Een betekenisvolle impact op de uitroeiing van armoede Naar een initiatief van de Europese Unie voor Sociale Standaardnormen Samenvatting Dit project is tot stand gekomen deels met de financiële steun van de Europese Unie, maar de standpunten weergegeven in dit document zijn voor rekening van de individuele auteurs en zijn geen standpunten van de Europese Commissie. Partners van het project Ierland EAPN Ierland (de leidende partner) is een netwerk van groepen en individuen die armoede bestrijden. Het is het Iers nationaal netwerk van het Europees Netwerk Armoedebestrijding (EAPN), dat armoedebestrijding bovenaan de politieke agenda wil zetten van de Europese Unie en op nationaal en lokaal vlak. Contact: [email protected] Threshold Threshold (Drempel) is een Ierse nationale non-profit organisatie opgericht in 1978. Haar missie is om de huisvestingsproblemen van mensen op te lossen en om campagne te voeren voor een beter woonbeleid. De focus is gericht op mensen in armoede die het meest de steun van de organisatie nodig hebben, nl. wie gemarginaliseerd wordt of in armoede of ongelijkheid leeft. Contact: Bob Jordan, Directeur, [email protected] Combat Poverty Agency (Steunpunt Armoedebestrijding) Het Steunpunt Armoedebestrijding is een adviesorgaan van de Ierse overheid dat voorstellen en maatregelen ontwikkelt en promoot om armoede te bestrijden. Het is opgericht op basis van de Armoedebestrijdingsact in 1986 die 4 algemene functies inhoudt: beleidsadvies, projectensteun en vernieuwing, onderzoek en volksopvoeding. Contact: [email protected] Bulgarije De Stichting Perspektiva is een NGO, lid van het Bulgaars Netwerk Armoedebestrijding (EAPN Bulgarije). Hoofdactiviteiten: analyse, beoordeling en aanbevelingen voor economische en sociale ontwikkelingen; consultaties, opleiding en training op vlak van het snel beoordelen van sociale invloeden; 1 uitbouw van een Bulgaars netwerk van NGO’s en coördinatie van activiteiten met Europese NGO’s. Contact: Maria Jeliazkova en Douhomir Minev [email protected] Catalonië CEPS sociale projecten voorzien in een beheersmodel voor kwaliteit en coördinatie. De organisatie dient als een instrument voor een beleid van lokale ontwikkeling op het vlak van cultuur, onderwijs en welzijn. Hun missie is om lokaal beleid te ontwikkelen dat de toegang vergemakkelijkt tot het culturele en sociale erfgoed, en om zo sociale integratie te bevorderen. CEPS is lid van een reeks Catalaanse, Spaanse en Europese platforms en netwerken, en werkt samen met ITD op Europees vlak voor projecten zoals dit. Contact: [email protected] Finland Het ministerie van Sociale Zaken en Gezondheid heeft tot doel de bevolking te voorzien van een gezonde omgeving, een goede gezondheidstoestand, een toereikend inkomen en voldoende sociale bescherming in alle leefomstandigheden. Het ministerie bestuurt en leidt het beleid en de ontwikkelingen op vlak van sociale bescherming, welzijn en gezondheidszorgen. Het bepaalt de hoofdkoers van het sociaal en gezondheidsbeleid, bereidt wetgeving en belangrijke hervormingen voor en voert ze ook uit, en zorgt door de nodige linken met het proces van politieke besluitvorming. Contact: [email protected] Vlaanderen Het Vlaams Netwerk van Verenigingen waar Armen het Woord nemen (EAPNVlaanderen) is een netwerk van meer dan 60 verenigingen waar armen het woord nemen. Op basis van hun ervaringen, wordt in de verenigingen dialoog georganiseerd met betrokken diensten en groepen en worden aanbevelingen geformuleerd voor de betrokken beleidsverantwoordelijken. Het betreft alle domeinen van het leven zoals inkomen, huisvesting, werk, gezondheid, onderwijs, cultuur, vrije tijd… Contact: [email protected] Hongarije Het Instituut voor Sociaal Beleid en Werk in Hongarije (wettelijke opvolger van het Nationaal Instituut voor Gezin en Sociaal Beleid) is opgericht door het Ministerie van Sociale Zaken en Werk. Het werkt op het vlak van onderzoek, het bevordert coördinatie op vele terreinen, en biedt indirecte steun aan de uitvoering van het gezins-, jongeren en sociaal beleid van drugspreventie en van het beleid i.v.m. werk. Contact: [email protected] Noorwegen De Welzijnsalliantie (EAPN Noorwegen) is een netwerk van organisaties, verenigingen en groepen in Noorwegen die