Meervoudige beperking Multiple disability 1. Omschrijving Meervoudige handicap betekent een sommatie van handicaps, een kwantitatieve toename die plots omslaat in een kwalitatieve verandering, een wezenlijk anders zijn. Dit betekent dat wij de eigenheid van het kind met een meervoudige handicap slechts kunnen beschrijven door uit te gaan van zijn eigen functioneren, ondanks meerdere handicaps (Claes, C. et al. 2010). Volgens De Jong (De Jong, 1986) zijn aan de term ‘meervoudige handicap’ drie voorwaarden verbonden. (Vervloessem, P. et al., 2010) - Er moeten meerdere functiestoornissen aanwezig zijn, die elk op zich zo ernstig zijn dat hun invloed ook bij een op zichzelf optreden al zou maken dat er sprake is van een gehandicapt bestaan; - Het moet gaan om functiestoornissen waarbij hulpmiddelen bedacht zijn, leermethoden opgezet en omgangswijzen ontwikkeld met de bedoeling de negatieve gevolgen van de functiestoornis voor de verwachte rolvervulling zoveel mogelijk te verhinderen; - De aldus gevonden en ontwikkelde compensaties moeten in de gegeven combinatie van functiestoornissen niet of nauwelijks samen te hanteren zijn, omdat de ene compensatie interfereert met de andere functiestoornis. De ‘groep’ personen met een meervoudige functiestoornis is zeer divers. Vaak wordt volgende indeling gebruikt (Claes, C. et al., 2010, p. 435-437): 1.1 Ernstig motorische-verstandelijke beperking De doelgroep personen met een ernstig motorische-verstandelijke beperking omvat personen met een combinatie van motorische en cognitieve problemen. Problemen situeren zich op het vlak van motoriek en ernstige cognitieve beperkingen met een zeer laag niveau van verstandelijk functioneren als gevolg. Zowel de grove als fijne motoriek is ernstig verstoord. Naast deze motorische en cognitieve problemen zijn er vaak ook sensorische stoornissen. De aanwezigheid van visuele en auditieve problemen is veel hoger dan bij de doelgroep met een matig verstandelijke beperking. Verder zijn er ernstige problemen met betrekking tot spraak- en taalontwikkeling en ernstige tekorten in sociaal aanpassingsgedrag. Omwille van bijkomende medische problemen zoals epilepsie of gastro-oesophagale reflux wordt veelvuldige medicatie toegediend. Bijna steeds zijn er fysieke problemen met het opnemen van voedsel. Er is een groep van personen met een ernstig meervoudige beperking waarbij er meerdere vitale functies bedreigd zijn. De combinatie van deze complexe problematiek – personen met een ernstige meervoudige handicap zijn vaak rolwagengebonden, zijn lichamelijk bijzonder kwetsbaar, hebben een IQ dat lager ligt dan 20 en/of een ontwikkelingsleeftijd van minder dan 2 jaar – zorgt ervoor dat deze doelgroep nood heeft aan zeer specifieke begeleiding en volledig afhankelijk is op het vlak van verzorging. De beperkte verbale uitdrukkingsmogelijkheden vragen extra aandacht voor interpretatie van gelaatsuitdrukkingen, bewegingen, reacties of lichaamshouding. Er dienst wel opgemerkt te worden dat er sprake is van een heterogene groep waarbij de ernst en de aard van de complexiteit van de beperkingen erg kunnen verschillen. 1.2 Visueel-auditieve beperking Doofblindheid wordt beschreven al een unieke conditie van autonome beperking, met daardoor impliciet een ruimere betekenis dan de combinatie van doofheid en blindheid als aparte fenomenen. In navolging van internationale studies beschrijft Nakken doofblindheid als: een ernstige vorm van de gecombineerde beperking van horen en zien, die resulteert in ernstige communicatie-, informatie- en mobiliteitsproblemen. De variabiliteit van gecombineerde zintuiglijke handicaps – van volledig doof en blind tot het nog voldoende in staat zijn tot gebruik van compensatietechieken – zorgt voor een onvoldoende efficiënt gebruik van behandelingsstrategieën zoals ze voor respectievelijk doofheid of blindheid aangewend worden. 