nevenwerkingen: Tgv D2-receptorstimulatie Dyskinesien en on-off fenomeen zijn minder uitgesproken dan voor L-DOPA Bromocriptine en pergolide: mogelijk meer kans op harklepletsels Neuroleptica neatraliseren de werking Als monotherapie in lichte gevallen In combinatie met L-DOPA om efficaciteit te versterken in lagere doses Als monotherapie gegeven tijdens beginfase van de ziekte om gebruik van L-DOPA uit te stellen In combinatie met L-DOPA om efficaciteit te versteken in lagere doses Minder uitgesproken nevenwerkingen door D2-receptorstimulatie Neuroleptica neatraliseren de werking Minder uitgesproken nevenwerkingen door D2-receptorstimulatie Interacies: Verlengt werking van levodopa Neuroleptica neatraliseren de werking Lokt geen hypertensieve crisis uit in combinatie met IMAOs Lokt geen kaasreactie uit in combinatie met een tyramine-rijk dieet (tyramine kan nog geinactiveerd worden door MAO-A) - 26 Entacapone Tolcapon Antimuscarinica (met centrale werking)* Inhibitie van dopa decarboxylase en COMT Herstellen van onevenwicht door overactiviteit van postsynaptische interneuronen in striatum (door wegvallen dopaminerge inhibitie) - Skeletspierrelaxantia Diazepam* Benzodiazepines zijn positieve allosterische modulatoren van de GABA-A receptor Baclofen Selectieve agonist van GABA-B receptor Beinvloeden vooral de tremor (minder effect op rigiditeit en hypokinesie) Als monotherapie gegeven in beginfase van de ziekte In combinatie met L-DOPA Steeds minder gebruikt omwille van talrijke nevenwerkingen en beperkte efficaciteit Tolcapon: hepatoxiciteit Verlengt werking van levodopa Zie muscarinereceptor blokkers - Een zeker werking op spasticiteit Ontstaan van tolerantie Sedatie TD: per os of intrathecaal Spasticiteit tgv MS en ruggenmergletsels (kan ook de pijn verminderen) Verlagen van spasticiteit van spinale en centrale oorsprong Congenitale maligne hyperthermie (hevige spierspasmen uitgelokt door stoffen als suxamethonium en halothaan) Maligne neuroleptisch syndroom (en een syndroom hierop gelijkend uitgelokt door plots stoppen van LDOPA of D2-agonisten therapie bij Parkinsonisme) Strabisme (scheelzien) Blefarospasme (ooglidkramp) Torticollis (scheve hals) Cerebral palsy (infantiele Ataxie Gevoel van dronkenschap Dantroleen Verlaagt de Ca vrijzetting uit het sarcoplasmatisch reticulum TD: per os of i.v. Botulinetoxine (?) - - Bij chronisch gebruik: spierzwakte en, minder frequent, zeer ernstige leverstoornissen (regelmatig leverfunctietesten) - 27 encefalopathie) Ziekte van Alzheimer Donepezil Rivastigmine Galantamine Memantine Opioide analgetica Morfine Pethidine (fenylpiperidines) Fentanyl (fenylpiperidines) Reversibiebele inhibitoren van acetylcholinesterase in het CZS met weinig effecten op het PZS Galantamine: modulatie nicotine-ACh receptoren Blokkeren van NMDA receptor Blokkeren van de nicotineACh receptor Potente opoid-agonisten van receptoren (minder van - en -receptor) werken thv dorsale hoorn, NRM, LC analgesie, en thv het limbisch systeem euforie en anxiolyse Effecten op het CZS: Stijging van pijndrempel (minder bij neuropatische pijn) Sterke demping van affectieve componenten van pijn met euforiserend effect Morfine-analogen vertonen kruistolerantie met morfine en kunnen morfine vervangen in toestanden van verslaving Tolerantie ontwikkelt zich snel TD: per os 1 x per dag T1/2: 60 h TD: per os 2 x per dag Lichte tot matige alzheimerdementie Nausea Braken Diarree Slapeloosheid Matige tot ernstige alzheimerdementie Hallucinaties Verwardheid Duizeligheid Hoofdpijn Vermoeidheid Bradycardie en AV blok TD: per os 2 x per dag - TD: per os, intrathecaal, “pijnpomp” (chronische pijn) of parenteraal (acute pijn) E: vaak via conjugatie tot een inactief glucuronzuurderivaat dat vervolgens renaal of biliair (entero-hepatische circultie) geexcreteerd wordt, 6-glucuronide is krachtiger analgetisch dan morfine (uitzondering op de regel) T1/2: 3-4 h T1/2: 2-4 h korte chirurgische ingrepen TD: (patient-gecontroleerde) infusiepomp en intrathecale toediening (snelle dossisaanpassing mogelijk) Acute pijn Chronische pijn bij terminale patienten Adjuverdende therapie bij longoedeem anesthesie samen met neurolepticum bij Effecten op het autonoom ZS: Respiratoire depressie (daling van CO2 gevoeligheid van het ademhalingscentrum) Miosis/”pinpoint pupils” Nausea en braken (stimulatie van CRTZ, vooral bij eerste toediening) Perifere weerstand en veneuze tonus orthostatische hypotensie Bronchoconstritie (histaminevrijzetting bij hoge dosis) GI tonus en peristaltiek constipatie en vertraagde maaglediging (vertraagde opname van medicijnen) Uteruscontracties bij de bevalling Toegenomen sfinctertonus en afgenomen mictiestimulus urineretentie Druk galblaas (galblaascontractie + contractie van sfincter van Oddi) Neuroendocriene effecten: Prolactinesecretie gonadotrofinesecretie 28 (12-24 h) voor het analgetisch effect, de psychotrope effecten, nausea en ademhalingsdepressie, maar veel minder voor GI-effecten en miosis Tolerantie verdwijnt 1-2 weken na het stoppen met de medicatie Sufentanil (fenylpiperidines) T1/2: 1-2 h chirugisch ingrijpen bij bewustzijn fentanyl lollipops voor kinderen als premedicatie TD: (patient-gecontroleerde) infusiepomp en intrathecale toediening (snelle dossisaanpassing mogelijk) T1/2: 1-2 h anesthesie vervangmiddel van heroine behandeling van verslaving Symptomatisch behandelen van diarree (reizigersdiarree) Methadon Zie morfine Loperamide Zie morfine TD: per os (itt andere morfineanalogen weinig “first-pass effect”) 1 x per dag T1/2: 15-20 h Vd: weinig door BBB (behalve bij kinderen onder de 2 jaar) E Loperamide: enterohepatische circulatie 85% blijft in GI TD: per os (beperkt) Difenoxylaat Codeine Dextropropoxyfeen Zwakke opioid-agonist: kleinere effecten dan potente agonisten (zie morfine) Is een prodrug en wordt door CYP2D6 omgezet tot morfine (maar verwekt weinig tot geen euforie) Zwakke opioid-agonist: kleinere effecten dan potente agonisten (zie morfine) CYP2D6 substraat - (chroniche) hoest milde vormen van diarree milde pijn milde chronische en acute pijn libido Dervingssyndroom (door plotse ontremming van de LC, verdwijnen na 7-10 dagen): na 8-12 h tranen, neusloop en geeuwen na 20 h pilo-erectie, mydriase, tremor, agitatie na 2-3 dagen rillingen, slapeloosheid, buikkrampen, diarree, nausea en braken CI: schedeltrauma astma en respiratoire hypoxie toestanden acute alcoholintoxicatie convulsies dosis verlagen bij lever- of nierinsufficientie, ouderen en kinderen Langdurig gebruik geeft geen orgaantoxiciteit Zie morfine Nevenwerkingen (vooral bij kinderen onder de 6 jaar): paralytische ileus, urineretentie en centrale depressie CI: diarree verwekt door micro-organismen die de mucosa penetreren Kleinere effecten dan potente agonisten (zie morfine) Obstipatie en sedatie bij gebruik als narcotish antitussivum (tegen hoest) Lage CYP2D6 activiteit maakt 10% van de populatie resistent aan het analgetisch effect Kleinere effecten dan potente agonisten (zie morfine) 29 Dextromethorfan Tramadol Pentazocine itt codeine en dextropropoxyfeen geen affiniteit voor opioidreceptoren CYP2D6 substraat Zwak, zuiver agonist van de -receptor zwakke inhibitor van NA re-uptake-1 metaboliet van trazodon (antidepressivum) partieel agonist van de receptor (prefentieel) partieel agonist van de receptor antagonist van de receptor Partieel agonist van de receptor Buprenorfine Naloxon Zuivere opioid-antagonisten van -, -, en -receptoren geen effect wanneer ze alleen worden toegediend, hyperalgesie tijdens stress of inflammatie Naltrexon - hoest in combinatie met serotoninerge medicatie gevaar op serotonine syndroom TD: per os (70%) milde pijn misselijkheid braken duizeligheid droge mond sedatie TD: per os of parenteraal hevige acute en chronische pijn (hoge dosis slechts zwakke ademhalings depressie Hevige acute en chronische pijn lokt bij heroineverslaafden een acuut dervingssyndroom uit (-R) dysforie en soms hallucinaties (-R) BD en hartritme (bij hoge dosis) Mag niet gegeven worden aan patienten die morfine(-analogen) krijgen (-R) Als antidotum bij een overdosis opioid-agonisten om respiratiore depressie op te heffen lokt bij heroineverslaafden een acuut dervingssyndroom uit TD: parenteraal, intrathecaal of sublinuaal T1/2: 12 h TD: i.v. (repetitief) T1/2: 2-4 h TD: per os (om recidieven te voorkomen) T1/2: 10 h - Tilidine (zwak -receptor agonist) wordt in vaste associatie met naloxon toegedient (p.o.)igv