werken met mensen in financiële, sociale en wettelijke achterstelling. De eerste doelstelling is om armoede uit te roeien, de leefkwaliteit te verbeteren voor de ledengroepen, de gebruikersparticipatie te verhogen en om de financiële en werkcondities van de leden-organisaties te verbeteren. Contact: [email protected] 2 Europese Organisaties Het Europees Netwerk Armoedebestrijding (EAPN) is een onafhankelijk samenwerkingsverband van NGO’s die armoede en sociale uitsluiting bestrijden. De leden van EAPN zijn nationale netwerken, één in elk van de lidstaten van de EU. Op dit moment zijn er 22 nationale netwerken aangesloten en de oprichting ervan in de overige lidstaten en kandidaat-lidstaten is aan de gang. Ook het nationale letwerk van Noorwegen is vertegenwoordigd. Het lidmaatschap omvat ook meer dan 20 Europese organisaties die werken rond armoede en sociale uitsluiting. EAPN wil het belang verdedigen van mensen die in armoede en sociale uitsluiting leven en wil er voor zorgen dat hun stem gehoord wordt in Europese politieke debatten en in het nemen van beleidsbeslissingen. Contact: [email protected] Europees Sociaal Observatorium te Brussel Contact: [email protected] Inleiding Dit rapport vat de voornaamste ideeën en discussiepunten samen van het twee jaar durende transnationaal project “Minimale1 sociale standaardnormen invoeren in Europa”. Dit project onderzocht de vraag of een eventuele rol van de EU in het bepalen en invoeren van sociale standaardnormen de strijd tegen armoede kan versterken, en zo ja, hoe dit dan best gebeurt. Het project werd betoelaagd onder het Programma van Sociale Uitsluiting van de Europese Commissie en werd mede gefinancierd door het Ierse Bureau voor Sociale Integratie, het Ierse Steunpunt voor Armoedebestrijding, de organisatie “Threshold” (Drempel) en het Finse Ministerie voor Sociaal Welzijn en Gezondheid. De partners van het project komen uit nationale en regionale regeringen, onderzoekscentra en NGO’s in Ierland, Finland, Vlaanderen (België), Noorwegen, Hongarije, Bulgarije en Catalonië (Spanje), evenals twee Europese Organisaties. Alle onderzoek en rapporten van dit project kunnen geraadpleegd worden op www.eapn.be Er zijn verslagen in verschillende talen. Waarom ? Dit thema was gekozen als een manier om armoedebestrijding in Europa te versterken, in het bijzonder de Open Methode van Coördinatie (OMC) op het vlak van Sociale Integratie. De nood om sociale standaardnormen in Europa te garanderen is vaak aangehaald als een piste om het Europees Sociaal Model te Later, tijdens de besprekingen in het project, werd de term “minimum” niet meer gebruikt omdat dit in sommige landen werd gezien als het invoeren van een laag niveau van standaardnormen, terwijl in andere landen – en in het originele plan van het project – het gezien werd als een vertrekpunt van waaruit hogere standaardnormen kunnen ontwikkeld worden. 1 3 beschermen tegen negatieve aspecten van de globalisering en tegen de vrees voor “een race naar beneden” of nivellering van sociale waarden in de steeds maar meer één gemaakte en intern uitgebreide markt. Dit is vooral aanwezig in de debatten over de hervorming van de Lissabon Strategie, over de Dienstenrichtlijn, over “flexizekerheid” (een combinatie van flexibiliteit en zekerheid in het statuut van de werkenden) en activering op de arbeidsmarkt, en over het Grondwettelijk Verdrag. Maar er is slechts beperkt een poging gedaan om te bepalen wat sociale standaardnormen zouden kunnen inhouden op Europees niveau, en hoe zij zouden kunnen ingevoerd worden op een manier dat ze de strijd tegen armoede zouden kunnen versterken, mits tegelijk de diversiteit van de sociale systemen en aanpak en het principe van subsidiariteit te respecteren. Het begin… De eerste stap bestond er in te bepalen wat bedoeld wordt met “sociale standaardnormen”. Omdat deze term een verschillende betekenis had in de verschillende regio’s, werd een werkdefinitie opgesteld door de partners: “In dit project betekent een sociale standaardnorm een set van gemeenschappelijke regels en/of wetten waarbij de overheid instaat voor de menselijke waardigheid en de fundamentele rechten, door een voldoende niveau van middelen en diensten te garanderen voor allen. Dit project wil in