1.3 Visueel-verstandelijke beperking De combinatie van een beperkt denkvermogen in combinatie met een beperkt voorstellingsvermogen verhindert personen met een visueel-verstandelijke beperking in informatieverwerking. Hechtingsstoornissen en een weinig veilige contactontwikkeling, beperkte zelfredzaamheid en geringe exploratie zijn kenmerkend voor het ontwikkelingsverloop van deze doelgroep. Een prikkelaanbod gericht op gehoor, tast en gezichtsrest kan ontwikkelingsbevorderend werken. Meer dan 25% van de mensen met een verstandelijke beperking is ook slechtziend of blind. Juist deze combinatie maakt het minder eenvoudig om kinderen in hun ontwikkeling te stimuleren en volwassenen te begeleiden. Vaak zijn er complexe vragen waar ouders, verzorgers of begeleiders antwoord op zoeken. (www.visio.org) 1.4 Auditief-verstandelijke beperking Bij personen met een auditief-verstandelijke beperking verhinderen zowel de verminderde zintuiglijke informatiebron als de beperkte cognitieve vermogens een normaal ontwikkelingsverloop. Communicatie- en bewegingsstimulering zijn aangewezen om ontwikkelingsstimulering te bevorderen. 1.5 Ernstige spraak- en taalstoornis Spraak- en taalproblemen kunnen het gevolg zijn van een andere handicap (secundaire stoornis), of op zich bestaan bij kinderen met een normaal ontwikkelingsverloop (primaire stoornis). Bij taalverwerving is de leeftijd van 7 jaar cruciaal: een kind dat na die leeftijd blijvende spraak- en taalproblemen heeft, wordt gediagnosticeerd als zijnde ‘meervoudig gehandicapt’. De taalstoornis zal een invloed hebben op de sociale, emotionele en cognitieve ontwikkeling. Gevolgen voor het functioneren 2. Naargelang de aard van de meervoudige beperking en de graad van bv. verstandelijke beperking zullen de handelingsproblemen zich op verschillende domeinen manifesteren. 2.1 Ernstig motorische-verstandelijke beperking Deze personen hebben permanente ondersteuning nodig op alle levensdomeinen. (Meihuizen – de Regt et al., 2003) Motorische beperkingen: De motorische beperkingen worden in sterke mate bepaald door de aard, het type en de ernst van de onderliggende stoornissen. In het algemeen hebben de beperkingen betrekking op de bewegingsvrijheid van het kind: het kind kan worden belemmerd in het zich verplaatsen, het manipuleren van materiaal, het richten van de ogen, het maken van spraakklanken en het uitdrukken van emoties in het gezicht. De mate van ernst van locomotie kan variëren van gewoon los lopen met een opvallende tred tot volledige rolstoelafhankelijkheid. De motorische beperking heeft ook een belevingsmatig aspect. De beperking doorkruist de autonomieontwikkeling van het kind, tast het gevoel van competentie aan en maakt het kind afhankelijk van hulp. Cognitieve beperkingen: Soms betreffen de problemen alleen de expressiefzijde van het functioneren, maar meestal zijn ze uitgebreider en bestrijken ze het hele cognitieve functioneren: attentie, perceptuele waarneming, geheugen, denken en expressie. - Communicatie De problemen zijn meestal multifactorieel van oorsprong. Het kind beschikt over te weinig hand- en gelaatsmotoriek om zich respectievelijk in gebaren en mimiek doelgericht te kunnen uitdrukken. Het kind heeft disfuncties in de spraakmotoriek met nadelige gevolgen voor het vocaliseren en daarmee voor de verstaanbaarheid. Er