overdosering voorkomt naloxon ademhalingsdepressie en afhankelijkdheid Lokale anesthetica Procaine (E) Cocaine (E) Tetracaine (E) Blokkering van initiatie en propagatie van APs door het Nakanaal te blokkeren Esters: E: door esterasen in plama en lever T1/2: 0,5-1 h Amiden: E: door amidasen in de lever T1/2: 2-3 h Oppervlakkige anesthesie Infiltratie anesthesie (zone moet beperkt blijven gevaar systeem effecten) Bij i.v. inspuiting of resorptie van te hoge dosissen: CZS: rustelooshied, tremor die kan uitlopen op convulsies, confusie gaande tot extreme agitatie, uiteindelijk centrale (ademhalings)depressie (met uitzondering van cocaine dat een excitatorisch effect heeft) cardiovasculair: - inotroop, - dromotroop, vasodilatatie levensgevaarlijke BD lidocaine veroorzaakt depressie in het CZS zonder voorafgaande excitatie 30 Lidocaine (A) Prilocaine (A) Zenuwblok anesthesie Spinale anesthesie Epidurale anesthesie Bupivacaine (A) Benzocaine (E) Neuropathische pijn Imipramine* TCAs (zie boven) Amitriptyline* Fenytoine* Anti-epileptica (zie boven) Carbamazepine* Gabapentine* Pregabaline* Ketamine NMDA receptor blokker Anxiolytica en sedativa Benzodiazepines Triazolam Werking: (triazolo-1,4-benzodiazepines) Verhogen van de affiniteit van de GABA-A receptor Alprazolam voor GABA (indirect (triazolo-1,4-benzodiazepines) agonisme) verhogen van de inhibitorische werking Midazolam van GABA in het CZS (o.m. (imidazolo-1,4-bezodiazepines) in het limbisch systeem) verminderde vrijzetting bupivacaine en vooral cocaine hebben een cardio-excitatorisch effect, omdat ze NA vrijzetten Spinale en epidurale anesthesie: blokkering van Na-kanalen van orthosympathische preganglionaire vezels kan vasodilatatie, BD en bradycardie verwekken rostrale verspreiding kan bij spinale anesthesie ademhalingsdepressie geven indien intercostale zenuwen en de n. Frenicus worden beinvloed urineretentie bij sacrale spinale anesthesie Overgevoeligheidsreacties bij esters (het sensitizerend agens in het benzoezuurderivaat dat na hydrolyse ontstaat): allergische dermatitis zelden anafylactissche reacties Vasoconstrictie: toedienen van vasoconstrictor (adrenaline of vasopressine analoog) verlengt anesthesie, bij i.v. toediening: weefselischemie of algemene adrenerge effecten TD: intrathecaal (om effecten op geheugen en cognitie grotendeels te vermijden) Neuropathische pijn Tmax: binnen 1 h T1/2: 5 h WD: zeer kortwerkend Tmax: binnen 1 h TD: i.v. Tmax: binnen 1 h T1/2: 1.5-2 h WD: zeer kort werkend Zie boven Zie boven - Angststoornissen (lage dosering) Slapeloosheid (hogere dosering): nitrazepam, flunitrazepam, temazepam, triazolam worden gebruikt (anderen voldoen in principe ook) Nevenwerkingen: Sedatie (als alleen anxiolyse nagestreefd wordt) Paradoxale effecten (rusteloosheid, impulsief gedrag, hostiliteit, agressiviteit) 31 Lorazepam van serotonine en NA Productie CRF (corticotropin releasing factor) Effecten: Anxiolyse Tem-effect (daling agressief gedrag) Sedatie Hypnotisch effect Anterograde amnesie Spierrelaxatie Anticonvulsieve werking Oxazepam Temazepam Nitrazepam Flurazepam Flunitrazepam Clonazepam Tmax: traag (langer dan 1 h) T1/2: 12 h WD: kortwerkend Tmax: traag (langer dan 1 h) T1/2: 8 h WD: kortwerkend Tmax: binnen 1 h T1/2: 8 h oxazepam: 8 h Tmax: binnen 1 h T1/2: 28 h WD: halflangwerkend Tmax: binnen 1 h T1/2: 1 h desalkyl-flurazepam: 60 h WD: langwerkend Tmax: binnen 1 h WD: langwerkend Tmax: binnen 1 h T1/2: 50 h Nordiazepam Tmax: binnen 1 h T1/2: 60 h Diazepam Tmax: binnen 1 h T1/2: 32 h nordiazepam: 60 h WD: langwerkend Clorazepaat Tmax: binnen 1 h T1/2: nordiazepam: 60 h WD: langwerkend Flumazenil Benzodiazepine-antagonist - Sedatie voor anesthesie (i.v. hoge dosis) anterograde amnesie zal psychischtraumatische ervaringen dempen Delerium tremens (toestand van confusie, agitatie en agressiviteit na plots stoppen van alcoholgebruik bij verslaafden) opvangen van alcohol-activiteit op de GABA-erge transmissie Epilepsie: diazepam (i.v. of rectaal), lorazepam (i.v.) en clonazepam Spierspasmen en spastische toestanden (zie verder) Triazolo-1,4benzodiazepines: milde en matige vormen van psychische depressie (vooral in combinatie met klassieke antidepressiva) Beeindigen van sedatie Confusie (vooral ouderen) Geheugenstoornissen (vooral langetermijngeheugen) Hypomanie en manische episoden Motivatie voor psychotherapie verzwakt (chronisch gebruik) Natuurlijk vermogen om angst en spanning te verwerken verzwakt (chronisch gebruik) Daling van de motorische coordinatie Tolerantie voor sedatief, hypnogeen en spierrelaxerend effect bij chronisch gebruik Dervingsverschijnselen door down-regulatie van GABA-A receptoren: Angst, gaande tot fobieen Tremor Slapeloosheid Rebound REM-slaap met nachtmerries Duizeligheid Bewegingsstoornissen (onvrijwillige bewegingen) Sensorische ongevoeligheid en stoornissen in perceptie Psychotische en manische reacties, delerium Convulsies CI: Slaapapnoe en COPD Zwangerschap - 32 Zopiclon Zolpidem Zaleplon Buspirone* Promethazine* Diphenhydramine* Hydroxyzine* SSRIs* Stoffen met werking verwant aan deze van de benzodazepines Bindt op benzodiazepine-site van de GABA-A receptor Meer selectief sedatief en hypnotisch, minder de andere effecten - 5-HT1A receptor agonist Activatie van postsynaptische 5-HT1A receptoren Inhibitie van serotonine vrijzetting via presynaptische 5-HT1A receptoren Anxiolytisch effect na dagen of weken waarschijnlijk een indirect effect - door benzodiazepines gegeven bij kleine ingrepen Acute overdosis met benzodiazepines (+alcohol) Slaapmiddel Slaapmiddel (kortwerkend, efficaciteit vergelijkbaar met triazolam) Slaapmiddel Gegeneraliseerde angst van chronische aard Nevenwerkingen zijn vergelijkbaar met benzodiazepines Tolerantie en afhankelijkheid treden vooral op bij hoge dosissen en langdurig gebruik Rusteloosheid Nausea Hoofdpijn Geen aanduiding tot op heden voor ontwikkeling van afhankelijkheid -blokkers* beinvloeden affectieve component van angst (zweten, tremor, tachycardie), soms effectiever dan benzodiazepines (bv. sociale fobie) Histamine H1-receptor blokkers H1 blokkers met sedatieve werking Antidepressiva Zie boven - Licht slaapmiddel Kinderen met slaapstoornissen tgv jeuk Langdurige sedatie die het leerproces op school benadelen - OCD Zie boven 33 Valeriaan Fytotherapeutica Hypnotisch effect - Panische angst Sociale fobieen Gegeneraliseerde angst Bij onvoldoende effect van cognitieve therapie - CI: leverlijden en zwangerschap Barbituraten worden niet meer gebruikt omwille van nevenwerkingen en gevaren (uitzonderingen: fenobarbital* wordt soms nog gebruikt als anti-epilepticum, thiopental en methohexital worden soms nog gebruikt als inductie-anasteticum) Geneesmiddelen in verband met het cardiovasculair systeem Diuretica (zie voor overzicht blz 12) Koolzuuranhydrase-inhibitoren Acetazolamide Minder transport van NaHCO3 van lumen naar interstitium in de proximale tubulus, gevolgd door minder beweging van H2O naar het interstitium TD: per os (volledig) Tmax: 30 min (max effect na 2 h) E: renaal WD: 12 h Openhoek-glaucoom minder productie van oogvocht (dit kan ook door lokale toediening van oogdruppels dorzolamide) Alkalinisatie van de urine beter oplossen van zuren in urine (bv cystine, urinezuur, aspirine) Metabole alkalose tgv diureticagebruik bij iemand met zware hartdecompensatie ( mag geen zout worden toegediend) “Acute mountain sickness” door de productie en de pH van het CSV te verlagen (best verergeren van metabole of respiratoire acidose nierstenen (calciumzouten zijn minder goed oplosbaar in alkalische urine) meer ammoniak in systeemcirculatie (vanuit urine) meer kans op encefalopathie (CI: levercirrose) zelden overgevoeligheidsreacties bij hoge doses: slaperigheid en paresthesieen leidt tot systemische acidose bij lang gebruik en meer alkalisch worden van urine 34 preventief nemen) Thiaziden Thiaziden Blokkeren van de Na/Cltransporter (luminale zijde) in het distale kronkelbuisje luminale Na- en vochtbelasting K-secretie (in distaal segment, K verlaat de cel en wordt uitgewisseld met Na en H om de elektronen-neutralistie te bewaren extracellulaire alkalose E: renaal via het sercretiemechanisme voor organische zuren (in competitie met urinezuur) hypertensie (diuretisch en zwak vasodilaterend) onderhoudsbehandeling van congestief harfalen nefrolithiase tgv hypercalciurie (bij chronische toediening vermindert de Ca-excretie) nefrogene (niet ADHgevoelige) diabetes