het bijzonder focussen op minimale sociale standaardnormen als een bijdrage in de uitroeiing van armoede en in het garanderen van gelijke participatie in de samenleving.” Hoe… Het project ging na hoe gemeenschappelijke actie op Europees niveau op het vlak van sociale standaardnormen kan bijdragen om te verzekeren dat alle mensen, ook mensen die in armoede leven, toegang hebben tot de middelen die nodig zijn om een waardig leven te leiden, in het bijzonder door het voorzien in een minimuminkomen en door toegang tot kwaliteitsvolle diensten van algemeen belang. Het project werd ook gevoed door de besprekingen in het kader van de 5de en 6de Europese Ontmoeting van Mensen in Armoede. De Bulgaarse partners in het project hebben het project voorgesteld op de 5de Ronde Tafel over Armoede en Sociale Uitsluiting in Tampere (Finland), hetgeen bredere discussie en debat opleverde. Twee grote trans-Europese studies werden afgeleverd door het Europees Sociaal Observatorium, over “Thema’s voor sociale standaardnormen en sociale rechten” (waarvan het meeste terug te vinden is in hoofdstuk 2) en “Standaardnormen voor Minimuminkomen in een uitgebreide EU – De rol van voorzieningen voor een gegarandeerd minimuminkomen” (waarvan een samenvatting in hfst 3). Verder zijn er een reeks studies en seminaries gehouden in de regio’s of landen van de partners om te verkennen hoe sociale standaardnormen op hun niveau worden toegepast. Daaruit werden lessen getrokken over de toepassing van sociale standaardnormen op Europees niveau. Een nota van de Bulgaarse 4 Stichting Perspektiva, die de geschiedenis van het invoeren van standaardnormen op het vlak van leefmilieu schetste, gaf een mogelijke aanpak aan voor het bepalen van standaardnormen. Daarbij kwam het belang aan bod van het procesmatige in het ontwikkelen en invoeren van dergelijke standaardnormen en men raadde af om te proberen een set van sociale standaardnormen onmiddellijk in te voeren via een Europese wet (Hoofdstuk 4). Wat zijn standaardnormen en waarom … Het startpunt voor de bespreking was een consensus over het tekort aan vooruitgang in de uitroeiing van armoede en sociale uitsluiting. Er was een duidelijke nood om meer actie te ondernemen om het hoofd te bieden aan de verdere erosie van de lage niveaus van sociale bescherming in vele lidstaten en de strijd ertegen aan te vatten. Het debat vond plaats in de context van recente ontwikkelingen die een mogelijke bedreiging uitmaakten voor de verbeteringen van deze niveaus van sociale bescherming, vooral met betrekking tot de twijfelachtige uitsluiting van sociale diensten en gezondheidsdiensten uit de Dienstenrichtlijn. Bovendien was er blijkbaar weinig vooruitgang om consensus te krijgen onder de lidstaten over een horizontaal wettelijke kader in de EU dat de hoofdprincipes voor het voorzien van diensten van algemeen belang kan garanderen, in het bijzonder sociale diensten en gezondheidsdiensten van algemeen belang. In de context van dit debat kwamen de partners overeen niet te zeer te focussen op wat politiek mogelijk is op korte termijn, maar op wat mogelijk is op de lange termijn. Tegen het einde van het project kwamen de partners tot het besluit dat het nuttiger is om aan het invoeren van sociale standaardnormen te denken in termen van een proces, eerder dan te pogen om specifieke standaardnormen aan te geven in een bepaald wettelijk instrument. Dit is in overeenstemming met de traditie van de EU om consensus op te bouwen, met de brede waaier van economische, sociale en culturele tradities in de Eu en met het principe van subsidiariteit. Benaderingen voor het invoeren van standaardnormen… Er is een hele waaier van inzichten in het project over de manier waarop de EU sociale standaardnormen kan versterken. De hoofdtendensen die besproken werden in het tweede jaar van het project waren: 1. Een initiatief om de Open Methode van Coördinatie (OMC) op het terrein van sociale integratie te versterken; 2. Een Europese Richtlijn die de lidstaten verplicht om de menselijke waardigheid te garanderen door het invoeren van overeengekomen standaardnormen voor inkomen en diensten; 3. De toepassing van wetten of van de belangrijkste instrumenten versterken, zoals het herziene Europees Sociaal Charter (van de Raad van Europa) en het Charter van de Fundamentele Rechten (van de EU). 