Docentenhandleiding Set Nederlandse delfstoffen en

advertisement
Docentenhandleiding
Set Nederlandse delfstoffen en biogrondstoffen ©
185504
Inleiding
De bovenste tientallen meters van de Nederlandse ondergrond bestaan voornamelijk uit oppervlaktedelfstoffen veen,
zand en klei. In de Noordzee en in Limburg komt daar nog grind bij. Veen dat turf werd gebruikten we om te stoken en de
andere oppervlaktedelfstoffen voor het bakken van stenen voor de huizenbouw. Voor de kust wordt al tientallen jaren
zandsuppletie toegepast, waarbij sediment, dat meestal uit zand bestaat, opgespoten wordt om bestaande stranden te
verbreden of nieuwe aan te leggen of om de gehele kust (ook onder water) van extra zand te voorzien.
Naast de oppervlaktedelfstoffen gebruiken we in Nederland enkele delfstoffen uit de ondergrond, zoals steenzout,
kalksteen, aardgas en aardolie. In 1959 werd bij Slochteren aardgas ontdekt. Dit aardgasveld vormt een derde van de
Europese reserve. Door de winning van aardgas vloeit jaarlijks ongeveer 10 miljard euro naar de Nederlandse staatskas.
Aardolie is in Nederland op het continentale plat, rond Rijswijk en Pernis en bij Schoonebeek rendabel te winnen. De
winning is in de jaren ’50 gestart en vond zijn hoogtepunt in 1986. Daarna nam de productie geleidelijk af en werd de
winning in Schoonebeek in 1996 zelfs beëindigd. De Nederlandse aardolievoorraad bedroeg op 1 januari 2008 36,6
miljoen m³, waarvan 23,6 miljoen m³ in velden op het vasteland en 13,0 miljoen m³ in het Nederlandse deel van de
Noordzee. Sinds januari 2011 is het olieveld onder Schoonebeek weer in productie genomen. Het commercieel
exploiteren zal na de testfase later plaatsvinden.
De oudere fossiele brandstoffen als turf, bruinkool en steenkool spelen sinds de sluiting van de laatste kolenmijn in 1974
buiten nostalgisch huishoudelijk gebruik (tuin, haard) geen rol van betekenis meer.
De laatste decennia zijn de biogrondstoffen erg in opkomst. Niet alle biogrondstoffen spelen een rol bij de vermindering
van de CO2-uitstoot. Koolzaadolie en het in opkomst zijnde jatrophaolie worden verwerkt tot biodiesel. Deze gewassen
worden niet of nauwelijks in Nederland geteeld.
Doeleinden
Werken met de Nederlandse delfstoffen en biogrondstoffen is een grote ontdekkingstocht voor de leerlingen:
Ze leren welke Nederlandse delfstoffen er zijn.
Ze nemen kennis van enkele biogrondstoffen en hun toepassingsgebieden.
Ze leren waar de Nederlandse delfstoffen gevonden en gewonnen worden.
Door te experimenteren met de Nederlandse delfstoffen ontdekken leerlingen dat deze verschillende korrelgrootte
en kleuren hebben.
Leerlingen krijgen Inzicht in biogrondstoffen, verschillen in kleur, viscositeit en toepassing.
Ontdekken dat het leuk is om zand of stenen te verzamelen.
Ook krijgen de leerlingen een beeld van de vakgebieden die zich met de Nederlandse delfstoffen en
biogrondstoffen bezighouden.
Eindtermen per kern
Het SLO heeft voor het vak aardrijkskunde de doorlopende leerlijn omschreven. In onderstaande tabel zijn die kernen
overgenomen waarbij de set gesteenten en ertsen is te gebruiken.
Kernen
8. Krachten der
aarde
9. Bronnen van
energie
Onderbouw VO,
Mens en maatschappij en Mens en
natuur
Nr. 29: De leerling leert:
Kennis te verwerven over en inzicht te
verkrijgen in sleutelbegrippen uit het
gebied van de levende en niet-levende
natuur*, en leert deze sleutelbegrippen
te verbinden met situaties in het
dagelijks leven.
* platen, platentektoniek, gebergten,
aardbevingen en vulkanisme,
biodiversiteit.
Nr. 32: De leerling leert:
Te werken met theorieën en modellen
door onderzoek te doen naar
natuurkundige en scheikundige
verschijnselen als licht, beweging,
energie
Nr. 32: De leerling leert:
Te werken met theorieën en modellen
door onderzoek te doen naar
natuurkundige en scheikundige
3 en 4 vmbo
Tweede fase VO
Domein C: Aarde, C1/C1:
Samenhangen en verschillen/diversiteit
op regionaal niveau:
- spreidingspatronen van natuurlijke en
land- schappelijke verschijnselen
beschrijven;
- relaties leggen tussen natuurlijke
processen en landschappelijke
verschijnselen;
- de natuurlijke en landschappelijke
kenmerken van een nader aan te wijzen
fysisch-geografische macroregio in
onderlinge samenhang en in relatie tot
de samenlevingen in de betreffende
macroregio analyseren.