is sprake van een gestoorde taalontwikkeling, al dan niet in combinatie met een cognitief tekort, waardoor er geen of onvoldoende symbolisatie is in de vorm van woorden of verwijzende gebaren. De aanwezigheid van communicatieproblemen kan de sociale interactie extra bemoeilijken en leiden tot gedragsproblemen. - Zelfredzaamheid De problemen situeren zich vooral op het gebied van aan- en uitkleden, het eten, de toiletgang, het aandoen van spalken en het zichzelf bezighouden; - Sociale redzaamheid Deze wordt in grote mate bepaald door de wijze waarop het kind zich in de loop van de ontwikkeling aan de eisen van de omgeving weet aan te passen, zoals het verstaanbaar spreken, het uitdrukken van specifieke emoties, vragen beantwoorden of zelf iets vragen, hulp accepteren of het aanbieden van hulp en geen storend gedrag vertonen. - Behandeling van gedragsproblemen. Veel voorkomend probleemgedrag in de kleuterleeftijd zijn claimen en zeuren, angstigheid, overmatig huilen en schreeuwen, eet- en drinkproblemen met voedselweigering als de meest extreme uitingsvorm, slaapproblemen, incontinentie, stereotiep en zelfverwondend gedrag en tekorten in de aandachtsconcentratie. - Beperkingen in het schoolse leren Soms is het schoolse leren helemaal niet mogelijk; meestal is dit echter wel het geval en is er alleen een (ernstig) achterblijven van de vorderingen ten opzichte van de normpopulatie of is er sprake van het voortijdig bereiken van het leerplafond. De achterstand in schoolvorderingen is meestal multifactorieel bepaald en kan sterk variëren: Op Kindniveau: Functiestoornissen op gebied van de fijne en grove motoriek, de spraak en de mimiek, waardoor de expressiekant van het geleerde zich niet of slechts ternauwernood kan manifesteren. De aanwezigheid van een algemene of specifieke stoornis in het totale proces van het cognitief leren en/of in de afzonderlijke modules; indien de algemene stoornis ernstig van aard is en bovendien de verwerkingskant van het leren omvat, valt dit doorgaans samen met een ernstig verstandelijke beperking. Bedreigingen in de wijze van het leren, zoals problemen in het automatiseren van aangeleerde vaardigheden en aangeleerde hulpeloosheid: het kind vraagt meer hulp dan het op grond van zijn (motorische) mogelijkheden nodig heeft. Factoren op technologisch vlak: Het maken van schoolvorderingen hangt in sterke mate af van de beschikbaarheid van voorzieningen en hulpmiddelen die het kind extra mogelijkheden bieden op gebied van communicatie, mobiliteit, omgevingsbediening, leren en recreatie (in de vorm van ondersteunende technologie). Factoren in onderwijs: Kinderen met dergelijke problematiek hebben een individueel aangepast onderwijs- en opvoedingsprogramma nodig. Dit is niet steeds voorhanden. 2.2 Visueel-auditieve beperking Deze cliënten zijn sterk afhankelijk van een begeleider die met hen communiceert en hen naar de wereld toe brengt. 2.3 Visueel-verstandelijke beperking Hechtingsstoornissen en een weinig veilige contactontwikkeling, beperkte zelfredzaamheid en geringe exploratie zijn opvallend bij deze doelgroep. 2.4 Auditief-verstandelijke beperking De ontwikkeling is bedreigd in al zijn facetten. 2.5 Ernstige spraak- en taalstoornis De taalstoornis zal een invloed hebben op de sociale, emotionele en cognitieve ontwikkeling. 