5 Men ging in het project akkoord dat deze opties niet noodzakelijk mekaar uitsluiten. De versterking van de Open Methode van Coördinatie (OMC) door het invoeren van een nieuw proces van het opstellen van sociale standaardnormen, geeft het meest onmiddellijke perspectief voor actie en heeft wellicht het meeste kans op slagen. De mogelijkheid van een Richtlijn moet onderzocht worden maar meer als een aanvulling dan als een vervanging voor de OMC. Dit laatste is wellicht een lange termijn project, dat waarschijnlijk veranderingen vereist in de bevoegdheden van de EU in de verdragen en in de grondwet. Vele deelnemers aan het project hebben ook de mogelijkheden benadrukt van internationale overeenkomsten en verdragen, zowel om hen toe te passen in de lidstaten als via overeenkomsten op EU niveau, en hierover te informeren in andere processen voor het invoeren van standaardnormen. Optie 1: De Open Methode van Coördinatie (OMC) voor Sociale Integratie versterken De partners in het project gingen akkoord dat een voorstel van de Vlaamse partner de meest bruikbare benadering was om te volgen. Dit houdt overeenstemming in op EU niveau om een proces te starten voor het invoeren van sociale standaardnormen, ontwikkelend en opgevolgd door de Europese Commissie, het Parlement en de Raad als een onderdeel van de Open Methode van Coördinatie (OMC), binnen het gestroomlijnde proces van Sociale Bescherming en Sociale Integratie. Het werkt verder op de conclusies van het document over de lessen die we kunnen trekken van het invoeren van standaardnormen voor het milieu en op de ervaring in verband met methodes voor standaardnormen op het vlak van inkomen die opgesteld werden om te antwoorden op de vraag “hoeveel kost het om een aanvaardbare levensstandaard te bereiken?” (hfst 4) De twee belangrijkste methoden die de laatste jaren gebruikt werden om standaardnormen voor inkomen te ontwikkelen. zijn de methode het ‘Gezin als Budgeteenheid’ (Gezins-Unit-Budget) en die van het Centrum voor Onderzoek van Sociaal Beleid van de Universiteit van Loughborough, bekend als de “Overeengekomen Budget Standaardnormen”. De methode van het ‘Gezin als Budgeteenheid’ gebruikt studies van consumptie van huishoudens, beraadslaging in kleine groepjes en in expertencomités om budgetten te ontwikkelen voor een waaier van huishoudenstypes. De methode van ‘Overeengekomen Budget Standaardnormen’ gebruikt een gemengde populatie in het samenstellen van zijn inkomenscomités. Lopend onderzoek in het Verenigd Koninkrijk door de beide teams, combineert hun methodes en aanpak: “Deze gezamenlijke studie wil standaardnormen ontwikkelen die gebaseerd zijn op een sociale consensus over goederen en diensten die iedereen in Groot-Brittanië ter beschikking zou moeten hebben, en tegelijk op de deskundigheid over basisbehoeften en bestedingspatronen” (Bradshaw, 2005) Een studie van het ‘Vincentiuspartnerschap voor Sociale Rechtvaardigheid’ in Ierland gebruikte een soortgelijke gecombineerde methode – de ‘Overeengekomen Budget Standaardnormen’ – op basis van de mening van deskundigen. Met de bedoeling om een ‘Standaardnorm voor Minimaal 6 Noodzakelijke Budget’ te maken, werden mensen samengebracht in focusgroepen uit de gezinnen waarvoor dit systeem bedoeld is, om zo een eigen comité voor budget standaardnormen te vormen. Hier volgt de uiteindelijke uitkomst en inhoud van het voorstel van het project. Het project zal uitkijken naar een verder gedetailleerd model om dit proces verder te ontwikkelen en uit te testen in een volgend project. 1. De Europese Commissie (EC) nodigt de lidstaten uit om een consultatie te starten over sociale standaardnormen in Europa, als gevolg van het besluit van de Raad over een gezamenlijke set van principes voor een leven in menselijke waardigheid, gebaseerd op de Aanbeveling van 1992. 