C1 De herkomst, het transport, het
gebruik, en de gevolgen van het gebruik
van fossiele brandstoffen,
agrarische grondstoffen als brandstof,
Domein D: Ontwikkelingsland/Gebieden
D1: Gebiedskenmerken/Afbakening:
- fysisch-geografische kenmerken van
het betreffende ontwikkelingsland, met
Eurofysica B.V. | Postbus 3435 | 5203 DK ’s-Hertogenbosch | tel. +31(0)73 623 26 22 | fax. +31 (0)73 621 97 21 | www.eurofysica.nl | [email protected]
verschijnselen als licht*, beweging,
energie
* licht = zonne-energie
beweging = waterkracht
energie = fossiele brandstoffen
kernenergie en duurzame energie in de
eigen omgeving beschrijven en verklaren.
C2.1 De herkomst, het transport, het
gebruik en de gevolgen van het gebruik
van fossiele brandstoffen,
agrarische grondstoffen als brandstof,
kernenergie en duurzame energie in
Nederland en de EU beschrijven en
verklaren.
C2.2 Casus - Nederlandse rijkdom in het
Waddenzeegebied.
aandacht voor de natuurlijke
hulpbronnen;
- de ontwikkelingsprocessen in de
betreffende macroregio in hoofdlijnen
aangeven en verklaren met
gebruikmaking van economische,
politieke, fysisch-geografische factoren.
De aarde en spreiding van de
natuurlijke hulpbronnen.
Curriculum aardrijkskunde
De Set Nederlandse delfstoffen en biogrondstoffen is te gebruiken in het curriculum aardrijkskunde. In onderstaand
schema zijn voor de drie leergangen en de twee belangrijke aardrijkskundemethoden aangeven bij welk hoofdstuk het te
gebruiken is.
leergang
leerjaar
1
2
3
De Geo
vmbo
Buitenland
De Geo
2 Landschap;
Van de bergen
naar de zee
5 Draagkracht
Op=op
Omgaan met
natuurlijke
hulpbronnen
5 Het Ned.
landschap
6 Een duurzame
aarde
4
5
6
havo
Buitenland
Systeem aarde
Indonesië
actueel
2 Landschap;
Van de bergen
naar de zee
5 Draagkracht
Op=op
3 Aarde; De
aardkorst als
archief
2 Aarde:
klimaatzones
en
landschappen
2 Aarde
endogene en
exogene
processen
3 Indonesië
De Geo
5 Het Ned.
landschap
6 Een duurzame
aarde
vwo
Buitenland
2 Landschap;
Van de bergen
naar de zee
5 Draagkracht
Op=op
3 Aarde; De
aardkorst als
archief
3 Zuidoost-Azië
Systeem aarde
Zuidoost-Azië in
beeld
Zuidoost-Azië
actueel
1 Aarde
endogene en
exogene
processen
3 Zuidoost-Azië
4 herhaling aarde
Beschrijving leermiddel
De Set Nederlandse delfstoffen en biogrondstoffen bestaat uit twee laden daarnaast wordt verwezen naar een box waarin
hulpmiddelen zitten om de experimenten te kunnen doen.
Selectiecriteria
Bij de selectie van de Nederlandse delfstoffen en biogrondstoffen zijn de volgende criteria gehanteerd:
Meest voorkomende grondstoffen in Nederland (ook uit het verleden). Denk aan turf, bruinkool, steenkool,
zoutsteen, löss, zand, grind, kalksteen en zandsteen.
Enkele biotische of biogrondstoffen waarvan we de eindproducten dagelijks gebruiken.
Eurofysica B.V. | Postbus 3435 | 5203 DK ’s-Hertogenbosch | tel. +31(0)73 623 26 22 | fax. +31 (0)73 621 97 21 | www.eurofysica.nl | [email protected]
Begrippen of definities
Grondstof
Delfstof
Brandstof
Fossiele brandstoffen
Zand
is ruw materiaal afkomstig uit de natuur, waarmee men iets kan maken en/of waaruit men
iets kan halen.
is ruw materiaal afkomstig uit de grond, uit de aardkorst.
is een stof die wordt verbrand om verlichting te krijgen, voor verwarming of voor ter
aandrijving van bijvoorbeeld auto’s.
is een algemene term voor brandbare ondergrondse geologische afzettingen van organisch
materiaal, gevormd door planten en dieren, die door blootstelling aan hoge temperatuur en
druk in de aardkorst tijdens honderden of miljoenen jaren in aardolie, steenkool, bruinkool
en aardgas werden omgezet. Ook turf gewonnen uit laag- en hoogveen, dat nog niet aan de
extremen van druk en temperatuur diep in de aardkorst heeft blootgestaan, behoort tot de
fossiele brandstoffen.
is los, korrelig materiaal en één van de meest voorkomende natuurlijke stoffen op aarde.
Zand bestaat uit zeer kleine stukjes steen, zandkorrels, die in grootte variëren tussen 0,06
en 2 millimeter. Als de korrels nog kleiner zijn heet de grondsoort klei; bij grotere steentjes
spreekt men van grind
Zand komt meestal voor als sediment, dat wil zeggen dat het zand is vervoerd door water of
wind. Zo zijn zand duinen, stranden, woestijnen en rivierenbeddingen gevormd. Zand dat
door de wind is vervoerd, zoals in de duinen is fijner dan zand van rivierbeddingen. Een
snelstromend beekje kan grotere korrels en steentjes verplaatsen dan een kabbelend
beekje.
Eurofysica B.V. | Postbus 3435 | 5203 DK ’s-Hertogenbosch | tel. +31(0)73 623 26 22 | fax. +31 (0)73 621 97 21 | www.eurofysica.nl | [email protected]
Download