insipidus (paradoxaal effect): reductie plasmavolume GFR reabsorbtie van NaCl en H2O proximaal max. volume van verdunde urine gereduceerd Furosemide Bumetanide Torasemide Lisdiuretica Inhiberen van de Na/K/2Cl carrier in de dikke opstijgende tak van de lis van Henle selectieve inhibitie van de reabsorptie van NaCl, verminderen van de normalerwijze positieve intraluminale K-potentiaal vergemakkelijken van excretie van positieve divalente ionen (Mg en Ca) TD: per os of i.v. (bij acuut longoedeem slechte absorptie door verminderde perfusie) Tmax: zeer kort E: renaal WD: 2-3 h E: hepatisch Harfalen bij acuut longoedeem Nierziekten (als GFR <30 ml/min zijn thiaziden niet effectief, maar lisdiuretica vaak nog wel) Levercirrose (+spironolactone) Hypercalciemie (i.v. +zoutoplossing infuus) Hyperkaliemie Overmaat mineralocorticoiden Nevenwerkingen: (Meest krachtige diuretica) Spironolactone Kaliumsparende diuretica Competitieve antagonist van hypokaliemische metabole alkalose hyperuricemie verminderde glucosetolerantie (insulinevrijzetting uit pancreas en perifeer gebruik van glucose) hyponatriemie: hypovolemie ADH, nier kan urine minder goed verdunnen, dorst grotere vochtinname (vochtinname beperken + dosis reductie) allergische reacties (sulfonamiden): zelden fotosensitiviteit, zeer zelden hemolytische anemie, thrombocytopenie, acute necrotiserende pancreatitis moeheid, paresthesieen Hypokaliemische metabole alkalose (aanbod van NaCl in verzamelbuis excretie van K en H) Hypomagnesiemie bij chronisch gebruik (geen hypocaliemie omdat Ca ook nog geabsorbeerd wordt in het distale kronkelbuisje) Dehydratatie Soms hyponatriemie Zelden ototoxiciteit bij hoge dosisis Verhoogd urinezuur (zelden jicht) Allergische reacties (sulfonamiden): huiduitslag, eosinofilie, interstitiele nefritis 35 aldosterone in het verzamelbuisje en het laatste deel van de distale tubulus (aldosterone: Na+-abs. in verz. Buisje neg. Potentiaal in lumen K+-secretie) Triamterene (enterohepatische circulatie) Inhiberen rechtstreeks de Naselectieve kanalen thv de luminale membraan in het verzamelbuisje K secretie Amiloride Mannitol Osmotische diuretica Wordt gefilterd en niet getransporteerd water wordt weerhouden thv de proximale tubulus en het dalende deel van de lis van Henle, natriurese is kleiner dan waterdiurese Hypertensie diuretica* TD: i.v. - Effecten zijn meest uitgesproken als de orthosympathische - Na-voorraden in het lichaam Initieel bloedvolume en hartdebiet Eventueel initieel perifere weerstand Na 6-8 weken: normalisatie van hartdebiet en daling van perifere weerstand -receptor blokkers* door primaire hypersecretie of door seundaire aldosteronisme (tgv congestief hartfalen, levercirrose, nefrotisch syndroom Als diureticum in combinatie met kaliumverliezende diuretica (als kalium supplementen niet volstaan) Als diureticum in combinatie met kaliumverliezende diuretica (als kalium supplementen niet volstaan) Vermindering van intacraniale en intraoculaire druk (plasmaosmolaliteit intracellulair volume) Verhogen van urinevolume bv bij rhabdomyolyse of hemolyse Thiaziden: eerste keus bij behandeling hypertensie Lisdiuretica: Bij ernstige hypertensie wanneer andere farmaca gebruikt worden die water- en zout retentie veroorzaken Bij nierinsufficientie als GFR <30 ml/min Bij hartfalen of levercirrose wanneer er uitgesproken zoutretentie is Hypertensieve patienten met: MI Hyperkaliemie (nierlijden, NSAIDs, -blokkers en ACE-inhibitoren verhogen risico) Gynecomasitie, impotentie (spironolacone) Metabole acidose (door samen met K-secretie ook H-secretie te inhiberen Soms nierstenen (triamterene) CI: nierlijden en het nemen van: Ksupplementen, NSAIDs, ACE-inhibitoren, spironolactone samen met triamterene of spironolactone samen met amiloride Toenemen congestief hartfalen en uitlokken van longoedeem door expansie extracellulair volume (vaak hoofdpijn, nausea, braken) Dehydratatie en hypernatriemie Zie boven Zie boven 36 controle van het hart domineert (zie boven) ACE-inhibitoren inhiberen het converting enzyme peptidyl dipeptidase dat Ang I in Ang II omzet en ze inhiberen de inactivatie van bradykinine (een krachtige vasodilator en inflammatoir mediator) door kininase II: Captopril Cilazapril Enalapril TD: per os Tmax: kort E: vooral renaal (behalve fosinopril) Fosinopril Lisinopril Perindopril Quinapril Ramipril Losartan Candesartan Eprosartan Irbesartan Telmisartan Valsartan Aliskiren Verapamil (phenylalkylamines) Diltiazem (benzothiazepines) Angiotensine II receptorantagonisten (type losartan) hebben ongeveer dezelfde hemodynamische en antihypertensieve effecten als ACE-inhibitoren, maar met plasma Ang II stijging en zonder bradykinine-inactivatie Renine-inhibitoren veroorzaken een daling van de plasma renine activiteit (PRA) Ca-kanaal blokkers: relaxeren gladde spieren (meest uitgesproken in de arteriolen) nimodipine relatief selectief voor cerebrale BV hartfequentie (+N - Ischemisch hartlijden Hartfalen Hypertensie (systemische arteriolaire weerstand, de gemiddelde diastolische en systolische druk, zonder reflextachycardie) Chronisch hartfalen (nabelasting, hartdebiet, hartritme, nierperfusie en natriurese veneuze retour naar het hart, capillaire wiggedruk in de long, vullingsdruk van linkeratrium en ventrikel) Acuut myocardinfarct (massa en wanddikte van LV) Diabetes mellitus en nierlijden (proteinurie en nierfunctie stabiliseert, door verbeterde flow-distributie in de nier) Typisch gestart wanneer ACEinhibitoren een ondragelijke kuchhoest geven Nevenwerkingen: Ernstige hypotensie Acuut nierfalen (bij patienten met bilaterale nierarteriestenose) Kuchhoest met eventueel wheezing (reversiebel) Smaakverandering (reversiebel) Hyperkaliemie (wanneer met Ksupplementen, hogere doses Ksparende diuretica of NSAIDs) Huiduitslag, drug fever, angiooedema Zelden: proteinurie, neutropenie CI: zwangerschap Neveneffecten: Zelfde als ACE-inhibitoren Kuchhoest is minder fequent - Onbekend Onbekend - Nevenwerkingen: Hypotensie, bradycardie Myocarddepressie Oedeem onderste ledenmaten Obstipatie (verapamil) CI: Gestoorde AV-of SA-geleiding, LVfalen, ventriculaire tachycardie - angor (vooral vasospastisch) hypertensie supraventriculaire tachycardie VK-flutter VK-fibrillatie Post-MI (Verapamil, als blokkers tegenaangewezen) 37 Nifedipine (dihydropyridines) Nimodipine (dihydropyridines) reflextachycardie, ~D, -V) negatief chronotroop, negatief dromotroop, negatief inotroop effect (verapamil en diltiazem) - Angor (vooral vasospastisch) hypertensie - na subarachnoidale bloeding (gunstig effect door inhibite van reactioneel vasospasme) hypertensie (gecombineerd gebruiken, bij monotherapie snel tachyphylaxis) Hydralazine Dilatatie van de arteriolen (niet de venen) - Minoxidil Zeer krachtige vasodilator van de arteriolen (niet de venen) door verhogen van Kpermeabiliteithyperpolarisatie TD: per os Nitroprusside Diazoxide Clonidine* Guanfacine * Reserpine * Guanethidine* -methyltyrosine* -methyl DOPA* -blokkers* Dilatatie van arteriolen en venen door NO vrijzetting (enkel onder continue invasieve monitoring) Dilateert arteriolen 2-agonisten afname van de orthosympathische outflow uit het CZS vasodilatiatie TD: i.v. Tmax: kort WD: kort TD: i.v. - Neuronblokkers (zie boven) - Zie boven - Hartfalen Positieven inotropica Digoxine Digitalisglycosiden inhiberen het Na/K ATPase waardoor de [Na]i verminderde Na/Ca uitwisseling [Ca]i hypertensie (gecombineerd gebruik met een -blokker en een diureticum, kan hydralazine vervangen indien onvoldoende effect of teveel bijwerkingen) hypertensieve urgenties acute hartdecompensatie hypotensie duizeligheid flushing oedeem onderste ledenmaten milde reflextachycardie reflextachycardie en zoutretentie bij hoge doses “lupus” syndroom hoofdpijn, nausea, anorexie, flushing perifere neuropathie drug fever reflextachycardie en zoutretentie als onvoldoende dosis van -blokker en/of diureticum: tachycardie, angor, oedeem hoofdpijn hypertrichosis ( haargroeimiddel) hypotensie metabolisme in RBCs tot cyanide (accumulatie zorgt voor toxiciteit) hypertensieve urgenties hypertensie (maar beperking door gebrek aan informatie over hun impact op cardiovasculaire gevolgen) hypertensie withdrawal reactions droge mond sedatie soms bradycardie Zie boven Zie boven Zie boven - TD: per os (bij 10% van de populatie zijn er darmbacterien die digoxine inactiveren en zo de biologische beschikbaarheid reduceren oppassen met AB) 1 x per dag (eventueel