2. De lidstaten organiseren representatieve regionale panels die een weergave zijn van de algemene bevolking van de regio, met inbegrip van mensen die leven in armoede en sociale uitsluiting en andere belangrijke betrokkenen uit het regionaal en lokaal niveau, om een set samen te stellen van goederen en diensten om waardig te leven. De lidstaten zullen bepalen op welke basis de regionale panels moeten gevormd worden (bv.: stad / platteland, oost / west, enz…). Zij moeten er ook voor zorgen dat specifieke subgroepen uit de bevolking vertegenwoordigd zijn om - als dit aangewezen is - mee standaardnormen te bepalen (bv.: mensen met een handicap, etnische minderheden, alleenstaande ouders, enz…). Deze panels moeten representatief zijn voor de verscheidenheid aan economische en sociale situatie van de groepen en van de bevolking van de regio. 3. De panels bespreken welke goederen en diensten onmisbaar zijn om een waardig leven te leiden in de regio. Dat wordt het voorstel van toereikende sociale standaardnormen dat ingevoerd moet worden op basis van sociale consensus. Het panel berekent dan de waarde van de set in het geld van de lidstaat op basis van de prijzen bij de meeste voorkomende (klein)handelaars in goederen en diensten. Zij houden er rekening mee welke diensten gratis geleverd worden door de overheid en als dit niet het geval is, welke bedrag daarvoor nodig is. Deze berekening is de basis voor een aanbeveling van standaardnorm voor minimuminkomen voor een waardig leven. 4. De set van goederen en diensten moet getest worden in een willekeurige groep uit de bevolking om te beoordelen of het toereikend is. Andere vormen van testen kunnen geïnspireerd worden door de methode van ‘Gezin als Budgeteenheid’ of door het gebruik van focusgroepen om na te gaan hoe stevig dit voorstel is (Vincentiuspartnerschap, 2007) en door advies te vragen bij andere experten zoals bv. voedingsdeskundigen. Indien nodig moeten veranderingen voorgesteld worden en moet hierover consensus gezocht worden. 5. De panels bepalen in welke mate de huidige inkomensvoorzieningen in het systeem van sociale bescherming, gecombineerd met de diensten die gratis beschikbaar zijn, of de gangbare inkomsten (lonen en wedden), een aanvaardbare levensstandaard voor een waardig leven toelaten, op basis van de mogelijkheid om zich de set van goederen en diensten te kunnen 7 aanschaffen. In ‘arme’ lidstaten zal dit waarschijnlijk een lager percentage zijn dan in ‘rijke’ lidstaten. Het zal nodig zijn om ook rekening te houden met goederen die op lange termijn moeten vervangen worden en dit mee te berekenen in een wekelijkse of maandelijkse som die daarvoor gespaard moet worden. Het gebruik van gepaste indicatoren is essentieel in dit proces om te meten in hoeverre de voorgestelde sociale standaardnormen toereikend zijn. Deze indicatoren moeten zowel de input als de output kunnen meten. (Een voorbeeld van input: het huidige niveau van inkomenssteun in vergelijking met het voorgestelde niveau nodig voor een toereikende inkomenssteun. Een voorbeeld van output: de mate waarin mensen tevreden zijn in verband met de toegang tot dienstverlening). Net zoals de bevolking in het algemeen moet vertegenwoordigd zijn, is het ook essentieel dat mensen in armoede betrokken worden. 6. De Europese Commissie nodigt de lidstaten uit om - als onderdeel van hun Nationaal Rapport Sociale Bescherming en Sociale Integratie – een meerjarenplan te ontwikkelen met duidelijke doelen en maatregelen om te bepalen op welke manier vooruitgang geboekt zal worden om te bereiken dat alle mensen het voldoende niveau van inkomen hebben zodat de toegang tot de goederen en diensten van de overeengekomen sociale standaardnormen gegarandeerd is. 7. Iedere lidstaat ontwikkelt een concreet plan om te garanderen dat voor iedereen die op hun grondgebied verblijft, de set van goederen en diensten beschikbaar en/of betaalbaar is. De effectieve betrokkenheid van de algemene bevolking, van sociale onderzoekers en van mensen die in armoede leven in het bepalen van deze doelen is fundamenteel voor dit proces. 8. De Europese Commissie beoordeelt de plannen en volgt de vooruitgang op als onderdeel van de jaarlijkse beoordeling in het kader van de Open Methode van Coördinatie (OMC) en bepaalt de belangrijkste uitdagingen dei moeten behandeld worden in de OMC voor Sociale Bescherming en Sociale Integratie. 9. Elke drie jaar worden de lidstaten uitgenodigd om een vooruitgangsrapport in te dienen bij de Europese Commissie, als onderdeel van hun Nationale Strategisch Rapport voor Sociale Bescherming en Sociale Integratie. Dit rapport moet opgesteld worden mits consultatie van de regionale panels die de taak krijgen om de gemaakte vooruitgang op te volgen. 