3. Interventies Elke cliënt met een meervoudige beperking vraagt een nieuwe, individuele aanpak. Zij halen niet het verwachte voordeel uit de ontwikkelde compensaties op één van de problemen, noch uit het louter samenvoegen van de bestaande compensatiewegen voor de aanwezige problemen. Omdat we niet kunnen teruggrijpen naar de reeds bestaande ontwikkelde hulpverleningsmethodes wordt de opvoeding van personen met meervoudige functiebeperkingen ervaren als een kwalitatief ander gebeuren. Men moet op zoek gaan naar eigen pedagogische programma’s voor deze kinderen en jongeren (Claes, C. et al. 2010). Vroegbegeleiding is aangewezen (Meihuizen – de Regt et al. 2003). 3.1 Ernstig motorische-verstandelijke beperking De ouders kunnen belangrijke informatie bieden over het functioneren van hun kind: de ouders kunnen worden ingeschakeld als expert (family-centered). (Deel 2: Hoofdstuk 1B: Basaal leren en toepassen van kennis) Ontwikkelen van mogelijkheden is een belangrijk aandachtsgebied voor de ergotherapeut. Meestal wordt met het multidisciplinair team een individueel opvoedingsprogramma samengesteld. Aangepaste activiteiten en een multisensorische omgeving staan centraal. Deze aanpak valt ook samen met dagbestedingsactiviteiten. Technologische ondersteuning bij het leren maakt deel uit van de begeleiding. (Deel 2: Hoofdstuk 1A: Doelbewust gebruik van zintuigen; PACT, Vijfwijzer, Ayres Sensory Integration®, Basale Stimulatie, Sherborne, Multi Sensory Story Telling, Snoezelen, Ervaar het maar, Belevingstheater, Andere activiteiten en technieken en Hoofdstuk 1B: Basaal leren en toepassen van kennis) Er moet individueel gezocht worden naar (technologische) mogelijkheden tot communicatie. Het vroegtijdig selecteren van een adequate vorm van ondersteunde communicatie is van groot belang bij meervoudig gehandicapte kinderen die ook niet spreken. Voorbeeld: Communicatieve Ontwikkeling van niet-sprekende kinderen en hun Communicatie Partners (COCP-project). (Deel 2: Hoofdstuk 3: Communicatie) Bestendigen van reeds verworven bewegingsvaardigheden. (Deel 2: Hoofdstuk 4: Mobiliteit) Ondanks de nood aan hulp bij zelfverzorging, kunnen hier ook mogelijkheden worden ontwikkeld. Zelfverzorgingsactiviteiten kunnen onderdeel uitmaken van het dagbestedingsprogramma. (Deel 2: Hoofdstuk 5: Zelfverzorging) Sociale vaardigheidstraining wordt toegepast. (Deel 2: Hoofdstuk 7: Communicatie) Onderwijs moet specialistisch zijn en aangepast aan de noden van de cliënt. (Deel 2: Hoofdstuk 8: Belangrijke levensgebieden) Inclusie kan nagestreefd worden als die aansluit bij de vraag van de cliënt, bv. deelname aan een kamp. Hier moet ondersteuning geboden worden om zelf keuzes te maken. Zij zijn in staat om invloed uit te oefenen op hun omgeving, om aan te geven wat ze willen en hoe dat gebeurt. Ook de vraag en de draagkracht van de ouders dient hier te worden meegenomen. (Deel 2: Hoofdstuk 9: Deelname aan maatschappelijk, sociaal en burgerlijk leven) (Maes et al., 2011) 3.2 Visueel-auditieve beperking Er moet werk gemaakt worden van een communicatiesysteem passend bij de mogelijkheden van de cliënt. (Deel 2: Hoofdstuk 3: Communicatie). Mobiliteit in de zin van zich zelfstandig te verplaatsen behoort tot het werkterrein van de ergotherapeut. Daarnaast zijn bewegingsactiviteiten heel belangrijk in functie van de algemene ontwikkeling. (Deel 2: Hoofdstuk 4: Mobiliteit) Hulpmiddelen moeten gekozen en aangeleerd worden. (Deel 2: Hoofdstuk 4: Mobiliteit; Hoofdstuk 5: Zelfverzorging; Hoofdstuk 6: Huishouden) Het zorgen van overzichtelijke situaties en ontwikkelen van dagelijkse routines faciliteren het functioneren van deze cliënten. (Deel 2: Hoofdstuk 5: Zelfverzorging; Hoofdstuk 6: Huishouden) 3.3 Visueel-verstandelijke beperking Het bieden van een prikkelaanbod gericht op gehoor, tast en gezichtsrest kan ontwikkelingsbevorderend werken. (Deel 2: Hoofdstuk 1A: Doelbewust gebruik van zintuigen). Daarnaast worden ook principes uit de begeleiding van personen met een verstandelijke beperking toegepast. 