Organisatiemodel zorg voor jeugd en gezin in Zuidoost Brabant Inleiding 21 gemeenten in regio Zuidoost Brabant hebben het functioneel model voor de vormgeving van zorg en ondersteuning voor jeugd en gezin vastgesteld als inspiratie voor het lokaal uit te werken organisatiemodel. Het organisatiemodel is een kwalitatieve vertaling van de regionale uitgangspunten toegespitst op de lokale of subregionale situatie met een kwantitatieve inschatting van capaciteit. Deze notitie geeft, naast de reikwijdte, weer uit welke onderdelen een organisatiemodel bestaat en welke vragen in een organisatiemodel beantwoord worden. Reikwijdte Het organisatiemodel geeft de uitwerking op lokaal of subregionaal niveau. De vormgeving van de wettelijk benoemde taken die bovenlokaal georganiseerd moeten worden vallen buiten de reikwijdte van het organisatiemodel. Deze worden op regionaal niveau uitgewerkt. In een latere fase kan een lokale vertaling gemaakt worden. De invalshoek van het organisatiemodel is de individuele vraag, niet de leefbaarheid in of sociale cohesie van een groep. Dit betekent dat het organisatiemodel inzicht geeft in de signaleer en zorgstructuur voor effectieve ondersteuning en het bevorderen van een opvoedklimaat. Het organisatiemodel geeft inzicht in de verbinding tussen zorg en welzijn. De ondersteunende structuur om leefbaarheid te vergroten en sociale cohesie te verstevigen is niet het primaire doel van het organisatiemodel. Onderdelen van een organisatiemodel (a) Kwalitatieve vertaling van het functioneel model naar de lokale vormgeving (b) Kwantitatieve inschatting van capaciteit voor de lokale vormgeving Vragen waar het organisatiemodel antwoord op geeft Algemeen 1. Welke verandering moet met de manier van organiseren gerealiseerd worden? 2. Wat is de reikwijdte van het organisatiemodel? - Voor welke doelgroepen? (invalshoek jeugd, invalshoek elke burger, gehele sociale domein) Specifiek organisatie van de uitvoering 3. Op welke wijze is de toegang georganiseerd? - Waar kunnen burgers terecht met vragen? (vragen) - Waar worden burgers ‘gevonden’? (signalering) - Hoe is de toegang vorm gegeven? - Welke deskundigheid is nodig? - Wat is de mate van integraliteit? Adviesbureau voor jeugdvraagstukken 1 4. Op welke wijze wordt invulling gegeven aan de generalist? - Wat is de taak van generalisten? - Wat is het organiseerprincipe (naar gebied, naar discipline)? - In welke mate is er diversiteit onder generalisten? - Welk aandeel moet door het collectief van generalisten zelfstandig ‘afgehandeld’ worden? - Wat is de verbinding met/plaats in de zorgstructuur, signaleringstructuur en ondersteunende structuur leefbaarheid? 5. 6. Op welke wijze is triage georganiseerd? - Waar vindt triage plaats? - Wat is de uitkomst van triage en wat is het vervolg? - Wat is de mate van integraliteit? Hoe is het mandaat voor het inzetten van hulp en ondersteuning vorm gegeven? (Heeft ook een aansturingscomponent) 7. Wat is de kwantitatieve inschatting van de benodigde capaciteit? Specifiek organisatie van de aansturing 8. Waar ligt de informatiefunctie om budgetbeheer mogelijk te maken? 9. Wat organiseer je in samenwerking met andere gemeenten? - Welke afspraak/mechanisme als fluctuaties financiële gevolgen hebben? Operationalisatie van uitgangspunten functioneel model Een extra hulp kan zijn te bedenken hoe de uitgangspunten in het functioneel model geoperationaliseerd zijn in het organisatiemodel. Uitgangspunt functioneel model 1. Ouders zijn en blijven primair verantwoordelijk voor het opgroeien en de opvoeding van hun kinderen. Dit vraagt een constante inspanning van ouders. Operationalisatie in organisatiemodel 2. De samenleving heeft een inspanningsverplichting om ouders aan te spreken op hun verantwoordelijkheid en helpt daarbij. 3. De leefomgeving van het kind (wijk, school, vrije tijd) is het fundament bij het opgroeien en de ontwikkeling van kinderen. 4. De nadruk ligt op normaliseren en niet op problematiseren. 5. Opvoeden is normatief, bij risico’s wordt ingegrepen. Adviesbureau voor jeugdvraagstukken 2 6. Hulp die geboden wordt is gericht op herstel van het normale leven van kind en gezin. 7. Ondersteuning moet gericht zijn op het versterken van de eigen kracht en die van de omgeving (familie, wijk, school). 8. Hulp wordt ingeroepen in de natuurlijke leefomgeving, het kind wordt niet doorverwezen. 9. Eén kind, één gezin, één plan, één coördinator. Adviesbureau voor jeugdvraagstukken 3