10.De Europese Commissie stelt zijn commentaar op de vooruitgangsrapporten voor als onderdeel van zijn beoordeling van de Nationale Strategische Rapporten voor Sociale Bescherming en Sociale Integratie. 11.Het Europees Parlement en de Europese Raad in de lente bespreekt het rapport van de Europese Commissie. 12.De lidstaten worden uitgenodigd om de aanbevelingen van de Commissie, het Parlement en de Raad op te volgen in de volgende periode en te rapporteren wat zij hiervoor gedaan hebben in hun volgende rapporten. 8 Het bovenstaande proces moet zoveel mogelijk ingevoegd worden in de bestaande mechanismen. De partner van Finland merkte op dat Finland geen groot voordeel ziet in eender welk nieuw proces in het domein van sociale bescherming. Nieuwe elementen moeten geïntegreerd worden in het bestaande proces om onnodige bureaucratie en buitensporige rapportering aan de Europese Commissie te vermijden. Het is essentieel dat voldoende middelen beschikbaar worden gemaakt voor dit participatief proces. Deze kosten kunnen gedeeld worden tussen de nationale regeringen en de Europese Unie, door de fondsen van de EU te richten naar de lidstaten die ze het meest nodig hebben. De grootte van de financiële steun voor dit participatieve proces zal een eerste aanduiding zijn van de politieke wil van de EU en van de nationale en regionale regeringen om armoede en sociale uitsluiting aan te pakken via het invoeren van sociale standaardnormen. Meer nog, het zal ook essentieel zijn dat de nodige middelen vrijgemaakt worden om de nationale en/of regionale sociale standaardnormen die overeengekomen worden, toe te passen. Als dit niet gebeurt, zal het participatieve proces een maat voor niets zijn, en zal het proces van het invoeren van sociale standaardnormen dezelfde problemen kennen die op dit moment de Open Methode van Coördinatie inzake Sociale Bescherming en Sociale Integratie belemmeren (zie hoofdstuk 3). Het project beveelt aan dat verder werk gemaakt wordt om het hierboven geschetste voorstel te ontwikkelen tot een gedetailleerd instrument (door de Europese Commissie of door een nieuw project) en om het voorstel uit te testen in bepaalde lidstaten, alvorens het toe te passen in de hele Europese Unie. Optie 2 : Een Richtlijn Er was geen overeenkomst onder de partners van het project over de wenselijkheid of de mogelijkheid van een Richtlijn om de menselijke waardigheid op Europees niveau te onderbouwen, maar vele partners vonden dat deze benadering niet mocht afgewezen worden en verder zou moeten onderzocht en besproken worden. Een werkdocument, voorgesteld door EAPN Ierland in het expertenseminarie in Budapest in november 2006, stelt een Richtlijn voor inzake het uitroeien van armoede in de EU door van lidstaten te eisen om toereikende sociale standaardnormen in te voeren, in het bijzonder in de domeinen van inkomen en sociale dienstverlening. De Richtlijn zou van de lidstaat eisen ”om, in de context van een ruime en systematische dynamiek om sociale uitsluiting te bestrijden, een fundamenteel individueel recht te erkennen op voldoende en betrouwbare bestaansmiddelen en om hun systeem van sociale bescherming in die zin aan te passen.” In de Strategie van Sociale Integratie heeft de EU in verscheidene documenten de multi-dimentionele aard van armoede erkend. Dit houdt de vereiste in tot het garanderen van de nodige bestaansmiddelen voor een waardig leven op het vlak van inkomen en diensten die ter beschikking staan van mensen in armoede. 9 Deze Richtlijn zou sociale standaardnormen in deze domeinen opnemen in de bevoegdheden van de EU en in de ‘Gemeenschapsmethode’. Dit zou wijzigingen aan het Verdrag kunnen meebrengen om nieuwe bevoegdheden mogelijk te maken. Mechanismen voor coördinatie zoals de Open Methode van Coördinatie (OMC) zouden ook een belangrijke rol kunnen spelen in ‘overgangsprocessen’ of ‘samenlopende processen’. Bij het overwegen van niveaus voor minimuminkomen, moeten zowel op vlak van de EU als op nationaal vlak rekening gehouden worden met de bestaande minima in de lidstaten. Van lidstaten zou dan geëist worden om het recht te waarborgen op toegang tot