Atriale ritmestoornissen (VKflutter en –fibrillatie, vertraging van het ventriculair ritme Bij intoxicatie (digoxine > 2 ng/ml): Rustpotentiaal over PM van hartcellen minder negatief vertraagde na depolarisatie (bij nog hogere concentraties “ectopic beats”, 38 Digitoxine Amrinon Milrinon Enoximon Dopamine* Dobutamine* Hydralazine* Minoxidil* Isosorbidedinitraat* Carvedilol* Bucindolol* contractiliteit Een rechtstreeks effect van digitalis op de PM van de hartcellen leidt tot een tragere stijgingssnelheid van het AP gevolgd door en verkorting van de plateau fase refractaire periode Cardioselectief parasympathomimetisch effect (vooral duidelijk thv de atria) oplaaddosis voor snel effect) E: vooral renaal T1/2: 40 h TV: 0,5-2ng/ml (nauw) betere hemodynamiek) TD: per os (volledig) 1 x per dag (eventueel oplaaddosis voor snel effect) E: hepatisch (enterohepatische circulatie) T1/2: 168 h Bipyridines inhiberen fosfodiesterase [cAMP]i Ca-influx in hart en vasodilatatie (mag slechts korte tijd gebruikt worden) TD: parenteraal (onder continue monitoring) -agonisten met een positief inotroop effect (zie boven) TD: getitreerd i.v. (onder contiune monitoring) Acuut hartfalen (hartdebiet, perifere weerstand capillaire wiggedruk in longen Harfalen (cave: ischemie) bigeminie en ventriculaire tachycardie en fibrillatie) Verhogen van de centrale outflow naar het orthosympathische ZS: AVjunctioneel ritme, premature ventriculaire depolarisaties, bigeminie en 2e graads AV-blok GI: anorexie, nausea, braken en diarree Desorientatie, hallucinaties, gezichtstoornissen, agitatie, convulsies Interacties (verhogen van digitalis plasmaspiegel): hypokaliemie, hypercalciemie, hypomagnesiemie, quinidine (90% van de patienten), AB (zie TD), colestyramine, amiodarone, verapamil Nausea en braken Aritmieen Hypotensie Thrombocytopenie Verhoogde leverenzymen hartfrequentie verhoogd O2verbruik nog hogere hartfequentie Diuretica* verminderen van water- en zoutretentie voorbelasting hart, oedeem, verkleining hart verbeterde pompfuntie (zie boven) ACE-inhibitoren* en Ang II receptorantagonisten* voor- en nabelasting hart (zie boven) Vasodilatoren Dilatatie van arteriolen Hartfalen (alleen de Zie boven nabelasting hart (zie boven) hydralazine-isosorbidedinitraat combinatie heeft een Nitraten zorgen voor dilatatie Zie verder verbeterde overleving van vooral venen door NO aangetoond in prospectieve vrijzetting vooral RCTs) voorbelasting hart (zie verder) -blokkers Zie boven - Idiopatische en ischemische cardiomyopathie (studies wijzen uit dat adrenerge stimulatie gevaarlijk is voor het “failing heart” LV Hartfalen is zelf een CI (?) zeer lage dosis beginnen 39 ejectiefractie en LV massa) Angor Thrombocytaggregatieremmers* en statines* behandeling van zowel stabiele als instabiele angor (zie verder) Organische nitraten Nitroglycerine Nitraten zorgen voor: TD: sublinguaal Onmiddelijke behandeling dilatatie van venen (vooral Tmax: 1-2 min Vasospastische angor bij lage dosis) en arteriolen WD: 20-30 min TD: i.v. (coronairen belangrijk Ernstige recurrente voor vasospastische angor) E: nitraat reductase thv lever rustangor, instabiele angor door NO vrijzetting Isosorbidedinitraat of ernsige voor- en nabelasting hart hartdecompensatie werkbelasting en O2(nitroglycerine of nood isosorbidedinitraat) TD: per os of transdermaal indirect: reflex tachycardie (nitroglycerine- of Behandeling van angor en water- en zoutretentie isosobidedinitraatgedurende lange tijd redistributie van Isosorbidemononitraat preparaten met trage (tolerantie treedt snel op bloedtoevoer naar het hart vrijstelling) of nitraatvrij interval van min. inhibitie van TD: isosorbidemononitraat 8-24 h, niet bij sublinguaal plaatjesaggregatie per os (geen significant gebruik) relaxatie van bronchi, first pass metabolisme galwegen, maagdarmstelsel lange T1/2) -blokkers* (zie boven) Orthostatische hypotensie Tachycardie Hoofdpijn Interactie met fosfodiesterase-inhibitoren kan leiden tot extreme hypotensie Calciumkanaalblokkers* bij vasospastische angor en bij stabiele, niet-vasospastische angor als -blokkers gecontra-indiceerd zijn, over het gebruik van dihydropyridines bij instabiele angor zijn nog onvoldoende gegevens (zie boven) Hyperlipidemie (zie voor de werking van het vettransport en voor de verschillend hyperlipoproteinemieen en hun therapeutische benadering blz. 45 t/m 52) Clofibraat TD: per os Nevenwerkingen: Fibraten binden PPAR Type III (IDL): (volledig) (peroxisome proliferatorplasmaTG met 80% en GI: nausea, krampen, diarree Tmax: kort activated receptor) plasmacholesterol met Zeldzaam: huiduitslag, gewichtstoename, PB: 95% (aan VZoxidatie en synthese 50% impotentie, leukopenie, anemie albumine) Bezafibraat lipoproteinelipase Type IV (VLDL), type IIb Zeldzaam myopathie: krampen, stijfheid, (snellere afbraak van VLDL E: vooral renaal (VLDL en LDL) en lichtere zwakte, gestegen plasma-activiteiten van in de vorm van en IDL) TG vormen van type IIa creatine fosfokinase en glutamaat glucuroniden De nieuwe fibraten (allen (LDL): Nieuwe fibraten oxaalacetaat transaminase Ciprofibraat behalve clofibraat) kunnen de TGs en Galstenen ( lithogeniciteit van gal) verhogen het HDL cholesterol geassocieerd Atriale en ventriculaire ritmestoornissen cholesterol door de met de VLDL met 40-50% (clofibraat) 40 Fenofibraat stimulatie van de expressie van apoA-I en apoA-II door PPAR Gemfibrozil Colestyramine Colestipol Simvastatine Pravastatine Fluvastatine Atorvastatine Rosuvastatine Anionuitwisselaars (galzuurbindende harsen) binden cholesterol en galzuren in de darm galzuurconcentratie feedback inhibitie van het cholesterol-7-hydroxylase valt weg cholesterol afbraak feedback inhibitie van het 3hydroxy-3-methylglutaryl-CoA reductase valt weg ( cholesterolsynthese door lever) en LDL-receptor expressie op de hepatocyten ( [LDL] en [IDL]) TD: per os (niet) De hydroxyzuren van de statines zijn competitieve inhibitoren van het 3-hydroxy3-methylglutaryl-CoA reductase (het regulerend enzym van de cholesterolsynthese) cholesterol synthese in lever LDL-receptor expressie op de hepatocyten ( [LDL] en [IDL]) TD: per os (gedeeltelijk) best ‘s avonds T1/2: <4 h PB: 90% E: hepatisch (actieve en inactieve metabolieten) TD: per os (gedeeltelijk) T1/2: >4 h PB: 90% E: hepatisch doen dalen en het HDL cholesterol met 10-25% doen toenemen (hun effect op LDL cholesterol is geringer: meestal een daling rond de 10%) Associatie met harsen (2 h eerder toedienen) versterkt de cholesteroldaling Type IIa (LDL, heterozygote of polygenische vorm): LDL cholesterol met 20% Pruritus veroorzaakt door een gedeeltijke obstructie van de galwegen (colestyramine) Diarree veroorzaakt door absorptiestoornissen van de galzuren zoals kan voorkomen bij de ziekte van Crohn of na resectie van een deel van het ileum (colestyramine) Interacties: Fibraten potentieren het effect van de orale anticoagulantie (verdrijven PB) Bij associatie met stanines is er een groter gevaar op myopathie CI: Lever- en nierinsufficientie, cholelithiase, zwangerschap, lactatie, kinderen Type IIa (LDL, heterozygote of polygenische vorm): LDL cholesterol met 20-40% Type IIb (LDL en VLDL) en type III (IDL): LDL cholesterol met 20-40%, VLDL cholesterol, TG met 20-30% en HDL cholesterol met 10% Associatie met harsen versterkt de cholesteroldaling Nevenwerkingen (over het algemeen goed verdragen): GI: dyspepsie, nausea, abdominale krampen, obstipatie, diarree Huiduitslag Afwijkingen van leverfunctietesten Lichte skeletspier creatinefosfokinase Zeldzaam myopathie met rhabdomyolyse Interacties: Bij hoge dosis of associatie met fibraten, nicotinezuur of cyclosporine is er een groter gevaar op myopathie Statines potentieren het effect van orale anticoagulatia en digoxine (verdrijven PB) CI: Kinderen (sommige statines zijn Nevenwerkingen: TG met 5-20% (verdwijnt meestal na een maand) Onaangenaam gevoel in de mond GI: obstipatie, flatulentie, nausea, braken, diarree, pyrosis, anorexie Bij hogere doses: steatorrhee, gestoorde absoptie van vetoplosbare vitamines ( hypoprothrombinemie, bloedingen) Interacties: medicatie ofwel 1 uur voor ofwel 4 uur na harsen innemen CI: Kinderen onder de 6 jaar, steatorrhee, zwangerschap 41 (actieve en inactieve metabolieten) geregistreerd voor kinderen ouder dan 8/11 bij familiale hypercholesterolemie), leveraandoeningen, zwangerschap, lactatie Nicotinezuur Activatie van de nicotinezuurreceptor op de adipocyt inhibeert de lipolyse