3.4 Auditief-verstandelijke beperking Er wordt specifiek gewerkt rond communicatie, eventueel door gebruik van ondersteunde communicatie- en/of hulpmiddelen (Deel 2: Hoofdstuk 3:Communicatie) Daarnaast worden ook principes uit de begeleiding van personen met een verstandelijke beperking toegepast. 3.5 Ernstige spraak- en taalstoornis Bij deze problematiek doet de ergotherapeut geen specifieke interventies. 4. Assessment Pameijer, N., & van Laar-Bijman, E. (2007). Handelingsgerichte diagnostiek. Een handreiking voor orthopedagogen en psychologen werkzaam in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Geraadpleegd op 1 juli 2014 op http://www.vilans.nl/docs/producten/handelingsgerichtediagnostiek.pdf Carante Groep, Expertisegroep EVMB (februari 2010). Richtlijnen voor handelingsgerichte diagnostiek bij mensen met ernstige verstandelijke en meervoudige beperkingen. (EVMB). Geraadpleegd op 1 juli 2014 op http://www.kennispleingehandicaptensector.nl/kennispleindoc/showcases/EVMB,%20richtlijnen% 20handelingsgerichte%20diagnostiek.pdf Deel 2: Hoofdstuk 1: Doelbewust gebruik van zintuigen. 5. Nuttige referenties en links www.multiplus.be: Multiplus richt zich als expertisecentrum expliciet op personen met ernstige meervoudige beperkingen en de mensen (professionelen, familieleden, derden) die bij hen betrokken zijn. Geraadpleegd op 1 juli 2014. www.platformemg.nl: Is hét kennisnetwerk voor een ieder die betrokken is bij mensen met een ernstige meervoudige beperking. Geraadpleegd op 1 juli 2014. www.zonmw.nl: ZonMw stimuleert gezondheidsonderzoek en zorginnovatie. Geraadpleegd op 1 juli 2014. www.bosk.nl: Dit is de website van de Vereniging van mensen met een lichamelijke handicap. Deze richt zich ook op personen met een complex meervoudige beperking. Geraadpleegd op 2 juli 2014. http://www.kentalis.nl: Dit kenniscentrum doet een aanbod (onderzoek, zorg, onderwijs, werk en begeleiding) op vlak van doofblindheid. Geraadpleegd op 2 juli 2014. http://www.kalorama.nl/centrum_voor_doofblinden/: Het Centrum voor Doofblinden wil mensen met een auditief-visuele beperking ondersteuning bieden bij een zo zinvol, prettig en veilig bestaan. Dit zowel in een specifieke woon- en leefomgeving, maar ook bij cliënten thuis. Geraadpleegd op 2 juli 2014. http://www.visio.org: Visio biedt ondersteuning met onderzoek, advies en begeleiding. Geraadpleegd op 2 juli 2014. 6. Bibliografie Hier worden enkel de referenties en links opgenomen die niet in de bibliografie van het boek voorkomen. Claes, C. et al. (2010) Personen met ernstig meervoudige beperkingen en personen met een dubbele diagnose. In Broeckaert et al., Handboek Bijzondere orthopedagogiek (pp.429-459). Antwerpen: Garant. Maes, B., Vlaskamp, C., & Penne, A. (2011). Ondersteuning van mensen met ernstige meervoudige beperkingen. Handvatten voor een kwaliteitsvol leven. Leuven: Acco. Meihuizen-de Regt, M. J., de Moor, J. M.H., & Mulders, A.H.M. (red). (2009). Kinderrevalidatie. 4° herziene druk. Assen: Koninklijke Van Gorcum. Vervloessem, P. et al. (2010). Personen met een visuele handicap. In Broeckaert et al., Handboek Bijzondere orthopedagogiek (pp. 211-272). Antwerpen: Garant. De auteurs van het boek Ergotherapie en ontwikkelingsproblemen stelden deze fiche met zorg en in nauw overleg met de sector op. De fiche dateert van september 2014 en krijgt jaarlijks een update. Heeft u opmerkingen of aanvullingen? Bezorg ze dan meteen aan de auteurs via [email protected].