essentiële diensten en voorzieningen om een waardig leven te kunnen leiden. De lijst van dergelijke diensten zou opgesteld worden in relatie tot de rechten opgenomen in het (herziene) Europees Sociaal Charter en het Charter van de Fundamentele Rechten van de EU. Een lijst (die niet alles vastlegt) moet dan verder besproken worden en kan inhouden: gezondheid (preventief en curatief), onderwijs en levenslang leren, huisvesting en bijhorende inrichting, nutsvoorzieningen, allerlei zorgdiensten … Dit moet beleidsmatig ontwikkeld worden via de ‘Gemeenschapsmethode’ (voorstel van de Europese Commissie, op basis van studies, en gezamenlijke beslissing van Europese Raad en Parlement, enz…) en gebaseerd op de principes van het Europees Sociaal Charter en het Charter van de Fundamentele Rechten van de EU. Overgangsmaatregelen. Zoals het met alle processen het geval is die de ‘Gemeenschapsmethode’ gebruiken, vereist het nieuwe systeem een ‘samenlopend proces’ om lidstaten toe te laten zich hiermee in regel te brengen na een bepaalde periode. Zoals dit het geval is met belangrijke beleidsdomeinen zoals bijvoorbeeld budgettaire vereisten onder de Maastricht criteria, vereisten voor gezondheid en veiligheid of milieuwetgeving, zou voor het ‘samenlopend proces’ minimaal een timing op Europees niveau moeten afgesproken worden, waarvan dan nog in speciale gevallen nationaal kan afgeweken worden. Bovendien is er een overeenkomst nodig van ‘geen weg terug’ om te verzekeren dan alle lidstaten geleidelijk aan in de richting evolueren van de overeengekomen standaardnormen. De wetgeving die er mee gepaard gaat, moet dan deel uitmaken van de ‘gemeenschappelijke verworvenheden’ (‘acquis communautaire’) die aan nieuwe lidstaten wordt opgelegd om er zich in een overeengekomen periode mee in regel te brengen. Uitvoering. Om sociale standaardnormen effectief in te voeren, is het nodig om zowel sancties te voorzien voor het niet naleven, als technische en als het kan ook financiële steun voor de lidstaten om tot de overeengekomen standaardnormen te komen, net zoals dat ook het geval is met de convergentiecriteria van de Europese Muntunie en de meeste milieuwetgeving. Als deel van een overeengekomen stappenplan in verband met de toepassing, kan dergelijke steun het volgende inhouden: o het gebruik van structurele fondsen die specifiek aan een thema worden toegewezen (zoals bij het invoegen van de gelijkheid tussen man en vrouw 10 o in het algemeen beleid) of andere financiële steun voor de investeringen in de infrastructuur die nodig is om diensten in regel te brengen met de overeengekomen standaardnormen, rekening houdend met de budgettaire beperking van de EU het minder strak hanteren van de Maastricht-criteria, zodat de budgettaire ruimte die daardoor vrijkomt kan gebruikt worden om zich in regel te stellen met de nieuwe Europese wetgeving en zo de systemen voor minimuminkomen en de nodige aanpassingen aan diensten te financieren. Beoordeling van de impact. Een hele waaier van evaluatietechnieken zal nodig zijn om de effecten van de sterkere standaardnormen in verband met competitiviteit (van de EU als geheel en in verband met mogelijke interne concurrentievervalsing) vorm te geven, om werkstimuli te voorzien en armoedevallen te voorkomen, enz… Zij beïnvloeden andere standaardnormen zoals voor gezondheid en veiligheid, milieu en kwaliteit van de producten. Nochtans zal het nodig zijn om deze effecten vorm te geven vooraleer tot definitieve voorstellen te komen. Dit maakt het voorwerp uit van meer werk dat moet geleverd worden in of in opvolging van het project. Optie 3: De toepassing van internationale instrumenten versterken In de seminaries en rondetafels van het project werd overeengekomen dat het Europees Sociaal Charter van de Europese Raad (herziene versie van 1996) en de Internationale Convenant voor Economische, Sociale en Culturele Rechten van de Verenigde Naties directer konden toegepast worden in de Europese Unie. (voor een inleiding over hun voorzieningen: zie hoofdstuk 3 hierboven) De rechten beschreven in deze overeenkomsten zouden, indien ze volledig zouden toegepast worden, bijdragen tot een sterke basis voor sociale standaardnormen. De partners zien een meerwaarde in de druk die kan uitgeoefend