plasma VVZ VLDL productie in lever en plasma TG Een effect op het cholesterylester transfer protein kan mogelijk de HDL cholesterol verklaren TD: per os 2-6 g, verdeeld over 3 innamen PB: 0% E: renaal (metabolieten en oververanderd nicotinezuur) T1/2: 30-45 min Alle vormen van hyperlipidemie (vooral nuttig bij patienten met zowel hypertriglyceridemie als laag HDL-cholesterol): TG 50%, LDL cholesterol met 20-30%, HDL cholesterol 30-40% en Lp[a] met 40% (mechanisme?) Ezetimibe Inhibeert de cholesteroltransporter thv de brushborder in de darm verminderde opname van cholesterol en plantsterolen TD: per os E: hepatisch (enterohepatische circulatie 70% met faeces) wordt aan statines toegevoegd bij onvoldoende effect Bloedstolling Anticoagulantie Warfarin Coumarines zijn Vitamine K antagonisten (VKA) die de reductie van Vit. K beletten, waardoor Vit. K niet als cofactor kan fungeren bij de carboxylatie van stollingsfactoren II, VII, IX en X Dabigatran etexilaat Een factor Xa inhibitor die de klontervorming inhibeert door de omzetting van prothrombine naar thrombine te voorkomen TD: per os (volledig) PB: zeer hoog T1/2 stollingsfactoren II, VII, IX, X respectievelijk: 6, 24, 40, 60 h (inzetten antiagulerende werking vraagt enkele uren) WD na stoppen: 4-5 dagen (factoren moeten terug aangemaakt worden) TD: per os Nevenwerkingen: flush en pruritus thv het aangezicht en het bovenste gedeelte van het lichaam ( langzaam opvoeren dosis, inname van aspirine 30 min voor het nicotinezuur) braken, diarree, hoofdpijn, duizeligheid afwijkingen van leverfunctietesten gestoorde glucosetolerantie hyperglycemie hyperuricemie CI: actief peptisch ulcus, lever- en nierpathalogien, DM, jicht, zwangerschap en lactatie Interacties: harsen inhiberen absorptie van ezetimibe en mogen niet tegelijk worden toegediend - Nevenwerkingen: Stollingsgevaar (bij te lage plasmaconcentratie) Spontane bloeding (bij te hoge plasmaconcentratie) Teratogeen (1e trimester) Interacties (zie blz. 65-66) “Primary prevention of venous thromboembolic - 42 Heparine Bindt met hoge affiniteit aan antithrombine III waardoor de interactie met thrombine versneld tragere omzetting van fibrinogeen in fibrine (er is een geringer effect op factor X) Zijn heparine-fragmenten met een MW tussen de 4000 en 15000 die het effect verhogen van antithrombine III op factor Xa, maar niet op thrombine Is een synthetische pentasaccharide die selectief factor Xa inhibeert LMWHs Fondaparinux Acetylsalicylzuur (ASA, aspirine)* Thrombocytaggregatieremmers Irreversibele inhibitie van het cyclo-oxygenase (vooral COX-1) in thrombocyten en endotheelcellen (zie verder) TD: i.v. of s.c. (i.m. verwekt heparine een hematoom, per os wordt het niet geresobeerd) T1/2: 40-90 min events in adult patients who have undergone elective total hip replacement surgery or total knee replacement surgery” - TD: s.c. T1/2: lang - Beperkte indicaties - Dipyridamole - - Ticlopidine Voorkomen binding van ADP aan zijn bloedplaatjesreceptor en inhiberen zo de activatie van het glycoprotein IIb/IIIa - Omdat niet-gefractioneerde heparine uit een mengsel van moleculen met verschillende MW bestaat is de correlatie tussen concentratie en bloedstolling slecht aPPT monitoring noodzakelijk Spontane bloedingen (toediening stoppen en eventueel protaminesulfaat i.v. toedienen vormt een inactief complex met heparine) Thrombocytopenie (minder bij LMWHs): transient (tgv heparin-geinduceerde bloedplaatjesaggregatie) of ernstig (tgv heparin-geinduceerdde antibloedplaatjes-AS) Mogelijk osteoporose bij langdurig gebruik Een lage dosis aspirine inhibeert de vorming van het TXA2 (in thrombocyten) zonder de vorming van PGI2 (in endotheel) In combinatie met ASA in secundaire preventie van TIA/ischemische CVA - Zie verder Nausea Diarree Bloedingen (5%) 43 Clopidogrel complex, de belangrijkste fibrinogeenreceptor Glycoprotein IIb/IIIa inhibitoren Streptokinase - Fibrinolytische stoffen Vormt een stabiel complex met plasminogeen, waardoor dit enzymatisch actief wordt en fibrine afbreekt Urokinase Zet direct plasminogeen om in plasmine Alteplase t-PA (tissue plaminogen activator) zijn enzymatische activiteit (omzetting plasminogeen plasmine) wordt versterkt door de Reteplase aanwezigheid van fibrine, het werkt dus vooral thv de bloedklonter en minder op plasma plasminogeen Addendum 1: Aanpak van VKF Amiodarone Zie artikel Addendum 2: Behandeling van jicht Inhiberen PG-synthese en de facocytose van uraatkristallen (zie verder) Colchicine Werkt anti-inflammatoir door te binden aan tubuline (inhibitie van polymerisatie tot microtubuli) en inhibeert zo leukocytenmigratie en fagocytose NSAIDs* - TD: traag infuus - Acute coronaire syndromen Percutane coronaire interventies Neutropenie (ticlopidine, 1%) Zeldzaam thrombotisch thrombotopenische purpura (fataal) - Allergische reacties Hypotensie (door onregelmatige opstoten van plaminevorming vorming kinines) Bloedingen Bloedingen Bloedingen TD: traag infuus - - - - - - - - Acute jichtaanval Zie verder TD: per os Tmax: 2 h Acute jichtaanval (pijn verdwijnt in 12-24 h) 0,5-1 mg als startdosis, vervolgens 0,5 mg/2 h Preventie van herhaalde aanvallen 0,5 mg 1-3 x per Zie artikel Vooral: diarree, nausea, abdominale pijn Zeldzaam: perifere neuritis, myopathie, beenmergdepressie 8mg/24 h kan fataal zijn 44 Glucocorticoiden* Allopurinol Zie verder Wordt omgezet in alloxanthine (door xanthine oxydase), een inhibitor van xanthine oxydase (die ook verantwoordelijk is voor de omzetting van hypoxanthine en xanthine in urinezuur) - Probenecid Uricosurica gaat reabsorbitie van urinezuur thv de proximale tubulus tegen - Benzbromaron dag Soms bij acutejicht aanval Long-term behandeling van jicht (starten met 100 mg/d minimaal 6 weken na acute aanval, progressief opdrijven, meestal tot 300 mg/d) Hyperuricemie tgv hematologische aandoeningen of tgv chemotherapie (tumor lysis) Combinatie met uricosurica is mogelijk Tweede keuze bij patienten die verschillende jichtaanvallen hebben gehad, bij wie tophi verschijnen of die jicht en een zeer hoog plamsa-urinezuur hebben (starten met 2 x 250 mg/d minimaal 2-3 weken na acute aanval, progressief opdrijven tot 2 x 1 g/d) Zie verder Nevenwerkingen: GI Allergische reacties (meestal rash) Soms acute jichtaanval bij starten therapie (de eerste weken colchicine of NSAIDs associeren) Interacties: Toename van effect van mercaptopurine en van cyclofosfamide Toename van effect VKA Grote kans op vorming uraatstenen in de nieren ( urinevolume hoog houden, en de urine alkaliniseren door orale inname van bicarbonaat) Overige farmacotherapie Inflammatie NSAIDs (perifeer werkende analgetica) zie voor algemene (neven)werkingen blz. 8 t/m 12: Acetylsalicylzuur Reversiebele COX-1 en COX-2 E: hepatische hydrolyse naar Systemische: (ASA, aspirine) (salicylaten) inhibitie: salicylzuur (reversiebele COX Analgetische (325-650 mg inhibitie) om de 4 h) PG synthese T ASA: 30 min 1/2 Ant-inflammatoir (4-6 g per vasodilatitie, PB van meeste NSAIDs: >98% dag veel bijwerkingen, oedeemvorming, beter ibuprofen of capillaire lekkage, naproxen) hyperalgesie Diflunisal (salicylaten) Aspirine: secundaire TXA2 synthese: profylaxe van bloedplaatjesaggregatie Nevenwerkingen: Salicylisme (doofheid voor hoge tonen, oorsuizen, duizeligheid en hoofdpijn als tekenen van milde intoxicatie) Hoog normale antiinflammatoire doseringen verhogen O2 verbruik, CO2 45 Sulfasalazine (salicylaten) Aspirine: irreversiebele COX-1 en COX-2 inhibitie (8 tot 10 dagen in bloedplaatjes = levensduur) Mesalazine (5-ASA) (salicylaten) - Paracetamol (para-aminofenol derivaten) Fenacetine (Para-aminofenol derivaten) Indomethacine (arylazijnzuurderivaten) Sulindac (arylazijnzuurderivaten) Diclofenac - tromboembolische aandoeningen, met name coronaire en cerebrovasculaire insufficientie (75-325 mg per dag resulteert in optimale balans TXA2 inhibitie/ PGI2 productie) Lokaal: Keratolytische effecten bij wratten Metalazine en sulfasalazine: Inflammatoir darmlijden/IBS (zie boven) Zwak COX-1/COX-2 inhibitor zonder antiinflammatoire werking Inhibitie van COX-3 (CZS) PGE2 synthese koorts Fenacetine en propacetamol zijn prodrugs van paracetamol TD: per os (volledig) of i.v. (propacetamol) Tmax: 30-60 min E: overwegend renaal na conjugatie met glucuronzuur en sulfaat T1/2: 2 h Indomethacine: een van de meest potente COXinhibitoren krachtige anti-inflammatoire werking Sulindac is een pro-drug van indomethcine met minder GI-bijwerkingen - - - - - Analgetisch (500-1000 mg per dag, maximaal 4 g per dag bij koorts of pijntoestanden zonder begeleidende inflammatie) Anti-pyretisch Ankyloserende spondylitis (Morbus Bechterew) Sluiten van de ductus arteriosus bij de neonaat Jicht en pseudojicht Koortsremming bij morbus Hodgkin (diagnostische test) productie en stimuleren het ademhalingscentrum Hepatotoxiciteit Remming van tubulaire excretie van urinezuur Intoxicatie: Profuus zweten Hyperpyrexie Zuur-base onevenwicht Convulsies Coma (met de dood tot gevolg) Relatieve CI: Kleine kinderen met viraal koorts syndroom (Syndroom van Reye) Patienten met verhoogde bloedingsneigingen Jicht Intoxicatie (10-15 g): Medicamenteuze hepatitis hepatische celnecrose (na 48 h ) door uitputting van glutation (opstapeling van het intermediair Nacetyl-p-benzoiminochinon die reacties aangaat met proteinen) Dosis afhankelijke nevenwerkingen: GI-nevenwerkingen Frontale hoofdpijn 20% dient therapie te onderbreken NSAIDs met grootste risico op hepatotoxiciteit 46 (arylazijnzuurderivaten) Aceclofenac (arylazijnzuurderivaten) Tolmetine (arylazijnzuurderivaten) Ibuprofen (arylpropionzuurderivaten) Naproxen (arylpropionzuurderivaten) Ketoprofen (arylpropionzuurderivaten) Fenoprofen (arylpropionzuurderivaten) Flurbiprofen (arylpropionzuurderivaten) Tiaprofen (arylpropionzuurderivaten) Mefenaminezuur (Nfenylanthranylzuurderivaten) Meclofenaminezuur (Nfenylanthranylzuurderivaten) Fenylbutazone (pyrazolon derivaten) Werkt krachtiger antiinflammatior dan aspirine en indomethacine - - - - - - - - TD: per os 3 x per dag T1/2: 2 h TD: per os 2 x per dag T1/2: 14 h - - - - - - - - - - - - - - T1/2: 50-65 h TD: per os 1 x per dag T1/2: 57 h - - - - - Piroxicam (oxicams) Meloxicam (oxicams) Tenoxicam (oxicams) Niet-selectieve COXinhibitoren Meloxicam: is effectiever in het inhiberen van COX-2 dan van COX-1, waardoor het beter getolereerd wordt Wordt beter getolereerd dan aspirine en indomethacine - Spondylarthropathieen (met name ankyloserende spondylitis/ Morbus Bechterew) als andere, minder toxische NSAIDs, falen Nevenwerkingen: Beenmergdepressie CI: Simultaan gebruik met orale anticoagulantia, glucose verlagende middelen, of orale contraceptiva Hart,- lever- of nierinsufficientie Hematologische aandoeningen Gastro-duodenale ulcera Piroxicam: Hoge incidentie van GI nevenwerkingen (met name ulceraties en bloedingen) 47 Rofecoxib (COX-2 selectief) Celecoxib (COX-2 selectief) Etoricoxib (COX-2 selectief) Valdecoxib (COX-2 selectief) Cortison Prednison Triamcinolon Betamethason Dexamethason COX-1 werkt cytoprotectief, COX-2 werkt overwegend inflammatior selectieve COX2 inhibitoren hebben minder GI nevenwerkingen - Vanwege duidelijke meerprijs: Patienten met een voorgeschiedenis van maag-darmulcera of GIbloedingen Oudere patienten (>65) - Glucocorticoiden (oplopend in anti-inflammatoir effect): Binding op de sytoplasmatische TD: per os, Glucocorticoidreceptor parenteraal of dimerisatie en binding aan GRE lokaal (aerosol, beinvloeding van eiwitsynthese, oogdruppels of effecten op WBC (na 2-8 h): –zalf, neusdruppels, Aantal circulerende polynucleaire neutrofielen intra-articulair, creme, ...) (uit beenmerg), infiltratie Vd: dringen door in inflammatiehaard en placenta en BBB migratie uit bloedbaan T1/2 cortison: Aantal circulerende 1.5 h monocyten, basofielen en WD cortison: eosinofielen, migratie in 8-12 h inflammatiehaard, WD prednison: fagocytose 12-36 h Activatie van macrofagen WD en monocyten (door dexamethason: minder cytokine aanmaak) 36-72 h vrijzetting O2 radicalen en bactericide enzymen, weefselbeschadiging Klonale expansie van geactiveerde T-cel klonen (door verminderde IL-2 productie) Migratie lymfocyten in inflammatiehaard Effecten op mediatoren van ontsteking (2-8 h): Histaminevrijzetting door Anti-inflammatoire /immuun suppressieve behandelingen: astma, lokale inflammatoire aandoeningen, allergische reacties, allerhande autoimmuun ziekten, preventie van orgaanafstoting Neoplastische aandoeningen: als onderdeel van cytotoxische therapie (bv. Ziekte van Hogdkin/ lymphogranuloma malignum), vermindering van hersenoedeem bij tumoren, als onderdeel van antiemetische therapie bij chemotherapie Substitutietherapie bij bijnierschors insufficientie (ziekte Renale effecten en lichte BD Ongunstig effect op de bloedplaatjesaggregatie als gevolg van inhibitie van PGI2 synthese (chronisch gebruik) CI: verhoogt cardiovasculair risico Nevenwerkingen (na 1-2 weken): metabole effecten: KH: levergluconeogenese, gevoeligheid voor glucagon en adrenaline glucosetolerantie, glucosurie, hyperglycemie, steroiddiabetes Proteinen: synthese weefsels (niet in de lever), afbraak in de meeste weefsels (met name de spieren), remming groei bij kinderen Lipiden: potentiatie van de lipolytische hormonen lipolyse VVZ in plama, redistributie van vetdepots naar aangezicht en romp (Cushings syndroom) Mineralocorticoid effect (alleen bij cortisol en prednisolon): Na rententie, extracellulair watervolume (eventueel BD), hypokaliemische alkalose Negatieve Ca balans Feed-back effecten: CRF en ACTH glucocorticoidenaanmaak bijnierschorsatrofie (na meerdere weken, regenereerd zeer traag) Steroid-withdrawal-syndroom bij plots stoppen: koorts, myalgie, gewrichtspijn Mesenchymale effecten: Aantal fibroblasen en collageen productie Proliferatie osteoblasen en synthese van proteinen, collageen en hyaluronaat Potentiering en secretie van parathyroidhormoon activiteit osteoclasten (osteolyse) Aantal chrondrocyten en kraakbeenaanmaak 48 basofielen IL-1 synthese inhibitie van inductie van immuunreactie IL-2, IL-6 e.a. cytokine synthese Productie van PGs (door minder expressie van COX2) Productie van annexine-1 in leukocyten inhibitie van fofolipase A2 vorming arachidonzuur IgG productie Cortison en prednison zijn inactief en worden respectievelijk omgezet tot cortisol (hydrocortison) en prednisolon Methotrexaat Goudzouten Sulfasalazine* (?) Corticosteroiden* Ciclosporine Penicillamine Chloroquine Azathioprine Tweedelijns anti-reumatische geneesmiddelen: Disease Modifying Antirheamatic Drugs (DMARDs) worden in tweedelijns- of ziekte-modifierende antireumatische therapie geassocieerd aan NSAIDs Effecten komen pas tot uiting - van Addison) Als geboorte voor 34 weken zwangerschapsduur wordt verwacht, om de longrijping bij de foetus te bevorderen (gevaar voor kraakbeendestructie bij intraarticulaire toediening) Dunne kwetsbare huid met striae en ecchymosen Risico maagulcus Osteoporose spontane fracturen (vooral vertebrale compressie fracturen) Soms aseptische, avasculaire beennecrose (vooral femurkop) Myopathie (spierzwakte) CZS effecten (kunnen vrij vlug optreden maar verdwijnen vlot na stoppen): Euforie Verhoogde alertheid Nervositas Slapeloosheid Depressie Manie, soms psychose Andere bijwerkingen: Verhoogde vatbaarheid voor infecties, heropflakkeren van latente infecties en/of het verergeren van bestaande infecties Verhoging van intraoculaire druk Heesheid en schimmelinfecties van de orofarynx (bij inhalatiecorticosteroiden) Relatieve CI: patienten met een voorgeschiedenis van maagulcus, hypertensie, harfalen, (latente) infecties, diabetes mellitus, psychosen, osteoporose en glaucoom Reumatoide arthritis - 49 Leflunomide Inflixim Adalimumab* Etanercept Paracetamol* na weken tot maanden DMARDs die werken als TNF- antistoffen inhiberen van TNF- - - - - DMARD die werkt als TNFreceptor analoog inhiberen van TNF- - - Behandeling van migraine: Perifeer analgeticum Codeine* Centraal analgeticum TD paracetamol: per os (1000mg) Tmax: kort snel effect Lysine-acetylsalicylaat NSAIDs TD: per os (900mg) Ibuprofen* TD: per os (600mg) Naproxen* TD: per os (500-1000mg) Metoclopramide* Gastro-prokineticum/antiemeticum Domperidone* Ergotamine* Moederkoornalkaloiden veroorzaken craniale vasoconstrictie met weinig hoofdpijn recidief Dihydroergotamine* TD: per os (10mg) of rectaal (20mg) TD: per os (10-20mg) of rectaal (60 mg) TD ergotamine: per os, rectaal (1-2mg bij begin van de aanval, max. 4 mg per week) TD dihydroergotamine: parenteraal (i.m. of s.c. 1-2mg) of nasaal (1mg) Eerste keus bij couperen van een acute aanval Eerste keus bij couperen van een acute aanval Tweede keus bij couperen van een acute aanval Tweede keus bij couperen van een acute aanval Tweede keus bij couperen van een acute aanval 30 min voor analgeticum of NSAID toedienen verhoogt de kans op slagen van couperen van een acute aanval Derde keus bij maximaal 1 aanval per week Zie boven Zie boven Zie boven Zie boven Zie boven Zie boven Nevenwerkingen: GI: nausea, diarree,darmkrampen Vasculair: perifere vasoconstrictie BD, vaatspasmen en in extremis ergotisme gangreen van de ledematen Ergotamine-afhankelijke hoofdpijn CI: Ischemisch harlijden Coronaire insufficientie Perifeer vaatlijden Matige tot ernstie hypertensie 50 Sumatripatan* Zolmitriptan Rizatriptan Naratriptan Avitriptan Eletriptan Frovatriptan Almotriptan Dihydroergotamine (?)