worden om deze rechten op nationaal beter toe te passen. Vanuit het oogpunt van het project betekenen zij ook een meerwaarde op Europees niveau, bijvoorbeeld: o door een proces op niveau van de EU om hun toepassing in de EU beter op te volgen en te steunen, mogelijks door een nieuw of een versterkt proces van Open Methode van Coördinatie; o door een verdrag of politieke overeenkomst dat lidstaten hun voorzieningen opnemen in de nationale wetgeving, te samen met die van de Europese Conventie van de Rechten van de Mens; o door de rechten in deze overeenkomsten te gebruiken als referentiepunt voor de ontwikkeling van standaardnormen zoals aangegeven in opties 1 en 2 hierboven. Enkele commentaren van partners… In Finland leefde de bekommernis als uniforme standaardnormen zouden ingevoerd worden die aanvaardbaar waren voor die lidstaten met de laagste standaardnormen, dat dit de standaardnormen in andere landen of regio’s geleidelijk zou kunnen neerhalen. Als er uniforme minimale standaardnormen op Europees niveau zouden ingevoerd worden, zouden ze een nieuw referentiepunt 11 kunnen betekenen, wellicht op een eerder laag niveau. Zelfs standaardisering op nationaal niveau heeft niet steeds het verwachte resultaat gebracht omdat locale omstandigheden en individuele noden moeilijk te behandelen zijn in een uniform systeem. Er was algemene instemming dat een stapsgewijs proces waardoor consensus wordt opgebouwd via publieke debatten en een beoordeling van de sociale impact, de meest bruikbare optie is, eerder dan vanuit het project een complete set van sociale standaardnormen te presenteren. De Finse Rondetafel was van oordeel dat voorrang moest gegeven worden aan het versterken van de Open Methode van Coördinatie (OMC) via versterking ervan op nationaal niveau en een betere opvolging op Europees niveau. Zij legden de nadruk op het belang van wederzijds leren in dit verband. Vele van de regionale Rondetafels pleitten voor een Richtlijn, maar men was het er over eens dat het de moeilijkste aanpak is om beleidsmatig uit te voeren. De Bulgaarse Rondetafel pleitte sterk in het voordeel van een bindend wettelijk instrument om sociale standaardnormen te forceren: “… deelnemers waren het unaniem eens dat noch de nationale regeringen, noch de Open Methode van Coördinatie (OMC) een belangrijke rol kunnen spelen om sociale standaardnormen in te voeren in het land…”. Zij beweerden dat de Bulgaarse publieke opinie vlug de EU zou beschouwen “als een economische unie en milieuunie van politieke en economische elites en niet als een unie van mensen met sociale engagementen inzake het te voeren beleid. De consensus in de Bulgaarse maatschappij over de toetreding tot de EU was immers hoofdzakelijk gebaseerd op de verwachting dat dit verbeteringen in de levensstandaard zou meebrengen.” Het verslag van de Vlaamse Rondetafel zegt: “… de Open Methode van Coördinatie (OMC) is misschien niet het meest krachtige instrument dat we hebben op Europees niveau, maar het verleden heeft aangetoond dat een meer bindend instrument voorstellen aan het begin van de voorbereiding van een nieuwe beslissing, niet werkt… Bij het begin van een gezamenlijk proces tussen de lidstaten kan je blijkbaar niet meer verwachten dan een systeem van ‘opvolging onder gelijken’ en het benadrukken van goede praktijkvoorbeelden. Enkel in een latere fase van het proces, kunnen meer bindende instrumenten als een Richtsnoer of een Richtlijn overwogen worden… Vele deelnemers zijn van mening dat een versterkte Open Methode van Coördinatie (OMC) het meeste is waar we kunnen op mikken”. Dankbetuiging Dit project kon uitgevoerd worden dankzij de financiële steun van de Europese Commissie via het programma voor transnationale uitwisselingsprojecten, de Finse Federatie voor Gezondheid en Sociale Zaken, het Ierse Bureau voor Sociale Integratie, het Ierse Steunpunt Armoedebestrijding en Threshold. Het project wil ook alle partners danken voor hun bijdrage in het tot stand komen van dit rapport. Ook dank aan de deelnemers van de verschillende bijeenkomsten en seminaries van het project, hun bijdragen waren onmisbaar in de uitbouw van dit werk. Janice Ransom Coördinator van het Europese Project "Sociale Standaardnormen bepalen in de Europese Unie" 12