* Alniditan F 11356 Pizotifeen (antihistaminica) Triptanen zijn selectieve 5-HT1B/1D receptor agonisten: 5-HT1B intracraniele vasoconstricitie 5-HT1D presynaptische inhibitie van neuropeptiden vrijstelling 5 HT1F en/of 5-HT1D centrale pre- en/of postsynaptische inhibitie van de hersenstamkernen TD sumatriptan (meest effectief): per os (50-100mg), s.c. (6mg) of nasaal (20mg) TD naratriptan (best getolereerd) en zolmitriptan: per os (2,5-5mg) Tmax: vergelijkbaar Vd: verschillen in lipofiliciteit worden aangeduid als reden voor betere BBB penetratie en dus beter werkzaamheid T1/2: 2-4 h (opvallend langer voor naratriptan en frovatriptan) Bij onvoldoende werkzaamheid van moederkoornalkaloiden en/of frequente aanvallen (hoge prijs) Deels agonistische, deels antagonistische effecten op serotonine receptoren TD: per os (1,5-3mg/d) Profylactische therapie van migraine indien zich meer dan 2 invaliderende aanvallen per maand voordoen Methysergide* TD: per os (2-6mg/d) Amitriptyline* Potentiering van serotonerge transmissie (zie TCAs) TD: per os (25-150mg/dag) -receptor blokkers* Onbekend werkingsmechanisme ivm migraine (zie boven) - Flunarizine CA-kanaal blokker - Clonidine* Centraal werkend antihypertensivum (zie boven) - (NIET KENNEN) Zwangerschap (absoluteCI) Nevenwerkingen (mild tot matig en kortdurend): paresthesien warmtesensaties zwaarte gevoel algeheel gevoel van zwakte CI: coronair lijden hypertensie verhoogd cardiovasculair risico niet associeren met MAOinhibitoren of SSRIs serotonine syndroom stimuleert de eetlust gewichtstoename vermoeidheid slaperigheid retroperitoneale, pulmonale en cardiale fibrose (na langdurig gebruik max. 6 maanden continue toediening) gewichtstoename anticholinerge nevenwerkingen Zie boven gewichtstoename extrapyramidale verschijnselen depressie huidreacties max. 6 maanden continue toediening sedatie monddroogte 51 Valproaat* Anti-epileptica (zie boven Lamotrigine* Topiramaat * Allergische aandoeningen Hooikoorts, urticaria en angio-oedeem antihistaminica e Promethazine (1 generatie) H1-receptorantagonisten: TD: per os 1e generatie blokeerd ook (volledig) e muscarine receptoren Tmax: 15-60 min Meclozine (1 generatie) 3e generatie antihistaminica Vd: penetreren e zijn actieve metabolieten of vrij goed BBB Diphenhydramine (1 enantiomeren van 2e generatie WD: 2-6 h generatie) antihistamina ( therapeutische ervaring Cyproheptadine (1e generatie)* toont geen significante verschillen) Ketotifen (1e generatie) vooral effectief indien toediening voor de histamine Dimentindeen (1e generatie) vrijzetting Gedeeltelijke preventie van e Cinnarizine (1 generatie) vasodilatatie (ook H2 afhankelijk) e Dimenhydrinaat (1 generatie) Onderdrukking van capillaire permeabiliteit en Hydroxyzine (1e generatie) oedeemvorming Preventie van geassocieerde jeuk bradycardie rebound-hypertensie bij plots stoppen van therapie Zie boven Allergische rhinoconjunctivitis (hooikoorts) Allergische dermatosen (urticaria, jeuk bij eczema, dermatitis, insectenbeten) Reisziekte (cinnarizine) Adjuverend bij anafylactische reacties Preventie van overgevoeligheidsreacties (bv. Bij contraststoftoediening) nausea en braken bij vestibulaire vertigo of ziekte van Meniere (cinnarizie en betahistine een sterke H3 antagonist) als zwak slaapmiddel of anxiolyticum (difenhydramine) Nevenwerkingen: CZS depressie (vooral 1e generatie) Igv overdossis kunnen paradoxaal hallucinaties en convulies optreden (vooral 1e generatie) GI: verminderde eetlust, nausea, braken en constipatie of betere eetlust, gewichtstoename en diarree Anticholinerge nevenwerkingen (1e generatie): slapeloosheid, tremor, palpitaties, tachycardie, monddroogte, urineretentie, wazig zicht en constipatie (CI: glaucoom en prostaathypertrofie) QTc verlenging fatale aritmieen (terfenadine en astemizol van de markt gehaald) Paradoxaal optreden van allergische reacties agranulocytose en leukopenie Buclizine (2e generatie) Cetirizine (2e generatie) Ebastine (2e generatie) Loratadine (2e generatie) Mizolastine (2e generatie) TD: per os (volledig) Tmax: 15-60 min WD: 12-24 h Relatieve CI: Eerste trimester van zwangerschap (ook in moedermelk tijdens lactatie sedatie pasgeboren kind) Associatie met hypnotica, antitussiva 52 Levocetirizine (3e generatie) Desloratadine (3e generatie) Fexofenadine (3e generatie) Levocabastine (3e generatie) Salbutamol* Fenoterol* Astma (zie voor schema blz 45) Kortwerkende 2-receptor agonisten: Bronchodilatatie en spasmolytica TD: inhalatie of per os (als inhalatie niet kan worden aangeleerd) Behandelingsstap 1 rescue therapie Eerste keus bij preventie Tremor Hoofdpijn Tachycardie 53 Terbutaline* Formoterol Salmeterol Beclomethason Budesonide Fluticason Theofylline* Ipratropiumbromide Tiotropium* Natriumcromoglicaat Inhibitie van mediator vrijzetting uit mastcellen Inhibitie van vagale tonus Langewerkende 2-receptor agonisten =LABAs Werkingsmechanisme is hetzelfde als de kortwerkende TD: inhalatie Corticosteroiden: inhibite van fosfolipase A2 via inductie van annexine-1 in neutrofielen en eosinofielen vermindert de aanmaak van proinflammatoire midiatoren (prostanoiden, leukotrienen en PAF) inductie vergt enkele uren tijd Adenosinereceptor antagonisten ( inhibtie PDE): Centrale excitatie Hart: tachycardie en + inotroop effect Bronchodilatatie (vooral bij astma) Glomerulaire filtratiesnelheid diurese TD: inhalatie TD: per os (gedurende 7-10 dagen) of pararenteraal (i.m. of i.v. alternatieven) Muscarinereceptorantagonisten (anticholinergica) bronchodilatatie (minder uitgesproken dan bij 2receptor agonisten) Stabiliserend effect thv de mastcellen minder mediatorvrijstelling TD: per os (met vertraagde vrijstelling) TV: 1,5-15 g/ml (plasmamonitoring noodzakelijk) t1/5 door: erythromycine, ciprofloxacine, cimetidine (leverenzyminhibitoren) t1/5 door: nicotine, alcohol, barbituraten, rifampicine, fenytoine, carbamazepine (leverenzyminductoren) TD: inhalatie WD: kortwerkend WD: langwerkend TD: inhalatie van inspanningsgebonden astma en voor een verwachte bloodstelling aan een allergeen Behandelingsstap 3-5 Eerste keuze add-on bij inhalatiecorticosteroiden Formoterol kan ook als rescue therapie gebruikt worden (werkt even snel) Behandelingsstap 2-5 Eerste keus voor langetermijncontrole (oplopende dosis) Behandelingsstap 5 ernstige astma en astmacrisis (add-on bij inhalatiecorticoiden) Controle van nachtelijke symptomen die blijven bestaan ondanks onderhoudsbehandeling met inhalatiecorticosteroiden Behandelingsstap 3 tweede keuze als add-on bij inhalatiecorticosteroiden Behandelingsstap 4-5 als eventuele add-on Alternatief wanneer kortwerkende 2-mimetica gecontra-indiceerd zijn of onvoldoende verdragen worden behandeling van COPD preventief: bij blootstelling aan een allergeen of voor een inspanning Palpitaties Agitatie Hypokaliemie (bij hoge dosissen) Dezelfde nevenwerkingen als de kortwerkende Lokale nevenwerkingen: Orofaryngeale candidiasis Heesheid Systemische nevenwerkingen zie boven Chronische perorale behandeling mag nooit plots gestopt worden catastrofale heropflakkering van astma Hart: tachycardie en verhoging O2 nood CZS: psychomotorische activiteit, waakzaamheid, slapeloosheid, nervositas, tremor, verlagen convulsiedrempel (vooral bij kinderen) geneesmiddeleninteracties Voorzichtig bij zware astma-aanval omdat slijm indikt en moeilijk opgehoest wordt stikken Droge mond, bittere smaak irritatie van de luchtwegen exantheem (huiduitslag) 54 Montelukast Zafirlukast Omalizumab Adrenaline* Promethazine* Leukotrieenreceptorantagonisten blokkeren de proinflammatoire effecten van de leukotrienen in de bronchi - orale therapie - Recombinant gehumaniseerd monoklonaal anti-IgE antilichaam TD: s.c. TD: i.m. (traag 0,2-0,5 ml van een 1/1000 oplossing) Anafylactische shock Zie boven TD: i.m. Aanwezigheid van urticaria, oedeem of pruritus Kan na enkele uren de duur van de reactie verkorten en verslechtering vermijden Igv bronchospasmen Zie boven Anafylactische reacties - en -adrenerge effecten: Vasoconstrictie (BD) Bronchorelaxatie Vermindering capillaire permeabiliteit (oedemen) H1-antihistaminicum Hydrocortison* Methylprednisolon Salbutamol* Glucocorticoiden inhiberen de mediator vrijstelling en aanmaak 2-mimetica TD: parenteraal Lever: glycolyse, glycogenese, eiwitsynthese, lipogenesis, gluconeogenese, glycogenolyse TD: s.c. (langwerkende preparaten van waaruit insuline langzaam geabsorbeerd wordt) T1/2: 5-10 min WD: 2-5 h - behandelingsstap 2 Tweede keus voor langetermijnscontrole behandelingsstap 3-5 zie Theofylline Als alternatief bij ernstige allergische astma met bewezen IgE-gemedieerde overgevoeligeheid - hoofdpijn GI stoornissen Stijging van de leverenzymen met zelden hepatitis (soms hyperbilirubinemie) Zie boven Zie boven Diabetes mellitus Type I Insuline Type I DM Zo nodig als aanvulling van orale antidiabetica bij type II DM Spieren: glucoseopname, glycogenese, glycolyse, eiwitsynthese, eiwitafbraak Insuline lispro Insuline aspart Vetweefsel: glucoseopname, glycerolsynthese Ultrasnelwerkende insuline analogen Met mengpreparaten poogt men de fysiologische Hypoglycemie Lipodystrofie van het onderhuidse weefsel op de plaats van inspuiting Zeldzaam allergische reacties of insuline resistentie Zie insuline 55 Insuline glulisine Insuline glargine Traag maar langwerkende preparaten WD: 20-24 h Insuline detemir Metformine Type II (orale antidiabetica) Biguaniden verminderen de insulineresistentie, verhogen de glucose-opname in skeletspieren en verminderen de gluconeogenese in de lever (op voorwaarde dat er nog residuele insulineproductie mogelijk is) Eerder anti-hyperglycemisch Glipizide Gliclazide Glibenclamide TD: per os (1-3 g per dag) E: renaal T1/2: 1,5-2,5 h Eerste keuze bij obese type II DM patienten (Metformine zorgt voor vermagering) Sulfonylureumderivaten of sulfamiden stimuleren de insulinesecretie ten gevolge van binding met de KATP-kanalen depolarisatie -cellen Ca influx insuline vrijstelling (op voorwaarde dat er nog residuele insulineproductie mogelijk is) TD: per os (20-30 min voor de maaltijd) PB: >90% E: overwegend renaal (opletten bij oudere patienten en nierinsufficientie), meestal na hepatische biotransformaite tot inactieve metabolieten (van glibenclamide is ook het metaboliet werkzaam) Niet obese type II DM patienten die onvoldoende reageren op diabetesdieet Gliniden werken hetzelfde als sulfonylureumderivaten (maar veroorzaken minder gewichtstoename) TD: per os (voor elke maaltijd) Tmax: korter dan sulfonylureumderivaten WD: korter dan sulfonylureumderivaten TD: per os (volledig) Tmax: <2 uur Niet obese type II DM patienten die onvoldoende reageren op diabetesdieet Glimepiride Rapaglinide Rosiglitazone schommelingen in de insulinespiegel na te bootsen (2-4 x per dag inspuiten) Zwangerschapsdiabetes orale antidiabetica kunnen bij de foetus ernstige hypoglycemie veroorzaken Thiazolidinedionen of glitazonen leiden tot Geen eerste keuze product in de behandeling van Nevenwerkingen: Geen hypoglycemie GI nevenwerkingen: opgeblazen gevoel, nausea, diarree, anorexia Zeldzaam lactaatacidose (fataal) CI: zwangerschap, nierinsufficientie, alcoholisme en gebruik van contraststof (tijdelijk verminderde nierfunctie) Nevenwerkingen: Hypoglycemie Stimulatie eetlust gewichtstoename Zeldzaam allergische reacties of myelotoxiciteit CI: zwangerschap en lactatie Interacties met hypoglycemerend effect: NSAIDs, fibraten, coumarinederivaten (tgv verdringing) en alcohol, imidazole, antimycotica en MAO-inhibitoren CI: zwangerschap Interacties met inductoren en inhibtoren Nevenwerkingen: 56 vermindering van de insulineresistentie door met PPAR in de celkern te binden modulatie transcripie van genen betrokken bij het lipidenen KH-metabolisme (hypoglycemierend effect komt over een periode van 1-2 maanden tot stand). a.k.a. “insuline sensitizers” gevoeligheid voor insuline PB: >99% E: hepatisch Acarbose Competitief inhibitor van de disacharidasen (vooral sucrase) minder postprandriale hyperglycemie TD: per os Type II DM (al dan niet in combinatie met andere orale preparaten) Sitagliptine Gliptines zijn DPP-4-remmers GLP-1 (Glucagon-like pepited-1) en GIP (Glucosedependent insulinotropic peptide) afbraak (komen in GI vrij na maaltijd) insuline aanmaak HbA1c-waarden Incretinomimetica immiteren de werking van GLP-1 en GIP: Insulinesecretie bij hyperglycemie Vertraagt de maaglediging Verhoogt het verzadigingsgevoel en vermindert de voedselinname (Gemiddeld gewichtsverlies van 5 kg) Glucoseproductie in de lever TD: per os Type II DM in combinatie met metformine, sulfonylureumderivaten of glitazonen (maar niet met insuline) Pioglitazone Vildagliptine Exenatide type II DM Vochtretentie Gewichtstoename CI: zwangerschap, lactatie, leverinsufficientie, hartfalen, acuut coronair syndroom, diabetische ketoacidose Nevenwerkingen als gevolg van verhoogd aanbod van disachariden aan het colon: diarree, flatulatie, abdominale pijn en meteorisme(=gasvorming) nevenwerkingen Huidafwijkingen Duizeligheid Hepatotoxiciteit CI (in afwachting van gegevens): hartfalen, nierinsufficientie TD: s.c. 2 x per dag Type II DM in combinatie met metformine en/of sulfonylureumderivaten Nevenwerkingen: Nausea Diarree Pancreatitis 57 Osteoporose Calciumcarbonaat - - Postmenopauzale vrouwens met te weinig calcium in het dieet Nevenwerkingen: GI stoornissen (vooral obstipatie CI: hypercalciemie of hypercalciurie Interacties: verminderde absorbtie bij behandeling met PPI (alternatief: calciumcitraat) of bij toediening samen met bifosfonaten (vormen wateronoplosbare complexen) Colecalciferol (vit. D3) Calcifediol (25-(OH)D3) Alfacalcidol Medronaat (1e generatie) Clodronaat (1e generatie) Etidronaat (1e generatie) Tiludronaat (1e generatie) Alendronaat (2e generatie) Pamidronaat (2e generatie) Ibandronaat (2e generatie) Ondergaan een complex metabolisme in lever en nier tot het biologisch actieve calcitrol resorpitie van Ca en P in dunne darm, mineralisatie van osteoid, beenafbraak (en dus turnover), PTH synthese - Bij onvoldoende blootstelling aan zonlicht (75-plussers) Bifosfonaten zijn zeer krachtige inhibitoren van de osteoclastische botresorptie: Opname in osteoclasten metabolisatie tot een ATPanaloog apoptose Inhibitie van de cholesterol biosynthese Eeffecten op fractuurrisico treden binnen 1 jaar op Bifosfonaten van de 2e generatie (amniofosfonaten) zijn 10-100 x potenter en biofosfonaten van de 3e TD: per os (<10% 30 min voor maaltijd, niet gelijktijdig met calciumsupplementen) 1 x per week (alendronaat) E: renaal (50% binnen 24 h, andere helft fixeert zich snel thv het bot) Postmenopauzale osteoporose Osteoporose bij de man Preventie of behandeling van osteoporose tgv glucocorticoiden Nevenwerkingen: Vetoplosbaar accumuleert bij overdosering Obstipatie Dorst Polyurie Stupor Weefselcalcificatie Nevenwerkingen: Diarree Slokdarmulcera (vooral met alendronaat) Kaakbeennecrose bij gebruik in de oncologie (vooral met zoledronaat en pamidronaat) 58 Risedronaat (3e generatie) Zoledronaat (3e generatie) Faloxifen Strontium ranelaat Teriparatide generatie zijn tot 10.000 x potenter dan de 1e generatie Selectieve oestrogeen receptor modulator (SERM): Oestrogeen-agonist in botweefel Inactief in de uterus Oestrogeen-antagonist in borstweefsel De actieve component is strontium (Sr): Inhibeert botresorptie door osteoclasten Stimuleert de vorming van osteoblasten Recombinante vorm van PTH: intermittente toediening stimuleert de botaanmaak (continue toediening stimuleert de botresorptie) LEGENDA FARMACOKINETIEK: TD (absorbtie) = Toedingesvorm (+ dosis) Tmax PB = Plasma eiwit binding Vd = Distibutievolume E = Eliminatie T1/2 = Halveringstijd TV = Therapeutisch venster WD = Werkingsduur - - - Stabiliseert of verhoogt lichtjes de botmassa bij postmenopauzale vrouwen (er is ook een beschermend effect aangetoond bij borstcarcinoom, maar dit is geen erkende indicatie) Postmenopauzale osteoporose Ernstige postmenopauzale osteoporose wanneer alle andere middelen falen (maximale behandelingsduur bedraagt 18 maanden) nevenwerkingen Verergering van perimenopauzale warmteopwellingen Verhoogd risico op veneuze trombo-embolie en CVA (zoals bij oestrogenen) Nevenwerkingen: Nausea Diarree Huidruptie, zelden DRESS syndroom (levensbedreigend overgevoeligheids syndroom) Interacties: vermindering van de orale resorptie van tetracyclines en chinolonen door de vorming van wateronoplosbare complexen met Sr - 59